Gepubliceerd op vrijdag 31 januari 2014
Vroegtijdige verwijdering e-mailinstructie geen reden tot herstel octrooi
Raad van State 15 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:10 (Astion tegen NL Octrooicentrum)
Bij besluit van 23 november 2010 heeft NL Octrooicentrum een verzoek van Astion tot herstel van het op haar naam gestelde Europees octrooi nr. 1560589 voor Nederland - dat per 1 januari 2010 is vervallen - afgewezen. Het aan Astion verleende Europese octrooi is in Nederland krachtens artikel 62 van de Row 1995 van rechtswege vervallen, omdat niet tijdig de verschuldigde taks voor het jaar 2009 is voldaan.
3. Astion heeft een verzoek om herstel van het octrooi in de vorige toestand gedaan op grond van artikel 23, eerste lid, van de Row 1995. Dat verzoek heeft NL Octrooicentrum afgewezen, omdat volgens hem in dit geval niet alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid is betracht. NL Octrooicentrum heeft hierbij in aanmerking genomen dat Astion Plougmann & Vingtoft (hierna: P&V) als octrooigemachtigde in de arm heeft genomen. De aldaar werkzame "patent coordinator", C. Outtrup, heeft een instructie tot betaling van de jaartaks uit een e-mail van 27 oktober 2009, afkomstig van M.S. Weidner namens Astion, niet opgevolgd en de e-mail vroegtijdig verwijderd. Hierdoor zijn de relevante termijnen voor betaling van de jaartaks in het administratieve systeem niet aangemaakt, noch voor controle doorgegeven.
4. De rechtbank heeft overwogen dat NL Octrooicentrum de zorgvuldigheidseis van artikel 23, eerste lid, van de Row 1995 niet onredelijk heeft uitgelegd door te eisen dat het administratieve systeem voorziet in een controle op voorzienbare fouten die ook gemaakt kunnen worden door goed ingewerkte, ervaren en normaliter zorgvuldig werkende medewerkers. Volgens de rechtbank kan niet worden volgehouden dat deze uitleg strijdig is met het EOV. De rechtbank heeft overwogen dat NL Octrooicentrum zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het in dit geval gaat om een normale menselijke fout, die voorzienbaar is. Met dergelijke fouten dient rekening te worden gehouden bij het inrichten van het administratief systeem, aldus de rechtbank. De vergelijking met de door Astion aangehaalde zaak, waarover de Octrooiraad op 17 januari 1985 (BIE 1985, 71) uitspraak heeft gedaan, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Hiertoe heeft zij overwogen dat het verwijderen van de desbetreffende e-mail, nadat enkele maar niet alle instructies in de e-mail zijn uitgevoerd, voor toepassing van artikel 23 van de Row 1995 niet op één lijn is te stellen met het zoekraken van een binnengekomen poststuk.
6.1. Niet in geschil is dat Weidner op 27 oktober 2009 een e-mail naar P&V heeft gestuurd, die drie instructies bevatte die door Outtrup moesten worden opgevolgd. Het betrof één instructie met betrekking tot het Amerikaanse octrooi, één met betrekking tot het Koreaanse octrooi en één met betrekking tot het Nederlandse octrooi. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat Astion haar standpunt dat Outtrup deze e-mail ongezien heeft verwijderd, niet aannemelijk heeft gemaakt. Hiertoe is redengevend dat Astion met dit standpunt zonder nadere motivering is teruggekomen van een eerder, met concrete gegevens onderbouwd, standpunt. In haar beroepschrift betoogde Astion immers nog dat Outtrup de e-mail van 27 oktober 2009 heeft gelezen en naar aanleiding daarvan uitvoering heeft gegeven aan de daarin vervatte instructies ten aanzien van het Amerikaanse en het Koreaanse octrooi. Astion heeft dit standpunt toen onderbouwd met een gedetailleerde beschrijving van de acties die Outtrup heeft ondernomen, als gesteld naar aanleiding van deze e-mail van Weidner van 27 oktober 2009, met vermelding van data.
In de zaak die aan de door Astion aangehaalde uitspraak uit 1985 ten grondslag lag, was het niet in acht nemen van een termijn voor betaling van de jaartaks te wijten aan het zoekraken van een binnengekomen poststuk. Het desbetreffende poststuk is daardoor destijds in het geheel niet gelezen door de verantwoordelijke personen. Op dit punt verschilt die zaak op een wezenlijk punt met de thans aan de orde zijnde zaak. Zoals hiervoor is overwogen, is immers niet aannemelijk dat de e-mail van 27 oktober 2009 ongelezen is gebleven. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de situatie die aan de orde was in de uitspraak van de Octrooiraad uit 1985 niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.