DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 656

Naburige Landsgrenzen

HvJ EG, 14 juli 2005, zaak C-192/04, Lagardère Active Broadcast tegen SPRE en GVL, in de hoedanigheid van CERT. Prejudiciële beslissing betreffende een verzoek ingediend door het Franse Cour het cassation. Een HvJ IE uitspraak die geen OHIM-zaak is als een Rapunzelklokje in Amsterdam; zeldzaam maar af er toe wordt er eentje gesignaleerd. Deze gaat over auteursrecht en naburige rechten. En landsgrenzen.

Het probleem betreft de aanwezigheid van landsgrenzen bij de verder geheel technische realisatie van een televisie-uitzending via satelliet. De vennootschap Lagardère is een in Frankrijk gevestigde omroep. Haar uitzendingen worden geproduceerd in haar Parijse studio’s en naar een satelliet gezonden. De signalen lopen terug naar de aarde, waar zij worden opgevangen door grondstations in Frankrijk die de uitzendingen in frequentiemodulatie (FM) aan het publiek doorgeven.

Aangezien deze wijze van doorgeven niet het gehele Franse grondgebied dekt, stuurt de satelliet deze signalen tevens door naar een grondstation te Felsberg, in het Saarland (Duitsland), dat technisch is ingericht om de uitzendingen via de lange golf naar bovengenoemd grondgebied te sturen. Dit uitzenden wordt verzorgd door CERT, een dochteronderneming van Lagardère. De in het Frans uitgezonden programma’s kunnen om technische redenen tevens in Duitsland worden ontvangen, maar alleen binnen een beperkt gebied. Zij worden in Duitsland niet commercieel geëxploiteerd.

Dit roept de volgende vragen op:

(1) Wanneer een omroep die vanuit een lidstaat uitzendt, om een deel van zijn nationale publiek te bereiken, gebruik maakt van een nabijgelegen zendstation op het grondgebied van een andere lidstaat op grond van een concessieovereenkomst met een dochteronderneming waarin de omroep een meerderheidsbelang bezit, geldt dan de wettelijke regeling van laatstbedoelde lidstaat voor de enkele billijke vergoeding in de zin van de artikelen 8, [lid 2,] van richtlijn 92/100 […] en 4 van richtlijn 93/83 […], die is verschuldigd voor het gebruik van voor handelsdoeleinden uitgegeven geluidsdragers in de uitgezonden programma’s?

(2) Bij een bevestigend antwoord op de eerste vraag, is het oorspronkelijke omroepbedrijf dan gerechtigd de door zijn dochteronderneming betaalde bedragen in mindering te brengen op de vergoeding die wordt gevorderd voor de ontvangst op het gehele nationale grondgebied?”

Het Hof van Justitie verklaart vervolgens voor recht dat de binnengrenzen in Europa nog niet volledig verdwenen zijn.

1) In het geval van een uitzending als aan de orde in het hoofdgeding verzet richtlijn 93/83/EEG zich er niet tegen dat voor de vergoeding voor het gebruik van fonogrammen niet alleen de wettelijke regeling geldt van de lidstaat op het grondgebied waarvan de uitzendende vennootschap is gevestigd, maar tevens de wettelijke regeling van de lidstaat waarin zich om technische redenen het grondstation bevindt dat de betrokken uitzendingen naar de eerste staat doorgeeft. 2) Artikel 8, lid 2, van richtlijn 92/100/EEG (verhuur- en uitleenrecht) moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van de in deze bepaling genoemde billijke vergoeding de uitzendende onderneming niet gerechtigd is om het bedrag van de vergoeding die zij verschuldigd is voor het gebruik van fonogrammen in de lidstaat waarin zij is gevestigd, eenzijdig te verminderen met het bedrag dat is betaald of wordt gevorderd in de lidstaat op wiens grondgebied zich het grondstation bevindt dat uitzendingen naar de eerste staat doorgeeft. Lees arrest.