DOSSIERS
Alle dossiers

Software  

IEF 22108

Gedaagde dient broncode van verbeterde software over te dragen

Rechtbank Rotterdam 31 mei 2024, IEF 22108; ECLI:NL:RBROT:2024:5183 (Factorylab tegen gedaagden), https://delex.nl/artikelen/gedaagde-dient-broncode-van-verbeterde-software-over-te-dragen

Vzr. Rb. Rotterdam 31 mei 2024, IEF 22108, IT 4573; ECLI:NL:RBROT:2024:5183 (Factorylab tegen gedaagden). Factorylab houdt zich bezig met het ontwikkelen, produceren en onderhouden van elektronica en software voor het uitlezen, verzenden, opslaan en inzichtelijk maken van data voor industriële toepassingen. In 2023 heeft Factorylab met gedaagde 1 in notariële vorm een overeenkomst betreffende bedrijfsoverdracht gesloten (hierna: de Overeenkomst). Gedaagde 3 is enig aandeelhouder en bestuurder van gedaagde 2, die op haar beurt indirect bestuurder is van gedaagde 1 (samen: gedaagden). Met gedaagde 2 heeft Factorylab een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij gedaagde 3 als senior engineer kan worden ingeschakeld voor het verbeteren van bestaande producten en het ontwikkelen van nieuwe producten. Tot de overgenomen activiteiten behoort het project van de klant MCS, die product ED2051van Factorylab afneemt. Na overdracht heeft gedaagde 3 werkzaamheden verricht om de software van ED2051 te verbeteren en bugs te fixen. Factorylab heeft hierna gevraagd aan gedaagde 3 om de broncode van ED2051, maar slechts de gecompileerde versie van de broncode is aangeleverd. Factorylab vordert onder andere gedaagden te veroordelen om binnen 48 uur aan Factorylab in leesbare en bruikbare vorm op een gegevensdrager de broncode van ED2051 te verstrekken.

IEF 22023

Conclusie A-G: auteursrecht op computerprogramma behelst niet variabelen in werkgeheugen

HvJ EU 25 apr 2024, IEF 22023; ECLI:EU:C:2024:363 (Sony tegen Datel ), https://delex.nl/artikelen/conclusie-a-g-auteursrecht-op-computerprogramma-behelst-niet-variabelen-in-werkgeheugen

Conclusie A-G HvJ EU 25 april 2024, IEF 22023; ECLI:EU:C:2024:363 (Sony tegen Datel). Verzoekster verkoopt in Europa PlayStation-spelconsoles. Verweerders Datel Design and Development Ltd. en Datel Direct Ltd. produceren en verkopen voornamelijk aanvullende software voor spelconsoles. De software van verweerders werkt uitsluitend met de originele spellen van verzoekster. Verzoekster stelt dat verweerders inbreuk maken op haar auteursrecht, omdat de gebruikers van de producten van verweerders de aan haar spellen ten grondslag liggende software hebben veranderd. Verzoekster beroept zich subsidiair op haar rechten uit hoofde van het mededingingsrecht en meer subsidiair op de onrechtmatige daad. De softwareproducten van verweerders werken zo dat enkel de uit het lopende spel gegenereerde gegevens in het werkgeheugen worden gewijzigd. Daarom is het voor de verwijzende rechter van belang om vast te stellen of de inhoud van de variabelen die door het computerprogramma in het werkgeheugen van de spelconsole worden geplaatst en gebruikt, nog steeds binnen de reikwijdte van de bescherming van het recht tot verandering van het computerprogramma valt. De verwijzende rechter twijfelt eraan of het beïnvloeden van de variabele gegevens die tijdens het spel in het werkgeheugen worden gegenereerd, op zichzelf al een inbreuk vormt op het auteursrecht op een computerprogramma.

IEF 21901

Rechtbank wijst vorderingen SDL af in geschil over softwarelicenties

Rechtbank Den Haag 29 nov 2023, IEF 21901; ECLI:NL:RBDHA:2023:18749 (SDL tegen de Staat), https://delex.nl/artikelen/rechtbank-wijst-vorderingen-sdl-af-in-geschil-over-softwarelicenties

Rb. Den Haag 29 november 2023, IEF 21901, IT 4482; ECLI:NL:RBDHA:2023:18749 (SDL tegen de Staat) De Staat der Nederlanden, meer in het bijzonder het ministerie van Veiligheid en Justitie, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de Staat), heeft met het softwarebedrijf SDL Netherlands (hierna: SDL) licentieovereenkomsten gesloten. Hierover is een geschil ontstaan. De overeenkomsten stonden het gebruik van de door SDL ontwikkelde software onder bepaalde voorwaarden toe, en bevatte een fusieclausule. SDL stelt dat deze in 2010 in werking is getreden, waardoor de licentie vanaf dat moment bevroren is geweest. Doordat de Staat de software meer of anders heeft gebruikt dan overeengekomen was, wat zou neerkomen op onrechtmatig handelen en wanprestatie. SDL vordert op basis hiervan een schadevergoeding bestaande uit de licentie-inkomsten die zij mis is gelopen.

IEF 19641

Uitspraak ingezonden door Wim Maas, Taylor Wessing.

Ondanks niet ondertekenen overeenkomst toch auteursrechthebbende

Rechtbank Gelderland 8 dec 2020, IEF 19641; (Hage q.q. tegen Connect), https://delex.nl/artikelen/ondanks-niet-ondertekenen-overeenkomst-toch-auteursrechthebbende

Vzr. Rechtbank Gelderland 8 december 2020, IEF 19641, IT 3355; C/05/378276 / KG ZA 20-400 (Hage q.q. tegen Connect) Kort geding. Connect ontwikkelde en vermarkte onder andere software, in het bijzonder 3D configuraties voor woningbouwprojecten. IBG ontwikkelt eveneens software. Connect heeft op enig moment IBG benaderd om een 3D tekenprogramma verder te bewerken en het programma te onderhouden. Zij laten hiervoor een overeenkomst opstellen. Op 14 januari 2020 wordt Connect failliet verklaard. Curator Hage q.q. vordert de producten die in de uitvoering van de overeenkomst door IBG zijn ontwikkeld en stelt zich op het standpunt dat Connect eigenaar is van de auteursrechten. IBG voert verweer en meent dat zij de IE-rechten met betrekking tot de producten bezit, nu de overeenkomst niet door haar is ondertekend. Geoordeeld wordt dat partijen kennelijk overeenstemming hadden over de essentiala van de overeenkomst en dat zij hieraan volledige uitvoering hebben gegeven. Verder blijkt uit de correspondentie dat zij uitgingen van een bindende overeenkomst, waardoor Connect er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat IBG de overeenkomst gestand zou doen. Dat IBG de overeenkomst niet heeft ondertekend, doet daar niet aan af. IBG wordt daarom bevolen de producten die zij nog onder zich heeft, waaronder de meest recente versie van de (bron)code, af te geven en ter beschikking te stellen op een draagbare gegevensdrager.

IEF 18426

Verveelvoudigen software vormt auteursrechtinbreuk

Rechtbanken 24 apr 2019, IEF 18426; ECLI:NL:RBOBR:2019:2310 (Planit tegen GTA), https://delex.nl/artikelen/verveelvoudigen-software-vormt-auteursrechtinbreuk

Rechtbank Oost-Brabant 24 april 2019, IEF 18426, ITR 2760; ECLI:NL:RBOBR:2019:2310 (Planit tegen GTA) Auteursrecht. Software 45j Aw. Inbreuk. Verveelvoudiging. Planit ontwikkelt, produceert en exploiteert software, geschikt voor onder andere modellering en het aansturen van freesmachines. G.T.A. houdt zich bezig met draai- en freeswerk. Planit is auteursrechthebbende op verschillende software. G.T.A. beschikt over een licentie voor een deel van deze software. G.T.A. heeft de software verveelvoudigd op een manier waarvoor Planit geen toestemming (licentie) heeft gegeven. Planit vordert voor de rechtbank een bevel iedere inbreuk te staken en gestaakt te houden, kopieën te verwijderen, en schadevergoeding te betalen. Niet in geschil is dat er auteursrecht rust op de software, en dat de auteursrechten Planit toekomen. Beroep op art. 45j Aw faalt omdat niet wordt aangetoond dat G.T.A. rechtmatig verkrijger was van de software die zij heeft verveelvoudigd. Bij berekening van de schadevergoeding wordt aangeknoopt bij de gederfde licentievergoeding.

IEF 18425

Welke onderhoudswerkzaamheden aan software zijn een auteursrechtinbreuk?

Rechtbanken 10 apr 2019, IEF 18425; ECLI:NL:RBMNE:2019:1478 (Rainbow Solutions tegen X), https://delex.nl/artikelen/welke-onderhoudswerkzaamheden-aan-software-zijn-een-auteursrechtinbreuk

Rechtbank Midden-Nederland 10 april 2019, IEF 18425, ITR 2759; ECLI:NL:RBMNE:2019:1478 (Rainbow Solutions tegen X) Auteursrecht op software. Centraal staat artikel 45j Auteurswet, waarin is opgeschreven welke handelingen geen inbreuk op het auteursrecht opleveren. Tussenvonnis want te weinig informatie om te beoordelen of gepleegde werkzaamheden aan software zijn toegestaan. De werkzaamheden zijn toegestaan wanneer deze noodzakelijk worden geacht voor het beoogde gebruik. De vraag hierbij is wat wel en niet mag. Rainbow Solutions, een ict-dienstverlener, wil graag duidelijkheid omdat zij vaker tegen deze situaties aanloopt. Zie eerder over een andere, soortgelijke, zaak van Rainbow Solutions: IEF 16519. De schadevergoeding zal pas berekend worden wanneer het causale verband vaststaat.

IEF 17824

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm en Silvia van Schaik, bureau Brandeis; Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger.

Hof: Vordering van BREIN dat Usenetprovider bedrijfsvoering moet inrichten zoals zij heeft aangegeven, wordt afgewezen

Hof 's-Hertogenbosch 10 jul 2018, IEF 17824; ECLI:NL:GHSHE:2018:2824 (Newsconnection tegen Stichting BREIN), https://delex.nl/artikelen/hof-vordering-van-brein-dat-usenetprovider-bedrijfsvoering-moet-inrichten-zoals-zij-heeft-aangegeven

Hof 's-Hertogenbosch 10 juli 2018, IEF 17824; IT 2600; ECLI (Newsconnection tegen Stichting BREIN) Auteursrecht. Zie eerder IEF 16448. Rechtspraak.nl: BREIN vordert afgifte van identificerende gegevens (zoals betaalgegevens, IP adressen, namen en e-mailadressen) van drie klanten van Usenetprovider, die onder aliassen opereren. Die drie klanten hebben illegaal duizenden auteursrechtelijk beschermde films en tv-series geüpload. Daarnaast vordert BREIN dat Usenetprovider haar bedrijfsvoering op een bepaalde manier inricht. In hoger beroep heeft zij die laatste vordering concreter gemaakt, namelijk dat Usenetprovider bij de verkoop van haar diensten geverifieerde identificerende gegevens registreert, dat zij bepaalde afspraken maakt met een partij van wie zij serverruimte huurt en dat zij de abonnementen van gebruikers van wie zij niet over geverifieerde identificerende gegevens beschikt, beëindigt.

Het hof oordeelt dat het uitgangspunt is dat Usenetprovider de gevraagde gegevens van de drie inbreukmakers dient te verschaffen. Voor zover zij niet zelf over alle benodigde gegevens beschikt omdat zij gebruik maakt van de diensten van een derde, moet zij ervoor zorgen dat zij over die gegevens kan beschikken. Usenetprovider heeft onder meer aangevoerd dat BREIN (eerst) die derde partij had moeten aanspreken, maar het hof is het daar niet mee eens. De vordering van BREIN dat Usenetprovider haar bedrijfsvoering zo moet inrichten als BREIN heeft aangegeven, wordt afgewezen.

IEF 17804

Prejudicieel gestelde vragen over criteria van 'voorbereidend materiaal' voor de bescherming van computerprogramma's

HvJ EU 3 apr 2018, IEF 17804; (Dacom tegen IPM), https://delex.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vragen-over-criteria-van-voorbereidend-materiaal-voor-de-bescherming-van-compu

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 3 april 2018, IEF 17804; IEFbe 2632; IT 2595; C-313/18 (Dacom tegen IPM) Auteursrecht. Dacom Limited is een Cypriotische vennootschap, waarvan persoon Y in de periode 2007-2011 de enige eigenaar was. IPM Informed Portfolio Management AB (hierna: IPM) is een Zweedse vennootschap die activiteiten uitoefent inzake vermogensbeheer. In 2003 sloten Y en IPM een overeenkomst volgens welke Y een werknemer van IPM zou worden en in de moedermaatschappij van IPM zou investeren. De tewerkstelling ging datzelfde jaar van start en Y werd vervolgens ook een aandeelhouder van de moedermaatschappij. Volgens Dacom eindigde de tewerkstelling van Y in 2004 en leverde Dacom Y’s diensten vanaf dan aan IPM als consultant. IPM betoogde echter dat Y’s tewerkstelling bij IPM ongewijzigd voortging. In de periode waarin Y actief was bij IPM werd een computerprogramma voor vermogensbeheer ontwikkeld. Het geschil betreft de vraag wie aanspraken heeft op (een deel van) de auteursrechten op dat computerprogramma en het voorbereidende ontwerpmateriaal. Dacom is van mening dat zij gedeeld auteursrecht bezit op het computerprogramma, nu Y als consultant betrokken was bij het maken en ontwikkelen van het voorbereidende ontwerpmateriaal voor de software. Dacom vordert daarom een verbod voor IPM om kopieën van de software te maken. Volgens IPM was Y in loondienst en ontwikkelde Y geen voorbereidend materiaal voor de software, waardoor alleen IPM het auteursrecht bezit op het computerprogramma.

Volgens artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/24/EG omvatten door het auteursrecht  beschermde computerprogramma’s ook het voorbereidende materiaal. De bepaling bevat geen definitie van de term voorbereidend materiaal, maar in overweging 7 van de richtlijn wordt uitgelegd dat de term computerprogramma eveneens het desbetreffende voorbereidende ontwerp-materiaal omvat dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde dat dit voorbereidende ontwerpmateriaal van dien aard is dat het later tot zulk een programma kan leiden. In een aantal prejudiciële beslissingen heeft het Hof naar de term voorbereidend ontwerpmateriaal verwezen, maar de niet verduidelijkt. De vraag rijst daarom wanneer sprake is van voorbereidend materiaal. Ook rijst de vraag wanneer iemand als een werknemer kan worden beschouwd, nu artikel 2 lid 3 van richtlijn 2009/24/EG bepaalt dat indien een computerprogramma gemaakt is door een werknemer bij de uitoefening van zijn taken of in opdracht van zijn werkgever, de werkgever bij uitsluiting bevoegd is de economische rechten met betrekking tot het programma uit te oefenen. De verwijzende rechter twijfelt of aansluiting kan worden gezocht bij de in de rechtspraak van het Hof bestaande uitlegging van de term werknemer. Daarbij is het de vraag of, wanneer partijen samen houders van een intellectueel-eigendomsrecht zijn, een van de partijen een bevel tot staking in de zin van richtlijn 2004/48/EG aan de andere partij kan richten. De verwijzende rechter gaat daarom over tot het stellen van prejudiciële vragen.

Prejudiciële vragen:

1.1 Aan de hand van welke criteria moet worden vastgesteld of materiaal “voorbereidend materiaal” is in de zin van artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s? Kunnen documenten waarin de vereisten worden vastgesteld betreffende de functies die een computerprogramma moet uitvoeren en de resultaten die het programma moet bereiken, bijvoorbeeld de gedetailleerde beschrijving van beleggingsprincipes of risicomodellen voor vermogensbeheer, met inbegrip van wiskundige formules die in het computerprogramma moeten worden toegepast, als dergelijk voorbereidend materiaal worden beschouwd?

1.2 Moet materiaal, om als “voorbereidend materiaal” in de zin van de richtlijn te kunnen worden aangemerkt, zo volledig en gedetailleerd zijn dat de persoon die de eigenlijke code van een computerprogramma schrijft in de praktijk geen eigen keuzes meer hoeft te maken?

1.3 Brengt het exclusieve recht op voorbereidend ontwerpmateriaal in de zin van de richtlijn met zich mee dat het computerprogramma dat het uiteindelijke resultaat van dat voorbereidend materiaal wordt, als een bewerking van het voorbereidende ontwerpmateriaal (artikel 4, lid 1, onder b), van richtlijn

2009/24/EG) en dus met betrekking tot het auteursrecht als een afhankelijk werk moet worden beschouwd, of dat het voorbereidende ontwerpmateriaal en de software als twee verschillende uitdrukkingswijzen van een en hetzelfde werk moeten worden aangemerkt, dan wel dat ze twee onafhankelijke werken vormen?

2.1 Kan een consultant die in dienst is van een andere onderneming maar al een aantal jaren voor dezelfde cliënt werkt en – bij de uitoefening van zijn taken of in opdracht van de cliënt – een computerprogramma heeft gemaakt, als een werknemer [van de cliënt-onderneming] worden beschouwd voor de toepassing van artikel 2, lid 3, van richtlijn 2009/24/EG?

2.2 Op basis van welke criteria moet worden beoordeeld of iemand een werknemer is in de zin van die bepaling?

3.1 Moet artikel 11 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aldus worden uitgelegd dat het ook mogelijk moet zijn om een rechterlijk bevel tot staking te verkrijgen in een situatie waarin de eiser en de partij tegen wie dat bevel is gericht, samen houders van het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht zijn?

3.2 Indien vraag 3.1 bevestigend wordt beantwoord, dient die situatie anders te worden beoordeeld ingeval het exclusieve recht een computerprogramma betreft dat niet wordt gedistribueerd of openbaar gemaakt maar enkel wordt gebruikt in de eigen onderneming van een van de mede-eigenaren?

IEF 17783

Uitspraak ingezonden door Léon Dijkman en Geert Theuws, HOYNG ROKH MONEGIER.

Gekraakte versie van software voor toegang tot een module, hoogte schadevergoeding is licentiebedrag voor die module

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 jun 2018, IEF 17783; ECLI:NL:RBZWB:2018:5378 (Siemens tegen Airopack), https://delex.nl/artikelen/gekraakte-versie-van-software-voor-toegang-tot-een-module-hoogte-schadevergoeding-is-licentiebedrag

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 juni 2018, IEF17783; IT 2590 (Siemens tegen Airopack Technology Groep) Auteursrecht op software. Schadevergoeding. Een werknemer van ATG installeert een gekraakte versie van Siemens' NX-software op een computer. Siemens vordert in totaal €590.694 aan schadevergoeding. De rechtbank sluit aan bij wat partijen zouden zijn overeengekomen als een licentie was afgenomen en acht het voldoende aannemelijk dat dan enkel de CAD/CAM 3 module zou zijn afgenomen. De schade wordt begroot op €30.182; de rechtbank rekent geen premie voor inbreuk (geen "double damages"). Kosten voor vaststelling van inbreuk worden voor de helft toegewezen (€2.500). Er is geen sprake van onrechtmatig procederen, gelet op recht op toegang tot de rechter, past terughoudendheid bij aannemen van misbruik. Siemens' proces- en beslagkosten worden na matiging op de voet van art. 1019h Rv begroot en toegewezen.

IEF 17596

VS: Googles gebruik van de Java API packages is geen fair use

Uitspraken uit de Verenigde Staten 28 mrt 2018, IEF 17596; (Oracle v. Google), https://delex.nl/artikelen/vs-googles-gebruik-van-de-java-api-packages-is-geen-fair-use

US Court of Appeals for the Federal Circuit, March 27, 2018 (Oracle v. Google) This copyright case returns to us after a second jury trial, this one focusing on the defense of fair use. Oracle America, Inc. (“Oracle”) filed suit against Google Inc. (“Google”)1 in the United States District Court for the Northern District of California, alleging that Google’s unauthorized use of 37 packages of Oracle’s Java application programming interface (“API packages”) in its Android operating system infringed Oracle’s patents and copyrights.