16 jul 2024
Uitspraak ingezonden door Nils Winthagen, Winthagen Legal.
Waste Vision maakt geen inbreuk op merken van Routevision
Hof Amsterdam 16 juli 2024, IEF 22141 (Routevision tegen Waste Vision). Deze zaak betreft een geschil tussen Routevision en Waste Vision, beide exploitanten van hun eigen GPS tracking systeem. Beide systemen bestaan uit een combinatie van hard- en software. Het systeem van Routevision biedt verscheidene functionaliteiten voor mensen met bedrijfsauto's, terwijl het systeem van Waste Vision specifiek wordt toegepast voor afvalverwerking/recycling. Routevision is van mening dat Wastevision inbreuk maakt op het door haar ingeschreven Benelux woord- en beeldmerk. In eerste aanleg is Routevision door de rechter in het ongelijk gesteld [zie IEF 21474].
Routevision vordert in hoger beroep dat Waste Vision wordt geboden het gebruik van het teken Routevision onmiddellijk en permanent te staken, op straffe van dwangsommen. De geldigheid van de Benelux merken van Routevision wordt door het hof verondersteld: deze zijn niet te beschrijvend van aard en hebben voldoende onderscheidend vermogen. Voor haar beoordeling van de vordering doorloopt het hof art. 2:20 lid 2 BVIE. Sub a acht zij niet van toepassing, aangezien er wezenlijke verschillen bestaan tussen de tekens van Routevision enerzijds en die van Waste Vision anderzijds. Voor toepassing van sub b is zodanige overeenstemming vereist dat directe of indirecte verwarring kan ontstaan. In het licht van een globale beoordeling concludeert het hof dat, mede gelet op het beschrijvende karakter van de merken van Routevision en de verschillende doelgroepen en aangeboden diensten van partijen, van verwarringsgevaar geen sprake is. Voorts acht het hof sub c niet van toepassing, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de merken van Routevision bekend zijn in de zin van die bepaling. Ook het beroep op sub d loopt stuk, aangezien Routevision onvoldoende heeft onderbouwd op welke manier Waste Vision afbreuk zou doen aan en/of ongerechtvaardigd voordeel zou trekken uit de reputatie van haar merk. Het hof concludeert dat van merkinbreuk geen sprake is. Datzelfde concludeert zij wat betreft inbreukmakend handelsnaamgebruik of anderszins onrechtmatig handelen.