Weergegeven stelsel van rechtsbescherming
Rechtbank Breda 21 september 2011, LJN BT2231 (Peeters Landbouwmachines BV tegen AS Fors MW)
Met gelijktijdige dank aan Arvid van Oorschot en Hesther Lakerveld, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP.
Merkenrecht. De verhouding tussen Benelux- en Gemeenschapsmerkenrecht. Het belang bij oordeel over kwader trouw deponering van Beneluxmerk nadat Beneluxmerk is doorgehaald, waarover nog een procedure aanhangig is bij het Europese Hof van Justitie (beroep na OHIM). Rechtbank ziet strijd met weergegeven stelsel van rechtsbescherming en wijst vordering af.
Peeters houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en verkoop van landbouwmachines, sinds 1996 o.a. voermengmachines onder de naam BIGA, verkoop vindt plaats via geselecteerde wederverkopers. Peeters is houder Beneluxwoordmerk van BIGA (20 juli 2007).
Fors houdt zich bezig met de ontwikkeling, productie en verkoop van kleine en middelgrote producten en machines voor de landbouw en houtvesterij, waaronder haakarmtrailers. In de jaren tachtig is deze laatste ontwikkeld en geïntroduceerd door Zweeds bedrijf dat is overgegaan Blidsberg Investment Group AB, afgekort BIGAB (Gemeenschapsmerk 31 maart 2005, Beneluxdeponering 4 november 2005).
3.9. Aan de orde nu is dan ook of een door de rechtbank te geven verklaring voor recht over het Benelux depot van Fors voor Peeters van praktisch belang kan zijn, in die zin dat het oordeel van de rechtbank van invloed kan zijn op het door het Gerecht te geven oordeel over de uitspraak van de Board of Appeal van het OHIM.
Het is niet de bedoeling van de Europese wetgever dat een oordeel van een nationale rechter van invloed is op een eenmaal ingezette beroepsprocedure bij het OHIM (r.o. 3.13). De rechtbank baseert dit op o.m. GvEA 16 juli 2006, zaak C-214/05 (Rossi), r.o. 50; considerans 16 en artikel 104 van Vo. 207/2009. Een oordeel van de rechtbank inzake de al dan niet te kwader trouw gedeponeerde merk zou in strijd komen met weergegeven stelsel van rechtsbescherming op het gebied van het Gemeenschapsmerk. De rechtbank wijst de vorderingen Peeter af. Proceskosten worden gecompenseerd, omdat Fors inschrijving heeft doorgehaald en de beoogde vordering is bereikt.
GvEA 16 juli 2006, zaak C-214/05 (Rossi), r.o. 50:
50 Volgens artikel 63 van verordening nr. 40/94 kan een beslissing van de kamers van beroep van het BHIM slechts worden vernietigd of herzien wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van het EG-Verdrag, van verordening nr. 40/94 of van een uitvoeringsregeling daarvan, of wegens misbruik van bevoegdheid. Het toezicht dat de gemeenschapsrechter op deze beslissing uitoefent, gaat derhalve niet verder dan het toezicht op de rechtmatigheid ervan, en omvat dus geen nieuw onderzoek van de feiten die zijn beoordeeld door de instanties van het BHIM.
De considerans Vo. 207/2009, overweging 16:
(16) Het is strikt noodzakelijk, dat de beslissingen ten aanzien van de geldigheid van en inbreuk op Gemeenschapsmerken rechtsgevolgen voor de gehele Gemeenschap hebben, zijnde het enige middel om tegenstrijdige beslissingen van rechterlijke instanties en het Bureau en aantastingen van het eenheidskarakter van het Gemeenschapsmerk te voorkomen. Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheden, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken [4] moet van toepassing zijn op alle rechtsvorderingen betreffende Gemeenschapsmerken, behalve indien in de onderhavige verordening anders wordt bepaald.
En artikel 104 Vo. 207/2009 inzake verknochtheid:
Bijzondere bepalingen inzake verknochtheid 1. Indien bij een rechtbank voor het Gemeenschapsmerk een in artikel 96 bedoelde vordering - anders dan een vordering tot vaststelling van niet-inbreuk - is ingesteld en de geldigheid van het Gemeenschapsmerk al voor een andere rechtbank voor het Gemeenschapsmerk bij een reconventionele vordering wordt betwist of bij het Bureau al een vordering tot vervallen- of nietigverklaring is ingesteld, schorst die rechtbank ambtshalve, de partijen gehoord, de procedure, tenzij er bijzondere redenen zijn om de behandeling voort te zetten.(…)
3.14. Uit het vorenstaande volgt dat een oordeel van de rechtbank omtrent de al dan niet aanwezige kwade trouw bij Fors ten tijde van het depot van het Benelux merk, allereerst niet van invloed zal zijn op de oordeelsvorming door het Gerecht en bovendien in strijd zou komen met het in 3.13. weergegeven stelsel van rechtsbescherming op het gebied van het Gemeenschapsmerk. De procedure bij het OHIM is immers eerder gestart dan de onderhavige. De rechtbank zou, ook als Peeters wel belang zou hebben bij haar vordering, deze procedure moeten schorsen in afwachting van het oordeel van het Hof. De rechtbank wijst erop dat het BBIE, in overeenstemming met het vorenstaande, de oppositieprocedure betreffende het Benelux depot ook heeft geschorst in afwachting van de uitkomst van de procedure bij het OHIM en thans het Gerecht.
3.15. Wanneer een beslissing van de rechtbank, dat Fors te kwader trouw was ten tijde van haar Benelux depot als een feit zou worden aangemerkt, geldt dat het Gerecht dit buiten beschouwing zou moeten laten. Uit het onder 3.10. overwogene volgt dat dan sprake zou zijn van een niet bij het OHIM aangevoerd feit dat het Gerecht bij zijn beoordeling buiten beschouwing moet laten.
Lees het vonnis hier (grosse / LJN / opgschoonde pdf)
Afbeelding: traktorpool