Gepubliceerd op vrijdag 3 september 2021
IEF 20167
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
1 sep 2021
Gerecht EU (voorheen GvEA) 1 sep 2021, IEF 20167; ECLI:EU:T:2021:523 (FF IP srl tegen EUIPO), https://delex.nl/artikelen/verwarringsgevaar-beeldmerken

Verwarringsgevaar beeldmerken

Gerecht EU 1 september 2021, IEF 20167, IEFbe 3271; ECLI:EU:T:2021:523 (FF IP srl tegen EUIPO en Seven SpA)  EFFEGI Srl heeft een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken ´the DoubleF´ ingediend bij het EUIPO. Interveniënte Seven SpA heeft bezwaar gemaakt tegen de inschrijving vanwege haar oudere beeldmerk ´THE DOUBLE´. Verzoekster voert in wezen één enkel middel aan, namelijk schending van artikel 8, lid 1, van verordeningnr. 207/2009, zoals gewijzigd, dat in vier alinea's is verdeeld. Zij betoogt dat de Kamer van Beroep 1) een beoordelingsfout heeft gemaakt m.b.t. het relevante publiek, 2) ten onrechte de waren en diensten heeft vergeleken waarop de betwiste merken betrekking hebben, 3) ten onrechte een hoge mate van visuele en fonetische gelijkenis en een zeer hoge mate van conceptuele gelijkenis, of zelfs quasi-identiteit, tussen de betrokken merken heeft vastgesteld, 4) had moeten vaststellen dat het oudere merk een laag onderscheidend vermogen had en verwarringsgevaar moeten uitsluiten. De Kamer van Beroep heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat er verwarringsgevaar bestond. Het middel wordt afgewezen.

126 In de derde en de vierde plaats merkt verzoekster op dat er tussen de betrokken waren en diensten geen identiteit of overeenkomst bestaat die tot verwarringsgevaar zou kunnen leiden, en dat de conflicterende merken visueel, fonetisch en conceptueel verschillen. In dit laatste verband benadrukt zij dat de visuele dimensie van de tekens belangrijker moet worden geacht op grond van het feit dat het aangevraagde merk figuratief is en dat de waren waarop de betrokken merken betrekking hebben, niet mondeling te koop zullen worden aangeboden. De kamer van beroep heeft nagelaten rekening te houden met het feit dat "het belang van de elementen van gelijkenis of verschil tussen de betrokken tekens met name kan afhangen van de intrinsieke kenmerken van die tekens of van de voorwaarden voor het in de handel brengen van de goederen of diensten die zij aanwijzen".

127 De argumenten die zijn gebaseerd op een beweerde verschil in goederen en diensten zijn reeds in de punten 74 en 76 hierboven afgewezen. De argumenten die waren gebaseerd op een beweerde verschil tussen de conflicterende merken werden in de punten 96, 103 en 114 hierboven afgewezen.

128 Wat betreft het feit dat de visuele dimensie van tekens mogelijk moet worden erkend als zijnde van groter belang vanwege de omstandigheden waaronder de betrokken waren en diensten in de handel worden gebracht, volstaat het op te merken dat een dergelijke mogelijkheid de beoordeling van het verwarringsgevaar niet kan wijzigen, aangezien in casu de visuele gelijkenis tussen de betrokken merken terecht als hoog is beschouwd.