Verharding alsmede verharding
Octrooicentrum Nederland, beschikking op bezwaar d.d. 27 april 2006. Hollandse Betongroep N.V. en Gebroeders Van Kessel B.V. ( Met dank aan Marc van Wijngaarden, Arnold + Siedsma)
HBG en Van Kessel zijn rechthebbenden op een octrooi voor een “werkwijze voor het aanbrengen van een verharding alsmede verharding”. Op 4 oktober 2006 is door Jansen de Jong Infra B.V. (JDJ) eend dagvaarding tot nietigverklaring ingeschreven in het register. Vervolgens hebben HBG en Van Kessel verzocht geprobeerd gedeeltelijke afstand te doen. JDJ is daarmee niet akkoord gegaan (zoals artikel 63 lid 2 ROW vereist) en het Octrooicentrum heeft de akte van gedeeltelijke afstand daarom niet willen inschrijven. Tegen dit besluit is het bezwaar gericht.
HBG en Van Kessel voeren aan dat onder de in artikel 63 lid 2 bedoelde personen niet die personen behoren die een nietigheidsactie hebben ingesteld maar alleen de personen wiens belang gericht is op het behalen van voordeel uit het octrooi (bijvoorbeeld de pandhouder, vruchtgebruiker of de partij die het octrooi opeist). De partij die een nietigheidsvordering instelt, heeft geen belang bij de instandhouding van het octrooi, aldus HBG en Van Kessel.
Dit standpunt lijkt wellicht logisch. Wie immers een licentie, pandrecht of vruchtgebruik heeft, zal niet willen dat de octrooihouder zonder zijn toestemming het octrooirecht beperkt. Dat zou immers de waarde van het afgeleide recht kunnen verminderen. Een soortgelijke redenering gaat op voor de partij die het octrooi als het zijne wil opeisen. Wat is dan het belang van de partij die het hele octrooi uit de registers wil zien verdwijnen?
Deze vraag beantwoord het Octrooicentrum niet. Het gaat uit van de tekst van artikel 63 lis 2 en oordeelt, mede aan de hand van de wetsgeschiedenis, dat onder het breed geformuleerde “rechtsvorderingen, het octrooi betreffende” ook nietigheidsvorderingen moeten worden verstaan.
Lees de beschikking hier.