Gepubliceerd op vrijdag 30 augustus 2024
IEF 22215
Rechtbanken ||
23 jul 2024
Rechtbanken 23 jul 2024, IEF 22215; (Eiseres tegen gedaagde), https://delex.nl/artikelen/handhaving-auteursrechten-tegen-bedrijfsopvolger-is-onredelijk

Uitspraak ingezonden door Rik Balk, Balk Legal.

Handhaving auteursrechten tegen bedrijfsopvolger is onredelijk

Rb. Amsterdam 23 juli 2024, IEF 22215 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres in deze zaak is kapster en eigenares van een kapsalon. Zij heeft haar kapsalon overgenomen van gedaagde door middel van een schriftelijke overeenkomst. Over de uitleg van die overeenkomst is tussen eiseres en gedaagde onenigheid ontstaan. Gedaagde is van mening dat eiseres zonder toestemming en daarmee onrechtmatig de foto's en teksten van gedaagde gebruikt op haar website. Eiseres vindt daarentegen dat gedaagde haar onrechtmatig belemmert in haar bedrijfsvoering. Zij vordert in kort geding bij de rechtbank dat gedaagde iedere belemmering staakt, waaronder het handhaven van zijn merk- en auteursrechten. Ook vordert eiseres dat zij de door gedaagde gebruikte handelsnaam krijgt overgedragen, als onderdeel van de gesloten overeenkomst. Gedaagde verweert zich met het argument dat de overeenkomst slechts is gesloten voor een periode van twee jaar. De overdracht van de kapsalon (met uitzondering van de handelsnaam) blijft ook daarna gelden, maar gedaagde hoeft eiseres daarbij niet meer te steunen in haar bedrijfsvoering, aldus gedaagde.

Voor de uitleg van de overeenkomst maakt de voorzieningenrechter gebruik van de Haviltex-formule: naast de letterlijke bewoordingen van de overeenkomst, zijn ook de verklaringen van partijen over en weer relevant. Op basis daarvan oordeelt zij dat het gedaagde vrij staat om zijn auteursrechten te handhaven na verloop van de eerste twee jaar. Een andere uitleg van de overeenkomst is niet aannemelijk. Het argument van eiseres dat zij mede-auteursrechthebbende zou zijn op de gebruikte fotocollecties kan volgens de rechter niet worden uitgesloten maar gaat de behandeling van dit kort geding te buiten. Los daarvan oordeelt de rechter dat het onredelijk is van gedaagde om het gebruik van de foto´s door eiseres voor de promotie van haar kapsalon te belemmeren. Eiseres heeft er veel belang bij dat zij de foto's kan blijven gebruiken en gedaagde heeft niet gemotiveerd welk belang van hem daardoor wordt geschaad. Voorlopig zal het gedaagde dan ook worden verboden om zijn auteursrechten te handhaven jegens eiseres. Daarnaast oordeelt de rechter dat de overdracht van de kapsalon ook de overdracht van de door gedaagde gebruikte handelsnaam omvat. Dit geldt niet voor de merkrechten van gedaagde, voor zover die niet zien op het gebruik van de handelsnaam. Deze mag gedaagde blijven handhaven zolang eiseres geen licentieovereenkomst met hem afsluit. Tot slot oordeelt de rechter dat het niet onrechtmatig is van gedaagde als hij verdere werkzaamheden verricht als kapper onder zijn eigen naam als handelsnaam; verwarringsgevaar is daarbij niet aan de orde.

4.6. Geoordeeld wordt dat artikel 10 van de overeenkomst in beginsel niet in de weg staat aan handhaving door (...) van zijn auteursrechten na ommekomst van de eerste twee jaar. Over het auteursrecht op de foto’s en over toestemming voor gebruik daarvan door (...) is in de overeenkomst niets geregeld. Ook niet gesteld of gebleken is dat partijen hierover (voorafgaand aan het tekenen van de overeenkomst) anderszins afspraken hebben gemaakt. Van een overdracht van de (auteursrechten op de) foto’s in het kader van de overname – zoals (...) lijkt te stellen – is vooralsnog geen sprake, nu hierover niets is geregeld. Bovendien is in artikel 7 van de overeenkomst bepaald dat na twee jaar “de samenwerking [eindigt] op deze wijze”. In artikel 9 is, ten aanzien van de merkrechten van (...), bepaald dat na afloop van die termijn “indien gewenst, een licentiecontract tot stand moeten komen”. Hieruit moet worden afgeleid dat partijen tijdens het sluiten van de overeenkomst kennelijk zelf ervan uit gingen dat het handhaven door (...) van deze rechten (na ommekomst van de periode van twee jaar) niet in strijd zou zijn met de (inspannings)verplichting van artikel 10. Het sluiten van een licentieovereenkomst zou anders overbodig zijn. Dat het partijen voor ogen stond dat artikel 10 wel in de weg zou staan aan handhaving van andere intellectuele eigendomsrechten, in dit geval auteursrechten, ligt voorhands niet voor de hand, ook al lijken partijen hier in het geheel niet over te hebben nagedacht.

4.11. (...) wordt hierin niet gevolgd. Met (...) is de voorzieningenrechter van oordeel dat partijen zijn overeengekomen dat de handelsnaam ‘(...)´ in/met de overeenkomst is overgedragen aan (...). Dat staat zo in artikel 9. In tegenstelling tot de merkrechten is hier sprake van een ‘verkoop’ en is ook geen termijn afgesproken (wat ook niet zou passen bij een verkoop). Ook staat in artikel 9 niet – anders dan bij de merknamen (...) en (...) – dat de handelsnaam ‘eigendom’ is (blijft) van (...). Bovendien blijkt ook uit de correspondentie voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst dat de bedoeling was dat (...) deze handelsnaam mocht blijven gebruiken (zie 2.4). Een handelsnaam wordt overgedragen bij akte. De overeenkomst voldoet als zodanig (dat partijen – juridische leken – niet hebben opgenomen dat de handelsnaam hierbij ook wordt ‘geleverd’, maakt dat niet anders). Dat, zoals (...) heeft aangevoerd, haar betalingsverplichting niet nakomt, staat aan een geldige overdracht van de handelsnaam niet in de weg. Niet gesteld of gebleken is dat (...) de overeenkomst heeft ontbonden of vernietigd. Nu geen sprake is van een ‘gebruiksrecht’ is evenmin relevant dat (...0 geen gehoor geeft aan de verzoeken van (...) om een evaluatie van de samenwerking.

4.12. (...) heeft (...) in zijn e-mail van 18 december 2023 gesommeerd om gebruik van “de naam¨ ´(...)´ en “de naam¨ ´(...)´ te beëindigen, omdat dit inbreuk maakt op zijn merkrechten. Daarmee is (...) niet duidelijk geweest welk soort gebruik van deze namen hij (...) verbiedt. Als het gaat om het gebruik van deze namen als handelsnaam (ter onderscheiding van een onderneming, in dit geval de kapsalon) dan geldt dat dit gebruik is toegestaan, alleen al omdat overdracht van de handelsnaam, voor zover nodig, toestemming impliceert van de verkoper aan de koper om deze handelsnaam voor onbepaalde tijd te gebruiken. Als het gaat om gebruik van deze namen als merknamen (ter onderscheiding van waren of diensten), dan geldt dat (...) dit alleen mag doen als partijen daarvoor een licentieovereenkomst sluiten, zoals ook afgesproken in artikel 9 van de overeenkomst. Dit betekent dat het gevorderde gebod, om handhaving van de merken ´(...)´ en ´(...)´ te staken en gestaakt te houden, zal worden afgewezen.