Modellenrecht  

IEF 4101

De ondersteuning van het mannelijk geslachtsorgaan

obroek.gifRechtbank Amsterdam, 30 mei 2007, HA ZA 05-2339. N.V. Agerti S.A. tegen Itcon B.V. & Odda Finance International S.A. (met dank Paul Steinhauser, Steinhauser Hoogenraad).  

Onderbroeken, modelrecht en licentievergoedingen. Nietigverklaring model betekent i.c. niet dat er sprake is van onverschuldigd betaalde licentievergoedingen. Rechtbank houdt de oude BTMW artikelen aan.

Gedaagde Odda is eigenaar van een internationale modelregistratie voor een boxershort, “ook wel comfort support boxershort genoemd". Het Franse basisdepot van deze i.r. is in 2001 nietig verklaard door de Franse rechter en Agerti eist in het onderhavige kort geding dat ook de i.r. nietig wordt verklaard voor wat betreft de Benelux.  De licentieovereenkomst van Agerti met gedaagde Itcon zou dan eveneens (ab initio) nietig verklaard moeten worden en Itcon zou de aldus onverschuldigd betaalde licentievergoedingen aan Agerti terug moeten betalen.

De rechtbank stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat het Franse depot nietig is verklaard, nog niet betekent dat het Benelux deel van de i.r. ook nietig verklaard dient te worden. Dit moet zelfstandig worden getoetst.

Nietigheid

Met betrekking tot de gestelde nietigheid komt de rechtbank tot het oordeel dat (nagenoeg) alle voor het uiterlijk kenmerkende elementen van het model als technisch bepaald moeten worden aangemerkt en dat voor de voor de vormgeving van de door Itcon c.s. gekozen oplossingen geen reële alternatieven mogelijk zijn.

“Het uiterlijk van deze factoren wordt louter gedicteerd door de functionaliteit van het model en is noodzakelijk en onmisbaar voor de verkrijging van het technische effect, te weten de ondersteuning van het mannelijk geslachtsorgaan en het op die wijze vergroten van het draagcomfort. Het vorenstaande heeft hooguit niet te gelden voor de vorm van de onderkant van het verstevigingstuk, en daarmee de vorm van het min of meer driehoekige stukje stof in zijn geheel. Blijkens de gedeponeerde boxershort voorzien van het teken ‘ARTHUR CLUB’ is een kleine afwijking van deze driehoekige vorm mogelijk. Dit betreft echter zulke ondergeschikte, niet zo zeer voor het uiterlijk kenmerkende afwijkingen, waarbij de mogelijkheden om af te wijken slechts beperkt zijn zonder afbreuk te doen aan het beoogde draagcomfort, dat deze verwaarloosbaar worden geacht. “ (4.9)

De rechtbank verklaart het model derhalve nietig en beveelt de doorhaling (niet uitvoerbaar bij voorraad).

De licentieovereenkomst

De rechtbank ziet geen aanleiding de overeenkomst te vernietigen op grond van dwaling, dan wel de gevolgen van de overeenkomst op grond van dwaling te wijzigen in de zin van artikel 6:230 lid 2 BW. Dat er sprake zou zijn geweest van een onjuiste voorstelling van zaken is onvoldoende toegelicht en de dwaling kan evenmin worden geacht voort te vloeien uit een schending van een op Itcon c.s. rustende mededelingsplicht voorafgaand aan het tot stand komen van de overeenkomst. Ook het beroep op wederzijdse dwaling faalt. De mogelijkheid van nietigverklaring betreft wel degelijk een ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst uitsluitend toekomstige omstandigheid zoals bedoeld in artikel 6:228 lid 2 BW.

Ook het door Agerti gedane beroep op ontbinding van de overeenkomst op grond van wanprestatie kan niet leiden tot terugbetaling van alle reeds door haar betaalde royaltybedragen. De ontbinding heeft geen terugwerkende kracht.

Het beroep op onvoorziene omstandigheden slaagt echter (deels) wel. De rechtbank is van oordeel dat de nietigverklaring van het Franse model een voor partijen onvoorziene omstandigheid oplevert.

“Met de nietigverklaring van het Franse model op 22 oktober 2001, is de noodzaak om een licentieovereenkomst voor Frankrijk te sluiten voor Agerti komen te vervallen, welke omstandigheid van dien aard wordt geacht dat Itcon c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst per die datum niet mocht verwachten. De rechtbank ziet hierin aanleiding de overeenkomst te wijzigen, doch uitsluitend ten aanzien van het Franse deel van de overeenkomst.

De rechtbank ziet echter onvoldoende reden terugwerkende kracht aan deze wijziging te verlenen voor de periode voorafgaand aan 22 oktober 2001. Voorop wordt gesteld dat de rechter terughoudend dient te zijn bij de toepassing van artikel 6:258 BW, hetgeen temeer geldt voor het verlenen van terugwerkende kracht aan de ontbinding of wijziging van de overeenkomst.”

(…) De omstandigheid dat het model ook hier voor de Benelux en voorts in andere landen mogelijk in de toekomst nietig zal worden verklaard, is voorts onvoldoende om de inmiddels reeds geëindigde overeenkomst (met terugwerkende kracht) op grond van onvoorziene omstandigheden te ontbinden of de gevolgen ervan te wijzigen.” (4.18)

De rechter wijzigt de overeenkomst in die zin dat de na vernietiging van het Franse model betaalde licentievergoeding wordt verminderd met 20%, het aandeel van de omzet van Agerti in Frankrijk.

Lees het vonnis hier.

IEF 4068

Forumshoppen in China

Danny Friedmann (student IVIR en editor IP Dragon): How to work within China’s IPR enforcement system for trademark and design rights. (Eerder gepubliceerd in BMM Bulletin 2007-1, p.8-12).

“However, on the ground the enforcement is still inadequate, due to a lack of transparency, lack of a rule of law, lack of an independent judiciary, lack of a uniform application of law widespread corruption and local protectionism1, and lack of expertise in and respect for IPR. Within such a difficult environment one should tread carefully. Which enforcement approaches should one take in what situation? The administrative, criminal and civil enforcement routes, relevant to trademark and design rights will be navigated below. Besides, the controversial implementations of some TRIPs provisions will be explored, to shed light on possible enforcement challenges.”

Lees het gehele artikel hier

IEF 4066

Jas, aangehouden

gss.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land maakt inbreuk op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Auteursrechtelijk beschermde combinatie. Rechtenvrije kledingmonsters bestaan niet.Geen verbod, wel schadevergoeding. Beslissing aangehouden.

G-Sus heeft in de ‘women’s collection winter 2003’ van G-Sus is een jas genaamd ‘Rubber Boot’ opgenomen. Het betreft een korte jas met rits, capuchon en vier houtje-touwtje sluitingen. Low Land heeft in juli 2004 in opdracht van YaYa een partij korte jassen met rits, capuchon en houtje-touwtje sluitingen doen produceren. Begin september 2004 heeft Low Land 2.400 stuks van de jassen aan YaYa geleverd. Afbeeldingen van de jassen zijn opgenomen in vonnis.

In dit geding stelt G-Sus dat Low Land inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht en/of niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrecht dan wel onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door jassen te verhandelen die vrijwel identiek zijn aan de door G-Sus ontworpen ‘Rubber Boot’ jas.

Low Land dat de jas niet vatbaar is voor auteursrechtelijke bescherming. De rechter komt, zorgvuldig redenerend, tot een ander oordeel.

"Low Land heeft volstaan er in algemene zin op te wijzen dat houtje-touwtje sluitingen al sinds jaar en dag worden gebruikt, terwijl ook het afbiezen van mouwen met enigszins volumineus materiaal reeds op grote schaal in de confectie wordt toegepast. Wat de belijning van de jas en de capuchon betreft heeft Low Land aangevoerd dat zij niet inziet waarin het oorspronkelijke van dat element schuilt. Dat betoog faalt. Dat een of meer van de gecombineerde elementen op zichzelf reeds bekend waren, is niet van belang. Bij de voor het auteursrecht noodzakelijke oorspronkelijkheid gaat het er immers om of de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt bij de creatie van het werk. Die keuzes kunnen – zoals hier – ook bestaan in het op een bepaalde manier combineren van al bekende elementen. De stelling van Low Land dat de elementen ook indien zij gezamenlijk worden beschouwd niet oorspronkelijk zijn, heeft zij niet onderbouwd, zodat die stelling wordt verworpen. Het ter zake gedane bewijsaanbod wordt mitsdien gepasseerd." (4.4)

Het gevraagde verbod wordt niet opgelegd. Het belang hierbij ontbreekt nu Low Land een onthoudingsverklaring getekend heeft die voldoende duidelijk en niet dubbelzinnig is. Hier komt bij dat gesteld noch gebleken is dat overtreding van die onthoudingsverklaring nadien heeft plaatsgevonden.

Met betrekking tot de toerekenbaarheid aan Low Land,stelt Low land dat er geen enkele reden had om te vermoeden dat het door YaYa aan haar ter beschikking gestelde kledingmonster inbreukmakend was.

"In het kader van haar vergewissingsplicht heeft Low Land niet mogen volstaan met het enkel afgaan op de verklaring van YaYa dat het kledingmonster vrij was van rechten. Als professional in de confectiebranche had zij immers dienen te begrijpen dat die verklaring eraan voorbij ziet dat rechtenvrije kledingmonsters niet bestaan. Daartoe geldt dat het in casu niet gaat om schetsen of ontwerpaanwijzingen van een nog te fabriceren kledingstuk, maar om een daadwerkelijk bestaand model, dat dus door iemand ontworpen en vervaardigd is en derhalve een auteursrechtelijke maker zal hebben."

Low Land is gehouden de door de door G-Sus ten gevolge van de auteursrechtinbreuk geleden schade te vergoeden, dan wel de daarmee behaalde winst aan G-Sus af te dragen.

Bij de vaststelling van de winstafdracht, overweegt de rechtbank dat de inkoop/productieprijs van de vervaardigde jassen vooralsnog niet te bepalen is, nu die prijs in de door Low Land overgelegde factuur van haar Chinese fabrikant onleesbaar is gemaakt. Low Land zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld de integrale factuur, d.w.z. zonder dat daarin enig onderdeel onleesbaar is gemaakt, bij akte alsnog in het geding te brengen, waarna G-Sus daarop bij antwoord-akte mag reageren.

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 3998

Meeting of WIPO's Standing Committee

Samenvatting WIPO van de "meeting of WIPO's Standing Committee on the Law of Trademarks, Industrial Designs and Geographical Indications (SCT), from May 7 to 11, 2007

Industrial Designs:  This exercise is intended to map the industrial design protection landscape of member states and to explore the borderlines between marks, industrial designs and copyright.

Protection of State Emblems and Names and Abbreviations of Non-Governmental Organizations: At this occasion, the secretariat demonstrated a test version of a new on-line searchable database containing some 2,400 records of protected state emblems and names, abbreviations and emblems of intergovernmental organizations. Lees hier verder.

IEF 3994

Staand comité

wiporoze.gifSamenvatting WIPO van de "meeting of WIPO's Standing Committee on the Law of Trademarks, Industrial Designs and Geographical Indications (SCT), from May 7 to 11, 2007:  

Industrial Designs:  This exercise is intended to map the industrial design protection landscape of member states and to explore the borderlines between marks, industrial designs and copyright.

Protection of State Emblems and Names and Abbreviations of Non-Governmental Organizations: At this occasion, the secretariat demonstrated a test version of a new on-line searchable database containing some 2,400 records of protected state emblems and names, abbreviations and emblems of intergovernmental organizations.

New Types of Marks: This exchange, which will continue at the forthcoming 18th session in respect of other types of marks, such as motion marks, position marks, hologram marks, slogans, smell, feel and taste marks, is expected to result in a set of practices for member states relating to the representation of those types of marks in trademark office procedures.

Trademark Opposition: Delegates worked on the grounds of opposition, and examined the experience of SCT members with regard to pre-registration or post-registration opposition. Other issues that were addressed in that context include third-party observations made in the course of opposition procedures, cooling off periods allowing for settlement negotiations, member states' experience with introducing new opposition systems and the effect the abolition of office examination as to prior rights can have on the number of oppositions filed.

Lees hier meer.

IEF 3984

Zig-zag

zig-zag.bmpRechtbank Haarlem, 16 mei 2007, HA ZA 06-1399. Cassini Spa tegen Loods 5 Zaandam B.V. c.s. (met dank aan Helen Maatjes, Intellectueel Eigendom Advocaten)

Geschil over Rietvelds Zig-Zag stoel, verkocht in Loods 5, maar niet door Loods 5, de beheerder van de loods/ woonfactory outlet, maar door een zelfstandige deelnemer in de loods. Overeenkomst met de al dan niet vertegenwoordigingbevoegde Stichting Beeldrecht.

Cassini is sinds 1927 een meubelfabrikante en verkoopt onder meer de Zig-Zag stoel van Rietveld, op basis van een overeenkomst tussen Stichting Gerrit Th. Rietveld, Stichting Beeldrecht en Cassini.

Stichting Beeldrecht heeft Halola, een van de deelnemers die door Loods 5 in de gelegenheid wordt gesteld om hun producten te verkopen, aangesproken op het zonder toestemming van Beeldrecht nabootsen van Rietvelds zig-zag stoel.

Bij brief van haar directeur laat Halola weten alle stoelen uit de winkel zijn gehaald en de verkoop te hebben gestaakt. Inmiddels waren 188 stoelen verkocht. Beeldrecht laat weten alsnog een vergoeding te ontvangen voor het ongeautoriseerd vermarkten van plexiglazen reproducties van de zizagstoel. Halola betaalt het voorgestelde bedrag. Twee maanden later worden Loods 5 en Halola door Cassina gesommeerd haar inbreukmakend en onrechtmatig handelen te staken. In deze procedure vordert Cassina onder meer dat Loods 5 en Halola wordt verboden inbreuk te maken op verschillende Rietveld meubelen.

Loods 5 en Halola betwisten de gestelde inbreuk niet. Zij beroepen zich erop dat zij reeds op de inbreuk op de auteursrechten van Rietveld zijn aangesproken door Beeldrecht en een minnelijke regeling ter zake hebben getroffen. Cassina stelt dat de minnelijke schikking uitsluitend namens de auteursrechthebbende is getroffen voor wat betreft de door haar geleden schade, te weten de gederfde royalty's.

De rechtbank overweegt dat onder omstandigheden geen beroep kan worden gedaan op de onbevoegdheid van de vertegenwoordiger, met name indien schijn van bevoegdheid is gewekt door verklaringen of gedragingen van de vertegenwoordigde, dan wel door andere feiten. In het onderhavige geval oordeelt de rechtbank dat het gerechtvaardigd vertrouwen van Loods 5 en Halola bescherming verdient, onder meer door de gevoerde correspondentie door (de advocaat van) Beeldrecht, waarin uitsluitend de term 'vergoeding' is gebruikt, en geen onderscheid is gemaakt tussen gederfde royalty's en schadevergoeding. De getroffen regeling tussen Halola en Beeldrecht geldt ook voor Loods 5, aangezien de eerste sommatiebrief van Beeldrecht aan Loods 5 was gericht. De vorderingen van Cassina worden afgewezen en Cassina wordt veroordeeld in de proceskosten.

Lees het vonnis hier (niet geheel scherpe verveelvoudiging).

 

IEF 3972

Paletti Collections tegen Shoeby-Shop

Rechtbank ‘s-Gravenhage 7 mei 2007, KG 07-280 (Paletti tegen Shoeby)

Auteursrecht en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht op kinderkleding. Ontlening is aannemelijk. Volgens de Voorzieningenrechter moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat bij alle drie ingeroepen ontwerpen van Paletti sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel.

Het gaat in deze zaak om drie ontwerpen voor meisjeskledingstukken uit de zomercollectie 2006 van eiseres Paletti. Deze kledingstukken zijn in het voorjaar van 2005 ontworpen door Paletti en vanaf voorjaar/zomer 2005 aangeboden aan de detailhandel. Tot de zomercollectie 2007 van gedaagden Shoeby Shop c.s. behoren onder meer 3 meisjeskledingstukken uit de Jilly & Mitch lijn. Deze zijn op zijn vroegst in januari 2006 door Shoeby Shop ontworpen. Paletti vordert – samengevat – een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot het maken van inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, voorts een verbod tot onrechtmatig handelen door Shoeby Shop cs met diverse nevenvorderingen. Lees hier verder.

IEF 3936

Kledingvoorschrift

kleding.bmpRechtbank ‘s-Gravenhage 7 mei 2007, KG 07-280. Paletti Collections B.V. tegen Shoeby-Shop c.s.

Auteursrecht en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht op kinderkleding. Ontlening is aannemelijk.

Het gaat in deze zaak om drie ontwerpen voor meisjeskledingstukken uit de zomercollectie 2006 van eiseres Paletti. Deze kledingstukken zijn in het voorjaar van 2005 ontworpen door Paletti en vanaf voorjaar/zomer 2005 aangeboden aan de detailhandel. Tot de zomercollectie 2007 van gedaagden Shoeby Shop c.s. behoren onder meer 3 meisjeskledingstukken uit de Jilly & Mitch lijn. Deze zijn op zijn vroegst in januari 2006 door Shoeby Shop ontworpen.

Paletti vordert – samengevat – een auteursrechtinbreukverbod, alsmede een verbod tot het maken van inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, voorts een verbod tot onrechtmatig handelen door Shoeby Shop cs met diverse nevenvorderingen.

Volgens de Voorzieningenrechter moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat bij alle drie ingeroepen ontwerpen van Paletti sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk en van een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel.

Shoeby Shop c.s. hebben volgens de rechter geen relevant overzicht verschaft van het vormgevingserfgoed van dit soort kinderkleding. Hetgeen zij in dit verband naar voren hebben gebracht bevat naar eigen zeggen uitsluitend materiaal dat stamt van ná het uitbrengen van de dagvaarding, te weten overzichten van diverse thans gevoerde (kinder)kledingcollecties die in brochures en op internet zijn te vinden in maart 2007: “Shoeby Shop c.s. verliezen daarmee evenwel de datering van de Paletti ontwerpen uit het oog, die voorshands auteursrechtelijk moet worden bepaald in het voorjaar van 2005 en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrechtelijk in de zomer van 2005, althans in januari 2006.

Het verweer van Shoeby Shop c.s. dat geen sprake is van werken of modellen van Paletti, omdat beweerdelijk alle toegepaste kenmerkende vormgevingselementen zouden worden bepaald door de huidige mode, trend of stijl of door eisen van functionaliteit, kan volgens de rechter evenmin doel treffen vanwege het ontbreken van enige steekhoudende onderbouwing. Overigens komt volgens de rechter geen van de door Shoeby Shop c.s. overgelegde (maar ontijdige) afbeeldingen van ontwerpen naar voorlopig oordeel ook maar in de buurt van de ontwerpen van Paletti: “Zodoende dient er in dit kort geding van te worden uitgegaan dat de ontwerpen van Paletti origineel zijn. In die optiek is bovendien bij alle drie ontwerpen auteursrechtelijk sprake van een eigen oorspronkelijk karakter dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ook moet zodoende worden aangenomen dat de Paletti ontwerpen modelrechtelijk nieuw zijn, dus dat er geen identieke modellen (waarmee is bedoeld: ontwerpen waarvan de kenmerken slechts in onbelangrijke details van die van de Paletti ontwerpen verschillen) voor het publiek ter beschikking waren voor de zomer van 2005, althans januari 2006. En tenslotte moet zodoende worden aangenomen dat deze ontwerpen Gemeenschapsmodelrechtelijk een eigen karakter hebben, dus bij de geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk wekken, dan die van modellen voorafgaand aan de zomer van 2005, althans januari 2006.”

De totaalindruk van het ontwerpen van Paletti worden voorshands niet voldoende afwijkend geoordeeld van die van Shoeby Shop c.s.. Voorshands wordt dan ook geoordeeld dat Shoeby Shop c.s. ten aanzien van alle drie de ontwerpen inbreuk maken op de ontwerpen van Paletti: “Dat Shoeby Shop c.s. zelfstandig in alle drie gevallen onafhankelijk van de Paletti ontwerpen en zonder daaraan te ontlenen tot hun ontwerpen zouden zijn gekomen, zoals zij stellen, maar geenszins onderbouwen, is voorshands bij deze stand van zaken, alleen al gelet op het verschil in ontstaan in de tijd van de ontwerpen van Paletti en Shoeby Shop c.s. en de niet betwiste positie van (…) [Paletti’s] kleding op de markt, onaannemelijk en moet worden verworpen.” De vorderingen van Paletti worden dan ook grotendeels toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3842

In de meubelbranche

Rechtbank Haarlem , 17 januari 2007, LJN: BA3451. HS Design B.V. tegen Voortman Kantoormeubelen B.V.

Auteursrecht eiser, maar geen modelrechten gedaagde op kantoormeubellijn. Geen recht op naamsvermelding. De rechtbank adviseert partijen om professionele hulp te zoeken. wijst daarbij op het bestaan van deskundigen op het gebied van het auteursrecht in de meubelbranche.

Door H. [naam] (hierna te noemen “[naam]”) zijn in opdracht van Voortman kantoormeubelen en bijbehorende accessoires ontworpen, i.c. aangeduid als de “On-Line producten”). In maart 1996 is HS Design opgericht. [Naam] is directeur en enig aandeelhouder van HS Design. Bij akten van 29 maart 1996 en 1 januari 2001 zijn alle industriële en intellectuele eigendomsrechten in verband met door [naam] in het verleden ontworpen (kantoor)meubelen aan HS Design overgedragen. Voortman en HS Design krijgen vervolgens een geschil over de afgesproken provisie en naamsvermelding. In september 2006 deponeert Voortman de ontwerpen voor de On-Line producten als model bij het BBIE.

Voor de rechtbank is het het oorspronkelijke karakter van de ontwerpen van [naam] voor de On-Line-producten gegeven. “De omstandigheid dat [naam] mogelijk bestaande en bekende, en dus niet slechts nieuwe elementen in zijn ontwerpen heeft verwerkt doet aan het vorengaande niet af, evenmin als de omstandigheid dat de vormgeving mede door technische en functionele elementen wordt bepaald.” (5.8)

“Voortman heeft voorts nog aangevoerd dat de door [naam] ontworpen On-Line producten door haar in de loop van de tijd ingrijpend zijn gewijzigd. (…) Het recht van verveelvoudiging behoort tot de exploitatierechten van de auteursrechthebbende. Op grond van het bepaalde in artikel 13 Aw moet onder de verveelvoudiging van een werk mede worden verstaan iedere gehele of gedeeltelijke bewerking in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Dat bedoelde wijzigingen hebben geleid tot een nieuw oorspronkelijk werk is door Voortman niet gesteld en uit hetgeen zij over het gewijzigd zijn van de On-Line producten heeft gesteld, ook niet aannemelijk geworden.” (5.9).

Het verweer dat het auteursrecht op de modellen bij Voortman als opdrachtgever rust wordt verworpen. Correspondentie tussen partijenen kan “niet anders worden uitgelegd dan dat partijen zijn overeengekomen dat het auteursrecht op de On-line producten aan [naam] toekomt en dat Voortman provisie betaalt over de omzet van de producten voor de exploitatie van dit auteursrecht. (…)  Nu ingevolge artikel 3.6 sub c BVIE geen recht op een model wordt verkregen, indien in het model gebruik wordt gemaakt van een reeds bestaand auteursrechtelijk beschermd werk zonder toestemming van de houder van dit auteursrecht, kan Voortman ook om die reden geen rechten ontlenen aan haar inschrijving bij het Bureau d.d. 27 september 2006. Gesteld noch gebleken is immers dat [naam] of HS Design dergelijke toestemming heeft gegeven.” (5.13)

Over de licentieovereenkomst stelt de rechtbank: “Nu Voortman aldus uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij geen voortzetting verlangt van de overeenkomst, kan geen sprake zijn van een stilzwijgende verlenging daarvan. Het feit dat Voortman door is gegaan met het produceren en verkopen van On-Line producten doet hier niet aan af.” (5.14)

De vordering tot naamvermelding wordt afgewezen, omdat het de persoonlijkheidsrechten van H zelf betreft, niet het aan HS overgedragen auteursrecht: “Een contractuele bevoegdheid is gesteld noch gebleken, terwijl ingevolge artikel 25 Aw alleen de maker van een werk een vordering als de onderhavige kan instellen. HS Design is niet de maker van het werk, terwijl [naam] geen partij is in de onderhavige procedure.” (5.15)

De rechtbank raadt partijen wel aan om professionele hulp te zoeken:  “Resumerend zal alleen hetgeen onder 3.1.1 is gevorderd worden toegewezen. De rechtbank realiseert zich dat daarmee het geschil tussen partijen niet is opgelost. Ter voorkoming van nieuwe gerechtelijke procedures geeft de rechtbank partijen in overweging om, eventueel onder begeleiding van een mediator, in onderhandeling te treden om gezamenlijk tot een redelijke auteursrechtelijke vergoeding te komen. De rechtbank wijst daarbij op het bestaan van deskundigen op het gebied van het auteursrecht in de meubelbranche.” (5.17) Mediators kunnen zich dus melden.

Omdat partijen over en weer ten dele in het gelijk en ongelijk worden gesteld, heeft elk van partijen de eigen proceskosten te dragen.

Lees het vonnis hier.