Uitspraak ingezonden door Willem Timmers, Marree en Dijxhoorn.
Structuurmatten Compañero geen 'eigen gezicht' waardoor geen sprake is van slaafse nabootsing
Rechtbank Gelderland 19 juli 2017, IEF 16982 (Compañero tegen DG Rubber) Slaafse nabootsing. DG Rubber levert structuurmatten met antislipprofiel voor beton. Het profiel van de mat heeft de vorm van kleine piramides. X verlaat DG Rubber en start zijn eigen onderneming, Compañero. Deze brengt structuurmatten op de markt met wafelvormen en vierkantjes. Compañero komt erachter dat DG Rubber vervolgens ook structuurmatten op de markt heeft gebracht met wafelvormig en vierkant profiel. De voorzieningenrechter heeft bevolen de slaafse nabootsing van deze twee matten te staken. Vervolgens heeft DG Rubber dezelfde matten verkocht maar in het zwart i.p.v. donkergroen. Dit was volgens de voorzieningenrechter niet in strijd met het bevel. Compañero vordert dat DG Rubber wordt bevolen de slaafse/stelselmatige nabootsing te staken. De rechtbank oordeelt dat de matten van Compañero geen eigen gezicht hebben waardoor de gestelde nabootsing door DG Rubber niet onrechtmatig is.
Monica Leenders - Kan Louboutin alsnog merkenrechtelijke bescherming onder de zolen van haar schoenen schrijven?
De Haagse rechtbank, de Brusselse rechter en de Conclusie AG bij het HvJ EU. Haagse rechtbank: rode zoolmerk geldig [IEF 12573]. In 2013 heeft de Haagse rechter uitspraak gedaan over de vraag of Van Haren inbreuk maakt op het ‘rode zoolmerk’ van Louboutin [Boels Zanders]. De rechter oordeelde destijds in kort geding dat het zoolmerk geschikt is om als merk te dienen en onderscheidend vermogen heeft gekregen. Nadat deze hobbels waren genomen, lag het verbod voor toewijzing gereed. De rechter oordeelde dat Van Haren inbreuk maakte op het rode zoolmerk van Louboutin en deze inbreuk direct diende te staken.
Deze uitspraak was opzienbarend aangezien hierdoor de toepassing van het merkenrecht wordt opgerekt. Opmerkelijk aan deze uitspraak was dat doorgaans strenge eisen worden gesteld aan een kleurmerk, terwijl het zoolmerk de test gemakkelijker lijkt te doorstaan ook al heeft het veel weg van een kleurmerk. De rechter oordeelde dat het merk wel in rechte kan worden ingeroepen, met name omdat het merk inmiddels was ingeburgerd. Daardoor heeft het merk onderscheidend vermogen gekregen. Van inburgering kan sprake zijn wanneer het publiek de rode zool herkent en de link legt met Louboutin.
Uitspraak ingezonden door Jan Jacobi en Sascha Lang, Blenheim.
Beëindiging handelsrelatie valt niet onder forumkeuzebeding 'irgendeinem Kaufvertrag'
Rechtbank Amsterdam 19 juli 2017, IEF 16980 (Nike tegen Tennistown) Distributieovereenkomst. Duurovereenkomst. Tennistown verkoopt via haar (web)winkel tennisartikelen. Vanaf 2012 heeft Nike tennisartikelen aan Tennistown geleverd. Nike vordert voor recht dat de handelsrelatie per augustus 2015 rechtsgeldig is beëindigd, dat Nike na de beëindiging niet gehouden is tot levering van producten en dat Tennistown niet gerechtigd is tot schadevergoeding of andere compensatie. Tennistown vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart omdat het geschil buiten de reikwijdte van het forumkeuzebeding valt en het forumkeuzebeding niet rechtsgeldig is overeengekomen omdat Nike de Nederlandse en Tennistown de Duitse rechter heeft gekozen. Het forumkeuzebeding is beperkt tot geschillen ontstaan uit of in samenhang met 'irgendeinem Kaufvertrag'. Uit de stellingen van Nike volgt dat haar vorderingen niet zien op een concrete koopovereenkomst, maar op het einde van de 'handelsrelatie'. Dit geschil valt daarom niet onder de reikwijdte van het forumkeuzebeding.
Teken hoofdletter D van Sprinter is verwarringwekkend t.o.v. beeldmerk Diesel
Gerecht EU 20 juli 2017, IEF 16979; IEFbe 2265; T-521/15; ECLI:EU:T:2017:536 (Diesel tegen EUIPO) Merkenrecht. Oppositie. Sprinter heeft een merkaanvraag ingediend voor een beeldteken, bestaande uit een hoofdletter D. Diesel heeft oppositie ingesteld. Dit werd afgewezen, waarop hoger beroep is ingesteld door Diesel. Het Gerecht stelt dat sprake is van soortgelijke tekens en verwarringsgevaar. De uitspraak van EUIPO moet worden vernietigd.
Rechthoek met drie strepen in de kleuren geel, oranje en blauw is niet onderscheidend voor beeldmerk
Gerecht EU 20 juli 2017, IEF 16978; IEFbe 2264; ECLI:EU:T:2017:537; T‑612/15 (Basic Net tegen EUIPO) Merkenrecht. Beelteken. Basic Net heeft een merkaanvraag ingediend op een beeldteken van drie verticale strepen (geel-oranje-blauw). Dit werd afgewezen op grond van het gebrek aan onderscheidend vermogen. Basic Net heeft tevergeefs beroep ingesteld bij het EUIPO. Volgens vaste jurisprudentie is het niet waarschijnlijk dat een consument een eenvoudig geometrisch figuur zal herinneren, tenzij er onderscheidend vermogen is verkregen door gebruik. Zo ook hier niet. De drie kleuren zijn niet uniek voor het wekken van bepaalde gedachteassociaties of het genereren van gevoelens, waardoor ze niet in staat zijn om nauwkeurige informatie over te brengen. Daarnaast zijn dit veelgebruikte kleuren in reclame en marketing voor de aantrekkelijkheid van producten en diensten. Ook de kleuren hebben dus geen onderscheidend vermogen. Het Gerecht EU wijst het hoger beroep af.
Bijdrage ingezonden door Dian den Hoed, LinkedIn.
Dian den Hoed - Mag u hyperlinken naar auteursrechtelijk beschermde content?
Hyperlinks vormen de kern van het internet. Op simpele wijze kan een paginabezoeker doorklikken naar andere informatiebronnen, die niet noodzakelijkerwijs van diezelfde pagina afkomstig zijn. Bij het hosten van een eigen website is het gebruik van hyperlinks onontbeerlijk. Maar mag u vrij hyperlinken en embedden? Dian den Hoed legt het uit in haar noot bij GS Media BV (Geenstijl) tegen Sanoma Media Netherlands BV; Playboy Enterprises International Inc.; Britt Geertruida Dekker.
Intellectuele eigendomsrechten Op content waarnaar gelinkt wordt, zoals muziek, film, software, foto’s en artikelen rusten in de regel intellectuele eigendomsrechten. Uit de rechtspraak is gebleken dat een hyperlink onder omstandigheden inbreuk kan maken op auteursrechten van content creators. De rechter maakt dan een belangafweging aan de hand van een toetsingskader. In dit kennisartikel vindt u de evolutie van dit door het Europees Hof van Justitie ontwikkelde toetsingskader voor auteursrechtinbreuk door hyperlinks. Lees meer
Bijdrage ingezonden door Paul Geerts, RUG.
Paul Geerts' noot onder Trebs/Food&Fun
P.G.F.A. Geerts, Noot onder Hof Arnhem-Leeuwarden 20 december 2016 (Trebs/Food&Fun); IEF 16976; eerder gepubliceerd in IER 2017/28. 1. De vraag die in dit arrest centraal staat, is of de pizzaoven van Trebs (de PizzaGusto) een slaafse nabootsing is van de pizzaoven van Food & Fun (de Pizzarette). In het verlengde daarvan komt ook aan de orde de vraag of Food & Fun als concurrent een rechtstreeks beroep op de Wet op de oneerlijke handelspraktijken toekomt en of de mededelingen van Food & Fun aan haar afnemers over de PizzaGusto van Trebs, onrechtmatig zijn. Het zijn deze onderwerpen waaraan ik in deze noot aandacht besteed. Geen aandacht wordt besteed aan de uitleg van art. 9 van de vaststellingovereenkomst die tussen partijen is gesloten en waarvan Trebs van het hof bewijs mag aanbieden. Aan de vraag of de bestuurder van Food & Fun aansprakelijk is voor de hierboven genoemde mededelingen, wordt evenmin aandacht besteed.
Willem Grosheide - Slaafse nabootsing vs. modellenrecht
Voordracht tijdens IE-Zomerforum, congres over 'Bescherming van vormgeving' 13 juli 2017 .
1. Gevraagd om commentaar bij het recente Mi Moneda (ook: Allround/Sim-stars)-arrest van de Hoge Raad dat de aanleiding vormt tot deze bijeenkomst, grijp ik de mij geboden gelegenheid aan om nog eens terug te komen op een enkele van mijn opvattingen met betrekking tot slaafse nabootsing waarover in de achterliggende jaren door sommige vakgenoten de staf is gebroken[1]. Ik noem de samenhang en samenloop van intellectueel-eigendomsrechtelijke regiems en het verwarringsbegrip. Mijn eerstgenoemde opvatting is door Cohen Jehoram sr. met walging als “verknoedeling” aangemerkt[2]. En Gielen – op dat punt inmiddels bijgevallen door AG Van Peursem die in feite Gielen napraat – is van mening dat ik in de war ben bij mijn opvatting over het begrip verwarring[3]. Met beide critici kan ik zo bovendien opnieuw (ik deed dit in publicaties reeds eerder) in debat gaan. Van de gelegenheid dat ik het woord voer, maak ik tevens gebruik om met de Hoge Raad van mening te verschillen over de maatstaf aan de hand waarvan moet worden vastgesteld of sprake is van verwarring.
HvJ EU: naast elkaar in twee lidstaten bestaande merken scheppen geen precedent voor het ontbreken van verwarringsgevaar in de Unie
HvJ EU 20 juli 2017, IEF 16974; IEFbe 2256; zaak C-93-16; ECLI:EU:C:2017:571 (Ornua, The Irish Dairy Board tegen Tindale & Stanton) Merkenrecht. Zie eerder [IEF 16685] en [IEF 15794]. Audiencia Provincial de Alicante heeft een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ EU, namelijk of het naast elkaar in twee lidstaten bestaande merken precedent schept voor het ontbreken van verwarringsgevaar in de gehele Unie?
Het HvJ EU verklaart voor recht:
1) Artikel 9, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het [Unie]merk moet aldus worden uitgelegd dat op basis van het feit dat een Uniemerk en een nationaal merk in een deel van de Europese Unie vreedzaam co-existeren, niet kan worden geconcludeerd dat in een ander deel van de Unie, waar dit Uniemerk en het aan dit nationale merk gelijke teken niet vreedzaam co-existeren, geen gevaar voor verwarring van dit Uniemerk met dit teken bestaat.
2) Artikel 9, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 moet aldus worden uitgelegd dat de elementen die volgens de rechtbank voor het Uniemerk waarbij een vordering wegens inbreuk is ingesteld relevant zijn om te beoordelen of het de houder van een Uniemerk is toegestaan, het gebruik van een teken te verbieden in een deel van de Europese Unie waarop deze vordering geen betrekking heeft, door deze rechtbank in aanmerking kunnen worden genomen om te beoordelen of het deze houder is toegestaan het gebruik van dit teken te verbieden in het deel van de Unie waarop deze vordering betrekking heeft, mits de marktomstandigheden en de socioculturele omstandigheden in die beide delen van de Unie onderling niet duidelijk verschillen.
3) Artikel 9, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 moet aldus worden uitgelegd dat op basis van het feit dat een bekend Uniemerk en een teken in een deel van de Europese Unie vreedzaam co-existeren, niet kan worden geconcludeerd dat in een ander deel van de Unie, waar deze niet vreedzaam co-existeren, een geldige reden bestaat die het gebruik van dit teken rechtvaardigt.
Advies RvS protocol wijziging BVIE
Met het protocol wordt het Benelux-Gerechtshof voortaan de enige bevoegde instantie voor beroepen tegen beslissingen van het BBIE.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert de goedkeuringsprocedure voort te zetten, maar heeft opmerkingen over de toelichtende nota. Zij adviseert nader te motiveren dat de goedkeuring van het protocol niet leidt tot afwijking van de Grondwet. In de toelichting wordt niet ingegaan op de verhouding tussen het protocol en de Grondwet. Deze verhouding is echter wel relevant in het licht van de procedure die bij de goedkeuring van het protocol moet worden gevolgd. Artikel 91, derde lid, van de Grondwet, regelt immers dat indien een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet dan wel tot zodanig afwijken noodzaken, de kamers de goedkeuring alleen kunnen verlenen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen. Om die reden moet worden bezien of er met de goedkeuring van het protocol wordt afgeweken van bepalingen uit de Grondwet.
Lees het advies van de RvS hier.