Weet wat je slikt
GvEA EG, 5 april 2006, zaak T-202/04. Madaus tegen OHIM/Optima Healthcare.
Optima Healthcare Ltd. wil het Gemeenschapsmerk ECHINAID laten inschrijven. Madaus AG stelt oppositie in op grond van haar internationale merkregistratie ECHINACIN en voert verwarringsgevaar aan (artikel 8, lid 1, sub b GMV). Beide merken betreffen warenklasse 5.
Zowel de oppositieafdeling van het OHIM als de kamer van beroep hebben de oppositie afgewezen. Zij waren beide van oordeel dat er geen sprake is van verwarringsgevaar, omdat het voorvoegsel „echina ” verwijst naar de naam van de plant echinacea en dus beschrijvend moet worden geacht.
Madaus is van mening dat de conflicterende waren deels dezelfde en deels soortgelijk zijn. De „medische en farmaceutische preparaten” waarop het merk ECHINAID betrekking heeft, zijn dezelfde waren als de door het merk ECHINACIN aangeduide „chemische farmaceutische producten”, terwijl de door het eerste merk beschermde „vitaminen, voedingssupplementen, plantenpreparaten” daaraan soortgelijk zijn. Aangezien een vergissing bij de keuze van een farmaceutisch product ernstige gevolgen voor de gezondheid kan hebben, moet volgens verzoekster voor dergelijke producten bij de beoordeling van het verwarringsgevaar een veel strenger criterium worden gehanteerd dan voor de andere waren en diensten.
Volgens het Gerecht zijn de eventuele schadelijke gevolgen van onjuist gebruik van een farmaceutisch product evenwel te wijten aan de mogelijke verwarring bij de consument met betrekking tot de identiteit of de kenmerken van de betrokken waar, en niet met betrekking tot de commerciële herkomst ervan die een rol speelt bij de beoordeling van het verwarringsgevaar. (Interessante vraag: hoe onderscheiden we de identiteit van een product van de commerciële herkomst?).
In elk geval, voor zover overwegingen inzake de gevolgen van onjuist gebruik van een product relevant zijn voor de beoordeling van het verwarringsgevaar, dient te worden vastgesteld dat het OHIM met dergelijke overwegingen rekening heeft gehouden toen het de kenmerkende eigenschappen van de betrokken consumenten vaststelde. Zoals het OHIM terecht heeft verklaard, bestaat het relevante publiek in casu uit gemiddelde consumenten van twee types van waren. Met betrekking tot de farmaceutische producten zij vastgesteld dat de consumenten bij hun keuze worden bijgestaan door hooggekwalificeerde vakmensen.
Zonder overigens aan te geven waarom dit zo is, stelt het Gerecht vast dat met betrekking tot de fytotherapeutische producten de consumenten moeten worden geacht redelijk geïnformeerd, oplettend en omzichtig te zijn, en ook vertrouwd te zijn met het gebruik van producten waarvan het merk het voorvoegsel „echina-” bevat. Volgens het Gerecht mag aangenomen worden dat consumenten met belangstelling voor dit type van waren bijzondere aandacht besteden aan hun gezondheid, zodat zij minder snel de verschillende varianten van deze waren met elkaar zullen verwarren. Met andere woorden, het eventuele gevaar dat de onjuiste keuze, en vervolgens het onjuiste gebruik van een product bepaalde schadelijke gevolgen met zich mee brengen, wordt geneutraliseerd door de kennis en de oplettendheid die bij de betrokken gemiddelde consumenten in grote mate aanwezig is.
Lees het arrest hier