Gepubliceerd op donderdag 16 mei 2019
IEF 18463
Rechtbank Den Haag ||
15 mei 2019
Rechtbank Den Haag 15 mei 2019, IEF 18463; (Bacardi tegen Pure Handling), https://delex.nl/artikelen/vrijwaring-in-incidententrein-afgewezen

Uitspraak ingezonden door Ruben Verweij en Niels Mulder, DLA Piper

Vrijwaring in incidententrein afgewezen

Rechtbank Den Haag 15 mei 2019, IEF 18463; ECLI:NL:RBDHA:2019:4890 (Bacardi tegen Pure Handling) Eiseres is Bacardi c.s., houdster en licentiehoudster van Uniemerken en Benelux-merken voor onder meer alcoholhoudende dranken. Gedaagde en eiseres in het vrijwaringsincident is Pure Handling. Het belang van Bacardi c.s. bij voortzetting van de hoofdzaak zonder verdere vertraging door (vrijwarings-)incidenten dient in dit geval te prevaleren boven het belang van Pure Handling bij het oproepen van LB 11 in vrijwaring [IEF 17251]. Toestaan van de vrijwaring zou meebrengen dat de hoofdzaak mogelijk onredelijk (verder) wordt vertraagd en gecompliceerd. Dat Pure Handling zo lang heeft gewacht met het opwerpen van dit incident valt moeilijk te rijmen met het door haar ter zitting nogmaals benadrukte ‘grote belang’. Gelet op de wederzijdse belangen van partijen en de eisen van een doelmatige procesvoering wordt de vordering van Pure Handling tot oproeping van LBI 1 in vrijwaring dan ook afgewezen.

4.9. In deze ‘incidententrein’ hebben alle gedaagden op de rol van 12 december 2018 vervolgens diverse nieuwe incidenten opgeworpen. Op dat moment heeft Pure Handling, een kleine twee jaar nadat zij zich had gesteld, het onderhavige vrijwaringsincident ingeleid. Geen van de gedaagden heeft nog voor antwoord (...) in de hoofdzaak. De enige proceshandelingen die hebben plaatsgehad na het uitbrengen van de dagvaarding, houden verband met de opgeworpen incidenten.

4.10. Pure Handling moet worden nagegeven dat de door Bacardi c.s. tegen zes gedaagden ingestelde hoofdzaak complex en omvangrijk is, maar dat neemt niet weg dat de vertraging tot nu toe uitsluitend het gevolg is van handelingen van gedaagden, in het bijzonder ook van Pure Handling. Zij heeft desgevraagd niet kunnen toelichten waarom zij pas geruime tijd nadat zij zich heeft gesteld, het onderhavige incident heeft opgeworpen. De wet schrijft voor dat de incidentele concitisie tot oproeping in vrijwaring ‘véér alle weren’ moet worden genomen (art. 210 lid 1 Rv), dit om redenen van proces-economie. Volgens vaste rechtspraak kan dit uiterlijk bij conclusie van antwoord in de hoofdzaak, maar ook eerder bij afzonderlijke conclusie, met dien verstande dat incidentele vorderingen ‘zoveel mogelijk tegelijkertijd [worden] ingesteld’ (...). Dat Pure Handling zo lang heeft gewacht met het opwerpen van dit incident valt moeilijk te rijmen met het door haar ter zitting nogmaals  benadrukte ‘grote belang’ om tegelijkertijd met (of eerder dan) een beslissing in de hoofdzaak, een uitspraak tegen de gestelde waarborg(en) te verkrijgen vanwege de grote financiële gevolgen die een veroordelend vonnis voor haar kan hebben.
Niet is gebleken van enig beletsel voor Pure Handling om dit incident eerder op te werpen, in het bijzonder om dit tegelijk met het door opgeworpen incident tot zekerstelling te doen, zodat het er alle schijn van heeft dat deze gang van zaken uitsluitend bedoeld is om de hoofdzaak te vertragen, zoals Bacardi c.s. betoogt. Anders dan Pure Handling aanvoert, kan Bacardi c.s. in dit geval niet worden verweten dat zij de zaak vertraagt door verweer te voeren in dit incident, nu Pure Handling vordert om een onbepaald aantal anonieme waarborgen in vrijwaring op te roepen. De door Pure Handling gekozen strategie om pas een kleine twee jaar na het uitbrengen van de dagvaarding, dit incident op te werpen, komt voor haar risico. De eisen van een doelmatige procesvoering brengen in het onderhavige geval mee dat de vordering om LB 11 in vrijwaring op te roepen, moet worden afgewezen.

4.11. Anders dan Pure Handling lijkt aan te nemen brengt afivijzing van de vordering niet mee dat haar de mogelijkheid ontnomen wordt om verhaal de halen bij de gestelde waarborg(en), nu zij dit hetzij buiten rechte, hetzij in een afzonderlijke procedure kan doen. Aan haar betoog dat haar belang mede gelegen is in het gebruik van het verlof tot oproeping in  vrijwaring als drukmiddel in de onderhandeling in het kader van verhaal buiten rechte, gaat de rechtbank — wat daar ook van zij — voorbij. Dit kan niet tot een ander oordeel leiden.