DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 12752

Thumbnails die zonder probleem kunnen worden waargenomen

Rechtbank Amsterdam 5 juni 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:4771 (bekendnaakt.net; Van de L. tegen L.)
Uitspraak ingezonden door Quirijn Meijnen, Meijnen.
Auteursrecht. Portretrecht. Aantasting goede eer en naam. Licentie-inkomsten. Immateriële schadevergoeding.

Van de L. is presentatrice op de Nederlandse televisie en (fetish) fotomodel (geweest). Zij is licentiehouder van de in opdracht gemaakte foto's. Foto's en films waarin zij voorkomt, zijn geplaatst op bekendnaakt.net in thumbnail formaat. Na doorklikken werd de bezoeker doorgeleid aan websites van derden. De schermafdrukken van de website laten zien dat de thumbnails op de website al een dusdanig formaat hebben dat zij zonder probleem door het publiek van de website kunnen worden waargenomen. L. verweert zich door te stellen dat de domeinnaam door hem werd verhuurd, dit is echter onvoldoende onderbouwd.  L. heeft de gegevens van de huurder niet willen geven en de website werd voorafgaand aan deze procedure te koop aangeboden, omdat L. 'geen tijd meer heeft de website steeds te updaten'. Bovendien is de huurder niet in vrijwaring opgeroepen. Onduidelijk is waarom de tussentijdse wijziging van het IP-adres waarop de website draait, betekent dat hij niet meer verantwoordelijk zou zijn voor de inhoud van de website.

L. brengt naar voren dat slechts thumbnails van foto's en films op de website staan. De schermafdrukken van de website laten zien dat de thumbnails op de website al een dusdanig formaat hebben dat zij zonder probleem door het publiek van de website kunnen worden waargenomen. Reeds daarom is sprake van openbaarmaking van de werken. De schade is begroot op een gemiddelde vergoeding voor drie maanden van 191 foto's en 2 filmpjes: €25.375.

De stelling dat de familienaam niet via de website bekend is gemaakt, maar al eerder bekend was via wikipedia, kan er niet aan afdoen dat L. de foto's en teksten heeft doen vergezellen van de persoonsgegevens van Van de L.. Dit is een aantasting van de eer en goede naam, waarvoor €5.000 redelijk voorkomt. Onbetwist heeft Van de L. gesteld dat er ook sprake is van inbreuk op haar portretrecht. Het mislopen van een vergoeding voor het gebruik van haar portret dient te worden gecompenseerd (€64.300), evenals genoemde inbreuk op auteursrechten (€25.375).

Aangezien de vorderingen deels zijn gebaseerd op inbreuk op het portretrecht en schending van haar persoonlijke levenssfeer en de eer en goede naam, en zo'n vordering niet valt te kwalificeren als een vordering gericht op handhaving van een IE-recht, komt 1/4 niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank gebiedt L. om Google te verzoeken om teksten en afbeeldingen uit het 'cache' geheugen van Google te verwijderen en verwijderd te houden.

4.3. De rechtbank zal aan dit verweer, als onvoldoende onderbouwd, voorbij gaan. Daartoe is het volgende redengevend. [eiseres] is al bij dagvaarding ingegaan op het verweer van [gedaagde] dat een derde verantwoordelijk is voor de inhoud van de website. Zij heeft de juistheid van [gedaagdes] verweer daarbij gemotiveerd in twijfel getrokken. Zo heeft zij onder meer naar voren gebracht dat haar raadsman voorafgaand aan deze procedure [gedaagde] heeft verzocht om gegevens van de door [gedaagde] gestelde huurder en dat [gedaagde] die gegevens niet heeft willen geven. Ook heeft zij in de dagvaarding er op gewezen dat [gedaagde] de website op 10 april 2010 -en derhalve in de desbetreffende periode- te koop heeft aangeboden op de site www.sitedeals.nl en hij bij een eerder aanbod van de website in januari 2009 heeft geschreven dat hij ‘geen tijd meer heeft de website steeds te updaten’. Gelet op hetgeen door [eiseres] bij dagvaarding met betrekking tot het verweer van [gedaagde] naar voren is gebracht, lag het op de weg van [gedaagde] om deugdelijk gemotiveerd te stellen en te onderbouwen, dat hij de domeinnaam verhuurde. Dit heeft hij niet gedaan. [gedaagde] heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat de domeinnaam aan een derde werd verhuurd terwijl hij daartoe uitdrukkelijk voorafgaand aan de procedure was uitgenodigd en ook bij conclusie van antwoord of tijdig voorafgaand aan de comparitie nog de gelegenheid had. Bovendien heeft hij, om hem moverende redenen, geen gebruik gemaakt van de hem vergunde mogelijkheid [naam 2] in vrijwaring op te roepen. Weliswaar heeft [gedaagde] nog ter comparitie van partijen aangeboden om stukken ter zake daarvan in het geding te brengen, maar niet valt in te zien, waarom dit niet reeds bij conclusie van antwoord en – gelet op het wettelijke uitgangspunt dat de comparitie van partijen het laatste moment is waar standpunten nog naar voren kunnen worden gebracht – uiterlijk ter comparitie van partijen mogelijk was. [gedaagde] heeft ook niet gesteld waarom het niet mogelijk was om deze stukken eerder in het geding te brengen. De rechtbank zal dan ook voorbijgaan aan het aanbod van [gedaagde] om te stukken alsnog in het geding te brengen.

4.4. Ook voor de periode vanaf juli 2011 tot en met oktober 2011 moet [gedaagde] verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van de website. Weliswaar heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij de domeinnaam op 10 februari 2011 aan een derde heeft overgedragen en de website vanaf 1 juli 2011 op een ander ip-adres is gaan ‘draaien’, maar dit betekent in de gegeven omstandigheden niet dat hij voor de inhoud van de website niet verantwoordelijk kan worden gehouden. [gedaagde] heeft van de gestelde overdracht van de domeinnaam geen stukken in het geding gebracht en hij heeft bovendien, tegenover de stellingen van [eiseres], onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom de wijziging van het ip-adres zou betekenen dat hij niet meer verantwoordelijk zou zijn voor de inhoud van de website. In het bijzonder geldt dat [gedaagde] niet meer heeft gereageerd op de stelling van [eiseres] dat de wijziging van ip-adres niets bewijst omdat het heel normaal is verschillende ip-adressen te hebben en dat uit een screenshot van de website van 26 juli 2011 -en derhalve na de ip-adres wijziging- nog staat “powered by profithost”. Ook heeft [gedaagde] niet gereageerd op de door [eiseres] overgelegde correspondentie tussen de raadsman van [eiseres] en de firma Dynadott LLC waaruit volgens [eiseres] volgt dat [gedaagde], handelend onder de naam Profithost, zelf in staat is contactgegevens te veranderen. De rechtbank weegt tenslotte nog mee dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat de inbreukmakende content (de rechtbank begrijpt: de desbetreffende foto’s en films) daags na het uitbrengen van de dagvaarding van de website is verwijderd. Dit duidt erop dat [gedaagde] invloed heeft op de inhoud van de website, zodat hij ook hierom voor de inhoud verantwoordelijk wordt gehouden.

4.8. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn verweer. Waar het om gaat is of op de website het werk voor publiek toegankelijk wordt gemaakt. De door [eiseres] in het geding gebrachte stukken, bestaande uit schermafdrukken van de website, laten zien dat de thumbnails op de website al een dusdanig formaat hebben dat zij zonder probleem door het publiek van de website kunnen worden waargenomen. Reeds daarom is sprake van openbaarmaking van de werken. Het vorenstaande leidt ertoe dat [gedaagde] aansprakelijk wordt geacht voor het openbaar maken van de werken. Hij is daarmee aansprakelijk voor de - door [eiseres] onbetwist gestelde - schade van [eiseres] en de derden auteursrechthebbenden. Het standpunt van [gedaagde], dat hij niet aansprakelijk is voor de schade ontstaan door openbaarmaking van de werken na 1 juli 2011, faalt. Zoals hiervoor reeds geoordeeld wordt [gedaagde] geacht ook na 1 juli 2011 verantwoordelijk te zijn geweest voor de inhoud van de website.

4.11. De stelling van [gedaagde], dat de familienaam van [eiseres], niet via de website bekend is geraakt maar al eerder bekend was via wikipedia, kan, voor zover al van de juistheid wordt uitgegaan aangezien [eiseres] dit heeft betwist, er niet aan afdoen dat [gedaagde] de foto’s en teksten heeft doen vergezellen van de persoonsgegevens van [eiseres]. De gevorderde verklaring voor recht is op dit punt dan ook eveneens toewijsbaar. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [gedaagde] tevens verantwoordelijk moet worden gehouden voor de teksten die met betrekking tot Van der Leest zijn geplaatst. Van der Leest heeft onbetwist gesteld dat deze teksten zijn aan te merken als een schending van haar persoonlijke levenssfeer, eer en goede naam. Daarmee is ook de onder 3 van het petitum gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar. Nu [eiseres] (onweersproken) heeft gesteld dat de inbreukmakende content daags na de dagvaarding van de website is verwijderd en zij niet, althans onvoldoende, heeft gesteld dat [gedaagde] ook thans nog inbreuk maakt op haar auteursrechten en/of portretrechten van [eiseres] dan wel anderszins onrechtmatig handelt, zal de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht alleen toewijzen voor zover deze betrekking heeft op het verleden.

4.16. [gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiseres]. [eiseres] heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van de werkelijk gemaakte advocaatkosten op grond van artikel 1019h Rv. Aangezien de vorderingen deels zijn gebaseerd op inbreuk op het portretrecht en schending van haar persoonlijke levenssfeer en de eer en goede naam, en zo’n vordering niet valt te kwalificeren als een vordering gericht op handhaving van een intellectueel eigendomsrecht, komt dat deel, te bepalen op 1/4, niet voor vergoeding in aanmerking. Gelet op de grondslag van de overige vorderingen komen de werkelijk gemaakte advocaatkosten van [eiseres] voor het overige (3/4), zoals gevorderd, wel voor vergoeding in aanmerking. Nu [gedaagde] het door [eiseres], onder verwijzing naar de door haar overgelegde productie 19, gestelde bedrag van € 10.118,51 (€ 297,50 + € 82,05 + € 9.738,96) niet heeft weersproken zal de rechtbank van dit bedrag uitgaan. Voor het overige worden de proceskosten begroot volgens het toepasselijke liquidatietarief. Het salaris advocaat bedraagt daarom € 7.588,88, te weten ¾ van € 10.118,51, vermeerderd met € 710,50 te weten ¼ x € 2.842,- (2 punten x toepasselijke liquidatietarief € 1.421,- ) en derhalve in totaal € 8.299,38. Aangezien [eiseres] daarnaast een bedrag van € 821,00 aan griffierecht en € 97,64 heeft voldaan, worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] tot heden begroot op in totaal € 9.218,02.

5.9. veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te voldoen een immateriële schadevergoeding van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) vanwege schending van haar eer en goede naam;

5.10. veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te voldoen een schadevergoeding van € 4.500,- (zegge: vierduizendvijfhonderd euro) vanwege geleden vermogensschade door aantasting van haar eer en goede naam;

5.11. veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te voldoen een schadevergoeding van € 64.300,- (zegge: vierenzestigduizend driehonderd euro) vanwege het mislopen van een vergoeding door [gedaagde] voor het gebruik van het portret van [eiseres];

5.12. veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te voldoen een schadevergoeding van € 25.375,- (zegge: vijfentwintigduizend driehonderdvijfenzeventig euro) wegens inbreuk op auteursrechten van haarzelf en de auteursrechthebbenden;

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
ECLI:NL:RBAMS:2013:4771 (pdf)
HA ZA 12-241 (grosse)

Op andere blogs:
IE-Forum (De thumbnails van bekendnaakt.net)
Hoogenraad & Haak advocaten (Fetish verleden)

IEF 12749

Geen werkgeversauteursrecht bij kunstuitlener na samenwerking met kunstenaar

Vzr. Rechtbank Amsterdam 24 mei 2013, LJN CA2668 (eiser tegen Stichting Jonge Honden)

Werkgeversauteursrecht. Kunstenaar. Teruggave uitleenkunst. In't kort: In geschil is of de bij Stichting Jonge Honden in het bezit zijnde werken van eiser, nu de samenwerking tussen partijen is beëindigd, terug moeten naar eiser. De voorzieningenrechter oordeelt dat er tussen partijen geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst of dienstbetrekking in de zin van artikel 7 Auteurswet. Werken van eiser moeten dan ook naar eiser terug. Onduidelijk is nog om hoeveel werken het precies gaat. Stichting Jonge Honden wordt veroordeeld om alle werken van eiser die op een door de Stichting opgestelde Codelijst aan eiser af te geven. Stichting Jonge Honden hoeft niet de naam van eiser van haar website te verwijderen.

Uitgebreid: Partijen werkten tussen 1993/1994 en 2010 samen, eiser is beeldend kunstenaar en Stichting Jonge Honden bemiddelt in de verkoop en het uitlenen van kunst. Eiser is tussen 2000-2008 gedetacheerd bij SJH geweest via de gemeente Amsterdam in het kader van de zogenoemde Pantarregeling, waarbij SJH werd aangemerkt als inlener en de gemeente Amsterdam als werkgever. Eiser vordert een bedrag van €100.000 aan achterstallige betalingen, teruggave van ongeveer 375 werken en verwijdering van de website van gedaagden. De Pantarsamenwerking wordt niet als arbeidsovereenkomst gezien zodat art. 7 Aw van toepassing is. Het eigendomsrecht van alle werken die SJH onder zich heeft, ligt bij eiser. SJH dient alle op de codelijst vermelde werken van eiser (en de codelijst zelf) af te geven.

Volgens Stichting Jonge Honden is er in de periode 2000 tot 2008 sprake van een arbeidsovereenkomst. De voorzieningenrechter merkt de samenwerking in het kader van de Pantarregeling niet aan als arbeidsovereenkomst, met name wijkt de loonbetaling af; deze verliep via de gemeente Amsterdam en waartegenover voor eiser een sociale voorziening stond. Er is geen sprake van een dienstbetrekking in de zin van art. 7 Aw. Het eigendomsrecht van alle werken die SJH onder zich heeft, ligt bij eiser en deze werken moeten worden teruggegeven.

Over het aantal werken bestaat geen duidelijkheid, echter partner van eiser (tevens werkzaam bij SJH) heeft verklaard dat de 'codelijst YD Kunstuitleen' bestaat, waarop alle werken staan. SJH wordt veroordeeld om alle op de codelijst vermelde werken van eiser (en een afschrift van de codelijst) af te geven.

De vermelding van de naam van eiser op de website als zodanig is niet onrechtmatig. Het enkele feit dat de samenwerking tussen partijen is beëindigd en de verhouding tussen partijen ernstig is verstoord wil nog niet zeggen dat er op de website geen melding meer mag worden gemaakt. Ook niet over de beëindiging van de samenwerking, dit geeft uitsluitend een weergave van de feitelijk situatie waarbij niet grievend over eiser wordt gesproken. De eiser hierdoor schade lijdt, is niet aannemelijk gemaakt.

2.2. Met ingang van 14 augustus 2000 is [eiser] door middel van de zogenoemde banenpoolregeling via de gemeente Amsterdam gedetacheerd geweest bij de Stichting Jonge Honden. Deze samenwerkingsvorm is met ingang van 28 februari 2007 voortgezet door middel van de zogenoemde Pantarregeling. In de detacheringsovereenkomst met de gemeente Amsterdam was de gemeente Amsterdam aangemerkt als werkgever, Stichting Jonge Honden als inlener en [eiser] als gedetacheerde. In de inleenovereenkomst met Stichting Pantar Amsterdam is Stichting Pantar Amsterdam als werkgever aangemerkt, Stichting Jonge Honden als inlener en [eiser] als werknemer. Op 2 oktober 2008 heeft Stichting Pantar Amsterdam de samenwerking met Stichting Jonge Honden voor wat betreft [eiser] per die datum beëindigd.

3.2. [eiser] heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat gedaagden nalaten hun verplichtingen voortvloeiende uit de beëindiging van de samenwerking jegens [eiser] na te komen. Zo moeten zij nog een substantieel bedrag aan [eiser] betalen als zijn aandeel in de opbrengst van de verhuur en verkoop van zijn werken. Daarnaast weigeren gedaagden de werken van [eiser], alsmede de documentatie die betrekking heeft op de registratie en administratie van die werken, die gedaagden nog onder zich hebben, aan [eiser] terug te geven. Volgens [eiser] gaat het daarbij in ieder geval om ongeveer 375 werken. In dit verband heeft hij verwezen naar een door [A] opgemaakt verslag over de mislukte bemiddelingspoging die partijen hebben ondernomen. Bij [eiser] bestaat echter het vermoeden dat het om ongeveer 1000 werken gaat.

Gedaagden moeten in ieder geval voornoemde 375 werken en de bijbehorende administratie aan [eiser] afgeven. Door dat na te laten handelen gedaagden in strijd met het eigendomsrecht van [eiser], dan wel onrechtmatig jegens [eiser]. Bovendien hebben gedaagden tijdens de bemiddeling toegezegd om tot afgifte over te gaan. [eiser] heeft verder gesteld dat hij niet langer met zijn naam op de website van gedaagden vermeld wil staan omdat hij, gezien de handelwijze van gedaagden, niet langer met gedaagden in verband wil worden gebracht.

4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat Stichting Jonge Honden nog werken van [eiser] onder zich heeft, maar wel of Stichting Jonge Honden gehouden is om deze werken aan [eiser] af te geven. Volgens Stichting Jonge Honden is dat voor wat betreft de werken die in de periode van 14 augustus 2000 tot 2 oktober 2008 zijn gemaakt niet het geval omdat in die periode sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen Stichting Jonge Honden en [eiser]. Daarin wordt zij niet gevolgd. De overeenkomsten die in het kader van de samenwerking tussen partijen met de gemeente Amsterdam en later Stichting Pantar Amsterdam zijn gesloten, kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als een arbeidsovereenkomst tussen Stichting Jonge Honden en [eiser] worden aangemerkt. Met name ten aanzien van de loonbetaling wijkt de arbeidsverhouding tussen Stichting Jonge Honden en [eiser] af van een arbeidsovereenkomst. In de overeenkomsten met de gemeente Amsterdam en Stichting Pantar Amsterdam is geen sprake van rechtstreekse loonbetalingen van Stichting Jonge Honden aan [eiser] maar betaalde Stichting Jonge Honden een inleenfee aan de gemeente Amsterdam en later aan Stichting Pantar Amsterdam, waartegenover voor [eiser] een te ontvangen sociale voorziening stond. In de overeenkomsten is Stichting Jonge Honden ook niet aangemerkt als werkgever van [eiser] maar als inlener. Dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat tussen Stichting Jonge Honden en [eiser] sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst is dan ook niet aannemelijk. Nu het ging om een dienstbetrekking die er primair op was gericht om [eiser] te werk te stellen met behoud van een sociale voorziening onderscheidt deze dienstbetrekking zich tevens van een gewone inleenovereenkomst (zoals bij uitzendkrachten). Vooralsnog kan dan ook niet worden aangenomen dat er sprake is van een dienstbetrekking in de zin van artikel 7 van de auteurswet.

Verder is niet gebleken dat tussen partijen is afgesproken dat het eigendom van de werken, gedurende de samenwerking van partijen is overgegaan van [eiser] op Stichting Jonge Honden. Dat betekent dat vooralsnog kan worden aangenomen dat van alle werken die Stichting Jonge Honden van [eiser] onder zich heeft het eigendomsrecht bij [eiser] ligt en dat deze werken dus aan [eiser] moeten worden teruggegeven.

Gebleken is dat er tussen partijen geen duidelijkheid bestaat over het aantal werken van [eiser] dat Stichting Jonge Honden onder zich heeft en deze duidelijkheid heeft Stichting Jonge Honden desgevraagd ter zitting ook niet willen verschaffen. Wel heeft de partner van [gedaagde 1], die ook werkzaam is voor Stichting Jonge Honden, ter zitting verklaard dat er een zogenoemde ‘codelijst YD Kunstuitleen’ bestaat waarop ook alle bij hun in bezit zijnde werken van [eiser] vermeld staan.

Stichting Jonge Honden zal dan ook worden veroordeeld om de werken van [eiser] die op deze lijst staan en (een afschrift van) de codelijst zelf aan [eiser] af te geven. Daarvoor krijgt zij een termijn van zeven dagen.

Voor het overige is de vordering onder 1 van het petitum van de dagvaarding te onbepaald om toegewezen te kunnen worden.

IEF 12729

Verklaring voor recht in verstekvonnis

Rechtbank Amsterdam 29 mei 2013, zaaknr. C/13/536831 / HA ZA 13-231 (Masterfile tegen gedaagden)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, Intellectueel Eigendom advocaten.

Kort verstekvonnis. De Rechtbank verklaart voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van de Fotografische Werken "Zakenmensen met trofee", "Businessmeeting" en "Kinderen in klimhal" en onrechtmatig jegens eiseressen heeft gehandeld. Masterfile heeft geconstateerd dat gedaagde zonder voorafgaande toestemming van de Makers middels haar website www.dutchtechnologies.com deze werken openbaar heeft gemaakt. Gedaagde heeft zich per email op het standpunt gesteld dat zij geen inbreuk maakt op de auteursrechten van Masterfile nu haar website door een derde zou zijn ontwikkeld. Dit verweer slaagt niet. Gedaagde wordt veroordeeld om eiseressen een bedrag van €4.480,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en de na dit vonnis ontstane kosten.

IEF 12688

Inbreuk op auteurs- en licentierechten

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 22 mei 2013, zaaknr. C.02.262405 / HA ZA 13-256 (Lovin'Enterprises en Dreamgirl tegen gedaagde hodn Fantasy Dreamworld)
Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur B.V..
Verstekvonnis. Auteursrecht op foto's. IPR. Eiser is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, de Nederlandse rechter is gevoegd op grond van artikel 2 EEX. Eisers baseren hun auteursrechtelijke vordering op artikel 3 sub 1 onder a juncto 5 lid 1 Berner Conventie. De vorderingen betreffende onrechtmatig handelen worden op grond van artikel 3 lid 3 Wet conflictenrecht door het Nederlandse recht beheerst. De rechtbank verklaart voor recht dat gedaagde inbreuk maakt op auteursrechten en de licentierechten van eisers. Er wordt een opgave bevolen van aantallen inbreukmakende foto's die op FD.nl staan.

IEF 12683

Noot: Het leerstuk van de slaafse nabootsing; aanvullende werking, zelfstandige norm

Noot van Sil Kingma, Het leerstuk van de slaafse nabootsing; aanvullende werking, zelfstandige norm, IE-Forum.nl IEF 12683
Een redactionele bijdrage van Sil Kingma, SOLV Samen.
Noot bij:  HR 29 maart, LJN BY8661, IEF 12509 (Broeren tegen Duijsens)
IE-rechten - Voor een succesvol beroep op merk- en modelrechtelijke bescherming, is voorafgaande registratie van het ontwerp vereist. Omdat registratie kosten met zich meebrengt  en ontwerpen in de meubel- en kledingbranche een steeds kortere houdbaarheidsdatum hebben, wordt registratie veelal achterwege gelaten.

Gelukkig is registratie voor verkrijging van een auteursrecht geen voorwaarde. Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, moet een ontwerp evenwel oorspronkelijk zijn. Verder moet het  op basis van creatieve keuzes van de maker tot stand komen. Overigens vallen (onder andere) door stijl bepaalde kenmerken erbuiten. Dergelijke  kenmerken mag een concurrent, wat het auteursrecht betreft, in beginsel dus ongestraft in zijn ontwerpen overnemen.

In beginsel, want de stijl van een bepaald ontwerp kan wel degelijk bijdragen aan de oorspronkelijkheid ervan. Het feit dat twee ontwerpen die ook overigens in zekere mate overeenstemmen een aantal stijlelementen gemeen hebben, kan daarom van belang zijn voor de vraag of er sprake is van inbreuk. 

(dit artikel is sterk ingekort, lees de gehele bijdrage hier, of klik op de citeerwijze)

 

Stijlelementen
Tot voor kort was het onduidelijk of stijlelementen van door het auteursrecht beschermde ontwerpen voor prestatiebescherming in aanmerking kunnen komen. Aan deze onduidelijkheid lijkt een einde te zijn gekomen. Onlangs lag bij de Hoge Raad namelijk de vraag voor of de onmogelijkheid in het auteursrecht om in een schilderij opgenomen stijlelementen te beschermen, bescherming ervan op basis van het leerstuk van de prestatiebescherming in de weg staat.

Hoewel de Hoge Raad niet geheel uitsluit dat slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken onrechtmatig kan zijn, luidt zijn antwoord op deze vraag bevestigend. Volgens de Hoge Raad laat het recht geen ruimte voor aanvullende bescherming van de maker van een werk op grond van artikel  6:162 BW tegen zogenaamde slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken. Een ander oordeel zou meebrengen dat langs die weg alsnog het resultaat zou worden bereikt dat het auteursrecht heeft willen uitsluiten, aldus de Hoge Raad.

Deze conclusie lijkt mij enigszins kort door de bocht. Hoewel wordt aangenomen dat het leerstuk van de prestatiebescherming het IE-systeem aanvult, geldt het wel degelijk als een aparte zelfstandige norm. Kort gezegd moet worden nagegaan of er een onderscheidend ontwerp met een eigen plaats in de markt is nagebootst waardoor verwarring bij het publiek wordt gesticht of valt te duchten en de nabootser niet alles heeft gedaan om deze verwarring te voorkomen.

Wat mij betreft had de Hoge Raad hier dan ook beter het oordeel van het Hof, dat de norm van de slaafse nabootsing heeft toegepast en in een aantal gevallen oordeelde dat er sprake was van slaafse nabootsing, kunnen volgen.

Sil Kingma

IEF 12669

BGH: Framing of embedden is geen inbreuk, toch prejudiciële vragen

BGH 16 mei 2013, I ZR 46/12 (Framing) - dossier zaak C-348/13.
BGH stelt dat embedden geen inbreuk is, maar stelt toch prejudiciële vragen. Het Landesgerichtshof München heeft, zoals het BGH, juist aangenomen dat de loutere koppeling van inhoud op een derde website gehoste werken met hun eigen website via "framing" in beginsel geen publiekelijk toegankelijk maken is in de zin van § 19a van de Duitse Auteurswet, omdat alleen de houder van de derde website bepaald of het werk toegankelijk blijft voor het publiek.

Echter een zodanige link kan, bij lezing van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG, een inbreuk op een onbenoemd exploitatierecht zijn. Het BGH heeft daarom prejudiciële vragen gesteld of het 'embedden' van een werk dat op een derde internetsite staat op een eigen internetsite een openbaarmaking is in de zin van artikel 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG.

Uit't persbericht:

Das Berufungsgericht hat zwar - so der Bundesgerichtshof - mit Recht angenommen, dass die bloße Verknüpfung eines auf einer fremden Internetseite bereitgehaltenen Werkes mit der eigenen Internetseite im Wege des "Framing" grundsätzlich kein öffentliches Zugänglichmachen im Sinne des § 19a UrhG darstellt, weil allein der Inhaber der fremden Internetseite darüber entscheidet, ob das auf seiner Internetseite bereitgehaltene Werk der Öffentlichkeit zugänglich bleibt. Eine solche Verknüpfung könnte jedoch bei einer im Blick auf Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG zur Harmonisierung bestimmter Aspekte des Urheberrechts und der verwandten Schutzrechte in der Informationsgesellschaft gebotenen richtlinienkonformen Auslegung des § 15 Abs. 2 UrhG ein unbenanntes Verwertungsrecht der öffentlichen Wiedergabe verletzen. Der Bundesgerichtshof hat dem Gerichtshof der Europäischen Union daher die - auch unter Berücksichtigung der Rechtsprechung des Gerichtshofs nicht zweifelsfrei zu beantwortende - Frage vorgelegt, ob bei der hier in Rede stehenden Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG vorliegt.

Gestelde vraag:

Stellt die Einbettung eines auf einer fremden Internetseite öffentlich zugänglich gemachten fremden Werkes in eine eigene Internetseite unter Umständen, wie sie im Ausgangsverfahren vorliegen, eine öffentliche Wiedergabe im Sinne des Art. 3 Abs. 1 der Richtlinie 2001/29/EG dar, auch wenn das fremde Werk damit nicht für ein neues Publikum wiedergegeben wird und die Wiedergabe nicht nach einem spezifischen technischen Verfahren erfolgt, das sich von demjenigen der ursprünglichen Wiedergabe unterscheidet?

Onofficiële Engelse vertaling:

Where a third-party’s copyright-protected work is made available to the public on a third-party’s internet site, does the work’s embedding into a person’s own website, in circumstances such as those in the present case, constitute a communication to the public within the meaning of Article 3(1) of Directive 2001/29/EC, even where the work is not communicated to a new public, and the communication is not the result of a specific technological process distinct from that of the original communication?

Lees de uitspraak: Arrest.

Op andere blogs:
EU Law Radar

IEF 12661

Geheel van tekening en foto geldt als een parodie

Hof van beroep Gent 13 mei 2013, 2012/AR/2900 (politieke organisatie Groen Dwars tegen Pieter Aspe en tweede geïntimeerde)
Vervolg IEF 11865. Auteursrecht. Parodie. Betreft een omstreden verkiezingscampagnefolder die een afbeelding van misdaadauteur Pieter Aspe in spiegelbeeld heeft afgedrukt en bewerkt met een koffer waarop 'geen idee' staat. De centrale vraag is of er sprake is van een parodie. De rechter in eerste aanleg gaat niet mee in het parodie-verweer van Groen Dwars en veroordeelt haar onder verbeurte van een dwangsom. Groen Dwars gaat in hoger beroep.

Het Hof van beroep is van oordeel dat het geheel van tekening en foto geldt als een parodie. De foto is door Groen Dwars in de parodie gebruikt in het kader van dezelfde gemeenteraadsverkiezingen als die waarin de heer Van Aspe openlijk zijn steun betuigd heeft. De oorspronkelijke foto en de parodie dienden politieke doeleinden. Het beroep wordt gegrond verklaart.

Auteursrechtinbreuk
(...)De foto gebruikt door Dwars Groen vormt een geheel met het getekende figuurtje er vlak naast en met de vraagtekens die er boven geplaatst zijn. Dit geheel is origineel in de zin van de Auteurswet en van de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Er zijn vrije keuzes gemaakt in het gebruik van één van de drie foto’s van de kalender in spiegelbeeld in combinatie met het getekende mannetje, de vraagtekens en de toegevoegde woorden. De eerste voorwaarde voor een parodie is vervuld.

Hoewel humor verbonden is met de persoonlijke smaak, kan uit het geheel van de compositie afgeleid worden dat de maker gepoogd heeft zijn of haar boodschap op een humoristische manier te brengen. In combinatie met de titel boven de foto, de tekening en de begeleidende tekst ernaast “De toekomst van Blankenberge en Uitkerke. Hallo! Welke toekomst?” blijkt de bedoeling om ironie over te brengen. De tweede voorwaarde om van een parodie te kunnen spreken, is vervuld.

De gebruikte foto met het getekende figuurtje en de toegevoegde woorden leveren met beelden kritiek op het beleid en / of het voorgestelde beleid en / of de verkiezingspropaganda van Open VLD. De vervanging van de woorden “koffers vol ideeën” door “geen idee” onder de titel van het artikel, de twee vraagtekens en naast de woorden “schuld armoede zonder werk” tonen aan dat het om kritiek gaat. Minstens hebben zij die bedoeling. Ook de derde voorwaarde voor een parodie is voldaan.

De maker van de illustratie nam niet meer vormelementen over uit de foto van de kalender dan strikt nodig was om de parodie te creëren. Hij of zij beperkte zich tot de overname van de meest linkse foto op de kalenderfoto en nam het spiegelbeeld ervan. Hij voegde die ene foto samen met een tekening en plaatste het geheel in een context met een tekst en titel. De woorden op de koffer werden gewijzigd. Ook de vierde voorwaarde is vervuld. Het onderscheid met de oorspronkelijke foto is zeer duidelijk. Er is geen verwarring mogelijk tussen het gebruikte gedeelte van de foto door Dwars Groen en het origineel van de foto, zoals op de kalender van Open VLD weergegeven.

(...) Verder is de heer A een bekend figuur, vooral op basis van de boeken die hij geschreven heeft. Zijn boeken werden ook verfilmd, met gebruik van zijn pseudoniem. Het is in belangrijke mate omwille van zijn bekendheid dat hij op de kalender voorkomt. (...) Met zijn bekendheid heeft hij Open VLD en haar gedachtengoed willen steunen. De context van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 is essentieel in de beoordeling van deze zaak. De foto is door Dwars Groen in de parodie gebruikt in het kader van diezelfde gemeenteraadsverkiezingen als die waarin de heer A openlijk zijn steun aan Open VLD betuigd heeft. De oorspronkelijke foto en de parodie dienden dus politieke doeleinden, meer bepaald het duidelijk maken van een standpunt aan de burger in het kader van democratische verkiezingen.
(...)
Deze laatste elementen vormen de keerzijde van de vorige overwegingen en wegen er niet tegen op. In een democratische verkiezingsstrijd is, binnen zekere grenzen, een vergelijking van programma’s door gebruik en hergebruik van beelden geoorloofd. Het is niet aangetoond dat de foto opnieuw gebruikt is met het oogmerk de auteur of de afgebeelde persoon te schaden. Het was wel de bedoeling het eigen partijprogramma te promoten, ten koste van dat van Open VLD. De grenzen van humor of milde spot of de welvoeglijkheid zijn niet overschreden. Het opzet om de auteur van de foto of het originele werk te schaden is niet aangetoond.

IEF 12623

Delfts blauwe Hollandse opdrukken van boertjes en molens zijn gemeengoed

Ktr. Rechtbank Amsterdam 5 september 2012, zaaknr. 1320218 / HA EXPL 12-171 (Bert van Loo Produkties B.V. tegen Souvenirindustrie Buis B.V.)
Uitspraak ingezonden door Titia Deurvorst, Brainich Advocaten.

Geen sprake van verjaring. Delfts blauwe tekeningen zijn ontleend aan eerder werk. Opdrukken van molens zijn gemeengoed. Geen sprake van slaafse nabootsing nu product geen eigen plaats in de markt inneemt.

Van Loo produceert en drijft handel in toeristische producten, waaronder ansichtkaarten, fotoboeken, sleutelhangers en onderzetters. Zij levert onderzetters waarop Delfts blauwe tekeningen van 'boertjes blauw' staan en sleutelhangers met afbeeldingen van molens. Buis is een groothandel in toeristische producten en geeft een catalogus uit. Partijen hebben eerder zaken met elkaar gedaan.

Er is geen sprake van verjaring: artikel 3:310 bepaalt een (subjectieve) verjaringstermijn van vijf jaren nadat de benadeelde met schade en de persoon bekend is geworden. Er komt geen auteursrechtelijke bescherming toe aan de Delfts blauwe tekeningen (boertjes blauw) die zijn ontleend aan eerder bestaand werk en ook de sleutelhangers met Hollandse opdrukken van molen zijn gemeengoed. Een beroep op slaafse nabootsing slaagt evenmin; Van Loo is geen marktleider en heeft geen feiten gesteld op basis waarvan geoordeeld kan worden dat haar producten een eigen plaats innemen.

24. Ten aanzien van de onderzetters heeft Buis onder meer betoogd dat de Delfts blauwe tekeningen niet als oorspronkelijk werk zijn te beschouwen en aan eerder bestaand werk zijn ontleend. De tekeningen zijn volgens Buis gemeengoed. Van Loo heeft dit naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans niet voldoende, betwist. Hoewel Van Loo wel heeft gesteld dat zij aan Van Rixoort heeft gevraagd 'Delfts blauwe afbeeldingen' te maken met daarop boertjes en boerinnetjes, heeft zij niet concreet gemaakt waarom de tekeningen aan eerder bestaand werk zijn ontleend en het hierbij gaat om een combinatie van standaard Delfts blauwe Hollandse vormelementen. Gelet hierop acht de kantonrechter onvoldoende gesteld dat er sprake is van een oorspronkelijk ontwerp. Om die reden komt aan de tekeningen op de onderzetters geen auteursrechtelijke bescherming toe.

25. Ten aanzien van de sleutelhangers heeft Buis eveneens betoogd dat Van Loo geen exclusieve rechten heeft nu de vorm, lay-out en de Hollandse opdrukken van molens niet door Van Loo zijn ontworpen maar gemeengoed zijn. (...)

29. Buis heeft hierover aangevoerd dat Van Loo geen marktleider is en de producten geen onderscheidend vermogen hebben. Dit is niet door Van Loo betwist. Van Loo heeft ook geen feiten gesteld op basis waarvan kan worden geoordeeld dat haar producten een eigen plaats in de markt hebben en zich onderscheiden van andere sleutelhangers. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Van Loo niet, althans onvoldoende, heeft gestelde dat haar producten een eigen plaats in de markt innemen. (...) Zelfs indien derhalve zou worden geoordeeld dat de ontwerpen van Van Loo klakkeloos door Buis zijn overgenomen, zou hiermee nog niet zijn voldaan aan de vereisten voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing.

IEF 12622

Conclusie A-G strekt tot stellen vragen in zaak Canvastransfer

Conclusie AG HR 3 mei 2013, nr. 12/02298; ECLI:NL:PHR:2013:CA0265 (Art&Allposters International tegen Stichting Pictoright)
Conclusie ingezonden door Job Hengeveld, Hengeveld Advocaten en Thijs van Aerde, Houthoff Buruma, mede ingezonden door Peter Claassen en Roderick Chalmers, AKD en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

Auteursrecht. Pictoright. Persoonlijkheidsrechten. Uitputtingsleer. 12b Aw. Nieuwe exploitatiemogelijkheid. Middels een chemisch procedé worden afbeeldingen van o.a. de kunstenaars Matisse, Picasso, Miro van een poster (waarvoor licentie) overgezet op een canvasdrager. Conclusie strekt tot prejudiciële vragen van uitleg auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG. Het Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er sprake is van een nieuwe exploitatiemogelijkheid en dus een inbreuk op auteursrechten. [IEF 11804], na IEF 10737 (Hof 's-Hertogenbosch), IEF 9106 (Rb Roermond) en IEF 8567 (Vzr. Amsterdam)

De Conclusie, de te stellen vragen:

1. Dient art. 4 (Auteursrechtrichtlijn) ARl aldus te worden uitgelegd dat een wijziging ten aanzien van de vorm van een reproductie van een auteursrechtelijk beschermd werk, die optreedt nadat het betreffende werk door of met toestemming van de rechthebbende in de Gemeenschap is verkocht en aanwezig blijft wanneer de reproductie vervolgens verder wordt verhandeld, relevant kan worden geacht bij de beoordeling van de vraag ofhet distributierecht van de auteursrechthebbende krachtens genoemd artikel al dan niet kan worden uitgeoefend?
2. Indien vraag 1 bevestigend beantwoord wordt, is de beoordeling van de (eventuele) relevantie van zulk een wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie dan:
(a) onderwerp van door het Unierecht (in het bijzonder: art. 4 ARI) beheerst recht; of
(b) overgelaten aan het recht van de lidstaten?

3.1. Indien vraag 2 beantwoord wordt in de onder (a) bedoelde zin, welke maatstaven dienen dan te worden aangelegd om van een Unierechtelijk in aanmerking te nemen - aan de toepassing van art. 4, lid 2 ARI in de weg staande - wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie te spreken?

3.2. Kan of moet daartoe voldoende geacht worden dat sprake is van:
(a) enigerlei vorm van verduurzaming van de reproductie; en/of
(b) enigerlei vorm van verbinding van de reproductie met enigerlei omlijsting; en/of
(c) overbrenging van de atbeelding van het werk (via een chemisch, mechanisch of ander procédé) van het door of met toestemming van de rechthebbende in de Gemeenschap verkochte materiaal (de 'ene drager', bijv. van papier) op een 'andere drager' (bijv. van canvas), waarbij de atbeelding (in casu: de inkt) van de 'ene drager' verdwijnt?

4.1. Indien vraag 3,2 in die zin beantwoord vvordt dat toepassing van een ofmeer van de daar onder (a), (b) en (c) genoemde varianten op zichzelf niet voldoende is om van een aan de toepassing van art. 4, lid 2 ARl in de weg staande wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie te spreken, maar dat dit laatste onder een of meer bijkomende omstandigheden wel het geval kan zijn, welke omstandigheden zijn daartoe dan in aanmerking te nemen?

4.2. Kan of moet als een zodanige omstandigheid gelden, dat de wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie leidt tot:
(a) een nieuwe exploitatiemogelijkheid; en/of
(b) een andere functie van de reproductie; en/of
(c) de mogelijkheid van het realiseren van een hogere prijs; en/of
(d) de mogelijkheid dat een andere doelgroep wordt bereikt?

5. Ziet het Hof van Justitie aanleiding om, rekeninghoudend met de door de Hoge Raad geuite twijfeld, hem anderszins elementen van uitlegging van Unierecht aan te reiken die nuttig kunnen zijn voor de beslechting van de bij hem aanhangige zaak?

Lees de conclusie nr. 12/02298, ECLI:NL:PHR:2013:CA0265

IEF 12613

In database geplaatste foto is verantwoordelijkheid websitehouder

Kantonrechter Rechtbank Oost-Brabant 25 april 2013, LJN BZ9289 (Bert van Loo producties tegen F-Actif B.V.)
Uitspraak ingezonden door Bert van Loo, Van Loo Products.

Auteursrecht. Foto. Gematigde schadevergoeding gevorderd. Aansprakelijkheid eigenaar website. Van Loo is gediplomeerd beroepsfotograaf en heeft een toeristisch fotoarchief van Nederland opgebouwd. F-Actif exploiteert onder de naam trouwlocaties.nl een website met een database met verschillende soorten trouwlocaties. Op haar website wordt een foto (ook als thumbnail op de startpagina) getoond waar Van Loo auteur van is.

Dat de foto is verwijderd en per vergissing en foutief geplaatst is en dat er geen commercieel belang is, neemt niet weg dat er geen inbreuk is gepleegd. Het beroep op de disclaimer van F-Actif slaagt niet, evenmin als het verweer dat er misbruik wordt gemaakt van het auteursrecht ex 3:12 lid 2 BW. Dat (een stagiaire bij) Trouwbox de database heeft samengesteld doet er niet aan af dat F-Actif als eigenaar van de website verantwoordelijkheid draagt.

Van Loo heeft aansluiting gezocht bij het door haar gehanteerde basistarief (van €750) en een verhoging op grond van haar leveringsvoorwaarden (3x toeslag). Het totaalbedrag heeft zij gematigd tot €1.500 exclusief BTW, F-Actif wordt veroordeeld in de proceskosten.

4.2. Het verweer dat de foto thans verwijderd is, dat de foto -achteraf bezien- per vergissing en foutief geplaatst is en dat F-Actif geen enkel commercieel belang had bij het plaatsen van de foto neemt niet weg dat F-Actif ten tijde van het plaatsen inbreuk gemaakt heeft (...) zodat deze verweren niet opgaan.

4.3. Ook het beroep dat F-Actif doet op de op haar website geplaatste disclaimer slaagt niet. Gesteld noch gebleken is dat hetgeen in de disclaimer vermeld is, tussen partijen is overeengekomen. Een eenzijdige verwijzing naar een disclaimer op een website kan niet worden aangemerkt als een rechtshandeling die derden zoals Van Loo bindt.

4.5. Ten slotte heeft F-Actif ter comparitie nog naar voren dat niet zij, maar (een stagiaire in dienst van) Trouwbox de database heeft samengesteld. Dit doet echter niet af aan de verantwoordelijkheid die F-Actif als eigenaar van de website heeft voor hetgeen daarop gepubliceerd wordt. Dit kan daarom geen afbreuk doen aan de aansprakelijkheid van F-Activ voor inbreuk op het auteursrecht.

4.7. Van Loo heeft bij de begroting van haar schade aansluiting gezocht bij het door haar gehanteerde basistarief, dat in het onderhavige geval €750,- exclusief btw bedraagt. Op grond van haar leveringsvoorwaarden is zij, naar zij onweersproken gesteld heeft, gerechtigd daarover drie toeslagen van ieder € 750,- exclusief BTW toe te passen. Het totaal heeft Van Loo voorts gematigd tot €1.500, - exclusief BTW.
4.9. De kantonrechter stelt voorop dat het niet aantrekkelijk gemaakt moet worden voor gebruikers van auteursrechtelijk beschermd werk door een inbreuk te herstellen door achteraf alsnog het gangbare tarief te betalen en dan niet slechter af te zijn dan als zij tevoren toestemming zouden hebben gevraagd. In dat geval zou immers het systeem van bescherming van auteursrechten illusoir worden gemaakt. Daarom acht de kantonrechter de door Van Loo gevorderde schade, zoals hiervoor weergegeven, gerechtvaardigd. De schadevordering is dan ook toewijsbaar.

Lees het vonnis rolnr. 12-11211/417, LJN BZ9289 (pdf)