19 nov 2024
Geen merkinbreuk door gebruik handelsnaam Vackracht
Hof Arnhem-Leeuwarden 19 november 2024, IEF 22396; ECLI:NL:GHARL:2024:7032 (Kracht Recruitment tegen Vakkracht) Kracht Recruitment heeft in kort geding gevorderd dat Vakkracht het gebruik van het woordmerk ‘Vackracht’ moet staken door verwarringsgevaar met haar woord- en beeldmerk ‘Kracht Recruitment’. Deze vorderingen zijn in kort geding toegewezen, waarna Vakkracht de handelsnaam en het teken ‘Vakkracht’ is gaan gebruiken. Vakkracht is hierna in hoger beroep gegaan waarbij het eerdere vonnis is vernietigd [zie IEF 21203]. Na deze vernietiging is Vakkracht weer haar eerdere handelsnaam gaan gebruiken en is Kracht Recruitment een volgende bodemprocedure begonnen. In deze bodemprocedure heeft Kracht Recruitment een verklaring van inbreuk in haar merkenrechten gevorderd. Als tegenvordering eist Vakkracht een verklaring van onrechtmatig handelen en een schadevergoeding door het dwingen tot wijzigen van haar handelsnaam. De rechtbank heeft de vorderingen van Kracht Recruitment afgewezen en de tegenvorderingen van Vakkracht deels toegewezen. Hiertegen is Kracht Recruitment in hoger beroep gegaan.
In hoger beroep worden de vorderingen van Kracht Recruitment opnieuw afgewezen. Het hof stelt dat er geen sprake is van inbreuk doordat de handelsnamen Kracht en Kracht Recruitment beschrijvend van aard zijn, waardoor zij een zwak onderscheidend vermogen hebben. Beide bedrijven oefenen dezelfde diensten uit, waardoor beide handelsnamen gezien kunnen worden als beschrijvend van hun diensten. Hierdoor maakt Vakkracht geen inbreuk.
Verder zijn de handelsnamen Vackracht en vackracht.nl maar in geringe mate overeenstemmend met Kracht Recruitment. De enige overeenkomst is dat het woord ‘kracht’ in beide voorkomt. Dit maakt de handelsnamen niet overeenstemmend doordat dit bestanddeel in Vackracht wordt voorafgegaan door het bestanddeel ‘Vac’ en in Kracht Recruitment wordt gevolgd door ‘Recruitment’. Auditief is er dus maar een geringe overeenkomst. Verder is het relevante publiek voor beide bedrijven werkzoekenden of werkgevers op zoek naar personeel binnen de bouw en techniek. Het hof gaat hierbij uit van een passende mate van oplettendheid, de personen die een klantrelatie aangaan met een van de bedrijven zullen de handelsnaam kunnen onderscheiden. Hierdoor stelt het hof dat er geen sprake is van verwarringsgevaar en wordt het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Omdat Kracht Recruitment onrechtmatig heeft gehandeld door te dreigen met de executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, is zij in beginsel schadeplichtig. Om deze reden wordt het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
5.17. Kracht Recruitment heeft naast een beroep op haar beeldmerken ook een beroep gedaan op de bescherming van haar handelsnaam. Er is echter ook geen sprake van inbreuk op haar handelsnaamrecht. Hiervoor is het volgende redengevend.
5.18. Op grond van artikel 5 Handelsnaamwet (Hnw) is het verboden een handelsnaam te voeren die, voordat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig werd gevoerd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, indien dientengevolge, gelet op de aard en plaats van beide ondernemingen, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is. Op grond van artikel 5a Hnw is het verboden een handelsnaam te voeren, die het merk bevat, dan wel een aanduiding die van dat merk slechts in geringe mate afwijkt, voor zover dientengevolge bij het publiek verwarring omtrent de herkomst van de waren te duchten is.
5.19. Beslissend is of er (direct of indirect) verwarringsgevaar bestaat bij het relevante publiek. Of verwarring te duchten valt, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval.3 Wanneer de ingeroepen oudere handelsnaam (in meer of mindere mate) beschrijvend is of onderscheidend vermogen mist, dient bij de beoordeling van het verwarringsgevaar het algemene belang betrokken te worden. Dat ziet op het belang dat aanduidingen die beschrijvend zijn voor de aard van een onderneming of van de door haar geleverde waren of diensten, door een ieder vrij moeten kunnen worden gebruikt. Bij de in aanmerking te nemen omstandigheden hoort ook de mate van – intrinsiek aan de naam verbonden of door bekendheid bij het publiek verworven – onderscheidend vermogen van de oudere handelsnaam.4