8 jul 2020
Verzoek tussentijds openstellen van hoger beroep gehonoreerd
Rechtbank Den Haag 8 juli 2020, IEF 19328; ECLI:NL:RBDHA:2020:6166 (DTS tegen Samsung c.s.) Procesrecht. Octrooirecht. Samsung c.s. verzoekt de rechtbank om verbetering en aanvulling van het op 13 mei 2020 gewezen vonnis, omdat er sprake zou zijn van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 Rv en het vonnis aangevuld moet worden op de voet van artikel 32 Rv. Hiertoe voert Samsung aan dat omdat zij in beide procedures volledig in het gelijk gesteld is, de rechtbank DTS had moeten veroordelen in de proceskosten zoals bedoeld in artikel 1019h Rv. DTS verzocht de rechtbank om hoger beroep tegen het tussenvonnis open te stellen. De rechtbank wijst zowel het verzoek om verbetering als het verzoek om aanvulling af. Er is geen sprake van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. In het vonnis van 13 mei heeft de rechter er expliciet voor gekozen om het vonnis aan te houden, dus het niet beslissen zoals Samsung c.s. verzoekt levert geen kennelijke fout op. Het verzoek om aanvulling wordt afgewezen, omdat het gaat om een tussenvonnis waarin de beslissing over de proceskosten is aangehouden. Het verzoek van DTS tot het tussentijds openstellen van hoger beroep wordt wel gehonoreerd. In dit geval bestaan voldoende zwaarwegende redenen om van de hoofdregel van artikel 337 lid 2 Rv af te wijken.
2.1. De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 13 mei 2020 geen sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. In het vonnis van 13 mei 2020 heeft de rechtbank in de beoordeling in conventie en reconventie overwogen dat zij ‘iedere verdere beslissing in beide zaken [zal] aanhouden’. Reeds daarom is er geen sprake van een kennelijke fout door in het dictum niet te beslissen zoals Samsung c.s. thans verzoekt. De rechtbank zal het verzoek tot herstel van een kennelijke fout dan ook afwijzen.
2.2. Ook het verzoek tot aanvulling van het dictum van het vonnis wordt afgewezen. Uit het feit dat dit vonnis een tussenvonnis is, waarin de beslissing over de proceskosten is aangehouden, volgt al dat er (nog) geen sprake is van de situatie dat de rechtbank heeft verzuimd op alle vorderingen te beslissen.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval voldoende zwaarwegende redenen bestaan om van de hoofdregel af te wijken door tussentijds hoger beroep van het tussenvonnis open te stellen. De tijdsduur van de schorsing van deze procedures is niet te voorspellen. De schorsing zou kunnen voortduren totdat in alle elf landen waar de octrooien van kracht zijn, is beslist op de geldigheid. Gesteld noch gebleken is dat in een van die landen al een procedure is ingesteld waarin vernietiging van de octrooien door Samsung c.s. en/of derden is gevorderd. Samsung c.s. heeft wel oppositie tegen de octrooien ingesteld bij het EOB, maar het kan ook geruime tijd duren voordat er een definitieve beslissing is in die procedures. Dat het openstellen van tussentijds hoger beroep de procedure zal vertragen, vormt in dit geval dan ook geen reden om van het toestaan daarvan af te zien. Het door Samsung c.s. gestelde incasso-risico ten aanzien van de proceskosten legt daar tegenover onvoldoende gewicht in de schaal. Dat risico bestaat ten aanzien van de tot nu toe gemaakte proceskosten ook zonder het openstellen van hoger beroep.