14 dec 2022
VOLVO vs Volto: Gevaar voor verwarring?
EUIPO 14 december 2022, IEF 21255; Opposition No B 3 160 252 (Volvo vs Volto) Het betreft hier een beslissing in een zaak waarbij oppositie is ingediend tegen een nieuwe merkaanvraag op basis van een bestaande merkregistratie. Er dient rekening te worden gehouden met alle relevante factoren bij het beoordelen van de kans op verwarring, waaronder de mate van bekendheid van het merk op de markt, de associatie die het publiek tussen de twee merken kan maken, en de mate van gelijkenis tussen de tekens en de goederen en diensten. Er bestaat een kans op verwarring tussen de twee tekens, omdat ze visueel en auditief sterk op elkaar lijken, overeenkomen in hun beginletters, en beide betekenisloze fantasie-termen zijn. Daarom is de oppositie succesvol en moet de betwiste merkaanvraag worden afgewezen voor alle betwiste goederen. Ten slotte is er geen noodzaak om andere gronden van de oppositie verder te onderzoeken of de versterkte mate van onderscheidend vermogen van het oudere merk vanwege zijn reputatie te beoordelen.
d) Global assessment, other arguments and conclusion
(...)The earlier mark has been found to have at least a normal degree of distinctiveness. The goods at issue are identical or at least highly similar, and the signs are visually and aurally similar to an above average degree. They coincide, inter alia, in their beginnings, on which consumers tend to focus when encountering a trade mark. The discrepancies between the signs are confined to one letter out of five, ‘V’ and ‘T’, respectively, placed in the second last position, where they are more likely to go unnoticed by consumers.
In this regard, account is also taken of the fact that average consumers rarely have the chance to make a direct comparison between different marks, but must trust in their imperfect recollection of them (22/06/1999, C-342/97, Lloyd Schuhfabrik, EU:C:1999:323, § 26).
Moreover, for the part of the relevant public under assessment, both signs are meaningless, fanciful terms and, therefore, they do not have any meaning which could help consumers to safely distinguish between them.
Consequently, the relevant public with an average degree of attention may be mistaken about the origin of the goods found to be identical or at least highly similar.
Considering all the above, there is a likelihood of confusion on the part of the English-, French- and German-speaking part of the public. As stated above in section c) of this decision, a likelihood of confusion for only part of the relevant public of the European Union is sufficient to reject the contested application.
Therefore, the opposition is well founded on the basis of the opponent’s EUTM registration No 2 361 087. It follows that the contested trade mark must be rejected for all the contested goods.