Gepubliceerd op vrijdag 24 februari 2023
IEF 21259
Rechtbank Den Haag ||
15 feb 2023
Rechtbank Den Haag 15 feb 2023, IEF 21259; ECLI:NL:RBDHA:2023:1747 (eisende partij sub 1 c.s. tegen gedaagde sub 1 c.s. ), https://delex.nl/artikelen/wijzigen-inlog-gegevens-social-media-accounts

Wijzigen (inlog)gegevens social media accounts

Rechtbank Den Haag 15 februari 2023, IEF 21259; ECLI:NL:RBDHA:2023:1747 (eisende partij sub 1 c.s. tegen gedaagde sub 1 c.s.) De zaak gaat over het gebruik van de naam en het logo van Berlano en het auteursrecht op het logo. De eisende partijen hadden conventionele vorderingen ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze geen deel uitmaakten van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Bovendien was er volgens de rechtbank tot aan het overlijden van X geen sprake van inbreuk. Verder oordeelde de rechtbank dat het plaatsen van een link op Facebook met daarin de handelsnaam van een ander naar een op de website van een andere onderneming aangeboden product, geen gebruik van een handelsnaam is. Dit betekent dat er in dit geval geen sprake was van inbreuk op de handelsnaam van Berlano. Ook oordeelde de rechtbank dat zolang de naam en het logo zichtbaar zijn, de inbreuk voortduurt. Dit betekent dat het aan gedaagde sub 1 c.s. is om alle nog zichtbare en vindbare gebruik van de domeinnaam Berlano en berlano.nl en het logo te verwijderen van de KvK-inschrijving en alle sociale media-accounts van Hilsen. De vordering van eisende partij sub 1 c.s. om een verklaring voor recht dat gedaagde sub 1 c.s. inbreuk maakt op het handelsnaamrecht is afgewezen omdat daar geen belang meer bij is. Het argument van de eisende partij sub 1 c.s. dat gedaagde sub 1 de broncode van de website van Berlano heeft gewijzigd, is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie die zien op de beschikking over de sociale media accounts van Berlano niet toegewezen voor zover die zijn gegrond op inbreuk op het handelsnaamrecht van eisende partij sub 1 c.s. De vorderingen van eisende partij sub 1 c.s. inzake het auteursrecht op het logo van Berlano zijn afgewezen omdat er geen bewijs is dat de gedaagde partij het auteursrecht heeft overgedragen aan Berlano of dat er sprake was van een dienstverband tussen hen. Tenslotte heeft de rechtbank geoordeeld dat gedaagde sub 1 onrechtmatig handelt jegens eisende partij sub 1 c.s. zolang hij de sociale media-accounts niet teruggeeft aan eisende partij sub 1 c.s.. 

4.1. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde sub 1 c.s.] , zoals hierboven verwoord in 3.4., is dat de vaststellingsovereenkomst van 9 mei 2022 al ziet op het gebruik van Berlano, zodat aan de onderhavige conventionele vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] voorbij moet worden gegaan. Maar naar het oordeel van de rechtbank maken de conventionele vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] in de onderhavige procedure geen onderdeel uit van de tussen partijen getekende vaststellingsovereenkomst. De vorderingen waarvoor partijen elkaar in de vaststellingsovereenkomst kwijting hebben verleend, zagen op de verdeling van de boedel van het – op huwelijkse voorwaarden gesloten – huwelijk tussen [gedaagde sub 1] en [X] . Partijen hebben dat geschil afgedaan met de afspraak dat het bedrag van de verkoop van het huis dat in escrow werd gehouden, wordt vrijgegeven aan de erfgenamen van [X] . Niet is gebleken dat die procedure (ook) ging over het gebruik van de (domein)naam Berlano of berlano.nl, van het logo van Berlano, of van de sociale media accounts van Berlano. Het verweer slaagt daarom niet.

4.3. Het is niet in geschil dat [gedaagde sub 1] tot aan het overlijden van [X] feitelijk werkzaamheden heeft verricht voor de eenmanszaak Berlano. [gedaagde sub 1] maakte daarbij gebruik van de (domein)naam Berlano en berlano.nl en het logo van Berlano. De rechtbank gaat er, gelet op het onmiskenbare medeweten van [X] van dat gebruik door [gedaagde sub 1] en de registratie van [gedaagde sub 1] als gevolmachtigde in de KvK inschrijving van Berlano, vanuit dat [gedaagde sub 1] (impliciet) toestemming van [X] had voor het gebruik van de tekens en het logo. Daarom kan er tot aan het overlijden van [X] geen sprake zijn van inbreuk.

4.4. Voor zover [eisende partij sub 1 c.s.] meent dat het bericht van 1 juni 2019 op Facebook (zie 2.5 onder e.) (zonder – impliciete – toestemming van [X] is geplaatst en daarmee) wel inbreukmakend is, oordeelt de rechtbank als volgt. Het op een Facebookpagina plaatsen van een link (met daarin de handelsnaam van een ander) naar een op de website van een andere onderneming aangeboden product (hier: een sofa), geldt niet als gebruik van een handelsnaam in de zin van artikel 1 Handelsnaamwet. De onderneming Hilsen heeft zich met die link op haar Facebook-pagina namelijk niet (zelf) bij het publiek aangediend onder de naam Berlano. Voor de bezoekers van de Facebook-pagina zal duidelijk zijn dat de link (na aanklikken) doorstuurt naar de website van Berlano, een andere onderneming dan Hilsen, en in dit geval meer specifiek naar een op die website door Berlano aangeboden sofa. Het plaatsen van de link levert dan ook geen inbreuk op het recht op de handelsnaam Berlano op.

4.6.

Anders dan met de link in het bericht van 1 juni 2019, presenteert [gedaagde sub 1 c.s.] zich met het gebruik van het logo van Berlano zoals te zien onder 2.5 b., van de domeinnaam berlano.nl zoals te zien onder 2.5 a en c., van de Twitterhandle @BerlanoNLTW zoals te zien onder 2.5 d., en van het e-mailadres infoberlano@gmail.com wel (naast Hilsen ook) onder de naam Berlano aan haar publiek. De onderneming Hilsen voert daarmee in feite niet alleen de handelsnaam Hilsen maar ook de handelsnaam Berlano. Dat levert gevaar voor verwarring op tussen de onderneming van Hilsen en Berlano, omdat door dat gebruik bij het publiek de indruk kan bestaan dat de twee ondernemingen bij elkaar horen, zeker nu Hilsen en Berlano soortgelijke producten leveren, dezelfde doelgroep bedienen en van dezelfde leveranciers gebruik maken. 

4.7. De (domein)naam en het logo bij de KvK en op Pinterest en Twitter, alsook het e-mailadres, maken daarom inbreuk op het handelsnaamrecht van [eisende partij sub 1 c.s.] Dat [gedaagde sub 1] heeft betoogd dat hij dit gebruik heeft gestaakt vanaf de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst, omdat hij toen heeft moeten aanvaarden dat hij geen recht (meer) had op het gebruik van de handelsnaam, kan het oordeel niet anders maken. Zolang de naam en het logo zichtbaar zijn, duurt de inbreuk voort. Het is aan [gedaagde sub 1 c.s.] om al het nog zichtbare/vindbare gebruik van de (domein)naam Berlano en berlano.nl en het logo te (doen) verwijderen van de KvK inschrijving en de verschillenden sociale media accounts van Hilsen.

4.8. Gezien het vorenstaande wijst de rechtbank de in conventie onder III) genoemde vordering toe onder aanpassing van de termijn. Dit betekent dat [gedaagde sub 1 c.s.] de genoemde vermeldingen van de (domein)naam Berlano en berlano.nl en het logo van Berlano van de KvK inschrijving en de accounts van Hilsen moet (doen) verwijderen. Ook mag [gedaagde sub 1 c.s.] de naam Berlano niet meer in een e-mailadres gebruiken. In afwijking van het gevorderde geeft de rechtbank aan [gedaagde sub 1 c.s.] , vanwege de mogelijk benodigde medewerking van de betreffende sociale media, twee weken de tijd om hieraan gevolg te geven. Naast het toe te wijzen gebod heeft [eisende partij sub 1 c.s.] geen gebleken belang meer bij een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1 c.s.] inbreuk maakt op het handelsnaamrecht van [eisende partij sub 1 c.s.] Daarom wijst de rechtbank de in conventie onder I) genoemde vordering af. Ook de in conventie onder IV) genoemde vordering wijst de rechtbank af, omdat dit verbod niets toevoegt aan het al toe te wijzen gebod.

4.9. [eisende partij sub 1 c.s.] voert nog aan dat [gedaagde sub 1] de broncode van de website van Berlano heeft gewijzigd, waardoor de website niet meer is te vinden voor het publiek. Ter onderbouwing heeft [eisende partij sub 1 c.s.] grafieken overgelegd waaruit het dalende bezoekersaantal moet blijken. [gedaagde sub 1] heeft ter zitting betwist dat hij de broncode heeft gewijzigd. De dalende bezoekersaantallen wijdt [gedaagde sub 1 c.s.] aan het beheer van de website door [eisende partij sub 1 c.s.] , dat in vergelijking met het actieve beheer door [gedaagde sub 1] passief is. In het licht van de betwisting acht de rechtbank de stelling dat [gedaagde sub 1] de broncode heeft gewijzigd, onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde grafieken kan niets worden afgeleid over het al dan niet door [gedaagde sub 1] wijzigen van de broncode.

4.10. De rechtbank kan de vorderingen in conventie die zien op de beschikking over de sociale media accounts van Berlano – vorderingen II) en VII) – niet toewijzen voor zover die zijn gegrond op inbreuk op het handelsnaamrecht van [eisende partij sub 1 c.s.] De rechtbank ziet niet in hoe het gestelde ‘overnemen’ van de sociale media accounts van Berlano door [gedaagde sub 1] kan leiden tot inbreuk op het handelsnaamrecht. Immers blijkt uit hetgeen is aangevoerd door [eisende partij sub 1 c.s.] en niet is betwist door [gedaagde sub 1 c.s.] dat [gedaagde sub 1] begin juli 2020 aan de sociale media accounts van Facebook en Instagram (zie 2.6) heeft doorgegeven dat het bij het account behorende e-mailadres dan wel telefoonnummer is gewijzigd. Vervolgens, zo is niet in geschil, heeft [gedaagde sub 1] de gebruikersnamen dan wel wachtwoorden van de accounts gewijzigd. Het enkele wijzigen van contact- en inloggegevens van accounts valt niet onder het voeren van een handelsnaam. Voor zover de vorderingen die zien op de sociale media accounts van Berlano zijn gegrond op onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] , verwijst de rechtbank naar dat wat daarover hierna wordt overwogen.

4.11. [eisende partij sub 1 c.s.] heeft gesteld dat het auteursrecht op het logo van Berlano toekomt aan de onderneming Berlano. [gedaagde sub 1 c.s.] heeft dit betwist en gemotiveerd betoogd, wat [eisende partij sub 1 c.s.] op zich niet heeft bestreden, dat [gedaagde sub 1] het logo van Berlano heeft ontworpen. Ingevolge artikel 1 van de Auteurswet komt het auteursrecht toe aan de maker. Een onderneming kan ook auteursrechthebbende van een werk zijn, maar daarvoor is dan wel nodig dat de rechthebbende het recht overdraagt aan de onderneming (artikel 2 lid 1 van de Auteurswet) of dat het werk tot stand is gebracht door iemand in dienst van de onderneming (artikel 7 van de Auteurswet). Dat [gedaagde sub 1] het logo heeft overgedragen aan Berlano, is niet aangevoerd en blijkt ook niet uit hetgeen is overgelegd. Ook van enig dienstverband tussen [gedaagde sub 1] en Berlano is niet gebleken, te minder nu [eisende partij sub 1 c.s.] (in het kader van haar vordering onder VII) heeft aangevoerd dat [gedaagde sub 1] een overeenkomst van opdracht had met Berlano, hetgeen een dienstverband uitsluit. Berlano kan daarmee geen beroep doen op enig haar toekomend auteursrecht. De rechtbank wijst de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] betreffende inbreuk op het auteursrecht dan ook af.