DOSSIERS
Alle dossiers

Foto / beeld  

IEF 11772

Niet of zeer moeilijk toegankelijk is ook verveelvoudiging

Rechtbank Breda 19 september 2012, LJN BX7928 (LOVIN' ENTERPRISES INC.DBA DREAMGIRL INTERNATIONAL tegen [gedaagde] HODN BENSTOUT)

Uitspraak mede ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur B.V..

In de serie [IEF 9842], [IEF 10147] en [IEF 11043].

Rechtspraak.nl: Artikelen 10 Aw, 13 Aw, 27a Aw, 1019i Rv. Wil een foto auteursrechtelijk beschermd zijn dan moet zij als “werk” in de zin van de auteurswet zijn aan te merken. Zij moet dan een voortbrengsel zijn dat de zintuiglijk waarneembare belichaming vormt van een geestelijke schepping die een eigen oorspronkelijk karaker bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Niet het technische kunnen van de fotograaf is beslissend maar de creativiteit die zich in het resultaat van het hanteren van de techniek uit. Een foto kan het eigen persoonlijk karakter ontlenen aan onder meer de keuzes met betrekking tot het te fotograferen object, de keuze van de toegepaste technieken, de belichting daaronder begrepen en de wijze waarop die technieken worden toegepast.

Door de vele keuzemogelijkheden op het gebied van techniek, positionering en aankleding van onderwerp en achtergrond is al snel sprake van een “werk” in de zin van artikel 10 Aw. Het vastleggen van foto’s in een computergeheugen, waaronder te verstaan een server, is een vorm van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is. Daarmee blijven die foto’s beschikbaar voor de inbreukmaker. Voor het aannemen van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is niet vereist dat de vastgelegde foto’s met het blote oog waarneembaar zijn. De omstandigheid dat de foto’s op de server voor het publiek niet of zeer moeilijk toegankelijk waren brengt dan ook niet mee dat van verveelvoudigen geen sprake is.

Uit het aan artikel 50 van de TRIPs overeenkomst jo artikel 1019i Rv ten grondslag liggende systeem, waarbij beslissingen van de voorzieningenrechter in zaken als hier aan de orde voorlopig zijn en alleen van kracht kunnen blijven door een vordering in een bodemzaak in te stellen, volgt dat het belang van Dreamgirl c.s. bij het instellen van de onderhavige vordering gegeven is. Het zou in strijd met dat systeem zijn indien Dreamgirl c.s. niet-ontvankelijk zouden worden verklaard vanwege gebrek aan belang op de enkele grond dat louter door het instellen van een vordering in een hoofdzaak het van kracht blijven van de beslissing in kort geding zou zijn gewaarborgd. De bedoeling van voormeld stelsel is immers de voorlopige beslissing te laten volgen door een beslissing ten gronde in een hoofdzaak.

De hoogte van het op grond van artikel 27a Aw toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding dient in een procedure - en derhalve niet buiten rechte waartoe de vordering strekte - te worden begroot (mede) op grond van de door de accountant te controleren en te waarmerken opgave van de als gevolg van de inbreuk door gedaagde behaalde netto winst en de door partijen over de hoogte van die netto winst in te nemen standpunten.

3.4.4. [gedaagde] heeft gesteld dat alle foto’s die op de markt vindbaar zijn, zowel die van Dreamgirl als die van andere aanbieders, dames tonen in lingerie die in vrijwel dezelfde poses en met sterk op elkaar lijkende achtergronden wordt aangeprezen en dat de foto’s van Dreamgirl daarom geen eigen oorspronkelijk karakter kennen en geen persoonlijk stempel van de maker dragen. Het door [gedaagde] gestelde miskent dat de foto’s van Dreamgirl juist door de onder 3.4.1. en 3.4.3. weergegeven subjectieve keuzes het persoonlijk stempel van de maker hebben meegekregen. Het enkele feit dat er foto’s van lingeriemodellen zijn die veel op die van Dreamgirl lijken geldt als een onvoldoende gemotiveerde betwisting van die keuzes en het gevolg daarvan. Het geldt eveneens als een onvoldoende gemotiveerde betwisting op het punt van de oorspronkelijkheidseis. Als de foto’s van Dreamgirl al veel op foto’s van andere aanbieders lijken dan betekent dat nog niet dat Dreamgirl bij het maken van haar foto’s heeft ontleend aan foto’s van die andere aanbieders. Door de vele keuzemogelijkheden op het gebied van techniek, positionering en aankleding van onderwerp en achtergrond is al snel sprake van een “werk” in de zin van artikel 10 Aw. De in 3.4.3. weergegeven aspecten zorgen voor het onderscheid met foto’s van dode voorwerpen zoals bijvoorbeeld een bankstel in welke gevallen sprake kan zijn - dat is niet per definitie zo - van onvoldoende creativiteit die zich in het resultaat van het hanteren van de techniek heeft geuit. Het verweer van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.

3.5.3. Wat betreft de door Dreamgirl c.s. vermelde processen-verbaal geldt dat [gedaagde] in de procedure die heeft geleid tot het vonnis in kort geding van 1 september 2011 in de dagvaarding en ter zitting heeft erkend dat op zijn server 10 foto’s aanwezig waren die ook op de website van Dreamgirl en/of [eiser 2] waren geplaatst. De stelling van Dreamgirl c.s. in die procedure, dat [gedaagde] heeft erkend dat hij een groter aantal foto’s op de server had staan die ook op de website van Dreamgirl en/of [eiser 2] waren geplaatst, vindt geen steun in de stukken van [gedaagde]. Door het aanwezig hebben van 10 foto’s heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Dreamgirl bestaande uit het zonder toestemming verveelvoudigen van die foto’s. Het vastleggen van foto’s in een computergeheugen, waaronder te verstaan een server, is een vorm van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is. Daarmee blijven die foto’s beschikbaar voor de inbreukmaker. Voor het aannemen van verveelvoudigen in de zin van artikel 13 Aw is niet vereist dat de vastgelegde foto’s met het blote oog waarneembaar zijn. De omstandigheid dat de foto’s op de server voor het publiek niet of zeer moeilijk toegankelijk waren brengt dan ook niet mee dat van verveelvoudigen geen sprake is.

3.6.3. Het verweer van [gedaagde], dat Dreamgirl c.s. geen belang bij deze vordering hebben omdat de voorzieningenrechter bij vonnis van 27 juni 2011 reeds een dergelijk gebod heeft opgelegd, wordt verworpen. Artikel 1019i, lid 1 Rv luidt als volgt:In zaken betreffende vorderingen tot het gelasten van voorlopige maatregelen als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, als bijlage 1C gevoegd bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1995, 130, TRIPs), bepaalt de voorzieningenrechter bij het treffen van een voorlopige voorziening een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak. De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient. Is de verklaring ingediend na het verstrijken van de gestelde termijn, dan verliest de voorlopige voorziening haar kracht met de indiening van de verklaring.
De bij vonnis van 17 juni 2011 in kort geding gegeven beslissingen zijn aan te merken als voorlopige maatregelen in de zin van artikel 50 van de TRIPs overeenkomst. Het gebod van de voorzieningenrechter aan [gedaagde] om inbreukmakend handelen te staken zou derhalve - na een daartoe strekkende verklaring van [gedaagde] - vervallen behoren te worden verklaard indien Dreamgirl c.s. geen vordering strekkende tot staking van inbreukmakend handelen in een hoofdzaak zouden hebben ingesteld. Dreamgirl c.s. waren dan ook gelet op artikel 1019i Rv gehouden deze vordering in deze zaak in te stellen teneinde te voorkomen dat de in kort geding gegeven beslissing haar kracht zou verliezen. Uit het aan artikel 50 van de TRIPs overeenkomst jo artikel 1019i Rv ten grondslag liggende systeem, waarbij beslissingen van de voorzieningenrechter in zaken als hier aan de orde voorlopig zijn en alleen van kracht kunnen blijven door een vordering in een bodemzaak in te stellen, volgt dat het belang van Dreamgirl c.s. bij het instellen van de onderhavige vordering gegeven is. Het zou in strijd met dat systeem zijn indien Dreamgirl c.s. niet-ontvankelijk zouden worden verklaard vanwege gebrek aan belang op de enkele grond dat louter door het instellen van een vordering in een hoofdzaak het van kracht blijven van de beslissing in kort geding zou zijn gewaarborgd. De bedoeling van voormeld stelsel is immers de voorlopige beslissing te laten volgen door een beslissing ten gronde in een hoofdzaak.

 3.10.1. Winstafdracht ex artikel 27a Aw betreft een vorm van schadevergoeding. Dat artikel, waaraan mede dezelfde gedachte ten grondslag ligt als aan artikel 6:104 BW, biedt de auteursrechthebbende de mogelijkheid in geval van inbreuk schadevergoeding te krijgen, begroot op het bedrag van de door de inbreukmaker als gevolg van de inbreuk gemaakte winst, teneinde de rechthebbende tegemoet te komen indien zijn schade moeilijk aantoonbaar is, maar de aanwezigheid van enige (vorm van) schade aannemelijk is. Gelet op de vordering van Dreamgirl c.s. lijken zij te veronderstellen dat de begroting van het bedrag aan af te dragen winst buiten rechte kan plaatshebben. Die veronderstelling is onjuist. De hoogte van het op grond van artikel 27a Aw toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding dient in een procedure te worden begroot (mede) op grond van de door de accountant te controleren en te waarmerken opgave van de als gevolg van de inbreuk door [gedaagde] behaalde netto winst en de door partijen over de hoogte van die netto winst in te nemen standpunten.

3.10.2. Voor verwijzing naar de schadestaat procedure is voldoende dat Dreamgirl c.s. feiten stellen die de rechtbank tot het oordeel kunnen leiden dat de mogelijkheid dat zij schade hebben geleden aannemelijk is. Uit de feitelijke aard van het handelen van [gedaagde], te weten het zonder recht gebruiken van foto’s waarop het auteursrecht van Dreamgirl rust met als doel lingerie van een ander merk dan Dreamgirl aan klanten te verkopen, volgt dat de mogelijkheid dat Dreamgirl c.s. als gevolg daarvan schade hebben geleden aannemelijk is. In een schadestaat procedure dient vervolgens aannemelijk te worden gemaakt dat daadwerkelijk (enige) schade is geleden en dienen schadeposten zoveel als mogelijk te worden onderbouwd. In een schadestaat procedure kan voorts worden beoordeeld of Dreamgirl c.s. winst hebben gederfd en zo ja tot welk bedrag teneinde te bezien of winstafdracht ex artikel 27a Aw dan wel schadevergoeding aan de orde is en of er grond is voor toewijzing van andere schade dan winstderving. Om deze redenen ziet de rechtbank aanleiding de vordering onder 2.1., sub 6 toe te wijzen. De vordering onder 2.1., sub 7 wordt afgewezen. In de schadestaatprocedure zal worden beoordeeld of en tot welk bedrag een vordering van Dreamgirl c.s. tot winstafdracht toewijsbaar is.

IEF 11745

Een proportioneel citaat

Kantonrechter Arnhem 10 september 2012, CV EXPL 12-3955 (D.W. tegen Stichting Omroep Gelderland)

Uitspraak mede ingezonden door Sjors Pranger, Hekkelman Advocaten N.V..

D.W. is fotograaf en journalist en heeft een zevental foto's van kinderen die aan het Foetaal Alcohol Syndroom lijden geëxposeerd in het Gelre Ziekenhuis. Omroep Gelderland heeft in een nieuwsuitzending aandacht besteed aan FAS en heeft hiervoor opnames gemaakt in het Gelre Ziekenhuis. De foto's worden gedurende 29 seconden getoond in een nieuwsitem van 3 minuten en 40 seconden, dat is 13% van de tijd. Gedurende 14 seconden een overzichtsbeeld van vijf foto's, gedurende 15 seconden zijn twee foto's minder goed zichtbaar gebracht (mét keurige bronvermelding).

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Omroep Gelderland de foto's niet langer gebruikt dan nodig was voor het onderwerp en was het citaat proportioneel. Dat door het tonen van de foto's in de uitzending van Omroep Gelderland afbreuk is gedaan aan de exploitatiebelangen van D.W. is daarmee niet vast komen te staan. De fotograaf wordt veroordeeld in de proceskosten ad €350.

4.5.  De volgende vraag is of het citaat proportioneel is. De totale duur van het nieuwsitem is 3 minuten en 40 seconden. Daarvan worden gedurende 29 seconden, derhalve 13% van de tijd, de foto's getoond. Niet alle foto's worden gedurende die 29 seconden getoond. Gedurende  14 seconden wordt een overzichtsbeeld van vijf foto's getoond en wordt ingezoomd op vier van die vijf foto's. Gedurende 15 seconden zijn, tijdens het gesprek met de arts, twee foto's op de achtergrond minder goed zichtbaar in beeld gebracht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Omroep Gelderland de foto's niet langer gebruikt dan nodig was voor bet onderwerp en was het citaat proportioneel.

4.6.  Met zijn stelling dat toewijzing van bet beroep van Omroep Gelderland op artikel 15a Aw ertoe zou Ieiden dat een ieder op grote schaal gebruik zou kunnen maken van auteursrechtelijk beschermd werk, gaat De Witte voorbij aan het hiervoor gehanteerde toetsingskader van functionaliteit en proportionaliteit. D.W. stelt voorts dat de marktwaarde van de foto's daalt door de uitzending, want hoe bekender de foto, hoe kleiner de nieuwswaarde en hoe kleiner de kans dat D.W. foto kwijt kan.  Het is de kantonrechter niet duidelijk hoe hij  deze stelling moet begrijpen in het Iicht van de stelling van D.W. dat de foto's ook elders bij een tentoonstelling hebben gehangen en in een huis-aan-huisblad aandacht is gevraagd voor FAS met verwijzing naar de foto's van die bovendien openbaar in de hal van het Gelre Ziekenhuis hangen en derhalve voor iedereen te zien zijn. Dat door het tonen van de foto's in de uitzending van Omroep Gelderland afbreuk is gedaan aan de exploitatiebelangen van D.W. is daarmee niet vast komen te staan.

IEF 11743

Hyperlinken naaktfoto's Playboy onder omstandigheden niet toegestaan

Rechtbank Amsterdam 12 september 2012, LJN BX7043 (Sanoma Media, Playboy en Britt Dekker tegen GeenStijl Media) - persbericht

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm en Vita Zwaan, SOLV.

Auteursrecht. Hyperlinken naar naaktfoto's Playboy niet toegestaan. Interventie, nieuw publiek, winstoogmerk. Beroep op artikel 10 EVRM verworpen. Portretrecht.

Op 27 oktober 2011 stond op Geenstijl.nl een bericht over het uitlekken van de foto's onder de kop "uitgelekt! Naaktfoto's Britt Dekker", de lezer wordt door middel van een hyperlink doorgeleid naar een zip-bestand op een Australische website Filefactory.com. Op 7 en 17 november werden nogmaals hyperlinks naar de fotoreportage toegevoegd. De foto's werden in het decembernummer 2011 gepubliceerd.

Voor openbaarmaking is van belang of er sprake is van een interventie, een (nieuw) publiek en winstoogmerk.

4.11 (...) Zonder die interventie zou het publiek geen toegang tot de fotoreportage hebben gehad. Zowel uit de kop (Fucking uitgelekt) als uit de tekst van het bericht op Geenstijl.nl op 27 oktober 2011 (En dan nu het linkje met pics waar u op zat te wachten. Wie het eerste fapt, die het eerst komt. HIERRR.) is af te leiden dat GeenStijl een dergelijke interventie ook beoogde.

Zelfs al zou vast komen te staan dat de tip afkomstig is van een IP-adres dat toebehoort aan Sanoma dan kan dit verweer niet baten. Dit is voor Geenstijl immers geen vrijbrief om tot openbaarmaking over te gaan. Er is sprake van een nieuw publiek, aangezien deze fotoreportage op een paar foto's na nog niet was gepubliceerd of op andere wijze was ontsloten. Door het plaatsen van de hyperlink kon een vrij grote en onbepaalde kring van personen kennis nemen van de fotoreportage. Door het plaatsen van de hyperlink heeft GeenStijl onmiskenbaar bedoeld om bezoekers naar de website te trekken en vast groep bezoekers te houden. Het plaatsen van de hyperlink door GeenStijl dient dan ook een winstoogmerk

Dat Dekker zelf met een twitterbericht de aandacht op de inmiddels op een Mexicaanse website te vinden fotoreportage heeft gevestigd, doet niets af aan de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Het wordt GeenStijl verboden inbreuk te maken op de auteursrechten van Sanoma door zonder toestemming fotomateriaal te plaatsen en de fotoreportage via hyperlinks te openbaren.

Interventie
4.21. In geval van inbreuk op auteursrecht is alleen in zeer uitzonderlijke gevallen voor een geslaagd beroep op artikel 10 lid 2 EVRM. De wetgever heeft binnen de Auteurswet immers al een afweging gemaakt tussen vrije toegang tot informatie enerzijds en bescherming van informatie anderzijds. Om tegemoet te komen aan het informatierecht heeft de wetgever in de Auteurswet allerlei uitzonderingen op het auteursrecht opgenomen, bijvoorbeeld het citaatrecht, de parodie-exceptie en de onderwijsexceptie. Alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan aanleiding worden gevonden voor het verleggen van de reeds in de Auteurswet verdisconteerde grenzen met een beroep op buiten het auteursrecht zelf gelegen correcties, zoals de informatievrijheid. GeenStijl heeft onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat in dit geval van zeer uitzonderlijke omstandigheden sprake is.

Portretrecht
4.29 Het stond GeenStijl in beginsel vrij om via GeenStijl.nl het bericht te publiceren dat de fotoreportage van Dekker reeds vóór publicatie in Playboy was uitgelekt. GeenStijl heeft onvoldoende gesteld om duidelijk te maken dat het daarbij noodzakelijk was om via de hyperlink, de gehele fotoreportage toegankelijk te maken. GeenStijl heeft aangevoerd dat haar berichtgeving over het uitlekken van de fotoreportage voor bezoekers van GeenStijl.nl verifieerbaar moet zijn en dat daarin de rechtvaardiging voor openbaarmaking van de gehele fotoreportage is te vinden. (...) Het betoog van GeenStijl, hierop neerkomend dat zij door middel van de hyperlink de juistheid van het bericht heeft willen aantonen, is bovendien niet op één lijn te stellen met de tekst van het bericht waarin de hyperlink was opgenomen. (...) Uit die tekst blijkt niet dat GeenStijl met de hyperlink bewijs wilde leveren voor de juistheid van het bericht, maar veeleer dat zij door het toegankelijk maken van de gehele fotoreportage via de hyperlink de bezoekers van Geenstijl.nl entertainment heeft willen bieden.

Tegen deze achtergrond bezien dient de weging van de wederzijdse belangen daarom in het voordeel van Dekker uit te vallen. Daaruit volgt dat de openbaarmaking door GeenStijl een schending van het portretrecht van Dekker oplevert.

4.30. Dat Dekker zelf met een twitterbericht de aandacht op de inmiddels op een Mexicaanse website te vinden fotoreportage heeft gevestigd, doet aan het voorgaande niets af. Voor zover GeenStijl daarmee betoogt dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van Dekker, zal dat bij de beoordeling van de schade aan de orde kunnen komen.

Lees het afschrift hier zaaknr. 507119 / HA ZA 11-2896, LJN BX7043

Op andere blogs:
1709blog (Linking to infringing material is an infringement of copyright in the Netherlands)
BREIN (Linken naar ongeautoriseerd bestand kan openbaarmaking zijn)
Charlotte's Law (Auteursrecht, portretrecht en openbaarmaking door hyperlink)
DeGierStam&weblogs (Playboy tegen GeenStijl)
DirkzwagerIEIT (Rechter verbiedt hyperlink naar Playboy foto's op grond van auteursrecht)
Future of Copyright (Dutch Court: hyperlinks on website can constitute copyright infringement)
IntellectueelEigendomsrecht.nl (Stijl of Geen Stijl; geen inbreuk door hyperlinken)
IusMentis (GeenStijl schendt auteursrecht door te linken naar Britt-Playboyfoto’s)
Jurel (GeenStijl vs. Sanoma: gelekt bloot in de goot (en het internet er achteraan))
Kennedy Van der Laan (Rechtbank: “link Geenstijl naar Playboyfoto’s Britt Dekker is auteursrechtinbreuk”)
Nederlands Octrooibureau (Playboy/Geenstijl: linken naar cloud is openbaarmaking)
NJD (GeenStijl mocht Playboy naaktfoto’s Britt Dekker niet publiceren)
MediaReport (Rechtbank: “link Geenstijl naar Playboyfoto’s Britt Dekker is auteursrechtinbreuk”)
PCWorld (Linking to infringing material can violate copyright, says Dutch court)
SOLV (Sanoma wint Playboy-zaak van GeenStijl)
Vlaamse Nieuwsmedia (Nederlandse rechtspraak: hyperlink in specifieke omstandigheden auteursrechtelijke inbreuk)

IEF 11710

Weliswaar inbreuk, maar niet onrechtmatig

Rechtbank Arhnem, 29 augustus 2012, LJN BX7475 / HA ZA 11-1402 (Zoontjes Beton B.V. tegen Livingroof v.o.f)

Uitspraak ingezonden door Paul Mazel, Trip Advocaten & Notarissen.

In't kort: Merkenrecht (afgewezen). Auteursrecht (ja, maar niet onrechtmatig). Beslagen ten onrechte (maar octrooiprocedure wordt voorbereid en daardoor mogelijk niet onrechtmatig).

Zoontjes is houdster van het woordmerk DNS voor niet metalen bouwmaterialen in het bijzonder dakbedekkingsmaterialen. Livingroof legt zich toe op o.a. het betegelen van daken. Zij is in het verleden door Zoontjes als onderaannemer ingehuurd. Livingroof is houdster van een beeldmerk "ONS" [links]. Op de website van Livingroof staat een foto van een door Zoontjes gerealiseerd project, deze is - na sommatie - verwijderd.

Een beroep door Livingroof op het zogenaamde 'de minimis non curat praetor'-beginsel [zeer bescheiden inbreuken] leidt, aldus de rechtbank, niet tot niet-ontvankelijkheid van Zoontjes.

Het woordmerk DNS is niet louter beschrijvend voor daknivelleringssysteem. Niettemin kan van het onderhavige woordmerk DNS naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat het grote bekendheid geniet bij het relevante publiek, waaronder maar niet beperkt tot dakdekkers, architecten, aannemers en bouwondernemingen. De rechtbank merkt het woordmerk DNS dan ook aan als een zwak merk. Hoewel beide merken voor dezelfde waren of diensten worden gebruik (ONS voor ophoog- en nivelleersysteem) kan er geen verwarring ontstaan.

De blote betwisting van makerschap kan in het licht van de verklaring niet slagen. Dat er geen huisstijl valt te herkennen in de kleine afdruk wordt verworpen. Er is naast de huisstijl en kwaliteitsuitstraling van Zoontjes rekening gehouden met belichting en invalshoek van de foto, deze elementen zijn ook na de verkleining van de foto zodanig waarneembaar. Er wordt een verklaring voor recht gegeven. Er wordt geen onrechtmatig handelen aangenomen. Weliswaar is er auteursrechtinbreuk gepleegd, maar dat is van beperkte omvang en het betreft foto's van projecten die Livingroof ook onweersproken zelf heeft uitgevoerd.

In reconventie wordt over de gelegde beslagen geoordeeld dat zij ten onrechte en daarmee onrechtmatig zijn gelegd gezien het in conventie bepaalde. Echter of Livingroof een inbreuk heeft gemaakt op een aan Zoontjes toekomend octrooirecht (waar momenteel een dagvaarding voor wordt opgesteld en bij de rechtbank 's-Gravenhage wordt aangebracht) moet nog blijken. Dit betekent dat het antwoord op de vraag of de gelegde beslagen onrechtmatig zijn gelegd voor een belangrijk deel afhangt van de in 's-Gravenhage aanhangig gemaakte octrooirechtprocedure. Op dit punt wordt de zaak naar de parkeerrol gezet.

Lees hier de grosse HA ZA 11-1402,

IEF 11701

Ter promotie van de medicijnwagens

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 9 augustus 2012, zaaknr, 422692, KG ZA 12-697 (Wiegand AG tegen Logimedical B.V.)

Afgelopen distributieovereenkomst. Slaafse nabootsing. Geen auteursrechtinbreuk op de promotionele afbeeldingen.

Wiegand ontwikkelt en verhandelt o.a. medicijnverdeelwagens (Flexline). Zij heeft met Logimedical een exclusieve distributieovereenkomst die wordt opgezegd. Logimedical ontwikkelt sindsdien medicijnwagens onder het merk EUROMODUUL. Ter promotie van de medicijnwagens heeft zij een folder gebruikt waarin afbeeldingen zijn opgenomen (zie uitspraak, r.o. 2.3 en 2.11).

Naar voorlopig oordeel moeten de Euromoduul-medicijnwagens van Logimedical worden aangemerkt als een slaafse nabootsing van de Flexline-medicijnwagens van Wiegand. Deze vordering wordt onder last van een dwangsom toegewezen.

Betreft de afbeeldingen: die stemmen onvoldoende overeen met de afbeeldingen die Wiegand gebruikt in haar brochure. Deze vordering wordt afgewezen.

Betreft het merkgebruik: Logimedical is, zo is niet in geschil, gerechtigd om het WIEGAND-merk op haar website te gebruiken, omdat zij nog altijd WIEGAND-producten verkoopt en daartegen is geen bezwaar. Het is niet aannemelijk gemaakt dat Logimedical het Wiegandmerk gebruikt (heeft) voor haar Euromoduul-medicijnwagens. Deze vordering wordt afgewezen. Wel dient zij de aanduiding "exclusief distributeur en partner" te verwijderen van haar website.

 

4.4. Logimedical heeft naar voorlopig oordeel met haar Euromoduul-medicijnwagens onvoldoende afstand gehouden van de Flexline-medicijnwagens. Niet in geschil is dat het  uiterlijk van de Euromoduul-medicijnwagens en de Flexline-medicijnwagens overeenstemt. Logimedical heeft zelf aangevoerd dat zij zich na de beëindiging van de distributierelatie met Wiegand genoodzaakt heeft gezien snel een "vergelijkbaar product" op de markt te brengen om haar klanten te kunnen behouden. De Euromoduul-medicijnwagens zijn qua vormgeving echter meer dan vergelijkbaar met de Flexline-medicijnwagens. De vormgeving is vrijwel identiek. Gegeven die grote mate van overeenstemming is voorshands voldoende aannemelijk dat daardoor verwarring kan ontstaan in de markt, mede gelet op het feit dat Logimedical tot recent de exclusief distributeur van onder meer de Flexline-medicijnwagens was en zij de Flexline-medicijnwagens nog altijd aanbiedt.

4.5. Het volgens Logimedical belangrijkste verschil, een topblad van roestvrij staal in plaats van sanitized kunststof, kan niet leiden tot een ander oordeel. Tussen partijen staat namelijk vast dat Wiegand haar Flexline-medicijnwagens uitrust met diverse topbladen, waaronder topbladen van roestvrij staal. De overige verschillen die Logimedical heeft genoemd, te weten geborsteld in plaats van glanzend roestvrij staal, iets grotere bumpers en een iets smallere handgreep, zijn naar voorlopig oordeel te onbeduidend. Mede gezien de diversiteit van de op de markt beschikbare medicijnwagens moet voorshands worden aangenomen dat Logimedical op veel meer onderdelen evengoed een andere weg had kunnen inslaan.

4.6. Het betoog van Logimedical dat zij genoodzaakt was om op korte termijn een alternatief product te ontwikkelen voor haar klanten omdat Wiegand de distributierelatie onregelmatig heeft beëindigd, moet worden gepasseerd. De gestelde onregelmatige beëindiging rechtvaardigt naar voorlopig oordeel niet dat Logimedical een slaafse nabootsing van producten van Wiegand op de markt brengt. Daar komt bij dat in dit kort geding niet kan worden uitgegaan van een onregelmatig beëindiging van de distributierelatie omdat Logimedical in de settlement agreement van 28 november 2011 heeft ingestemd met de voorwaarden waaronder de distributierelatie is beëindigd.

Afbeeldingen
4.8. Naar voorlopig oordeel is er geen sprake van een auteursrechtinbreuk met betrekking tot de afbeeldingen die Logimedical gebruikt in haar folder. Die afbeeldingen stemmen onvoldoende overeen met de afbeeldingen die Wiegand gebruikt in haar brochure. Daarbij staat voorop dat de overeenstemming ten minste gedeeltelijk wordt verklaard door het feit dat het gaat om afbeeldingen van een nagenoeg identiek product, te weten de medicijnwagens van Wiegand en Logimedical, en dat die afbeeldingen eenzelfde doel dienen, te weten het tonen van specifieke details van dat product in reclamemateriaal. Daarnaast heeft Logimedical gewezen op een aantal verschillen tussen de afbeeldingen, zoals het gebruik van andere kleuren, andere uitsnijdingen en het gebruik van een gespiegelde weergave. Mede gelet op het feit dat Wiegand niet heeft toegelicht wat de auteursrechtelijk beschermde trekken van haar afbeeldingen zijn, is van inbreuk naar voorlopig oordeel geen sprake.

Merkgebruik
4.10. Naar voorlopig oordeel is evenmin sprake van merkinbreuk. In dit verband staat voorop dat niet in geschil is dat Logimedical gerechtigd is om het WIEGAND-merk te gebruiken op haar website, omdat Logimedical nog altijd WIEGAND-producten verkoopt. Op vragen van de voorzieningenrechter ter zitting heeft Wiegand ook bevestigd dat zij daar geen bezwaar tegen heeft. Het probleem is volgens Wiegand dat Logimedical het Wiegandmerk ook heeft gebruikt voor haar Euromoduul-medicijnwagens. Dat laatste heeft Wiegand echter voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt.

IEF 11676

Foto van eigen medewerkers

Kantonrechter Rechtbank Middelburg 11 juni 2012, LJN BX4106 (A tegen B)

Auteursrecht op foto van medewerker, foto is geplaatst bij krant, krantenartikel is door medewerker geplaatst op website. Inbreuk.

De foto van [eiser] betreft een foto van de eigen medewerkers van [gedaagde] op een eigen werk van [gedaagde]. [Eiser] heeft toestemming gekregen van [gedaagde] om een foto te mogen maken, en [gedaagde] stelt dat hij die daarom mag gebruiken. De foto is bij een krantenartikel geplaatst. Dit krantenartikel is door [gedaagde] gescand en geplaatst op haar website onder de rubriek “[gedaagde] in het nieuws”. [Gedaagde] stelt dat de foto pas in 2010 op haar website kwam, omdat de website pas sedert 2010 in de lucht is. Ter bescherming van haar naam is deze naam wel al in 2003 vastgelegd bij het SIDN. De foto is meteen verwijderd nadat [gedaagde] een brief van [eiser] had ontvangen. [Gedaagde] betwist de door [eiser] geleden schade.

[Eiser] stelt dat hij toestemming heeft gegeven voor plaatsing van de foto in de krant en hij daarvoor ook betaald heeft gekregen. [Eiser] is nog steeds exclusief auteursrechthebbende op zijn foto. Voor iedere nieuwe openbaarmaking van de foto is voorafgaande toestemming nodig van [eiser] en dient de geldende licentievergoeding betaald te worden. [Eiser] wijst er op dat bij het originele artikel van 14 januari 2002 naast de betreffende foto een colofon is vermeld over het auteursrecht. De kantonrechter wijst een schadevergoeding van €500 toe, waarvan €250 gederfde licentievergoeding.

4. (...) Ingevolge artikel 1 van de Auteurswet heeft [eiser] als maker van de foto het uitsluitend recht die foto openbaar te maken. Omdat de foto auteursrechtelijk is beschermd, stond het [gedaagde] niet vrij om deze foto openbaar te maken zonder toestemming van [eiser]. Nu voorts vaststaat dat [gedaagde] zonder toestemming van [eiser] de foto heeft gepubliceerd op haar website, heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op de auteursrechten van [eiser].

6.  [Eiser] heeft daarnaast voldoende onderbouwd dat door inbreuk op zijn auteursrecht hem de mogelijkheid is ontnomen om vooraf over de exploitatie van zijn werk te onderhandelen. Voorts heeft hij tijd en kosten moeten maken om staking van de inbreuk en betaling van een vergoeding te bewerkstelligen. Deze schade, als door [eiser] gesteld en voldoende aannemelijk gemaakt, kan niet inbegrepen worden geacht in de vergoeding die hem ook zonder inbreuk zou zijn toegekomen. De kantonrechter acht in dit geval eenzelfde vergoeding gerechtvaardigd zoals de hiervoor naar redelijkheid vastgestelde gederfde licentievergoeding voor het plaatsen van de foto, derhalve eveneens€ 250,00.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] een schadevergoeding toekomt van € 500,00 wegens inbreuk op zijn auteursrecht.

IEF 11674

Onrechtmatig gehandeld jegens persfotograaf

Rechtbank Rotterdam 10 augustus 2012, LJN BY3179, zaaknr. 1321765/CV EXPL 12-8738 (Roel Dijkstra Persfotografie tegen NoRisk Parking B.V.)

Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee.

Dijkstra is professioneel fotograaf en auteursrechthebbende op de foto van 'de geparkeerde vrachtwagens'. NoRisk is exploitant van bewaakte parkeerterreinen. Bij het artikel 'Trucker kan veilige parkeerplek niet vinden' is de foto gepubliceerd op de website van de Telegraaf , met daarbij de naam van Dijkstra als maker. De foto was vanaf 27 april 2011 zichtbaar op de website van NoRisk Parking. Dijkstra heeft NoRisk Parking een schikkingsvoorstel gedaan, waarop niet is gereageerd. Beoordeeld dient te worden of NoRisk Parking een inbreuk op het auteurs- en persoonlijkheidsrecht van Dijkstra heeft gemaakt en of zij op grond daarvan jegens Dijkstra schadeplichtig is.

Door de kantonrechter wordt vastgesteld dat NoRisk Parking verantwoordelijk is voor het plaatsen van de foto op haar website. De kantonrechter is van oordeel dat NoRisk Parking onrechtmatig jegens Dijkstra heeft gehandeld. NoRisk Parking is gehouden de door Dijkstra geleden schade te vergoeden. Er wordt een schadevergoeding van € 765,00 toegewezen door de kantonrechter.

4.4 (...) Indien het kopiëren van beschermde foto's van websites van anderen, die daarvoor wel toestemming gevraagd hebben en betaald hebben, geen inbreuk op een auteursrecht zou opleveren, zou het hele systeem van bescherming van eigendomsrechten, in de huidige tijd waarin internet een prominente rol speelt, illusoir zijn. NoRisk Parking heeft de koppeling, nadat zij het bericht op de website van de Telegraaf gezien heeft, bewust tot stand gebracht. Door een handeling van NoRisk Parking is derhalve ook de Foto op haar website geplaatst. Zij heeft de koppeling tot stand gebracht, terwijl zij wist althans had moeten en kunnen weten dat daardoor ook de Foto mee gekoppeld zou worden. Een foto overigens waarbij op de website van de Telegraaf, gezien de opmerking onder de Foto 'Copyright Roel Dijkstra Fotografie', duidelijk vermeld werd dat het een auteursrechtelijk beschermde foto betrof. NoRisk Parking is derhalve verantwoordelijk voor het plaatsen van de Foto op haar website.

4.5 Nu NoRisk Parking de Foto zonder toestemming van Dijkstra op haar website heeft geplaatst, zo is door Dijkstra onweersproken gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat NoRisk Parking onrechtmatig jegens Dijkstra gehandeld heeft. De kantonrechter is van oordeel dat een en ander NoRisk Parking toegerekend kan worden. Dat de Foto op de website van de Telegraaf stond, ontslaat NoRisk Parking niet van haar verplichting, indien zij het artikel van de website van de Telegraaf stond, onstlaat NoRisk Parking niet van haar verplichting, indien zij het artikel van de website van de Telegraaf integraal, derhalve inclusief foto, wilde overnemen, zich ervan te vergewissen dat daarop geen auteursrechtelijke bescherming rustte. Ook indien het gebruik van de Foto te goeder trouw is gebeurd, en zoals door NoRisk Parking is gesteld een 'omissie' was, levert openbaarmaking zonder toestemming van de rechthebbende een inbreuk op het auteursrecht op. Daarnaast heeft Dijkstra op grond van artikel 25 Auteurswet recht op vermelding van zijn naam bij de Foto. Op de website van NoRisk Parking was de Foto op de pagina 'nieuwsoverzicht' zichtbaar zonder dat daarbij de naam van Dijkstra vermeld werd. Ook op dit punt heeft NoRisk Parking onrechtmatig jegens Dijkstra gehandeld.

4.7 Dijkstra heeft, onder verwijzing naar de algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie, een schadevergoeding van in totaal driemaal de licentievergoeding van € 255,00, derhalve een bedrag van € 765,00 gevorderd. De algemene voorwaarden van de Fotografenfederatie zijn weliswaar niet van toepassing op de (niet-contractuele) relatie tussen Dijkstra en NoRisk Parking, maar vormen wel een rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt om op die basis de schade te begroten.

4.10 Daarnaast heeft te gelden dat het niet aantrekkelijk gemaakt moet worden voor gebruikers van auteursrechtelijk werk om een inbreuk te herstellen door achteraf alsnog te betalen en dan niet slechter af te zijn dan als zij tevoren toestemming zouden hebben gevraagd. Een dergelijk gebruik van zijn werk levert de auteursrechthebbende immers ook schade oop. Dat geldt ook voor het weglaten van de naamsvermelding bij de Foto zoals die geplaatst is op de pagina 'nieuwsoverzicht' op de website van NoRisk Parking.

4.11 De kantonrechter is van oordeel dat gelet op het voorgaande een schadevergoeding van € 765,00 niet als onredelijk aan te merken is. Het gevorderde bedrag aan schadevergoeding zal dan ook toegewezen worden.

Lees een afschrift hier zaaknr. 1321765/CV EXPL 12-8738, LJN BY3179.

IEF 11605

Auteursrechtinbreuk van rappers met Youtubefilmpje

Kantonrechter Breda, sector kanton 18 juli 2012, zaaknr. 711770 CV EXPL 12-2508 (Eiseres tegen gedaagden)

Uitspraak ingezonden door Janouk Kloosterboer, QuestIE Advocatuur.

Auteursrecht. Persoonlijkheidsrecht.

Betreft een fotozaak van een fotografe tegen twee rappers en hun management. De zaak heeft betrekking op een youtubefilmpje van de rappers, waarin een foto van de eiseres te zien is. Zij vordert gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding. Het verweer van gedaagden is niet meegenomen in de beoordeling, omdat conclusie van gedaagden retour is gezonden wegens niet ondertekenen daarvan. Hierop hebben gedaagden niet gereageerd. De gevorderde imagoschade van eiseres wordt afgewezen.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagden inbreuk hebben gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van eiseres en wijst een schadevergoeding van € 5.000,- toe.

2.3 Gedaagden zijn op 30 mei 2012 in rechte verschenen. Nu door de gedaaden ingediende conclusie niet ondertekend was, heeft de griffier de conclusie aan gedaagde sub 1 retour gezonden met de mededeling dat deze ondertekend ingediend diende te worden op de rolzitting van 13 juni 2012. Vervolgens hebben gedaagden ter rolzitting van 13 juni 2012 niet meer gereageerd. De vordering van eiseres is door gedaagden derhalve niet weersproken.

2.4 Nu de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde imagoschade zal worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd door eiseres.

IEF 11599

Auteursrechtinbreuk op foto's van handen

Gerechtshof Amsterdam 17 juli 2012, zaaknr. 200.093.647/10 (Eiser tegen Gedaagde)

Uitspraak ingezonden door Mira Herens, NVJ Advocaten.

In navolging van IEF 9762. Auteursrecht op foto's. Plaatsen van foto's op website.

Eiser is professioneel fotograaf en heeft foto´s gemaakt van de handen van een derde die werkzaam is als osteopaat. Deze derde heeft met toestemming van eiser deze foto´s openbaar gemaakt op haar website met daarbij een copyright vermelding. De betreffende foto´s zijn zonder toestemming van eiser openbaar gemaakt op de website van gedaagde, die eveneens werkzaam is als osteopaat. De website van gedaagde is door Studio Royaal geactualiseerd, die de bewuste foto´s op www.osteopaat.org heeft geplaatst.

Het hof stelt vast dat er sprake is van een auteursrechtinbreuk door gedaagde. Het hof oordeelt dat gedaagde een professionele ondernemer is en dat hij een onderzoeksplicht heeft naar de auteursrechtelijke herkomst van de foto´s, waaraan niet is voldaan. Hierdoor heeft gedaagde bewust het risico van auteursrechtinbreuk genomen en aldus verwijtbaar gehandeld. Hieraan doet niet af dat gedaagde de foto´s direct nadat eiser hem aansprakelijk had gesteld van zijn website heeft verwijderd. Met betrekking tot het vaststellen van de schadevergoeding, oordeelt het hof dat het niet relevant is welke afspraken eiser met de derde heeft gemaakt.

Het hof vernietigt het vonnis in eerste aanleg en veroordeelt gedaagde tot het betalen van schadevergoeding ad € 5000 aan eiser en tot vergoeding van de proceskosten.

Auteursrechtinbreuk
3.3.3 Dit verweer treft geen doel. Zoals eiser terecht stelt, vereist de Auteurswet voor inbreuk geen opzet of kwade trouw. Evenmin stelt de Auteurswet vormvereisten voor het ontstaan of handhaven van auteursrecht zoals het vermelden van de naam van de maker bij de foto's. Gedaagde is een professionele ondernemer zodat van hem mocht worden verwacht dat hij zich ervan had vergewist of de onderhavige foto's auteursrechtelijk beschermd zijn en wie de maker is van de desbetreffende foto's alvorens tot openbaarmaking daarvan over te gaan. Aan deze onderzoeksplicht heeft gedaagde niet voldaan. Onbestreden is immers dat gedaagde voorafgaand aan de plaatsing van de foto's op zijn website noch met eiser noch met de derde contact heeft opgenomen. Indien hij contact zou hebben gezocht met de derde, die in zijn visie immers als auteursrechthebbende had te gelden, zou hij -gelet op haar in het geding gebrachte verklaring (productie 1 bij conclusie van repliek)- vernomen hebben dat eiser auteursrechthebbende op de bedoelde foto's is. Door niet aan zijn onderzoeksplicht te voldoen, heeft Konings bewust het risico van auteursrechtinbreuk genomen en aldus verwijtbaar gehandeld.

3.3.4 Aan het voorgaande doet niet af dat gedaagde de foto’s direct nadat hij door eiser aansprakelijk was gesteld van zijn website heeft verwijderd. Derhalve slagen de hierboven besproken grieven.

Schadevergoeding
3.4.2 Gelet op de aard van de overtreding en de overige omstandigheden zoals hiervoor vermeld, waaronder begrepen de niet betwiste stelling van eiser dat hij bij gevraagde toestemming doorgaans een bedrag van € 599,- per foto vraagt en het feit dat eiser zijn vordering zoals die uit de Algemene Voorwaarden van de Fotografenfederatie zou volgen heeft gematigd, acht het hof een vergoeding van € 5000,- toewijsbaar met inachtneming van hetgeen omtrent schadebegroting is bepaald in artikel 6:97 BW. In dat bedrag is schadevergoeding wegens het ontbreken van toestemming en van naamsvermelding begrepen. In het kader van de begroting van de schade is, anders dan gedaagde betoogt, niet relevant welke afspraken eiser met de derde heeft gemaakt en evenmin dat eiser de door hem verrichte werkzaamheden pas op 28 december 2009 aan de derde heeft gefactureerd. Derde heeft immers de foto's openbaar gemaakt met toestemming van eiser waarmee de rechtsverhouding tussen hen essentieel verschilt van die tussen eiser en gedaagde. Grief 4 slaagt dus eveneens.

Op andere blogs:
NVJ (NVJ verheugd met uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam)

IEF 11564

Beeldcitaatrecht: de functie van versiering

Hof Leeuwarden 10 juli 2012, LJN BX0988 (foto in tijdschrift en banner)

Ongeautoriseerd gebruik van foto's in tijdschrift en als banner op een website. Nadere invulling van het begrip openbaarmaking als bedoeld in art. 15a Aw.

[appellant] is fotograaf en krijgt opdrachten van - onder meer - Nike, Philips, Sony en Kodak voor hun reclamecampagnes. [geïntimeerde] is een uitgeverij van een aantal vakbladen, waaronder het tijdschrift SIGN + Silkscreen Magazine. Het tijdschrift Sign komt uit in Nederland en België en richt zich op de professionele zeefdrukker,
de designmaker en de professionele gebruiker van "digital imaging" technieken. In 2005 heeft FM Siebdruck Werbung GmbH op een beurs voor haar zeefdruktechniek voor het bedrukken van kunststof sheets een prijs gewonnen. Op haar stand had zij een zeefdruk staan waarbij met toestemming gebruik is gemaakt van een werk van [appellant]. In het tijdschrift Sign heeft [geïntimeerde] over de FESPA beurs en de winnende technologie van FM Siebdruck bericht. Op de omslag van het tijdschrift is een foto van de winnende zeefdruk van FM Siebdruck over de gehele bladzijde in kleur afgedrukt.

Het beroep op beeldcitaatrecht wordt door het Hof afgewezen, omdat er nauwelijks aandacht is besteed aan te winnende techniek, terwijl daarvan een paginavullend beeldcitaat is opgenomen. Dit beeldcitaat verkrijgt de functie versiering en is dus niet proportioneel.

De schade wordt begroot op €27.500. Anders dan dat appellant aan de schadeberekening voor het gebruik voorlegt, blijkt uit facturen blijkt genoegzaam dat het gebruik niet steeds op de door [appellant] voorgestane restrictieve wijze is beperkt per gebruik, per jaar en per land een licentievergoeding in rekening wordt gebracht..

Verder bespreekt het hof uitgebreid de volgende elementen: Overname uit de pers door de pers, Actuele rapportage, Begroting van de schade, Immateriële schade, winstafdracht

In citaten - feiten bij de rechtbank:
4. De rechtbank heeft het beroep van [geïntimeerde] op de exceptie van artikel 15 Aw in rechtsoverweging 4.4 van het vonnis afgewezen omdat naar haar oordeel deze exceptie alleen betrekking heeft op gedrukte media en dus niet op foto's. De rechtbank heeft het beroep op het citaatrecht wat betreft de opneming van de foto's in het tijdschrift Sign 2005/4 en 2007/4 gehonoreerd en heeft om die reden de desbetreffende vorderingen van [appellant] afgewezen (rechtsoverwegingen 4.5 - 4.17). Het gebruik van de banner op de website www.sign.nl, was naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet toelaatbaar omdat er onvoldoende verband bestond tussen de banner en het laten zien van de techniek waarmee FM Siebdruk de FESPA Award heeft gewonnen. De rechtbank was verder van oordeel dat het beroep van [geïntimeerde] op artikel 16a Aw evenmin opging (rechtsoverwegingen 4.18 - 4.19). De Rechtbank kwam tot de slotsom dat [geïntimeerde] met de banner inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van [appellant] en heeft [geïntimeerde] veroordeeld aan [appellant] een bedrag van € 5500, - als schadevergoeding te betalen (rechtsoverweging 4.23). De overige vorderingen heeft de rechtbank afgewezen. [geïntimeerde] is als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

11.  Nu de werken van [appellant] met zijn toestemming op de FESPA beurs voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, kan [appellant] op grond van zijn uitsluitende reproductierechten niet beletten dat hieruit wordt geciteerd, waaronder te begrijpen de reproductie van de werken door middel van een daarvan genomen foto, mits wordt voldaan aan de overige vereisten van artikel 15a lid 1 Aw.

14.  Het hof overweegt hierover als volgt. Voorop gesteld wordt dat artikel 15a lid 1 sub 2 Aw vereist dat het citeren in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is en aantal en omvang der geciteerde gedeelten door het te bereiken doel zijn gerechtvaardigd. Het citeren vindt hierin zijn begrenzing dat de opneming als citaat niet wezenlijk afbreuk mag doen aan de door het auteursrecht beschermde belangen van de rechthebbende ter zake van de hier bedoelde exploitatie van het desbetreffende werk. Wat betreft de onderhavige beeldcitaten heeft te gelden dat de opneming hiervan in het tijdschrift Sign in beginsel een toelaatbaar citaat opleveren, mits de foto's samen met de verslaglegging van de FESPA redelijkerwijs kunnen worden beschouwd als één geheel dat ertoe strekt de lezer een indruk te geven van de winnaars van de FESPA Awards. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, kan mede van belang zijn of in het tijdschrift de foto's van de prijswinnende zeefdruktechniek ook worden besproken, maar in het algemeen zal dit niet beslissend zijn, aangenomen dat het verband tussen tekst en foto, bijvoorbeeld door het plaatsen van een onderschrift, voldoende duidelijk is. De opneming zal evenwel de grenzen van een toelaatbaar citaat te buiten gaan, wanneer op de foto, bijvoorbeeld door de omvang daarvan in vergelijking met de tekst of door de wijze van opmaak van het dagblad of tijdschrift een zodanige nadruk komt te liggen dat zij in overwegende mate de functie van versiering van dat tijdschrift krijgt. In dat geval wordt de omvang van het citaat door het te bereiken doel en door het kwalitatief en kwantitatief gehalte van de tekst niet gerechtvaardigd (vgl. HR 22 juni 1990, LJN:AD1160, Zienderogen Kunst en HR 26 juni 1992, LJN: ZC0647, Damave/Trouw).

16 (...) Doordat in de verslaglegging geen, althans nauwelijks, aandacht wordt besteed aan de winnende techniek van FM Siebdruk, terwijl daarvan wel een paginavullend beeldcitaat op de omslag van het tijdschrift is opgenomen, moet geconcludeerd worden dat op dit beeldcitaat door de omvang en de plaatsing daarvan in vergelijking met de tekst een zodanige nadruk komt te liggen dat het de functie van versiering verkrijgt en dus ontoelaatbaar is. Nu niet is voldaan aan het proportionaliteitsvereiste, heeft [geïntimeerde] geen belang meer bij de afzonderlijke behandeling van haar verweer dat er geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan de exploitatiebelangen van [appellant] omdat hij reeds toestemming had verleend aan FM Siebdruck om zijn foto's te gebruiken voor reclamedoeleinden, wat daarvan overigens ook verder zij. Aan dit verweer wordt immers slechts toegekomen indien aan het vereiste van proportionaliteit is voldaan.
 
 Overname uit de pers door de pers
18.  Met de rechtbank is het hof van oordeel dat waar het de overname uit gedrukte media betreft, de overname beperkt is tot het geschreven woord en dus niet tevens foto's omvat. Het beroep van [geïntimeerde] op artikel 15 Aw is door de rechtbank terecht afgewezen.

Actuele rapportage
20 (...) Artikel 16a Aw stelt, kort gezegd, aan de toelaatbare mate van opname, weergave en mededeling van auteursrechtelijk beschermde werken de voorwaarden dat zij kort moeten zijn en gerechtvaardigd moeten zijn voor het behoorlijk weergeven van een actuele gebeurtenis die het onderwerp van de reportage is. Het hof is met [appellant] van oordeel dat de paginavullende foto op de voorpagina van het tijdschrift Sign niet aan deze criteria voldoet omdat, zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, de (integrale)weergave van de foto van de winnende zeefdruk op de omslag van het tijdschrift niet proportioneel en dus ook niet gerechtvaardigd is, terwijl in de reportage geen bijzondere aandacht wordt besteed aan deze winnende zeefdruk, Het beroep van [geïntimeerde] op de uitzondering van artikel 16aAw gaat derhalve niet op.

Begroting van de schade:
28.  Het hof is met [geïntimeerde] van oordeel dat de verklaring van [X] noch de overgelegde facturen steun bieden voor de stelling van [appellant] dat per gebruik, per land en per jaar steeds opnieuw een bedrag van € 5.500,- moet worden betaald. De door [appellant] zelf overgelegde facturen en de daarin opgenomen beschrijving van het gebruik onder het kopje "berechnungspunkt" spreken dit tegen. Uit de facturen blijkt genoegzaam dat het gebruik niet steeds op de door [appellant] voorgestane restrictieve wijze is beperkt naar land (factuur nr. [1]), in tijd (factuur nr. [2]) of gebruik (facturen nrs. [3] en [4]).

29.  Gelet op het voorgaande is het redelijk te veronderstellen dat [geïntimeerde] tegen betaling van een bedrag van € 5.500,- per foto het recht zou hebben verkregen de foto in haar tijdschrift Sign 2005/5 en 2007/4 op te nemen en die uitgaven verder te verspreiden zonder beperking in tijd (gelijk het gebruik van de foto in een boek als omschreven in factuur nr. [1]). Het hof acht het in dit licht niet redelijk dat voor de verdere verspreiding van het tijdschrift opnieuw een bedrag van € 5.500,- moet worden betaald. Het totale bedrag voor het gebruik van de foto's in beide tijdschriften, zoals opgenomen in de berekening van [appellant] onder 5.3.4 sub 1) en 2) van de memorie van grieven wordt door het hof begroot op € 11.000,- (2 x € 5.500,-).

30.  Door [geïntimeerde] wordt niet betwist dat het digitaal beschikbaar stellen van het tijdschrift Sign 2005/4 en 2007/4 op haar website beschouwd moet worden als een nieuwe vorm van gebruik waarvoor een afzonderlijke vergoeding in rekening kan worden gebracht. [geïntimeerde] heeft voorts erkend dat beide tijschriften gedurende de periode van 1 augustus 2008 tot en met 9 april 2009 beschikbaar waren. Het bedrag dat [geïntimeerde] aan [appellant] dient te betalen, wordt door het hof redelijkerwijs begroot op € 11.000,- (2 x € 5.500,-).

Immateriële schade
36. Daarnaast betoogt [appellant] onder verwijzing naar artikel 25 lid 1 sub a Aw dat door publicatie van de in het geding zijnde foto's zonder vermelding van zijn naam en de publicatie van de verminkte versie van de "2005 foto" als banner op de website, zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden (zie sub 5.4.1 memorie van grieven). [appellant] stelt dat hij hierdoor immateriële schade heeft geleden die op de voet van art. 27 Aw in verband met art. 6: 97 BW dient te worden geschat. Bij de waardering van het geleden nadeel is volgens [appellant] van belang dat het hier gaat om een beeldbepalende, dominante openbaarmaking in een vakblad met een oplage van 4100 stuks die bovendien door het internet een verbreiding op veel grotere schaal heeft verkregen, terwijl daarnaast een deel van de "2005 foto" is gebruikt als blikvanger van de website gedurende zes maanden. Zodoende heeft [geïntimeerde] geprofiteerd van zijn werk, aldus [appellant]. Dit nadeel kan volgens [appellant], niet worden weggenomen of verzacht door middel van een rectificatie.

37. Dit betoog faalt. Het hof is van oordeel dat [appellant] hiermee onvoldoende heeft onderbouwd dat hij naast de geleden vermogensschade, die reeds is verdisconteerd in de hierboven vastgestelde vergoeding, ook ander nadeel heeft geleden dat voor vergoeding in aanmerking dient te komen. In het bijzonder heeft [appellant] zijn stelling dat hij reputatieschade heeft geleden niet onderbouwd. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat deze vordering om die reden moet worden afgewezen.

Winstafdracht
38.  [appellant] klaagt er ten slotte nog over dat de rechtbank zijn vordering tot winstafdracht ten onrechte niet heeft toegewezen.

39.  Bij de beoordeling van deze klacht moet worden vooropgesteld dat indien, zoals hier, behalve vergoeding van schade (in dit geval bestaande in de door [appellant] gederfde royaltyvergoeding), tevens afdracht wordt gevorderd van de door [geïntimeerde] genoten winst, slechts één van beide vorderingen voor toewijzing vatbaar is, met dien verstande dat de rechter de hoogste van beide vorderingen zal dienen toe te wijzen (vgl. HR 14 april 2000, nr. C98/270, NJ 2000, 489). Nu evenwel niet is gesteld noch is gebleken dat de door de [geïntimeerde] genoten winst de omvang van de hiervoor vastgestelde schade te boven gaat, en [appellant] in appel niet de voor de winst te begroten nevenvordering heeft ingesteld, mist de grief belang.

40.  Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de schadevordering tot een totaalbedrag van € 27.500,- (11.000 + 11.000+ 5.500) toewijsbaar is.

Dictum:
Het Hof:
i.  verbiedt [geïntimeerde] met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op het auteursrecht op de litigieuze foto's van [appellant], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat [geïntimeerde], na betekening van dit arrest, dit verbod overtreedt met een maximum van € 50.000,-;
ii.  veroordeelt [geïntimeerde] aan [appellant] vanwege de schending van het auteursrecht van [appellant] op de litigieuze foto's aan [appellant] te vergoeden een bedrag van € 27.500,- ten titel van schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente te rekenen vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg tot die van algehele vergoeding, te verminderen met het reeds betaalde bedrag van € 5.500,-;
iii.  compenseert de kosten van eerste aanleg en het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

Op andere blogs:
IE-Forum (P.G.F.A. Geerts, Noot onder Hof Leeuwarden 10 juli 2012 (Beeldcitaat), IER 2013/24, p. 213-222.)
Mediareport (Het gebruik van beeldcitaten)