DOSSIERS
Alle dossiers

Muziek  

IEF 9919

Radiostilte

Rechtbank ´s-Gravenhage 8 juli 2011, KG ZA 11-429 (Vereniging BUMA en Stichting STEMRA tegen Nederland FM)

Met gelijktijdige dank aan Berend van der Eijk, Olaf Trojan en Martin Senftleben, Bird & Bird LLP

Ter info, voor jezelf lezen: Auteursrecht. Collectief beheer naburige rechten. Website via welke een groot aantal radiostations beluisterd kan worden. Embedded hyperlinken van livestream radio. Geen spoedeisend belang, mede omdat BUMA zelf in het voortraject een "radiostilte" liet vallen. Geen inhoudelijk oordeel. Proceskosten niet weersproken, veroordeling ruim €16.000, niet uitvoerbaar bij voorraad, geen ambthalve toepassing.

4.2. Als meest verstrekkend verweer heeft S. namelijk aangevoerd dat Buma C.s. geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en dat verweer slaagt. Daartoe is het navolgende redengevend.

4.6. Gelet op de in r.o. 4.3 t/m 4.5 genoemde omstandigheden, kan niet worden gezegd dat Buma c.s. in deze procedure voortvarend heeft gehandeld. Buma c.s. heeft desgevraagd geen goede verklaring kunnen geven voor bijvoorbeeld de radiostilte tussen 25 september 2009 en eind juli 2010. Het betoog dat zij 'de handen vol had' aan de door S. geïnitieerde lobby actie tegen de 'embed tax', welke volgens Buma c.s. 'handig was aangeknoopt' bij de licentie voor niet-bedrijfsmatig gebruik van embedded files (in de omschrijving van Buma c.s.: 'hoe durft Buma geld te vragen aan kinderen die een YouTube filmpje op hun Hyves pagina embedden?'), welke steling S. heeft betwist (volgens hem is het een bewuste keuze geweest van Buma c.s. de storm over te laten waaien), is in ieder geval niet een omstandigheid die Buma c.s. ter zake zou kunnen sauveren.

Dat de gestelde inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van de bij Buma c.s. aangesloten componisten, schrijvers en uitgevers jegens hen ook nu nog voortduurt, zoals Buma c.s. nog naar voren heeft gebracht, is in een situatie als de onderhavige niet langer voldoende reden om een spoedeisend belang voor ingrijpen in dit kort geding aan te nemen. Dit betekent dat Buma c.s. bij gebreke van een spoedeisend belang niet-ontvankelijk wordt verkalard in haar verbodsvordering. In het kielzog hiervan strandt alleen al om die reden ook de vordering strekkende tot een voorschot op de schadevergoeding.

4.8 Nu zulks niet is gevorderd, zal de proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Voor een ambtshalve toepassing op de voet van artikjel 258 Rv ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Opgeschoonde versie: pdf

IEF 9860

Hotelkamergelden

HvJ EG 29 juni 2011, zaak C-162/10, concl. A-G Trstenjak (Phonographic Performance (Ireland) LTD tegen Ierland)

Prejudiciële vragen High Court of Ireland. Auteursrecht. Naburige rechten. Openbaarmaking televisie en/of radio's waaraan hotelexploitanten uitgezonden signaal doorgeven. 

A-G concludeert dat televisie en radio in hotels indirecte communicatie betreft en dat een hoteleigenaar via andere toestellen ter beschikking stelt eveneens een gebruiker is.

Prejudiciële vragen:

(i) Is een hotelexploitant die in kamers voor gasten televisies en/of radio’s beschikbaar stelt waaraan hij een uitgezonden signaal doorgeeft, een "gebruiker" die fonogrammen die kunnen worden afgespeeld in een uitzending "mededeelt aan het publiek" in de zin van artikel 8, lid 2, van de gecodificeerde richtlijn 2006/115/EG [1] van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006?
(ii) Indien vraag (i) bevestigend wordt beantwoord: verplicht artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115/EG lidstaten om naast de billijke vergoeding die de omroeporganisatie betaalt, te voorzien in een recht op een billijke vergoeding door de hotelexploitant voor het afspelen van het fonogram?
(iii) Indien vraag (i) bevestigend wordt beantwoord: staat artikel 10 van richtlijn 2006/115/EG lidstaten toe, hotelexploitanten vrij te stellen van de verplichting "een enkele billijke vergoeding" te betalen op grond van "privégebruik" in de zin van artikel 10, lid 1, sub a?
(iv) Is een hotelexploitant die in kamers voor gasten toestellen (andere dan een televisie of radio) en fonogrammen in fysieke of digitale vorm ter beschikking stelt, die door middel van een dergelijk toestel kunnen worden afgespeeld of gehoord, een "gebruiker" die de fonogrammen "mededeelt aan het publiek" in de zin van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2006/115/EG?
(v) Indien vraag (iv) bevestigend wordt beantwoord: staat artikel 10 van richtlijn 2006/115/EG lidstaten toe, hotelexploitanten vrij te stellen van de verplichting "een enkele billijke vergoeding" te betalen op grond van "privégebruik" in de zin van artikel 10, lid 1, sub a, van richtlijn 2006/115/EG?

A-G concludeert als antwoord op de prejudiciële vragen (Nederlandse taalversie nog niet beschikbaar):

179. On the abovementioned grounds, I propose that the Court answer the questions referred as follows:

1-  Article 8(2) of Directive 2006/115/EC of the European Parliament and of the Council of 12 December 2006 on rental right and lending right and on certain rights related to copyright in the field of intellectual property (codified version) and of Council Directive 92/100/EEC of 19 November 1992 on rental right and lending right and on certain rights related to copyright in the field of intellectual property is to be interpreted to the effect that a hotel or guesthouse operator which provides televisions and/or radios in bedrooms to which it distributes a broadcast signal uses the phonograms played in the broadcasts for indirect communication to the public.

2- In such a case, the Member States are required, in transposing Directives 2006/115 and 92/100, to provide for a right to equitable remuneration vis-à-vis the hotel or guesthouse operator even if the radio and television broadcasters have already paid equitable remuneration for the use of the phonograms in their broadcasts.

3- Article 8(2) of Directive 2006/115 and of Directive 92/100 is to be interpreted as meaning that a hotel operator which provides its customers, in their bedrooms, with players for phonograms other than a television or radio and the related phonograms in physical or digital form which may be played on or heard from such apparatus uses those phonograms for communication to the public.

4-  Article 10(1)(a) of Directive 2006/115 and of Directive 92/100 is to be interpreted to the effect that a hotel or a guesthouse operator which uses a phonogram for communication to the public does not make private use of it and an exception to the right to equitable remuneration under Article 8(2) of Directive 2006/115 is not possible even if the use by the customer in his bedroom has private character.

Lees de conclusie hier (link
Richtlijn 2006/115/EG

IEF 9859

Wachtkamergelden

HvJ EG, 29 juni 2011, zaak C-135/10, concl. A-G Trstenjak  (SCF Consorzio Fonografici tegen Marco Del Corso)

Prejudiciële vragen Corte di Appello di Torino, Italië. Auteursrecht. Naburige rechten. Openbaarmaking radio-uitzendingen in wachtkamer van tandartsenpraktijk. Uitleg van het begrip ‘mededeling aan het publiek’ of 'beschikbaarstellen aan het publiek'. A-G concludeert dat ook een tandarts die in zijn wachtkamer de radio plaatst en een radio-uitzending hoorbaar maakt, een passende vergoeding dient te betalen voor de publieke mededeling. Genoemde verdragen zijn niet rechtstreeks van toepassing.

Prejudiciële vragen:
1. Zijn de Conventie van Rome inzake naburige rechten van 26 oktober 1961, de TRIPs-overeenkomst (Agreement on Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights) en het WIPO-verdrag (World Intellectual Property Organization) inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) rechtstreeks toepasselijk in de communautaire rechtsorde?
2. Werken de voornoemde regelingen van eenvormig internationaal recht eveneens rechtstreeks tussen particulieren?
3. Komt het begrip "mededeling aan het publiek" in de aangehaalde internationale verdragen overeen met het communautaire begrip in de richtlijnen [92/100/EG]1 en 2001/29/EG2? Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord: welke bron heeft voorrang?
4. Vormt de kosteloze uitzending van fonogrammen in besloten tandartspraktijken waarin een vrij beroep wordt uitgeoefend, ten behoeve van de patiënten, die deze onafhankelijk van hun wil genieten, een "mededeling aan het publiek" of "beschikbaarstelling voor het publiek" in de zin van artikel 3, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29/EG?
5. Hebben producenten van fonogrammen op grond van deze uitzending recht op een vergoeding?

A-G concludeert als antwoord op de prejudiciële vragen (Nederlandse taalversie nog niet beschikbaar):

164. Aus den vorgenannten Gründen schlage ich dem Gerichtshof vor, wie folgt auf die Vorlagefragen zu antworten:

1. Art. 8 Abs. 2 der Richtlinie 92/100/EWG des Rates vom 19. November 1992 zum Vermietrecht und Verleihrecht sowie zu bestimmten dem Urheberrecht verwandten Schutzrechten im Bereich des geistigen Eigentums bzw. der Richtlinie 2006/115/EG des Europäischen Parlaments und des Rates vom 12. Dezember 2006 zum Vermietrecht und Verleihrecht sowie zu bestimmten dem Urheberrecht verwandten Schutzrechten im Bereich des geistigen Eigentums (kodifizierte Fassung) sind so auszulegen, dass ein Zahnarzt, der in seinem Wartezimmer einen Radioapparat aufstellt und darüber eine Radiosendung für seine Patienten hörbar macht, verpflichtet ist, eine angemessene Vergütung für die mittelbare öffentliche Wiedergabe der Tonträger zu zahlen, die in der Radiosendung genutzt werden.

2. Nach den Maßstäben des Unionsrechts sind weder Art. 12 des Abkommens von Rom vom 15. September 1965 über den Schutz der ausübenden Künstler, der Hersteller von Tonträgern und der Sendeunternehmen noch Art. 15 des WIPO-Vertrags vom 20. September 1996 über Darbietungen und Tonträger (WPPT), noch Art. 14 des Übereinkommens über handelsbezogene Aspekte der Rechte des geistigen Eigentums (TRIPS) völkerrechtliche Vorschriften, auf die sich eine Partei in einem Rechtsstreit zwischen Privaten unmittelbar berufen kann.

Lees de conclusie hier (link).

IEF 9791

Grenspost (HvJ arrest)

HvJ EU 16 juni 2011, Zaak C-462/09 (Stichting de Thuiskopie tegen Opus Supplies Deutschland GmbH c.s.)

Prejudiciële vraag van de Hoge Raad der Nederlanden. 
In navolging van IEF 7949 , IEF 8367 en IEF 9459

Auteursrecht. Naburige rechten. Koop op afstand. Uitleg van het begrip ‘importeur’ in artikel 16c Auteurswet  (de importeur (of fabrikant) van blanco dragers dient de thuiskopievergoeding aan Thuiskopie af te dragen). Opus GmbH is een onderneming die vanuit Duitsland op basis van bestellingen via internet blanco CD’s en DVD’s levert aan afnemers in Nederland. Voor de door Opus aan Nederlandse afnemers geleverde CD’s wordt geen thuiskopievergoeding aan de Stichting Thuiskopie betaald.

Vragen
1) Biedt richtlijn [2001/29] in het bijzonder in artikel 5, lid 2, sub b, en lid 5, aanknopingspunten voor de beantwoording van de vraag wie in de nationale wetgeving behoort te worden aangemerkt als de schuldenaar van de in artikel 5, lid 2, sub b, bedoelde ‚billijke [compensatie]’? Zo ja, welke?

2) Indien sprake is van een koop op afstand waarbij de koper in een andere lidstaat is gevestigd dan de verkoper, noopt artikel 5, lid 5, van [...] richtlijn [2001/29] dan tot een zo ruime uitleg van het nationale recht dat ten minste in één van de bij de koop op afstand betrokken landen de in artikel 5, lid 2, sub b, bedoelde ‚billijke compensatie’ is verschuldigd door een bedrijfsmatig handelende schuldenaar?”

Antwoorden
1) Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus moeten worden uitgelegd dat de eindgebruiker die voor privégebruik een reproductie vervaardigt van een beschermd werk, in beginsel moet worden aangemerkt als de schuldenaar van de in voornoemd lid 2, sub b, bedoelde billijke compensatie. Het staat de lidstaten evenwel vrij een vergoeding voor privégebruik in te voeren die dient te worden betaald door de personen die installaties, apparaten of informatiedragers ter beschikking stellen van de eindgebruiker, wanneer die personen beschikken over de mogelijkheid om het bedrag van die vergoeding door te berekenen in de door de eindgebruiker betaalde prijs van die terbeschikkingstelling.

2) Richtlijn 2001/29, in het bijzonder artikel 5, leden 2, sub b, en 5 ervan, moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaat die een stelsel heeft ingevoerd waarin de vergoedingen voor het kopiëren voor privégebruik van beschermde werken moeten worden betaald door de fabrikant of importeur van informatiedragers, en op wiens grondgebied het nadeel ontstaat dat auteurs lijden als gevolg van het privégebruik van hun werken door de aldaar wonende kopers, verplicht is om te garanderen dat die auteurs daadwerkelijk de billijke compensatie ontvangen die is bestemd om hen schadeloos te stellen voor dat nadeel. Dienaangaande is de enkele omstandigheid dat de bedrijfsmatig handelende verkoper van installaties, apparaten en informatiedragers is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de kopers wonen, niet van invloed op die resultaatsverplichting. Het staat aan de nationale rechter om, wanneer het onmogelijk is om de billijke compensatie bij de kopers te incasseren, het nationale recht aldus uit te leggen dat die compensatie bij een schuldenaar die optreedt als handelaar kan worden geïncasseerd. [red. arcering]

Lees het volledige arrest hier (link)

IEF 9729

Toen Was Geluk Heel Gewoon

CvdM 12 april 2011, besluit 25126/2011003945 (Licentie woord- en beeldmerk Toen Was Geluk Heel Gewoon en het personage Simon Stokvis)

Licentieverlening van het woord- en beeldmerk Toen Was Geluk Heel Gewoon en het personage Simon Stokvis. Relatietoets: licentie tbv CD horend bij het media-aanbod en een voorstelling. Marktconform: ook imago, e.g. beeldmerk en logo, betrekken in besluit (7 lid 2 Beleidsregels nevenactiviteiten). Verkoopprijs is gelijk aan vergelijkbare producten, uitkoopsom van de voorstelling en entreeprijs marktconform. Toegestane nevenactiviteit, licentie zonder inhoudelijke bemoeienis.

13. De onderhavige nevenactiviteit betreft onder andere een licentieverlening ten behoeve van een dienst, namelijk de exploitatie van een voorstelling, en voldoet aan deze voorwaarde nu de nevenactiviteit er toe kan leiden dat toeschouwers door het bekijken van de voorstelling gebruik gaan maken van het media-aanbod of zich meer dan daarvoor betrokken voelen bij de publieke media-instelling. De voorstelling wordt namelijk uitgevoerd geheel in de sfeer van de serie Toen Was Geluk Heel Gewoon, waardoor toeschouwers mogelijk geprikkeld worden de herhalingen van de afleveringen te bekijken die door de KRO zullen worden uitgezonden.

 

14. In dit geval dient de activiteit op grond van artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, tevens aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling. De voorstelling sluit aan bij de serie Toen Was Geluk Heel Gewoon, die door de KRO zal worden herhaalt; de voorstelling zal worden uitgevoerd onder de met de serie gelijknamige titel Toen Was Geluk Heel Gewoon en bestaan uit liedjes uit de tijd waarin de te herhalen serie zich afspeelt. Sjoerd Pleijsier zal, net als in de serie, de rol van Simon Stokvis vertolken.

20. Verder heeft de KRO aangegeven dat de uitkoopsom van de voorstelling tussen de €500,- en € 800,- bedraagt, waarbij in culturele centra een entreeprijs gehanteerd zal worden van circa € 7,50. Deze prijzen zijn door de KRO vergeleken met de prijzen van vergelijkbare producten van vijf andere aanbieders en vallen binnen de range van deze vijf. Het Commissariaat ziet voorshands geen reden om aan te nemen dat de uitkoopsom en entreeprijs niet marktconform zouden zijn.

Lees het besluit hier (link / pdf)
Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, Mediawet 2008

IEF 9698

Rechtbank 's-Gravenhage 9 maart 2011, LJN BQ5826 (h.o.d.n. KMI - MUSIC BANK tegen De Staat der Nederlanden-Ministerie van Justitie)

Ingewikkelde problematiek van de auteursrechtelijke situatie

Schadevergoedingsvordering na strafvorderlijk optreden. Inbeslagname cd's / videobanden door opsporingsambtenaren Buma/Stemra. Grondslag ontbreken redelijke verdenking / verontachtzaming fundamentele vereisten: bewijsopdracht met betrekking tot verjaring. Grondslag onzorgvuldig onderzoek: bewijsopdracht met betrekking tot verjaring. Grondslag onrechtmatig voortduren beslag: afgewezen.

3.2.Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] dat de inbeslagneming en inbeslaghouding onrechtmatig zijn geweest op basis van de volgende omstandigheden. Ten eerste is [eiser] nooit als verdachte gehoord. Ten tweede heeft de rechtbank Breda in haar beschikking van 11 augustus 2002 opgenomen dat in de strafzaak alleen deskundigen knopen zouden kunnen doorhakken, maar initiatieven ter zake zijn door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet of onvoldoende ontplooid. Ten derde heeft de rechtbank Breda in haar beschikking van 3 januari 2003 opgenomen dat [eiser] de tegen hem gerezen verdenking niet aan zichzelf te wijten had. In het proces-verbaal is niet vermeld op welke gronden Buma/Stemra tot de conclusie is gekomen dat de cd's illegaal zouden zijn. Volgens [eiser] kon Buma/Stemra ook niet oordelen over eventuele illegaliteit van de cd's daar er bij Buma/Stemra niets bekend kon zijn over de cd's. Ten vierde heeft het OM nooit een vordering ex artikel 552f Sv ingesteld.

4.18 (...) Gezien de ingewikkelde problematiek van de auteursrechtelijke situatie rondom de cd's en de videobanden heeft de Officier van Justitie stappen ondernomen om nader geïnformeerd te worden door Buma/Stemra en te komen tot inschakeling van een deskundige (zie onder 2.6). De rechtbank constateert - met de Staat - dat het daarop volgende tijdsverloop niet alleen aan de Staat is te wijten, nu de advocaat van [eiser] pas bij brief van 21 juni 2001 heeft gereageerd op de vraag van de Officier van Justitie bij brief van 16 november 2000 over personen die als deskundigen ingeschakeld zouden kunnen worden, derhalve pas na ruim zeven maanden. Nu het een gecompliceerde materie betreft, in samenhang met het feit dat [eiser] zelf geen pogingen heeft ondernomen de inbeslagname via de geëigende weg op te heffen en [eiser] zelf deels voor het tijdsverloop verantwoordelijk is, komt de rechtbank tot het oordeel dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Lees het (tussen)vonnis hier (link en pdf)

IEF 9641

Cour d'appel de Paris 3 mei 2011, 10/19845 (Syndicat National de l'Edition Phonographique (S.N.E.P.) tegen Google France/ INC)

Automatische suggestie zoekopdrachten

Auteursrecht. Muziek. Zoekmachine Google. Verzoek SNEP (op basis van Loi Hadopi: L336-2 du code de la propriété intellectuelle) om bij automatische suggestie in het kader van zoekopdrachten de woorden "torrent", "megaupload" en "rapidshare" te verwijderen. Aanvullen van een zoekopdracht geschiedt op basis van algoritme van zoekbegrippen in zoekopdrachten van andere gebruikers.

Dat filesharingsites het mogelijk maken bestanden met auteursrechtelijk beschermde muziek zonder toestemming uit te wisselen, maakt de sites op zichzelf nog niet illegaal. Het is het gebruik van de bestanden door de internetgebruikers dat onrechtmatig kan worden. Google kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van illegale bestanden.

Het filteren en onderdrukken van de automatische aanvulsuggestie zal illegaal downloaden waarschijnlijk niet voorkomen, omdat downloaden het gevolg is van een vrijwillige handeling van de internetgebruiker. Ondanks onderdrukken van suggestie blijft de litigeuze inhoud toegankelijk. Verzoek tot filtering wordt afgewezen.

Considérant que la suggestion de ces sites ne constitue pas en elle-même une atteinte au droit d'auteur dès lors que d'une part les fichiers figurant sur ces sites ne sont pas tous nécessairement destinés à procéder à des téléchargements illégaux ;  qu'en effet, l'échange  de fichiers  contenant  des  oeuvres protégées notamment musicales sans autorisation ne rend pas ces sites en eux-mêmes illicites ; que c'est l'utilisation qui en est faite par ceux qui y déposent des fichiers et les  utilisent qui  peut  devenir illicite ;  que, d'autre part,  la suggestion automatique de ces sites ne peut générer une atteinte à un droit d'auteur ou à un droit voisin  que si  l'internaute  se rend sur le site suggéré et  télécharge un phonogramme protégé  et figurant en fichier  sur ces sites  ; que les  sociétés GOOGLE ne peuvent être tenues pour responsables du contenu éventuellement illicite des fichiers échangés figurant sur les sites incriminés ni des actes des internautes recourant au moteur de recherche ; que le téléchargement de tels fichiers suppose un acte volontaire de l'internaute dont les sociétés GOOGLE ne peuvent être déclarées responsables;

Considérant de plus que le fait que les sociétés GOOGLE aient procédé à une opération de filtrage des suggestions ne signifie pas qu'elles ont acquiescé à la demande et reconnu leur responsabilité ; que la suppression des termes « torrent », « rapidshare » et « mageupload » rend simplement moins facile la recherches de ces sites pour les internautes qui  ne les  connaîtraient pas  encore ; qu'elle  n'empêche pas  ceux qui les  connaissent de les  trouver en tapant directement leur nom sur le moteur de recherche ;qu'en tout état de cause, ce filtrage et cette suppression de la suggestion n'est pas de nature à empêcher le téléchargement illégal de phonogrammes ou d'oeuvres protégées par le SNEP dès  lors qu'un tel téléchargement résulte d'un acte volontaire et  réfléchi de l'internaute ; qu'en effet, le contenu litigieux reste accessible en dépit de la suppression de la suggestion ;

Considérant qu'en conséquence,  il n'y a pas lieu d'examiner la demande  de suppression ou d'interdiction sollicitée par le SNEP dès lors que l'atteinte à un droit d'auteur ou un droit voisin  occasionné par  le contenu  d'un service de communication au public en ligne n'est pas démontré. 

Lees de uitspraak hier (pdf).

Eerdere beslissing: Ordonnance  du 10 Septembre 2010 -Tribunal de Grande Instance de PARIS - RG n° 10/53985 [redactie ontvangt graag deze uitspraak]

IEF 9613

Rechtbank Breda 4 mei 2011, LJN BQ3993 HA ZA 08-2127 (gedaagde tegen DJ Tiësto c.s.)

8 maten tonenschema overeenstemmend²

Update: het pleidooi is ons toegestuurd door Michiel de Jong met goedkeuren van mr. Y. Moszkowicz, Vissers & Moszkowicz.

Auteursrecht. Muziek. Muziekstuk "Swiwal" is geen werk in de zin van art. 1 Aw. 8 maten overeenstemmend tonenschema "Elements of Life" en "Swiwal". Swiwal stemt met deze 8 maten op zijn beurt overeen met het tot het publieke domein behorende "Sarabande" van Händel. Zodanige bewerking dat sprake is van eigen oorspronkelijk karakter? De bewerking bestaat uit het toevoegen van elementen die kenmerkend zijn voor een bepaalde stijl van Dance-muziek, echter stijl, mode of trend, niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Bij gebreke van auteursrecht, ook geen persoonlijkheidsrechten. Onrechtmatige daadsactie reputatieschade door DJ Tiësto c.s. - afgewezen.

Klik voor een vergelijking op film hier.

3.1 (..) e. In de periode tot medio 2003 zijn muziekstukken openbaar gemaakt waarin het dominante tonenschema van “Sarabande” voorkomt. Het gaat om filmmuziek uit 1975 van Barry Lyndon, de trailer van de film Tomb Raider Legend, de trailer van de film Pride & Prejudice, de muziek bij een Levi’s commercial uit 2002 en het Dance-nummer “Sarabande/Classical Trance” van [gedaagde 3] van medio 2003.

3.9. Aan de orde is dan of [eiser] het betreffende tonenschema van 8 maten, met inachtneming van het in 3.8. overwogene, zodanig heeft bewerkt dat geoordeeld kan worden dat het stuk als gevolg van die bewerking een eigen oorspronkelijk karakter heeft verkregen en het persoonlijk stempel van de maker is gaan dragen. Voor zover die bewerking heeft bestaan uit het toevoegen van elementen die kenmerkend zijn voor een bepaalde stijl van Dance-muziek, merkt de rechtbank vooraf op dat een stijl, mode of trend, niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Derhalve moet worden onderzocht of - mede gelet op mode, trend of stijl op het onderhavige terrein van Dance-muziek – voldoende afstand van het tonenschema van Sarabande is genomen en op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende mode, trend of stijl op het gebied van Dance-muziek (HR 29 december 1995, Decaux/Mediamax; Stadsmeubilair).

3.10. Het tonenschema van de 8 maten uit “Swiwal” is reeds vóór eind 2003 meermalen gebruikt in openbaar gemaakte muziekstukken waarbij de makers door “Sarabande” van Händel zijn geïnspireerd. Verwezen wordt naar de onder 3.1. sub e genoemde muziekstukken. In het bijzonder geldt dat ook voor de Dance-uitvoering “Sarabande/Classical Trance” die [gedaagde 3] heeft gecomponeerd en medio 2003 heeft uitgebracht. De rechtbank stelt op grond van productie 7, pagina 6, vast dat “Sarabande” en “Sarabande/Classical Trance” in de 8 betreffende maten voor wat betreft het tonenschema overeenstemmen. [eiser] heeft het tonenschema in de 8 maten naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig bewerkt dat aan de eis is voldaan dat dat stuk als gevolg van die bewerking een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De drumbeat van basedrum en snare die [eiser] heeft gebruikt heeft [gedaagde 3] reeds vóór hem gebruikt zodat oorspronkelijk karakter ontbreekt. Bovendien is deze drumbeat aan te merken als een stijlkenmerk van Dance-muziek. Deze beat maakt dat het betreffende nummer het 4/4 tempo en ritme dat in de Dance-muziek wordt gebruikt krijgt. Deze beat komt dan ook veelvuldig in dance-nummers voor. De synthesizer strings die [eiser] in “Swiwal” op de achtergrond in dezelfde toonsoort als de dominante synthesizerpartij heeft gebruikt, komen ook al in het muziekstuk van [gedaagde 3] voor. Dit gebruik van strings kan dan evenmin een oorspronkelijk karakter aan de 8 maten in “Swiwal” geven. Het op voormelde wijze toevoegen van synthesizer strings op de achtergrond komt bovendien in veel Dancenummers voor. Dit gebruik kan dan naar het oordeel van de rechtbank eveneens worden aangemerkt als een stijlkenmerk. Wat betreft de dominante synthesizerpartij geldt tot slot dat [gedaagde 3] de tonen in de melodielijn aldus heeft bewerkt dat tonen in de 8 maten staccato worden herhaald. [eiser] heeft de tonen in de melodielijn bewerkt met een “Swing Waltz” modus c.q. arpeggiator (een elektronicatechniek in een synthesizer) waardoor eveneens noten in de 8 maten staccato worden herhaald. Het onderscheid met de bewerking van [gedaagde 3] is gering terwijl het resultaat behalve door de invoer in de synthesizer van het niet beschermde tonenschema wordt bepaald door de techniek van de synthesizer. Op deze wijze kan het desbetreffende deel van 8 maten geen oorspronkelijk karakter verkrijgen.

3.20. De rechtbank stelt vast dat [eiser] in zijn uitingen geen beledigingen heeft geuit of grove bewoordingen heeft gebruikt. De toonzetting van de uitingen is mild.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)

IEF 9570

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 27 september 2004, LJN BQ1759 parketnr. 20.003647.03 (Strafrecht toepassing sanctierecht volwassenen)

Toepassing sanctierecht volwassenen

Auteursrecht, aangifte buitenlandse maatschappijen via Stichting, toepassing sanctierecht volwassenen. Pas deze week gepubliceerd hoger beroep uitspraak van kinderrechter uit 2004.

 

Het hof zal, met toepassing van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht, het sanctierecht voor volwassenen toepassen, nu het hof hiervoor grond vindt in de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.

Voor het bewijs dat inbreuk wordt gemaakt op eens anders auteursrecht dient vast te staan dat een ander dan verdachte rechthebbende ten aanzien van dit auteursrecht is. Uit de bijlagen 11, 12 en 13 van het proces-verbaal van politie -opsporingsdienst Buma/Stemra, met nummer 3500AVM2002- blijkt dat anderen dan verdachte rechthebbenden ten aanzien van het auteursrecht zijn. Het verweer wordt mitsdien verworpen.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van veertig dagen voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht. De strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 77b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31, 31a, 33 en 52 van de Auteurswet 1912.

Lees het arrest hier (link) en hier (pdf)

Artikelen 22c, 22d en 77b van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31, 31a, 33 en 52 van de Auteurswet 1912.

IEF 9492

Mogen verlangen

Rechtbank Amsterdam, 23 maart 2011, HA ZA 10-2229, Universal Music Publishing MGB B.V. tegen Van Hemert c.s. (met dank aan Joris van Manen, Hoyng Monegier)

Auteursrecht. Muziekuitgaveovereenkomsten m.b.t. (oudere) muziekwerken van Hans van Hemert (o.a. "Een beetje van dit" en "Als je haar maar goed zit." Anders dan in de soortgelijke zaak tegen Intersong (Gerechtshof Amsterdam, 23 december 2008, IEF 7455 (Intersong / Van Hemert) oordeelt de rechtbank dat de buitengerechtelijke ontbinding door Van Hemert van de overeenkomsten (wegens het gestelde niet nakomen van de inspanningsverplichting) i.c. wèl ongegrond is.

4.14. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat Van Hemert zijn verweer dat de activiteiten van Universal te weinig zijn geweest, onvoldoende nader heeft gestaafd met specifieke argumenten ten aanzien van hetgeen Van Hemert op basis van de gebruiken in de branche (nog) meer van Universal had mogen verlangen ter uitvoering van haar inspanningsverplichting. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, zoals terecht is aangevoerd door Universal en door Van Hemert niet is betwist, de verplichting van Universa1 die ter beoordeling voorligt, een inspanningsverbintenis en dus geen resultaatsverbintenis betreft. Gelet op de gespecificeerde opsomming van de verrichte en voorgestelde activiteiten van Universal had het op de weg van Van Hemert gelegen zijn niet uitgekomen verwachtingen omtrent de uitvoering van die inspannningsverplichting nader gespecificeerd kenbaar te maken. Van Hemert heeft evenwel - ook desgevraagd ter zitting - geen voldoende nader geformuleerd standpunt hieromtrent ingenomen.

4.15. De slotsom van het bovenstaande is dat de stelling van Universal dat zij aan haar inspanningsverplichting jegens Van Hemert heeft voldaan, als onvoldoende gemotiveerd weersproken vaststaat. Nu het venveer van Van Hemert dat Universa1 is tekortgeschoten in de uitvoering van haar inspanningsverplichting faalt, komt daarmee de grondslag onder de buitengerechtelijke ontbinding waarop hij zich beroept, te ontvallen aangezien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:267 lid 1 juncto 6265 lid 1 BW. Hiemit volgt dat de overeenkomsten niet buitengerechtelijk ontbonden zijn door Van Hemert.

Lees het vonnis hier.