Voorzien van het merk van een ander
Hoge Raad, 5 oktober 2010, LJN: BN9363, Strafzaak polsbandjes & riemen
Merkenrecht. Strafrecht. Art. 337 Sr. Invoer (op Schiphol, vanuit Thailand) van 89 polsbandjes en 12 riemen valselijk voorzien van een merk waarop een ander recht heeft (Nike & Mickey Mouse). Verweer dat de inbeslaggenomen polsbandjes niet vallen onder de klassen waarvoor het merk (Nike) is gedeponeerd en dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid hoe de polsbandjes eruit zagen, is gelet op de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen op toereikende gronden verworpen. De polsbandjes vallen gewoon onder de klasse ‘kleding’ van de merkregistratie van Nike.
Uitgebreide conclusie A-G Vegter. “De vraag of artikel 337, eerst lid, aanhef en onder b, Sr van toepassing is op waren die zijn voorzien van het merk van een ander dat die ander (slechts) voor een ander soort waren heeft gedeponeerd wordt in de literatuur uiteenlopend beantwoord. Ik geef een overzicht.” (…) Het is echter de vraag of het feit dat in de MvT bij de laatste wijziging van artikel 337 Sr bij de definitie in de Verordening wordt aangeknoopt betekent dat de strafrechtelijke bescherming van de merkgerechtigde is beperkt tot de (categorieën van) waren waarvoor het merk is ingeschreven. Het aangehaalde arrest van 6 februari 1996 dwingt ook niet tot de conclusie dat, voor zover hier van belang, slechts het invoeren van waren die zijn voorzien van een merk dat een ander voor de desbetreffende categorie waren heeft geregistreerd strafbaar is op grond van artikel 337, eerste lid, aanhef en onder b, Sr. Uit het feit dat het merk Le Papillon was gedeponeerd voor, kort gezegd, (ballet)kleding kon de politierechter uiteraard afleiden dat sprake was van een merk waarop een ander recht had. Maar dat wil niet zeggen dat dat niet zo was geweest als bijvoorbeeld valse Papillon-sportdrank op de markt zou zijn gebracht.”
Lees het arrest en de conclusie hier.