DOSSIERS
Alle dossiers

Wet- en regelgeving  

IEF 1841

Volgrecht

Staatsblad 2006, 151. Besluit van 20 maart 2006 tot het vaststellen van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 9 februari 2006 tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van de Richtlijn Volgrecht.

“De wet van 9 februari 2006 tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272) treedt in werking met ingang van 1 april 2006.”

Uitgegeven de achtentwintigste maart 2006 De Minister van Justitie, J. P. H. Donner.

IEF 1835

Tackelen

"After having spelled out the Commission’s plans for a European Digital Library at the beginning of this month, Information Society and Media Commissioner Viviane Reding today chaired the first meeting of the High Level Expert Group on Digital Libraries. The group will advise the Commission on how to tackle key challenges in making Europe’s cultural heritage available online.

The group also had a first exchange of views on copyright issues. In a recent online consultation, right-holders supported the adequacy of the present copyright rules and the need to fully respect and enforce them, while cultural institutions highlighted a number of problems in the present copyright framework that could potentially undermine efficient digitisation and digital preservation."  Lees het volledige persbericht hier.

IEF 1832

Vreemde bedgenoten (8)

Prof. mr. D.J.G.Visser: Rechten op overheidsinformatie gewijzigd. Artikel 15b Aw gewijzigd, nieuw artikel 9a WNR ingevoerd. Vermoedelijk het laatste bericht in de serie Vreemde Bedgenoten (eerdere berichten hier).

Per 20 januari 2006 (zie Stb. 2005, 25) is art. 15b Auteurswet dat betrekking heeft op door of vanwege de openbare macht openbaar gemaakte werken op een belangrijk punt gewijzigd. De regel dat verdere openbaarmaking of verveelvoudiging daarvan geen auteursrechtinbreuk oplevert is sindsdien alleen nog van toepassing op werken “waarvan de openbare macht de maker of rechtverkrijgende is”.

De wijziging van art. 15b heeft tot gevolg dat publicatie door of vanwege de openbare macht niet meer tot ‘onteigening’ van auteursrecht van derden kan leiden. De overheid kon onder de oude regeling zonder toestemming en zonder het recht daartoe te verwerven beschermd werk van derden ‘in het publiek domein gooien’. Dat kan nu niet meer, dat is een pluspunt. Minpunt is voor de gebruikers dat zij er niet meer op kunnen vertrouwen dat als informatie door of vanwege de openbare macht openbaar is gemaakt, deze vrijelijk mag worden hergebruikt (vgl. M.M.M. van Eechoud, Mediaforum 2005-9, p. 291). Zie voor kritiek op de oude regeling:  Spoor/Verkade/Visser, p. 140-49.

Daarnaast is er in de WNR een nieuw artikel 9a opgenomen dat als volgt luidt:

“De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, zijn niet van toepassing op een door of vanwege de openbare macht in het verkeer gebrachte opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, opnamen van een programma, en een reproductie daarvan en openbaar gemaakte uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma, opname van een programma, en een reproductie daarvan, waarvan de openbare macht de rechthebbende is, tenzij de rechten hetzij in het algemeen bij de wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op of in het op grond van deze wet beschermde materiaal zelf dan wel bij het in het verkeer brengen of openbaar maken daarvan uitdrukkelijk zijn voorbehouden”.

Deze aanpassing van de WNR is het herstel van een omissie die vanaf in de invoering van de WNR in 1993 in de wet heeft gezeten. Er was en is geen reden om in de WNR niet een met artikel 15b Aw overeenstemmende regeling op te nemen en het ontbreken ervan ondergroef de effectiviteit van art. 15b Aw (vgl. Spoor/Verkade/Visser, p. 673).

IEF 1815

Schrikkelbericht (5)

Kamervragen met antwoord, nr. 1091,  2e Kamer. Antwoord op vragen van het lid Örgü (VVD) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van der Laan, over de vertoning van televisie-uitzendingen van het WK-voetbal in cafés. (Ingezonden 24 februari 2006); Antwoord, o.a:

“ Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen auteursrechten (Auteurswet) en naburige rechten (Wet op de naburige rechten). Het auteursrecht geeft de rechthebbende het exclusieve recht om vertoningen van zijn werk toe te staan of te verbieden. Dit recht is niet beperkt tot vertoningen waarvoor toegangsgelden worden gevraagd. De publieke omroep is auteursrechthebbende voor een deel  van zijn programmering en heeft Videma op die grond gemachtigd om mede namens de publieke omroep licenties te verlenen. Videma kan uiteraard alleen licenties verlenen namens de publieke omroep op programma’s ten aanzien waarvan de publieke omroep auteursrechthebbende is. Het eindoordeel over de vraag of er auteursrecht rust op een specifiek programma (bijvoorbeeld een sportuitzending) is voorbehouden aan de rechter.”

Lees alle vragen en antwoorden hier. Eerdere berichten hier.
IEF 1785

Belangen

Kamervragen, nr. 2050609670, 2e Kamer. Vragen van de leden Aptroot en Luchtenveld (beiden VVD) aan de ministers van Economische Zaken en van Justitie over de auteursrechtenorganisaties. (Ingezonden 16 maart 2006)

1. Bent u van mening dat het toezicht op de auteursrechtenorganisaties, met als rechtsvorm de stichting, voldoende is geregeld?

2. Waarop baseert u dit standpunt?

3. Deelt u de mening dat deze organisaties, die de belangen van auteurs en artiesten in handen hebben en ondernemers heffingen opleggen, volledige openheid behoren te geven over de financiën, waaronder de salarissen van directieleden en bestuursleden? Zo ja, wat gaat u doen nu deze organisaties weigeren deze openheid te geven?

4. Is nu, Videma weigert zelfs het jaarverslag openbaar te maken, onmiddellijk optreden leidend tot publicatie van het jaarverslag, hier niet gewenst?

5. Is afdoende geregeld dat zowel de “opdrachtgevers”, de auteurs en de artiesten als degenen die de rekening betalen, de ondernemers die heffingen krijgen opgelegd, invloed kunnen uitoefenen op de auteursrechtenorganisaties? Zo neen, hoe gaat u dit dan wel afdoende regelen?

IEF 1730

Conserveringsexceptie

Kamerstuk 25434, nr. 25, 2e Kamer. Structuurversterking filmindustrie; Brief staatssecretaris Van der Laan over het Deltaplan voor het filmbehoud van de Raad voor Cultuur

"Het door de raad voorgestelde Deltaplan gaat uit van het inhalen van alle  conserveringsachterstanden en dus van de meest ideale situatie. Een  dergelijk plan vereist (…) vereist ook een  heldere prioriteitsstelling en een daaraan gekoppelde planmatige aanpak.  (…) In het plan dient ook het  perspectief voor gebruik van de collecties helder te zijn.

Ik acht het  daartoe noodzakelijk de economische en auteursrechtelijke factoren die  met het conserveringsbeleid samenhangen, nader te onderzoeken. Aldus dient een helder en integraal beeld te ontstaan van de meest dringende  conserveringsbehoefte en zicht te ontstaan op de toegankelijkheid van de  verzamelingen voor educatie en hergebruik."

IEF 1724

VolgrechtCalculator ®

Staatsblad 2006, 100. Besluit van 21 februari 2006, houdende vaststelling van nadere regels over de verplichting tot betaling van het volgrecht en vaststelling van de hoogte van het volgrecht.

Wij Beatrix enz. enz. enz. hebben goedgevonden en verstaan: 

Artikel 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, van de Auteurswet 1912 is niet verschuldigd bij de verkoop van een origineel van een kunstwerk:

a. waarvan de verkoopprijs niet hoger is dan € 3.000, of
b. dat de verkoper minder dan drie jaren voor deze verkoop heeft verkregen van de maker van dat werk, en de verkoopprijs niet hoger is dan € 10.000, of
c. door een persoon, niet handelend als een professionele kunsthandelaar, aan een museum dat handelt zonder winstoogmerk en is opengesteld voor het publiek.

Artikel 2 De vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, van de Auteurswet 1912 wordt als volgt berekend, met dien verstande dat het totaal niet meer bedraagt dan € 12.500:

a. 4% van het deel van de verkoopprijs tot en met € 50.000;
b. 3% van het deel van de verkoopprijs van € 50.000,01 tot en met € 200.000;
c. 1% van het deel van de verkoopprijs van € 200.000,01 tot en met € 350.000;
d. 0,5% van het deel van de verkoopprijs van € 350.000,01 tot en met € 500.000; en
e. 0,25% van het deel van de verkoopprijs hoger dan € 500.000.  

Artikel 3 De in artikel 1 en 2 bedoelde verkoopprijzen zijn de prijzen exclusief belasting.

Artikel 4 Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 9 februari 2006 tot aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272) (Stb. 60) in werking treedt. 

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 21 februari 2006

Beatrix
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de tweede maart 2006
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner

Via Recht.nl, Gepubliceerd op www.bekendmaking.nl, Staatsblad 2 maart 2006

IEF 1722

Raadselachtig

Handelingen nr. 52, pag. 3428-3429. 2e Kamer. Stemmingen over moties, ingediend bij het debat over cultuur en economie, te weten o.a. de motie-Van Vroonhoven-Kok c.s. over het toespitsen van de kansenzones op de ontwikkeling van de creatieve industrie (27406, nr. 75):

De voorzitter: Ik constateer dat de Groep Wilders tegen deze motie heeft gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.”

Eerder bericht hier. Betreft motie met de raadselachtige toelichting: “De kansenzones zouden dan bijvoorbeeld ook gebruikt kunnen worden om de auteursrechten meer handen en voeten te geven”

IEF 1711

Handen en voeten

Handelingen nr. 51, pag. 3379-3386, 2e Kamer. Debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 februari 2006 over Cultuur en economie

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Voorzitter. Ik wil graag een motie indienen over de kansenzones. (…) EZ is ondertussen begonnen om de kansenzones op te zetten, in de eerste plaats voor starters en snelle groeiers. Het zou eigenlijk de bedoeling moeten zijn dat het gaat gelden voor de creatieve industrie. (…) De kansenzones zouden dan bijvoorbeeld ook gebruikt kunnen worden om de auteursrechten meer handen en voeten te geven.

Ik dien hiertoe de volgende motie in. “De Kamer, gehoord de beraadslaging, van mening dat de verbinding tussen innovatie, creativiteit en ondernemerschap gewaarborgd moet worden; constaterende dat de kansenzones bedoeld zijn om een versnelling van innovatieve bedrijvigheid te bewerkstelligen; overwegende dat ondersteuning bijvoorbeeld in de vorm van ruimte, coaching en assistentie bij de aanvraag van subsidies en vergunningen, creatieve ondernemers een flink eind op weg kan helpen; overwegende dat de kansenzones tot nu toe vooralsnog gericht zijn op starters en snelle groeiers; verzoekt de regering, de kansenzones uitdrukkelijk ook toe te spitsen op de ontwikkeling van de creatieve industrie en de Kamer vóór 1 mei aanstaande te berichten over de wijze waarop zij dat wil doen, en gaat over tot de orde van de dag.”

IEF 1710

Ingewikkeld dossier

Handelingen nr. 18, pag. 879-908, 1e Kamer.  Beleidsdebat over het onderdeel Cultuur in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie OCW (VIII) voor het jaar 2006 (30300 VIII) – Publieke omroep.

Mevrouw Tan (PvdA): (…) Tot voor kort werden programma’s aangekocht voor een uitzending in prime time en twee herhalingen, waarna de rechten terugvielen naar de makers. De ophanden zijnde verschuiving naar op afroep-mediagebruik moet leiden tot een heroverweging op de rechten ten aanzien van de content ten behoeve van hergebruik. Het niet opnieuw kunnen presenteren van bestaand materiaal door ontraceerbare of oncoöperatieve rechthebbenden is daar op dit ogenblik een te grote belemmering voor. Het COPEparadigma (Create Once - Publish Everywhere) moet de sleutel worden tot zowel creativiteit als kosteneffectieve productie.

Er zal een nieuwe regeling moeten komen voor het waarborgen van maximaal rendement voor hergebruik van met publieke middelen geproduceerd materiaal. Misschien is te denken aan een soort verzekeringsfonds, of aan een incassoregeling zoals destijds Buma/Stemra. Het vastleggen van producten in direct en makkelijk voor publiek toegankelijke archieven om on demand publieke media op alle platforms te gebruiken, zal de komende tijd immers van toenemend belang worden. Wat gaat de regering op dit punt ondernemen?

Staatssecretaris Van der Laan: (…)De rechtenproblematiek is een heel ingewikkeld dossier, maar het moge duidelijk zijn dat de publieke omroep de beschikking heeft over een aantal rechten en dat hij die ook mag exploiteren. Dat is de publieke omroep trouwens verplicht te doen volgens het Europese recht. Er mag immers geen valse concurrentie ontstaan met de commerciële bedrijven. Dus waar de Tweede Kamer mij vraagt om de rechten niet te gebruiken, vraagt Europa mij om die rechten juist wel te exploiteren, omdat er anders valse concurrentie ontstaat. Als je dan kijkt naar de open source en open standaarden, geldt ook dat totale denkkader voor de redenering van de heer Vendrik. Zo heeft bijvoorbeeld de VPRO een open-source content management systeem ontwikkeld, dat bij veel organisaties ook buiten de publieke omroep in gebruik is. Daar waar het aansluit op dat denken, wordt dat zoveel mogelijk gedaan, vanuit die verantwoordelijkheid en vanuit de publieke taak geredeneerd.   

(..) Wij zijn eigenlijk permanent bezig met de auteursrechten, mede vanwege de technologische ontwikkelingen. Dit is een uiterst ingewikkelde materie, want je kunt niet één punt bepalen en dan zeggen dat het de komende twintig jaar zo zal werken. Wij zijn zelfs bang dat wat wij ook vastleggen, een dag later alweer achterhaald is. Dat maakt de rechtenkwestie zo moeilijk. Wij proberen de verschillende situaties die zich bij de publieke omroep kunnen voordoen, zo goed mogelijk een plek te geven in het bestaande auteursrechtelijke kader.