Modellenrecht  

IEF 2645

Geen aanleiding

Kamerstuk 30633, nr. 6, 2e Kamer. Wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen BVIE; Verslag, vastgesteld 18 september 2006.

Het onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel heeft de vaste commissie voor Economische Zaken geen aanleiding gegeven tot het stellen van vragen of het maken van opmerkingen.

De voorzitter van de commissie, De Haan, de griffier van de commissie, Tielens-Tripels

IEF 2637

Een creatieve prikkel

lvfrssr.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 20 september 2006, KG ZA 06-1088. The Procter & Gamble Company tegen Reckitt Benckiser (The Netherlands) B.V. (Met dank aan Howrey LLP)

Vonnis dat wellicht een noot  waard is. Schijnbaar eenvoudig geschil over de juiste naleving van een schikkingsovereenkomst  met betrekking tot de  vormgeving van luchtverfrisserverstuivers: “Procter & Gamble stelt niet dat Reckitt Benckiser niet heeft voldaan aan haar verplichting uit de schikkingsovereenkomst om de verhandeling van de Air Wick Odor Stop te staken. Zij vordert dan ook niet alsnog een inbreukverbod. Wat zij wel vordert (en niet meer dan dat) is een recall.”

Uit r.o. 4.5. mag blijken dat het i.c. volgens de rechtbank ook een echt inhoudelijk IE-geschil betreft, waardoor er  toch ruimte is voor een richtlijnconforme proceskostenveroordeling en een Trips-termijn: “Partijen verschillen van mening over de vraag of, gelet op hetgeen partijen zijn overeengekomen, de Air Wick Odor Stop nu wel of niet geacht moet worden inbreuk te maken op het Gemeenschapsmodel van Procter & Gamble. Op zich is het juist dat niet is gebleken dat Reckitt Benckiser in het kader van de schikking onvoorwaardelijk heeft erkend dat sprake is van inbreuk.

Dat betekent evenwel nog niet dat niet in het kader van het onderhavige kort geding van die inbreuk moet worden uitgegaan. Nu in de brief van de raadsvrouwe van Reckitt Benckiser van 17 juli 2006 is vermeld dat “de enige voorwaarde” voor het staken van het verhandelen van de Air Wick Odor Stop was dat “indien in een in kracht van gewijsde gegane rechtelijke beslissing zou komen vast te staan dat de bewuste pistoolverstuivingsdop van Reckitt Benckiser geen inbreuk zou maken op enig recht van Procter & Gamble, het Reckitt Benckiser vrij zal staan weer gebruik te maken van deze dop”, kan daaruit niet anders worden afgeleid dan dat tussen partijen voor wat Nederland betreft sedertdien het inbreukmakend karakter van deAir Wick Odor Stop vast staat totdat bij onherroepelijke rechterlijke beslissing het tegendeel is uitgemaakt.”

Waar het, zo te lezen en kort gezegd, op neer komt, is dat Proctor & Gamble bezig is met de introductie op de Europese markt van haar luchtverfrisser Febreze, een fles met een verstuiver in de vorm van een pistoolhandgreep met een schuin afgevlakte dop, welke dop zich aan de basis over de spuitbus uitstrekt. De vormgeving van de fles is als Gemeenschapsmodel geregistreerd. (illustraties in het vonnis)

Procter & Gamble vindt dat de door Reckitt Benckiser op de markt gebrachte Air Wick Odor Stop luchtverfrisser (onderste afbeelding) teveel lijkt op de Febreze en heeft in verschillende landen procedures tegen Reckitt Benckiser aanhangig gemaakt op basis van haar Gemeenschapsmodel. In enkele Europese landen is inmiddels een verbod uitgesproken.

In Nederland hebben partijen in de periode voorafgaand aan het op 19 juli 2006 te houden
kort geding een schikking bereikt, waarbij Reckitt Benckiser naar eigen zeggen om  “praktische redenen” heeft toegezegd de verhandeling van haar product Air Wick Odor Stop met de in het geding zijnde pistoolverstuivingsdop te staken en gestaakt te houden.

“De enige voorwaarde die aan deze toezegging is verbonden is dat, indien in een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing zou komen vast te staan dat de bewuste pistool-verstuivingsdop van Reckitt Benckiser geen inbreuk zou maken op enig recht van Procter & Gamble, het Reckitt Benckiser vrij zal staan weer gebruik te maken van deze dop. De reden voor deze toezegging is zoals aangegeven van praktische aard. Er is inmiddels een bodemprocedure aanhangig gemaakt in Engeland en daar is in reconventie de nietigheid van het modeldepot van Procter & Gamble ingeroepen. Reckitt Benckiser (The Netherlands) B.V. prefereert de uitkomst van die procedure af te wachten.”

Partijen spreken af dat Reckitt Benckiser per augustus stopt met uitleveren en het is de verwachting dat de Air Wick Odor Stop daarna binnen 4 à 6 weken uit de winkel verdwenen zal zijn.

Na de termijn van 6 weken  werden in diverse winkels in Nederland echter nog producten waarop de schikkingsovereeenkomst tussen partijen betrekking heeft ten verkoop aangeboden. Reckitt Benckiser heeft verklaard dat zij dit niet kon voorzien, onder meer omdat haar product kennelijk slechter verkoopt dan zij had verwacht, doch dat is een omstandigheid die niet voor rekening van Procter & Gamble kan worden gebracht.

Daarnaast is in het blad “Allerhande” van Albert Heijn, dat is verschenen in augustus 2006, een advertentie afgedrukt voor de Air Wick Odor Stop.

De aanstaande introductie van haar eigen product Febreze is volgens Procter & Gamble daardoor in gevaar gekomen, hetgeen volgens Procter & Gamble ook de bedoeling van Reckitt Benckiser is geweest. Het is volgens haar noodzakelijk dat de markt “schoon” is op het moment dat de introductie van de Febreze zal plaatsvinden.

Procter & Gamble vordert daarom schriftelijke opgave van de namen en adressen van alle Nederlandse afnemers  “aan wie de gedaagde Air Wick Odor Stop en/of andere producten die inbreuk maken op het geregistreerde Gemeenschapsmodel nr. 000097969-0001 hebben verkocht, geleverd en/of aangeboden” (zonder dus alsnog een inbreukverbod te vorderen), alsmede om een hernieuwd verzoek van Reckitt Benckiser om de producten te retourneren en een machtiging om desnoods zelf te producten te mogen opkopen op kosten van  Reckitt Benckiser.

De rechtbank wijst de vorderingen toe: “Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt dan ook met zich dat  Reckitt Benckiser als de daarvoor meest in aanmerking komende partij alsnog actie onderneemt jegens degenen aan wie zij heeft geleverd teneinde te bevorderen dat de nog resterende producten omgaand uit de winkels worden verwijderd.”

“De voorzieningenrechter stelt vast dat Reckitt Benckiser tot het ontstaan van dergelijk wantrouwen [ten aanzien van het uitvoeren van de recall} bepaald aanleiding heeft gegeven door het verschijnen van de advertentie in “Aller Hande” in augustus 2006. Zij stelt zich weliswaar thans op het standpunt dat het betreffende blad al was gedrukt vóórdat de schikkingsovereenkomst tot stand was gekomen, maar dat neemt niet weg dat (i) uit niets is gebleken dat zij op dit punt een voorbehoud heeft gemaakt of zelfs maar een mededeling heeft gedaan (ii) dat het verschijnen van die advertentie dan ook in strijd lijkt met de schikkingsovereenkomst en (iii) dat die overtreding geheel voor haar rekening komt.

Onder deze bijzondere omstandigheden beschouwt de voorzieningenrechter de vordering om eventueel zelf de gewraakte producten in de winkels op te kopen, en deze te retourneren aan Reckitt Benckiser, waartegenover Reckitt Benckiser de aankoopprijs van die producten aan Procter & Gamble zou moeten vergoeden, vermeerderd met een bijdrage in de kosten van € 5,-- per product.) als een creatieve prikkel richting Reckitt Benckiser om de veroordeling tot recall serieus te nemen. Die vordering zal dan ook worden toegewezen, zij het op de wijze als de voorzieningenrechter die heeft opgevat.

Proceskosten: Reckitt Benckiser zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Gelet op de noodzaak van richtlijnconforme interpretatie van de handhavingsrichtlijn zullen terzake van advocaatkosten de werkelijk gemaakt kosten worden toegekend, welke door Procter & Gamble zijn begroot op € 13.500,-- hetgeen door Reckitt Benckiser niet is betwist.

Lees het vonnis hier.

IEF 2631

Het begrip creativiteit

lgo.bmp“Lego wil mensen die virtuele Lego-modellen uploaden via de site van Lego een commissie betalen voor elk door hen ontworpen item dat wordt verkocht.

Voordat het zover is, moet echter nog een probleem worden opgelost volgens Hansen. “We moeten absoluut zeker zijn dat een model is ontworpen door de persoon die dat claimt. Het kan zijn dat iemand het ontwerp van iemand anders gebruikt en alleen de kleur verandert. Dan is er niet echt sprake van een origineel model.”

Alleen ethisch niet gewenste modellen worden verwijderd. Elk ander model, hoe simplistisch of raar ook, krijgt volgens Hansen een plek in de gallery. Hansen: “Elk mens geeft een andere invulling aan het begrip creativiteit.”

Lees hier meer (Emerce.nl)

IEF 2602

Handhaving voorgehangen

bvie5.bmpKamerstuk 30633, nr. 5, 2e Kamer. Wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (BVIE).

Het ontwerp bevat uitsluitend de wijzigingen die noodzakelijk zijn om het Benelux-verdrag in overeenstemming te brengen met de Richtlijn handhaving intellectuele-eigendomsrechten (strikte implementatie). De betrokken ministers van België, Nederland en Luxemburg stemmen in met de ontwerpbeschikking.

- Brief staatssecretaris ter voorlegging van ontwerpbeschikking wijziging van het Benelux-verdrag inzake intellectuele eigendom (document hier).

 - Ontwerp van Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie (document hier).

- Memorie van toelichting bij de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie (document hier).

IEF 2596

Pièce de résistance

chg.bmpVerslag bijeenkomst VIE (met dank aan Rogier de Vrey, Van Doorne). Op de avond van donderdag 7 september vond de ALV van de Vereniging voor Intellectuele Eigendom plaats. Van Doorne trad als gastheer op. Op de ALV werd beslist dat de penningmeester, drs. P.C. Schalkwijk, nog een (extra) jaar zal aanblijven, gedurende welke tijd wordt gezocht naar een opvolger. Tevens werd een nieuw bestuurslid voorgedragen (en benoemd), mr. A. Zeestraten, hoofd van de Haagse IE afdeling van Shell.

Aansluitend vond het pièce de résistance plaats, de voordracht van prof. mr. Ch. Gielen over de 'slaafse navolging'. Dit betrof een bijzonder interessant verhaal over de ‘herleving’ van het leerstuk van de slaafse nabootsing na het schrappen van het beperkingsartikel 14 lid 8 (lid 5 oud) van de BTWM.

Aan de hand van veel rechtspraak bouwde Gielen zijn betoog op. Onder meer inktflessen, drukasbakken, elephant-kranen, Rummikub, pluche poesjes, lounge-chairs, klerenhangers, KLM-huisjes, fatboys, klompsloffen, bromscooters, Duitse stahlhelmpjes, speelgoed schoonheidssalons en Lego steentjes passeerden de revue.

Is de slaafse nabootsingsleer op één lijn te stellen met een IE recht ? (Gielen: nee, ook niet met het Europese ongeregistreerde model), creëert de slaafse nabootsing actie een monopolie (Gielen: nee), kan de slaafse nabootsing cumuleren met IE rechten (Gielen: ja), kent deze actie een beperking in tijd (Gielen: nee), heeft de HR in het Hyster Karry Krane arrest een algemene kopieervrijheid vastgelegd (Gielen: nee).

Na de voordracht was er gelegenheid tot discussie. Hierbij kwam (onder meer) aan de orde het toetsmoment van het onderscheidend vermogen (introductie van het origineel product, of verhandeling van de – vermeende – nabootsing?) en de reikwijdte van het begrip verwarring (ook associatie? moet het merkbaar zijn voor de consument? wat is de invloed van een afwijkende ‘get-up’ van de nabootsing?). De Lego stenen waren een dankbaar onderwerp voor discussie tussen de heren Gielen en Hoyng. Hoyng probeerde bij Gielen de stelling uit te lokken dat de slaafse nabootsing wel gelijkenissen vertoont met het merkenrecht.

De presentatie van Gielen is hier te downloaden.

IEF 2584

Laarsgympen

lgmp2.JPGVoorzieningenrechter Rechtbank Den Haag, 7 september 2006, KG ZA 06-813, Converse Inc. en Kesbo Sport B.V. tegen Tom Tailor GmbH en Footwear International B.V.

 Over niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen, auteursrechtelijke landen van oorsprong en proceskostenveroordelingen.

Converse brengt in de Benelux een laarsgymp op de markt onder de naam All Star Chuck Taylor en met typenaam Detachable X-Hi. De gymp ziet eruit als een hoge basketballgymp met daarop een gebreide bovenkant. Tom Tailor en Footwear brengen ook een laarsgymp op de markt in Europa, resp. de Benelux, met een gebreide bovenkant. Converse vordert een verbod tot inbreuk op haar (niet-ingeschreven) Gemeenschapsmodelrechten in de EG en op haar auteursrechten in Nederland op de X-Hi, en daarnaast een verbod tot onrechtmatig handelen.

Tom Tailor voert gemotiveerd verweer en wijst op verschillen tussen de beide laarsgympen.

De voorzieningenrechter oordeelt met betrekking tot het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel dat "de laars van TomTailor naar voorlopig oordeel geen andere algemene indruk wekt bij de geïnformeerde gebruiker dan de X-Hi". "Weliswaar zijn er zeker ook verschillen aan te wijzen tussen beide modellen, maar die maken niet dat de algemene indruk van beide laarzen werkelijk een andere wordt."

Met betrekking tot het auteursrecht:

Tom Tailor stelt dat de Converse laarsgymp voor het eerst in de V.S. openbaar is gemaakt. Dit zou dan op basis van artikel 2 lid 7 Berner Conventie betekenen dat Converse geen bescherming krachtens auteursrecht toekomt, omdat in de V.S. geen auteursrecht zou toekomen aan voorwerpen met een gebruiksfunctie. Dit verweer wordt verworpen omdat Converse volgens de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat niet de V.S., maar Nederland dan wel België als land van oorsprong aan te merken is.

De X-Hi komt voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking, aldus de voorzieningenrechter. De totaalindrukken van de X-Hi en het model van Tom Tailor verschillen, gelet op de auteursrechtelijk beschermde trekken, in zo geringe mate, dat de Tom Tailor laars niet als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt en van ontlening sprake is.

De vorderingen van Converse worden toegewezen en Tom Tailor en Footwear worden veroordeeld in de proceskosten ad EUR 8.633,15. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking, dat "Tom Tailor en Footwear hun eigen procureurssalaris in totaal hadden geraamd op ongeveer EUR 35.000, derhalve (aanzienlijk) hoger dan het bedrag dat Converse terzake heeft gevorderd".

Lees het vonnis hier.

IEF 2553

BVIE in werking getreden

BVIE4.bmpVandaag is het de eerste dag van de derde maand, volgende op de nederlegging  van de derde akte van bekrachtiging van het BVIE, het Beneluxverdrag inzake de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen).

Per vandaag treedt het BVIE dus echt in werking (min of meer onder voorwaarde, dat wel, zie hier) en vervangt de verdragen, de eenvormige wetten en de wijzigingsprotocollen inzake Benelux merken en tekeningen of modellen (BME en BTMW) door een enkel verdrag waarin zowel het merkenrecht als het tekeningen- of modellenrecht systematisch en overzichtelijk geregeld worden. Het materiële recht wordt niet gewijzigd door dit verdrag.

Ook met ingang van vandaag worden het Benelux-Merkenbureau en het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE).

De officiële domeinnaam van het bureau is www.boip.int (de Engelse afkorting van de naam). IEForum.nl biedt u echter ook toegang middels de wat makkelijker in het gehoor liggende domeinnaam www.bbie.nl.

Op de website van het BBIE staan verwijzingen naar nieuwe en oude wet- en regelgeving. 

Succes met  transponeren!  (En is er nog ergens een BVIE-Borrel?)

IEF 2548

BVIE

Kamerstuk 30633, nr. 4, 2e Kamer. Wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (Stb. ...);

Nota van verbetering, ontvangen 24 juli 2006:

In het voorstel van wet (stuk nr. 2) worden de volgende verbeteringen aangebracht: In het opschrift en in artikel I wordt «(Stb. ...)» telkens vervangen door: (Stb. 262).

Lees het kamerstukje hier.

IEF 2404

U, als gemachtigde

Twee nieuwe brochures van bijna-voorheen-het-BMB:

1- Een brochure voor gemachtigden. Het BVIE en zijn gevolgen.  De inwerkingtreding van het nieuwe beneluxverdrag  inzake de Intellectuele Eigendom is op  handen. het BVIE, zoals we het nieuwe verdrag  noemen, brengt vele veranderingen met zich mee,  die u, als gemachtigde, moet kennen.

In deze brochure stellen wij de nieuwe Beneluxorganisatie voor de Intellectuele Eigendom aan u  voor. wij vertellen wat de gevolgen zijn van het  nieuwe verdrag.  Wat zijn de belangrijkste nieuwe wetteksten?  Hoe moeten we die interpreteren?  Hoe zit het nieuwe verdrag in elkaar?  Wat zijn de veranderingen in de uitvoeringsbepalingen?   

Lees de brochure hier.

2- BOIP-online filing. (voorheen bmbconnect).  Als gevolg van de in werking treding van het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele  Eigendom wordt ook het programma BMBConnect, onze webapplicatie voor o.a. het  online deponeren van merken, aangepast. 

In deze folder vindt u informatie over de aangepaste versie van BMBConnect en  de consequenties van deze verandering voor uw organisatie. Vanaf 1 september  gaat BMBConnect verder onder de naam BOIP Online Filing. 

Lees de brochure hier.

IEF 2331

BVIE niet in gevaar

Een geruststellende mededeling voor wie zich ook zorgen maakte of de BVIE door wijzigingswet en kamerreces nog wel per 1 september in werking kon treden: Het komt allemaal goed. Heus.

De goedkeuringswet van 10 mei maakt dat Nederland het BVIE heeft goed gekeurd en zijn instrument van bekrachtiging neer kan leggen. Dat is op 29 juni gedaan.

Er komt echter wel een wijziging van de goedkeuringswet. Dit om tegemoet te komen aan de bezwaren van de eerste kamer. Dit maakt echter niet dat de Eerste Kamer daarmee de eerste goedkeuringswet heeft weggestemd. De Eerste Kamer heeft deze, weliswaar met tegenzin, aanvaard.

De EK heeft dit gedaan onder een voorwaarde. Namelijk dat een eventuele wijziging van het BVIE die voor zal worden gesteld voordat de tweede (wijzigende) goedkeuringwet erdoor is zal worden behandeld door de regering alsof die tweede goedkeuringswet wel al in werking is getreden. Hoewel daartoe niet verplicht, die verplichting bestaat pas nadat de tweede goedkeuringswet aanvaard is, zal de regering wijzigingen die 1.7 lid 1 BVIE volgen dus ook voorhangen. Indien instemming met wijzigingen niet wordt gegeven, zal de Nederlandse vertegenwoordiger in het Comité van Ministers tegen een besluit tot aanpassing of wijziging stemmen.

De EK heeft deze methode aanvaard omdat de Richtlijn Handhaving al geïmplementeerd had moeten zijn. Deze methode maakt dat het BVIE sneller in werking treedt dan wanneer er een novelle zou zijn geschreven. In dat geval was de goedkeuring wel opgehouden tot na aanvaarding van de gewijzigde goedkeuringswet.