Gepubliceerd op vrijdag 20 april 2018
IEF 17635
Rechtbank Den Haag ||
11 apr 2018
Rechtbank Den Haag 11 apr 2018, IEF 17635; ECLI:NL:RBDHA:2018:4200 (DKH tegen Hermanex en Hermanex tegen Microsell cs), https://delex.nl/artikelen/vrijwaring-succesvol-voor-inbreuk-met-superdry-hoodies

Vrijwaring succesvol voor inbreuk met Superdry-hoodies

Rechtbank Den Haag 11 april 2018, IEF 17635; ECLI:NL:RBDHA:2018:4200 (DKH tegen Hermanex en Hermanex tegen Microsell cs) Merkenrecht. Vrijwaring. DKH is houdster van Superdry-merken. Stellende dat Hermanex met het aanbieden van de (namaak)hoodies inbreuk heeft gemaakt op haar merkrechten heeft DKH in deze procedure in eerste instantie een inbreukverbod. De rechtbank leest in de eiswijziging dat niet alleen het petitum, maar ook de grondslag is gewijzigd; niet langer gebaseerd op merkinbreuk maar op de inmiddels tussen partijen tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst. De recthbank veroordeelt Microsell en [A] ieder hoofdelijk aan Hermanex te betalen al hetgeen waartoe Hermanex in de hoofdzaak (merkinbreuk) jegens DKH is veroordeeld.

3.2. De rechtbank leest deze eiswijziging aldus dat daarmee niet alleen het petitum maar ook de ook de grondslag van de vordering wordt gewijzigd, in die zin dat de gewijzigde vordering niet langer is gebaseerd op merkinbreuk maar op de inmiddels tussen partijen tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst. Nu Hermanex heeft bericht hier verder geen verweer tegen te voeren, ligt de aldus gewijzigde vordering op grond van het bepaalde in artikel 3:296 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor toewijzing gereed. Volledigheidshalve wordt daarbij opgemerkt dat de rechtbank zich zonder meer bevoegd acht van de gewijzigde vordering, die als gezegd is gebaseerd op een overeenkomst, kennis te nemen nu Hermanex deze bevoegdheid verder niet heeft bestreden.

t.a.v. Microsell en [A]
5.1. Ten aanzien van de vorderingen tegen Microsell en [A] merkt de rechtbank op dat een verandering van eis tegen een partij tegen wie verstek is verleend, alleen mogelijk is indien de voorgenomen wijziging tijdig bij exploit aan deze partij kenbaar is gemaakt (vgl. artikel 130 lid 3 Rv). De rechtbank stelt vast dat Hermanex dit vereiste niet heeft nageleefd. Consequentie daarvan is dat de zaak tegen Microsell en [A] dient te worden afgedaan op basis van de vordering zoals deze bij dagvaarding is ingesteld. Deze vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zal worden toegewezen.

t.a.v. Fashion Funding

5.2. Ten aanzien van Fashion Funding ligt de allereerst de vraag voor of deze besloten vennootschap nog bestaat. Fashion Funding is immers op 10 juni 2016 door een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders ontbonden (vgl. artikel 2:19 lid 1 onder a BW). Op grond van het bepaalde in artikel 2:19 lid 4 BW houdt de vennootschap daarmee ook meteen op te bestaan, tenzij er nog baten zijn. In dat geval blijft de vennootschap bestaan, doch uitsluitend voor zover dat voor de vereffening van die baten nodig is, aldus artikel 2:19 lid 5 BW. Mochten er in een later stadium nog baten blijken te bestaan, dan voorziet artikel 2:23c BW in de mogelijkheid de vereffening te heropenen (en de vennootschap tijdelijk te laten herleven), waarbij geldt dat ‘heropening’ ook mogelijk is als er nog niet eerder is vereffend doordat ten tijde van de ontbinding geen baten bekend waren (vgl. HR 11 oktober 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0366).