Geen misslag
Rechtbank ‘s-Gravenhage 26 maart 2008, KG ZA 08-95, Auto Motoren Centrum Van Veldhuizen B.V. c.s. tegen Amadeo Marti Carbonell c.s.
Wel gemeld, nog niet samengevat. Handelsnaamrecht, merkenrecht. Executiegeschil. De vorderingen tot het schorsen van de uitvoerbaarheid bij voorraad worden afgewezen. Er is geen sprake van een feitelijke of juridische misslag. Voor overdracht handelsnaam is een akte vereist. Het verzuim om de aktes niet al tijdens het kort geding te overleggen kan worden rechtgezet in hoger beroep en daarvoor leent zich niet het executiegeschil.
Van Veldhuisen c.s. hebben in kort geding een merkinbreukverbod opgelegd gekregen (zie IEF 5791). De tenuitvoerlegging van dit vonnis willen zij laten schorsen. De voorzieningenrechter in het executiegeschil overweegt als volgt. De tenuitvoerlegging van een vonnis kan slechts worden geschorst, indien de rechter van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
Volgens Van Veldhuisen zou de juridische misslag zijn gelegen in het feit dat de voorzieningrechter heeft aangenomen dat voor overdracht van een handelsnaam een akte vereist is. De voorzieningenrechter gaat hier wederom niet in mee.
“4.6. Het recht op het gebruik van een handelsnaam is een vermogensrecht. Zonder meer is niet in te zien waarom voor de overdracht van dit recht niet zou moeten gelden dat dit geleverd dient te worden door een daartoe bestemde akte. Van Veldhuisen heeft terecht opgemerkt dat het recht op een handelsnaam zonder veel formaliteiten ontstaat, maar dit is geen aanleiding te veronderstellen dat de geldige levering daarvan ook zonder formaliteit kan geschieden. Een overdracht met terzijdestelling van het akte-vereiste volgt, anders dan Van Veldhuisen c.s. stelt, ook niet uit de systematiek van artikel 2 Hnw. Uit genoemde artikel volgt immers dat de handelsnaam vatbaar is voor overdracht, doch slechts in verbinding met de onderneming. Overdracht van een onderneming geschiedt juist door levering van de activa waaronder eventueel ook rechten zoals het recht op de handelsnaam. Van een klaarblijkelijke juridische misslag is dan ook geen sprake.”
Van Veldhuizen stelt voorts dat er sprake is van een feitelijke misslag omdat er wel degelijk aktes aanwijsbaar zijn waaruit de levering van de handelsnaam zou blijken. De Voorzieningenrechter geeft een schot voor de boeg en zegt dat deze aktes naar voorlopig oordeel zouden kunnen dienen als leveringsaktes, maar overweegt voorts dat het verzuim om deze aktes te overleggen in hoger beroep kan worden hersteld, maar niet in een executiegeschil.
Van Veldhuizen wijst in dit kader op de uitspraak van de Vzr. Rb Den haag van 11 juni 2007, IEF 4148. In deze zaak schorste de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis op grond van pas tijdens het executiegeschil ingebrachte stukken. Volgens de voorzieningenrechter bestond daartoe in dat geval grond, omdat de bodemrechter in die zaak door de betreffende partij tot een feitelijke misslag was gebracht, aldus de voorzieningenrechter. In casu bestaat deze grond er niet en de voorzieningenrechter ziet derhalve geen aanleiding om de executie te schorsen.
Het eerdere kort geding zag op handhaving van IE rechten. Dit executiegeschil ziet volgens de voorzieningenrechter opnieuw op de handhaving van IE-rechten, zodat ook nu veroordeling in de volledige proceskosten aan de orde is.
Lees het vonnis hier.