Gepubliceerd op woensdag 20 maart 2024
IEF 21954
Rechtbanken ||
7 mrt 2024
Rechtbanken 7 mrt 2024, IEF 21954; ECLI:NL:RBDHA:2024:3028 (NGCM tegen TU Delft), https://delex.nl/artikelen/verzoek-tot-getuigenverhoor-in-octrooizaak-afgewezen

Verzoek tot getuigenverhoor in octrooizaak afgewezen

Rb. Den Haag 7 maart 2024, IEF 21954, ECLI:NL:RBDHA:2024:3028 (NGCM tegen TU Delft). TU Delft heeft in 2013 een octrooiaanvrage gedaan voor een Nederlands octrooi met de titel “Biobased membrane”. Het ziet op een biologisch membraan voor betonbehandeling. Het octrooi is verleend op 7 april 2015. Met inroeping van de prioriteit van het octrooi heeft TU Delft ook een Europese octrooiaanvrage ingediend. Het Europese octrooi op deze versie is verleend. Door NGCM en TU Delft is vervolgens een exclusieve exploitatieovereenkomst getekend. NGCM was alleen geïnteresseerd in de non-sludge-based toepassingen uitgaande van algen/alginaat. Omdat deze toepassing nog niet goed werkt en niet commercieel toepasbaar is, hadden partijen afgesproken samen te werken bij het vinden van een oplossing bij dit probleem. NGCM stelt betalingen te hebben opgeschort, omdat de toepassing nog steeds niet commercieel toepasbaar is. NGCM verzoekt de rechtbank tot het toelaten van een getuigenverhoor als bewijsmiddel dat gesprekken zijn geweest tussen de partijen waarin TU Delft zou hebben bevestigd dat de non-sludge-based toepassingen niet beschermd zijn en NGCM deze toepassing mag (blijven) gebruiken. Het verzoek wordt afgewezen wegens gebrek aan belang, omdat het onaannemelijk is dat het horen van getuigen zal leiden tot vaststelling van de geldigheid en de beschermingsomvang van het octrooi.

4.4. Het verweer van TU Delft dat het verzoek moet worden afgewezen wegens gebrek aan belang, omdat het onaannemelijk is dat het horen van getuigen zal leiden tot vaststelling van de geldigheid en de beschermingsomvang van het octrooi, slaagt. De verklaring van de getuigen - voor zover zij al iets kunnen verklaren omtrent de geldigheid en de beschermingsomvang van het octrooi - kan niet tot de door verzoeker beoogde vaststelling leiden. Een oordeel over de (on)geldigheid van een verleend octrooi is voorbehouden aan de rechter in het kader van een daartoe wettelijk vastgelegde procedure. OCNL zal op verzoek van NGCM op korte termijn over de geldigheid van het octrooi adviseren. Dat advies zal een aanwijzing vormen over de geldigheid van het octrooi, op basis waarvan NGCM zo nodig een procedure kan aanspannen om het octrooi geheel of gedeeltelijk nietig te laten verklaren door de rechter, waarbij zij dat advies moet inbrengen (art. 76.1 jo art. 75.1 en 3 ROW). De definitieve beslissing over de geldigheid en de beschermingsomvang van het octrooi kan (in eerste aanleg) uitsluitend door de rechtbank Den Haag worden gegeven. Niet valt in te zien dat een verklaring van of namens de octrooihouder of andere getuigen over wat ze hebben gezegd over de geldigheid, in dit geval een rol kan spelen bij de juridische beoordeling van de geldigheid en de beschermingsomvang van het octrooi door de rechtbank.

4.5. NGCM heeft in het verzoek ook aangevoerd dat zij met het voorlopig getuigenverhoor duidelijkheid wil verkrijgen over de vraag of zij de non-sludge techniek uit het octrooi (nog) mag toepassen. Daarbij heeft zij geen belang omdat zij al beschikt over verklaringen van (betrokkenen van) TU Delft waaruit blijkt dat zij het in het octrooi onder bescherming gestelde voor wat betreft de voor haar relevante non-sludge toepassing, vrijelijk mag gebruiken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft TU Delft dit, met verwijzing naar (het transcript van) de tussen partijen gevoerde gesprekken (zie 2.12), bevestigd. NGCM heeft derhalve ook geen belang bij toewijzing van het verzoek met betrekking tot deze vraag.