Beslag op printplaten niet opgeheven
Zie eerder o.a. IEF 12291. Geen opheffing van gelegde beslagen. Agfa is houdster van het Nederlandse deel van Europees octrooi EP 0 823 327 voor een “Method for making positive photosensitive lithographic printing plate”. Terwijl de procedure aanhangig is, heeft Agfa conservatoir (derden)beslag tot afgifte gelegd op partijen FITplaten. Xingraphics vordert opheffing van de gelegde beslagen op de FIT-, Primus dan wel digitale printplaten.
Gelet op de door het hof gegeven verklaring voor recht van indirecte inbreuk door Xingraphics en het bevel tot afgifte van de FIT-platen waarmee die inbreuk plaatsvindt, kan voorshands niet gezegd worden dat het door Agfa ingeroepen recht ondeugdelijk voorkomt. De vordering wordt afgewezen.
4.11. Iets anders is hoe de bewoordingen ‘alle genoemde FIT-platen’ moeten worden uitgelegd. Gelet op de overwegingen en het dictum van het hof (vgl. 2.7. en 2.8.) dient het bevel naar voorlopig oordeel zo te worden begrepen dat het (anders dan het ruimer geformuleerde verbod) beperkt is tot afgifte van de FIT-, FIT X-tra-, FIT Melior- en FIT X-tra Melior-platen, welke ook in de appelprocedure voor lagen. Zoals het hof - ‘om misverstanden te voorkomen’ - overwoog hebben de toe te wijzen vorderingen uitsluitend betrekking op het grondgebied van Nederland en berusten zij op indirecte octrooiinbreuk. Dit is het gevolg van de beperkte territoriale werking van de in artikel 73 Rijksoctrooiwet 1995 bedoelde middelen betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding en het gebruik van die middelen voor toepassing van de uitvinding (namelijk: in Nederland). Alle grensoverschrijdende ‘inbreuk’ blijft dan ook buiten schot, wat, om met Huydecoper/Van Nispen te spreken2, aanzienlijke mogelijkheden voor ontduiking van deze regeling schept.
4.12. Hier wringt ook de schoen. Het is in het beperkte kader van dit kort geding, waarin geen plaats is voor nadere bewijsvoering, niet goed mogelijk te treden in de juistheid van Xingraphics’ (eerst in dit geding geponeerde) stelling dat de door Hudig gehouden platen (die eigendom zijn van Xingraphics) niet in Nederland maar uitsluitend daarbuiten zijn aangeboden en/of geleverd (zodat daarmee geen indirecte inbreuk is gemaakt en aldus niet onder het bevel tot afgifte zouden vallen), welke stelling door Agfa gemotiveerd wordt betwist. Dat Xingraphics dit standpunt in de bodemprocedure - zowel in eerste aanleg als appel - niet heeft ingenomen, terwijl zij nota bene, zoals Agfa naar voren heeft gebracht, in een eerdere vordering tot opheffing (vgl. 2.4.) wél heeft betoogd dat de bij Atece én Hudig gelegde beslagen ertoe leidden dat de levering van FIT-platen in Nederland per direct werd ‘lamgelegd’, komt ongerijmd voor en lijkt vooralsnog mogelijk een aanwijzing van het tegendeel te zijn.
4.14. Hoe dit alles ook zij, in het kader van de in dit geding te maken belangenafweging is de voorzieningenrechter, gelet op het feit dat de in het arrest bepaalde termijnen voor opgave en afgifte binnen afzienbare tijd verstrijken en niet kan worden uitgesloten dat het door Agfa geschetste gevaar van frustratie van het bevel tot afgifte zich inderdaad zal voordoen, van oordeel dat het belang van Agfa bij handhaving van de status quo aanzienlijk zwaarder weegt dan het door Xingraphics gestelde belang. Onder die omstandigheden is het bepaald aangewezen dat het beslag in ieder geval tot de voor opgave van informatie en afgifte in het arrest bepaalde termijnen zijn verstreken vooralsnog blijft liggen op de bij Hudig aangetroffen partij platen.