Gepubliceerd op dinsdag 28 oktober 2014
Handelsnamen van broers in bulldozerverhuur
Vzr. Rechtbank Overijssel 28 oktober 2014, IEF 14321 (Gebr. Bulldozerverhuur)
Eiser vordert (onder meer) dat gedaagden, beide broers van eiser, het gebruik van hun handelsnamen staken op straffe van een dwangsom. De samenwerking, na bedrijfsopvolging, tussen partijen door zich als één bedrijf te presenteren, levert uitsluitend handelsnaamgebruik van eisers handelsnaam op. De achternaam (al dan niet in combinatie met Bulldozerverhuur) is het kenmerkende element, en de verwarring wordt versterkt door gebruik van hetzelfde logo van een bulldozer met een hoop grond. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen grotendeels toe.
4.5.Partijen twisten over de vraag wie als eerste een handelsnaam met daarin de woorden “Bulldozerverhuur” en “[achternaam]” in het handelsverkeer is gaan gebruiken.
De voorzieningenrechter overweegt dat gedaagde sub 1 zijn handelsnaam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” weliswaar enkele weken eerder heeft ingeschreven in het handelsregister dan eiser zijn handelsnaam “Bulldozerverhuur [achternaam]”, maar op basis van deze enkele inschrijving kan niet worden aangenomen dat hij deze naam vrijwel direct daarna ook daadwerkelijk in het handelsverkeer is gaan voeren. Door gedaagden zijn verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit dat kan worden afgeleid. In dit verband is van belang dat de samenwerking tussen gedaagden en eiser op 1 september 2007 is begonnen en dat zij zich naar hun klanten toe hebben gepresenteerd als één bedrijf, waarbij door hen uitsluitend gebruik is gemaakt van eisers handelsnaam. Naast de werkzaamheden onder eisers handelsnaam hebben gedaagden geen andere activiteiten verricht. Gelet hierop kan uit het feit dat de naam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” in 2007 is opgenomen in het telefoonboek niet worden afgeleid dat gedaagden toen al onder deze naam klanten hebben geworven. Ook op basis van de door gedaagden overgelegde facturen op naam van – onder andere – “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” kan dat niet worden aangenomen, daar deze facturen afkomstig zijn van leveranciers van gedaagden en niet zijn gericht aan hun eigen klanten. Het feit dat eiser brieven en facturen aan “K. [achternaam] Bulldozerverhuur” en “Jac. [achternaam] Bulldozerverhuur” heeft verstuurd, kan niet tot een ander oordeel leiden, aangezien dit interne correspondentie betreft. Gezien het voorgaande is voorzieningenrechter van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat eiser zijn handelsnaam “Bulldozerverhuur [achternaam]” eerder in het handelsverkeer is gaan voeren dan gedaagde sub 1 zijn handelsnaam “K. [achternaam] Bulldozerverhuur”.
4.9. Met betrekking tot het onder II. gevorderde wordt overwogen dat eiser ter zitting heeft verklaard dat met het woord beeldmerk het door eiser gebruikte logo van een bulldozer met een hoop grond wordt bedoeld. De voorzieningenrechter constateert dat partijen (nagenoeg) dezelfde afbeelding als logo gebruiken. Door gedaagden is niet weersproken dat eiser deze afbeelding langer als logo gebruikt dan zij. Ook is niet bestreden de verwarring onder de (potentiële) klanten van eiser wordt versterkt door het gebruik van hetzelfde logo door gedaagden. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagden onrechtmatig jegens eiser handelen door gebruik te maken van hetzelfde logo als waarvan deze gebruik maakt.