8 sep 2022
Voorraad horloges moet worden terugverkocht
Vzr. Rb. Amsterdam 8 september 2022, IEF 20944; ECLI:NL:RBAMS:2022:5254 (Breitling tegen gedaagde) Breitling is exclusief distributeur van Breitling horloges in Nederland. Tussen Breitling en gedaagde bestond een distributieovereenkomst. Breitling heeft per aangetekende brief van 28 augustus 2020 het dealerschap van gedaagde beëindigd. Op deze opzegging heeft gedaagde afwijzend gereageerd. Daarnaast heeft zij gewezen op de verplichting die op grond van de distributieovereenkomst volgt op de beëindiging van de overeenkomst. Breitling vordert in deze zaak onder meer dat gedaagde wordt veroordeeld om de voorraad aan Breitling (terug) te verkopen. Ook vordert Breitling dat het gedaagde wordt verboden om zich nog als dealer van Breitling te presenteren en dat zij wordt geboden het gebruik van de handelsmerken van Breitling te staken.
De voorzieningenrechter oordeelt dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter zal oordelen dat de distributieovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de gevraagde voorzieningen die voorvloeien uit de beëindiging van de overeenkomst, toewijsbaar zijn. Gedaagde wordt veroordeeld de voorraad aan Breitling (terug) te verkopen. Ook wordt gedaagde verboden zich nog langer als dealer van Breitling te presenteren en de handelsmerken van Breitling nog langer te gebruiken.
4.2. De distributieovereenkomst biedt de mogelijkheid om deze met een opzegtermijn van drie maanden voor het einde van de lopende periode van een jaar op te zeggen. Breitling heeft van deze mogelijk gebruik gemaakt en de distributieovereenkomst op 28 augustus 2020 beëindigd. Zij heeft daarbij een langere opzegtermijn genomen dan de drie maanden, namelijk tot 31 augustus 2021 en deze termijn vervolgens nog eens vanwege corona verlengd tot februari 2022. Volgens de overeenkomst was Breitling gerechtigd om zonder opgaaf van redenen op te zeggen. Dat is door [gedaagde] ook niet betwist. Gezien de jarenlange samenwerking tussen partijen heeft Breitling wel een toelichting gegeven op de beëindiging van het dealerschap. Die kwam erop neer dat bij Breitling de wens bestond om het aantal verkooppunten terug te brengen, de omgeving rond de locatie van [gedaagde] aan de [adres] was verslechterd en de verkoop van Breitlingproducten door [gedaagde] was teruggelopen. [gedaagde] is van mening dat de werkelijke reden van de beëindiging is dat Breitling, die een boetiek om de hoek bij [gedaagde] had geopend, geen concurrentie van [gedaagde] wilde. Wat daar ook van zij, nu de overeenkomst zonder opgaaf van redenen kon worden opgezegd, doet de reden van de opzegging er niet toe.
4.5. Onder deze omstandigheden is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de distributieovereenkomst tussen Breitling en [gedaagde] rechtsgeldig is geëindigd. Breitling heeft een veel langere opzegtermijn in acht genomen dan was overeengekomen en van haar kan niet worden gevergd dat zij tegen haar zin nog langer met [gedaagde] doorgaat. Ten slotte blijkt nergens uit dat [gedaagde] aanspraak kan maken op betaling van goodwill, compensatie en of schadevergoeding zoals zij heeft betoogd.