Ik wijs u er graag op dat van alles wat vandaag in deze zaal gebeurt en gebeurd is geluidsopnames zijn gemaakt en dat die in de vorm van zgn. pod-casts beschikbaar zullen worden gesteld via IEForum.nl. Ik hoorde net nog iemand achter mij fluisteren die niet wist wat IEForum was. Dat betekent dat u zichzelf diskwalificeert voor dit rechtsgebied en beter iets anders kunt gaan doen. De pod-casts van wat vandaag is gebeurd staan als het goed is vanavond nog op IEForum. Wij zijn niet zeker van de geluidskwaliteit, dus ik zal nu alleen de hoofdpunten aanstippen die u beslist niet gemist mag hebben.
Bewijsbeslag
We hebben gesproken over het bewijsbeslag. U weet, vanaf 1 mei a.s. is de implementatie van de Handhavingsrichtlijn in werking. Belangrijke vraag van wanneer mag de beslaglegger die spullen in nou inzien; daar waren wel wat verschillen van mening over. Is het bewijsbeslag nou een beslag ter bewaring of vergaring van bewijs, dat zijn twee verschillende invalshoeken. We hebben een aantal varianten daarvan besproken. De variant die Willem Hoyng te berde bracht, was dat je zou vragen om de spulletjes bij de deurwaarder te laten (of te laten deponeren) en dat je vier dagen de tijd zou hebben als beslagene om in kort geding bezwaar ertegen te maken dat er inzage in materialen gegeven zou gaan worden, om in ieder geval de mogelijkheid van de bescherming van vertrouwelijke informatie op die manier mogelijk te maken. We gaan zien hoe dat concreet zal gaan werken.
Ex parte kort geding
Over het ex parte-kort geding hebben we ook gesproken. Velen van u herinneren zich de buitengewoon stellige uitspraak van de heer Du Pon, precies een jaar geleden, waarin hij zei: Alles is spoedeisend genoeg voor een ex parte kort geding en dingen als zwartmaken daar gaan we niet aan beginnen. Ons is gebleken dat daar inmiddels een stuk genuanceerder over wordt gedacht. Dat betekent ten eerste dat de spoedeisendheid wèl zal worden getoetst. Hoe sterk is natuurlijk de vraag, maar dat je ervan uit mag gaan dat je een veel grotere spoedeisendheid zal moeten stellen en zal moeten onderbouwen als je een ex parte kort geding wilt dan wanneer je een gewoon kort geding wilt. Dat is wel degelijk iets om rekening mee te houden.
Nóg belangrijker om te weten is dat de mogelijkheid van zwartmaken wèl zal bestaan. In ieder geval bij wijze van experiment gedurende een periode van 6 maanden zal de mogelijkheid bestaan om het door een zgn. Protective letter of Schützschrift - als u het een buitenlandse naam wilt geven - kenbaar te maken dat u gehoord wilt worden als iemand een ex parte-kort geding tegen u zou willen aanhangig maken. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat zij dan ook bij voorkeur de informatie daarover ook in digitale vorm graag zou willen ontvangen, dus het moet op papier, maar er zal naar alle waarschijnlijkheid ook een speciaal e-mailadres worden geopend waarbij de informatie over de partij waar het om gaat,
Charles Gielen: Zwartboek, neem ik aan
Dirk Visser: Het wordt een zwarte e-mail en die informatie moet je dus dan digitaal gaan opsturen zodat ze dat gemakkelijk kunnen doorzoeken en ik heb ook begrepen dat daar een time window aan zal hangen, dat ze die informatie maar pakweg 2-3 maanden zullen bewaren. Er wordt nog niet geschud, er wordt zelfs nog geknikt op de eerste rij, dus ik geef nog steeds op juiste wijze weer wat de rechtbank Den Haag ons daarnet heeft geleerd. Dat is dus heel belangrijk: zwartmaken wordt mogelijk, in ieder geval de komende 6 maanden, op papier en digitaal, en uiteraard ook dat zal gemotiveerd moeten gebeuren.
De vraag van hoe snel er opheffings kort gedingen mogelijk zullen zijn, daar is niet in zijn algemeenheid antwoord op gegeven, maar het was wel duidelijk dat wanneer dat nodig is snel zou kunnen. Willem Hoyng gaf terecht aan dat het niet zo is dat je per definitie recht hebt op een snel opheffings kort geding; we hebben wel met zijn allen geconstateerd dat - en dat heeft ook Willem Hoyng benadrukt - dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat als je op onjuiste gronden een ex parte kort geding begint en een verbod krijgt dat je daarna wel eens tegen een hele hoge schadevergoeding aan zou kunnen lopen op het moment dat het allemaal volstrekt ten onrechte blijkt. Dat blijkt dan misschien niet in een snel opheffings kort geding, maar kan zich uiten in een hele hoge schadeclaim. Dus dat we niet denken dat we alles nu maar in het ex parte kort geding moeten gaan doen.
Volledige proceskostenveroordeling
Dan hebben we uitgebreid stilgestaan bij de volledige proceskostenveroordeling. De eerste vraag die we bespraken is of er misschien een nieuw IE-liquidatietarief wenselijk was. Twee commissies vanuit de Orde, de commissie Burgerlijk Procesrecht en de commissie Intellectuele Eigendom, hebben aangegeven dat vanuit de Orde gedacht, dat het wenselijk zou zijn om tot een verhoogd IE-liquidatietarief te komen. Dat ligt momenteel bij de Raad voor de Rechtspraak en mogelijk nog bij andere partijen. Belangrijke vraag: Zou de Richtlijn een dergelijk verhoogd IE-liquidatietarief toelaten, die hebben we ook besproken. Belangrijk gegeven daarbij is dat de Minister van Justitie in zijn antwoord op vragen in de Eerste Kamer heeft aangegeven dat hij van mening is dat een verhoogd IE-liquidatietarief in strijd zou zijn met de Richtlijn. Dat je dus steeds toch rekening moet houden met de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Een kleine, volstrekt onverantwoorde, peiling in de zaal bracht ertoe dat van de aanwezigen toch minder dan een kwart überhaupt nog voorstander was van een nieuw IE-liquidatietarief. Dat wil niet zeggen dat, er waren ook belangrijke mensen in die minderheid, maar het is toch iets waar we moeten constateren dat een hoop mensen zeiden: ja, het misschien toch wel wenselijk, en misschien nog wel meer mensen die zeiden van vermoedelijk schrijft de Richtlijn het inderdaad verplicht voor, zoals de Minister van Justitie heeft gezegd.
Wat hebben we nog meer besproken: zou de volledige proceskostenveroordeling in een aparte procedure moeten dus van een kort geding procedure of een nieuwe daarmee vergelijkbare kostenprocedure. Er was geen enthousiasme voor, het moet allemaal maar in de procedure zelf gedaan worden. We hebben ons nog afgevraagd: hoe zit het met de kostenveroordeling, moet die ambtshalve, of kan die alleen maar desgevorderd worden toegepast? De wet zegt duidelijk desgevorderd, de Richtlijn zegt dat overigens niet, de wet zegt het wel, het lijkt aan te raden om te vorderen. Het lijkt ook aan te raden om expliciet nu te gaan verwijzen naar artikel 1019h, tot 1 mei uiteraard naar artikel 14, maar na 1 mei naar artikel 1019h, zodat er geen twijfel over kan bestaan dat je daadwerkelijk de volledige proceskostenveroordeling bedoelt en niet de oude liquidatietarief-veroordeling. Uiteraard zul je die ook moeten onderbouwen met gegevens over de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
Voor alle duidelijkheid hebben we ook even aandacht besteed aan de vraag of ook de gedaagde, als hij wint, recht heeft op proceskostenveroordeling, want er zijn nog wel eens rechters die zeggen: ja, maar als er geen IE-inbreuk is, dan was het geen IE-geschil en dan is de Richtlijn niet van toepassing. Dat is een onjuiste benadering. Dat kunnen we nog even benadrukken voor de luisteraars van de pod-cast: dat is ONJUIST. De gedaagde heeft dan in beginsel ook recht op volledige proceskostenveroordeling. Het is daarbij niet nodig dat de gedaagde in kort geding door middel van eis in reconventie door middel van een procureur dat kenbaar maakt, hij kan dus gewoon volstaan met in zijn pleitnota aan te geven dat hij de volledige proceskostenveroordeling vraagt. Wij zijn er op gewezen dat het wel van belang is dat hij benadrukt dat hij de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wil hebben .Als hij dat vergeet, loopt hij het risico dat hij het niet krijgt, althans niet uitvoerbaar bij voorraad. Dus: geen procureur nodig, wel expliciet vermelden, uiteraard ook onderbouwen en uitvoerbaar bij voorraad vragen.
We hebben gesproken over de wenselijkheid van matiging in verband met de verwijtbaarheid. De meningen leken daarover uiteen te lopen, maar dat viel in deze zaal wel mee. De gedachte van de mensen die zeggen: je zou het moeten matigen afhankelijk van de ernst van de inbreuk, die wijzen erop dat het toch een Handhavingsrichtlijn voor de bestrijding van de piraterij was, en dat het in gevallen waarin geen sprake was van piraterij misschien minder aanleiding zou bestaan om een proceskostenveroordeling op te leggen. Het algemene gevoelen in de zaal was dat er toch in beginsel niet gematigd zou moeten worden vanwege de ernst van de inbreuk. Dus: een inbreuk is een inbreuk en dan moet de gedaagde gewoon hangen en moet dan ook de proceskosten van de eiser betalen en als het geen inbreuk is dan omgekeerd.
Wat betreft de matiging van de proceskostenveroordeling in verband met onredelijk hoge uurtarieven of onredelijk aantallen uren of anderszins onredelijke kosten, daar was duidelijk dat daar wel aanleiding voor kan bestaan. Dat is buitengewoon interessant, ook met name voor cliënten om inzicht te krijgen van wat nou eigenlijk redelijk is op het gebied van proceskosten in IE-zaken. Alle factoren bij elkaar moeten daarbij betrokken worden. Uiteraard zal de toetsing betrekkelijk marginaal zijn en sowieso alleen plaatsvinden als de hoogte van de gevorderde proceskosten wordt betwist. De ervaring leert twee dingen: dat er heel veel niet wordt betwist en dat één van de redenen dat er niet veel wordt betwist, is dat in grote lijnen de door beide partijen gevorderde bedragen elkaar vaak niet zoveel ontlopen, en dan is het inderdaad tamelijk absurd om te zeggen: de wederpartij is volstrekt onredelijk wanneer hij 30 mille vraagt, maar ik vraag het terecht, dus om die reden schijnt het allemaal nog wel mee te vallen. Maar die matiging gaat wel degelijk gebeuren. De groffe maatstaf: een eenvoudige modelinbreukzaak kost niet meer dan 15 mille, die ligt al. Dat is het vertrekpunt op dit moment en dat zal zich verder verdichten in de rechtspraak.
Ik ben er al bijna doorheen. We hebben ons de vraag gesteld: in wat voor zaken speelt dat eigenlijk? We hebben in artikel 1019 Rechtsvordering een opsomming waarin een heleboel IE-wetten worden genoemd, maar waarbij je toch weer twijfelvragen kunt stellen, want bijvoorbeeld is een portretrechtzaak een zaak die gebaseerd is op het auteursrecht? Hij is wel gebaseerd op de Auteurswet, maar misschien wel niet op het auteursrecht. Vallen morele rechten eronder, je kunt erover twisten. De Handelsnaamwet valt eronder, maar valt een onrechtmatige daadvordering gebaseerd op een oudere handelsnaam ten opzichte van een jonger merk er nou ook onder, daar kun je over twisten, en dat zijn dan nog de gevallen die binnen IE-wetten vallen, binnen met name genoemde IE-wetten.
We hebben ons ook afgevraagd hoe het zit met de slaafse nabootsing, de onrechtmatige daadvordering in verband met inbreuk door derden tegen een provider, geschillen over licentieovereenkomsten, executiegeschillen, opheffings kort gedingen en gemengde zaken waarbij je dan misschien gedeeltelijke proceskostenveroordeling zou moeten uitspreken. Eén van de meest tot nadenken aanzettende uitspraken tijdens onze sessie was een interventie van een willekeurig lid van de Hoge Raad hier aanwezig, die aangaf dat het zijns inziens wel eens mogelijk zou kunnen zijn met een beroep op de normale regels van het procesrecht die immers niet verplicht voorschrijven dat het liquidatietarief wordt gehanteerd, gecombineerd met een reflexwerking van de Richtlijn,te stellen dat in bijvoorbeeld slaafse nabootsingszaken en in zaken over licentieovereenkomsten of executiegeschillen of allerlei gerelateerde kwesties, dus op basis van het normale proces gecombineerd met de reflexwerking óók een volledige proceskostenveroordeling mogelijk zou zijn. Nou, om bij dat betreffende lid van de Hoge Raad te komen, zullen we eerst wat feitelijke rechters moeten passeren, en of die er hetzelfde over denken, dat moet nog blijken, maar het is een hele interessante gedachte en we gaan het natuurlijk met zijn allen uitproberen, straks in een eerste echtscheiding of andere familiezaak, ‘dan ga je zeggen: In verband met de reflexwerking van de IE-Richtlijn moeten ook in dit soort zaken volledige proceskostenveroordelingen komen.
We hebben het heel kort - en dat is het laatste onderwerp en daar hebben we niet lang bij stilgestaan omdat we allemaal een beetje moe waren van de discussie - hoeveel moet je nou onderbouwen en hoeveel moet je nou betwisten? Daar is nog niet veel ervaring mee opgedaan omdat er dus weinig wordt betwist. Je zal aannemelijk moeten maken dat je kosten hebt gemaakt voor het geschil en je moet betwisten als de ander gekke dingen doet. Want als je niet betwist, dan wordt er ook helemaal niet getoetst of gematigd. Ik geloof en ik hoop dat ik op deze manier een beetje heb weergegeven wat we hebben besproken.”
Einde samenvatting middagdebat.