DOSSIERS
Alle dossiers

Diversen  

IEF 3368

Heffingsberichten

Martijn van Dam. De PvdA-politicus waarover vorige week het bericht verscheen dat hij voorstander zou zijn van een internetheffing (eerder bericht hier) ontzenuwt het bericht op zijn eigen weblog.

"Heffing op internet? Dacht het niet... Volgens nu.nl denk ik na over een heffing op internetverkeer. Daar weet ik echter zelf niks van. En wie het interview goed leest, ziet ook dat ik dat helemaal niet heb gezegd." (...) In puur theoretische zin kun je dan denken aan een heffing op internetabonnementen, iets wat logischer zou zijn dan een heffing op lege CD's of mp3-spelers. De theorie daarachter is dat je dan als het ware het auteursrecht afkoopt met een eenmalige vergoeding van een paar euro per maand, waarna je alles mag kopiëren, downloaden enz. Dat idee is ooit geopperd door de advocaat van Kazaa. Hele interessante gedachtengang, maar puur hypothetisch, want er is op dit moment geen enkel signaal dat de muziekindustrie die kant op zou willen. Dat is ongeveer wat ik verteld heb."

Lees hier meer.

IEF 3340

Behalve bekende feiten

q5.gifKamerstuk nr. 536. Kamervragen met antwoord, 2e Kamer 2006-2007.  Antwoorden op vragen van het lid Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen) aan de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken over het publiceren van persoonsgegevens van rijke of bekende Nederlanders die niet willen dat deze gegevens worden gepubliceerd. (Ingezonden 9 november 2006); Antwoord

Vragen naar aanleiding van de Quote500. O.a: “Het blad Quote publiceert behalve bekende feiten, zoals wie de eigenaar is van een bepaald bedrijf, soms ook de adressen, foto’s van privé-huizen en van personen, terwijl deze personen dit uitdrukkelijk niet willen; is dit toegestaan?”

Lees alle vragen en antwoorden hier.

IEF 3338

Kamerzetels

poes.bmpKamerstuk nr. 621,   Kamervragen met antwoord, 2e Kamer 2006-2007.  Vragen van het lid Van Oudenallen (Groep van Oudenallen) aan de minister van VROM over het gebruik en beeldrecht van het logo van de Tweede Kamer en de stoelen van de Tweede Kamer. (Ingezonden 23 november 2006); antwoord. (Nog geen opgemaakte versie beschikbaar).
 
Auteursrecht, gebruik en beeldrecht van het logo van de Tweede Kamer en de stoelen van de Tweede Kamer. Antwoorden op vragen n.a.v. een campagne van de Partij voor de Dieren (afbeelding, eerder bericht hier). De vragen luidden o.a: “Wie is de eigenaar van het beeldrecht van de stoelen waarop het logo van de Kamer afgebeeld is en waarop de Kamerleden plaatsnemen?” Wie heeft het logo, het gebouw, de stoelen en het interieur voor de huidige Tweede Kamer ontworpen? Wie is de eigenaar van het ontwerp geworden?”’en: “Moet een filmer of fotograaf die een stoel met een logo van de Kamer filmt of fotografeert betalen voor de film- of beeldrechten? Zo neen, waarom niet?”

 

Vraag 1
Deelt u de mening dat een architect of ontwerper die een bekend overheidsgebouw of het interieur mag ontwerpen van bijvoorbeeld de Kamer daardoor veel meer gratis bekendheid en publiciteit krijgt dan bij een opdracht van een ‘onbekende’ opdrachtgever? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Ja. Een opdracht tot het ontwerpen van een overheidsgebouw of van het interieur zal de bekendheid en publiciteit die aan het ontwerp gegeven wordt positief kunnen beïnvloeden. De mate van publiciteit en bekendheid zal echter ook gegenereerd worden door de omvang, de aard en de locatie van het ontworpen object alsmede door de opdrachtnemer zelf. Ook bijvoorbeeld het bestaan van (overheids-)prijzen kan de bekendheid van ontwerpers of architecten een positieve impuls geven.

Vraag 2
Wie heeft het logo, het gebouw, de stoelen en het interieur voor de huidige Tweede Kamer ontworpen? Wie is de eigenaar van het ontwerp geworden?

Antwoord
Bij (de opdracht tot) het ontwerp van het logo voor de Tweede Kamer, daterend van ver voor het ontwerp en de bouw van het huidige Tweede Kamercomplex en de inrichting daarvan, heeft het Ministerie van VROM dan wel de Rijksgebouwendienst geen betrokkenheid gehad.
De ontwerper van het gebouw en de stoelen/interieur van de huidige Tweede Kamer is Pi de Bruijn, ten tijde van de opdracht verbonden aan Van Gool De Bruijn Peereboom Voller, de rechtsvoorganger van de Architecten Cie te Amsterdam.
Ten tijde van de opdrachtverstrekking voor het ontwerp van de huidige Tweede Kamer (inclusief stoelen/interieur), waren de Algemene Regelen voor de honorering van de architect en de verdere rechtsverhouding tussen opdrachtgever en architect (AR 1971) van kracht. De AR 1971 bepalen dat onder andere alle oorspronkelijke schetsen en tekeningen eigendom blijven van de architect en dat de architect het uitsluitende recht heeft van de verwezenlijking, openbaarmaking en verveelvoudiging van zijn ontwerpen, schetsen etc.. Uiteraard blijft naast de AR 1971 de Auteurswet 1912, met daarin vervat de exploitatie- en de persoonlijkheidsrechten (artikel 1 respectievelijk artikel 25) onverminderd van kracht. Tenzij deze bepalingen niet van toepassing worden verklaard, c.q. rechten worden overgedragen dan wel afstand van de auteursrechten wordt gedaan.

Vraag 3
Wie is de eigenaar van het beeldrecht van de stoelen waarop het logo van de Kamer afgebeeld is en waarop de Kamerleden plaatsnemen?

Antwoord
Ten aanzien van het auteursrecht  op de stoelen waarop het logo van de Tweede Kamer is afgebeeld, dient in beginsel een onderscheid gemaakt te worden tussen het auteursrecht van de ontwerper van het logo en de ontwerper van de stoel. Beiden hebben een onafhankelijk auteursrecht op hun werk. Op grond van artikel 5 eerste lid Auteurswet heeft de maker van het geheel, te weten degene onder wiens leiding en toezicht het gehele werk tot stand is gebracht, in casu de ontwerper van de stoel, het auteursrecht op het geheel .
Indien geen contractuele afspraken zijn gemaakt die afwijken van het voorgaande, berust het auteursrecht c.q. het beeldrecht bij de ontwerper van de stoel.

Vraag 4
Zijn er contractuele bepalingen die voorschrijven dat deze stoelen of afbeeldingen hiervan slechts in de Kamer mogen worden gebruikt en nergens anders?

Antwoord
Het gebruik van de stoelen uitsluitend in de Tweede Kamer, vloeit feitelijk voort uit de omstandigheid dat de stoelen voor die ruimte zijn ontworpen. Het gebruik van afbeeldingen van die stoelen is van een andere orde, waarbij verwezen wordt naar het antwoord op vraag 5.

Vraag 5
Moet een filmer of fotograaf die een stoel met een logo van de Kamer filmt of fotografeert betalen voor de film- of beeldrechten? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
De hoofdregel is dat voor elke verveelvoudiging of openbaarmaking van een werk toestemming dient te worden gevraagd aan de maker. De maker kan aan zijn toestemming financiële voorwaarden verbinden. In beginsel vormt elke openbaarmaking en verveelvoudiging zonder dat daarvoor toestemming van de maker is verkregen een inbreuk op diens auteursrecht. Hierop bestaan echter uitzonderingen.
Eén van die uitzonderingen is artikel 16a Auteurswet:

“Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd een korte opname, weergave en mededeling ervan in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisiereportage voor zover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis welke het onderwerp der reportage uitmaakt, gerechtvaardigd is en mits, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, duidelijk wordt vermeld.”

De strekking ervan is duidelijk, in het kader van een actuele reportage bestaat geen tijd om vooraf toestemming van de maker te vragen of zelfs om diens naam te vermelden. En in het licht van de actuele gebeurtenis dient de betrokken maker ook wat betreft de vergoedingsaanspraken coulant te zijn. Wanneer derhalve een debat vanuit de plenaire zaal in de Tweede Kamer op televisie wordt uitgezonden, zal de filmer geen vergoeding hoeven te betalen aan de auteursrechthebbende op de stoel met logo, indien aan de voornoemde voorwaarden is voldaan.
Een andere uitzondering op de hoofdregel is artikel 18 Auteurswet:

“Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 6, of op een werk, betrekkelijk tot de bouwkunde als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 8, dat is gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van afbeeldingen van het werk zoals het zich aldaar bevindt.....”.

Indien derhalve de filmer of fotograaf een stoel van de Tweede Kamer filmt of fotografeert en de stoel op zodanige wijze in beeld brengt zoals deze zich in de Tweede Kamer bevindt, dan zal die filmer of fotograaf daarvoor niet hoeven te betalen.

Vraag 6
Is het contract met de ontwerper van de stoelen in de Kamer dusdanig opgesteld dat een kunstenaar of een vormgever deze stoelen niet mag gebruiken voor een affiche zonder toestemming van of slechts door middel van een betaling aan de eigenaar of vormgever van de stoelen (Pi de Bruijn)?

Antwoord
In beginsel geldt hier wederom de hoofdregel zoals is aangegeven bij de beantwoording van vraag 5. Ook in de gevallen waarop onderhavige vraag doelt, is geen sprake van een inbreuk op het auteursrecht en behoeft derhalve geen toestemming te worden gevraagd dan wel een vergoeding te worden betaald indien een van de uitzonderingen vervat in de Auteurswet van toepassing is. Een kunstenaar of vormgever zou zich bijvoorbeeld kunnen beroepen op artikel 18 of artikel 18 b Auteurswet indien aan de in die artikelen vervatte eisen wordt voldaan.

Vraag 7
Zijn in het contract tussen de ontwerper en opdrachtgever of eigenaar regels opgenomen die zorgen dat campagneteams tijdens verkiezingen voor de Kamer geen beeld van de Kamer of haar stoelen of delen van deze stoelen zouden mogen gebruiken voor een affiche?

Antwoord
Hier geldt hetzelfde zoals is aangegeven bij vraag 6.

Vraag 8
Kan elke verandering in het gebouw van de Kamer slechts geschieden via de oorspronkelijke architect? Met ander woorden, is men de architect geld verschuldigd en moet de architect worden betrokken bij deze veranderingen?

Antwoord
Voor aanpassingen/veranderingen aan een gebouw geldt dat een architect op grond van de Auteurswet 1912 auteursrechtelijke bescherming kan doen gelden op zijn werk. Bij aanpassingen/veranderingen aan zijn werk kan de architect zich beroepen op zijn rechten ter bescherming van zijn persoonlijke reputatie en de integriteit van zijn werk. Zo kan de architect zich, op grond van artikel 25, lid 1, onder c van de Auteurswet verzetten tegen elke wijziging in zijn werk, tenzij de wijziging van zodanige aard is dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid. Op grond van artikel 25, lid 1, onder d van de Auteurswet kan de architect zich verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk die nadeel zou kunnen toebrengen aan zijn eer of goede naam. Uiteraard is het uiteindelijk aan de rechter om bij een geschil te oordelen of sprake is van een wijziging waarop de auteursrechthebbende zich in redelijkheid kan beroepen en/of sprake is van een misvorming in laatstgenoemde zin. Indien de oorspronkelijke architect niet betrokken is bij de veranderingen en deze meent dat er sprake is van een inbreuk op zijn auteursrecht kan hij herstel in de oude toestand of schadevergoeding vorderen. Het is derhalve altijd raadzaam om vooraf met de auteursrechthebbende te overleggen over voorgenomen aanpassingen aan zijn werk. Overigens is het op grond van de gedragsregels van de Bond van Nederlandse Architecten feitelijk verplicht tussen architecten onderling om vooraf collegiaal overleg te voeren.

Vraag 9
Bent u bereid een overheidsbepaling of afspraak in het leven te roepen, zoals in het bedrijfsleven gebruikelijk is, dat als men ontwerpt voor de overheid het beeldrecht afgekocht wordt zodat de overheid landelijk en plaatselijk zelf kan bepalen wat zij wil met aanpassingen? Zo neen, waarom niet? Waarom gaat de overheid niet in zee met architecten die daartoe wel bereid zijn, aangezien hiermee overheidsgeld kan worden bespaard?

Antwoord
De Auteurswet 1912 verleent aan de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst – waaronder ook logo’s en interieur kan worden begrepen, mits zij een oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen – het recht dat werk te verveelvoudigen en openbaar te maken. Artikel 2 van de Auteurswet bepaalt dat de voornoemde exploitatierechten kunnen worden overgedragen. De wet belemmert dus niet dat de overheid uitsluitend afspraken maakt met ontwerpers die bereid zijn hun auteursrecht over te dragen. Onder omstandigheden, gedacht kan worden aan eenmalig gebruik van een bepaalde auteursrechtelijk beschermde prestatie, zal de overheid er niet in zijn geïnteresseerd het auteursrecht te verwerven. Alsdan kan worden volstaan met een al dan niet exclusieve licentie (oftewel toestemming het werk – eventueel met uitsluiting van anderen – te gebruiken). Het huidige wettelijk kader biedt met andere woorden de mogelijkheid om in contracten in maatwerk te voorzien, hetgeen in de praktijk ook wordt gedaan. Door de branche zijn overigens regels betrekking hebbende op de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en (onder meer) de architect vastgelegd in De Nieuwe Regeling (DNR) 2005. De Rijksgebouwendienst heeft een modificatie vastgelegd in de Algemene Bepalingen van de Rijksgebouwendienst voor opdrachten aan Architecten en Adviseurs (ABAA DNR) 2005. De modificaties betreffende het auteursrecht bepalen dat in afwijking van DNR 2005 de opdrachtgever de licentie en alle overige medewerking van de auteursrechthebbende verkrijgt tot alle openbaarmakings- en verveelvoudigingshandelingen in de meest ruime zin (ABAA ad artikel 46 1.1). En dat het exclusieve recht van de auteursrechthebbende vervalt om van het uitwendige en inwendige van een naar zijn ontwerp verwezenlijkt object foto’s of andere afbeeldingen te maken en deze te verveelvoudigen en openbaar te maken (ABAA ad artikel 46 3.1). Eerstgenoemde modificatie was tevens opgenomen in de voorloper van de ABAA DNR 2005, te weten in de ABAA ’97 SR (Algemene Bepalingen van de Rijksgebouwendienst voor opdrachten aan Architecten).
 
Bij het antwoord op deze vraag is mede van belang dat ten aanzien van de persoonlijkheidsrechten (artikel 25 Auteurswet) geldt dat deze rechten anders dan de exploitatierechten niet kunnen worden overgedragen (tegen betaling van een vergoeding). Wel kan de maker van een werk van bepaalde persoonlijkheidsrechten contractueel afstand doen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het recht op naamsvermelding. Van het recht om tegen misvorming, verminking of andere aantasting van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst te ageren kan door de maker geen afstand worden gedaan. Dat laat onverlet dat vernietiging van een werk onder omstandigheden wel is toegestaan, vanwege de belangen van de eigenaar van een stoffelijk exemplaar van een werk (vgl. HR 6 februari 2004, IER 2004, nr. 19, p. 102).

Hoogachtend,
de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

dr. P. Winsemius

IEF 3332

Woontoren

wntrn.gifHet Dagblad van het Noorden bericht dat “de strijd tussen belanghebbenden en tegenstanders van de woontoren in Hoogeveen zich aan het verharden is. De ontwerper van de toren, architectenbureau B+O in Ansen, heeft een advocatenbureau in de arm genomen om het beeldmateriaal van de beoogde toren van de website https://woontoren.web-log.nl van de tegenstanders te krijgen, omdat de foto's zonder toestemming van de website van de architect zijn gehaald.

De afbeeldingen zijn inmiddels verwijderd, hoewel de actiegroep Woontoren Nee! het maar een vreemde actie vindt van het architectenbureau. "Het beeldmateriaal is overal op internet te zien. Op de site van de architect zelf dus, op architectenweb.nl en op sites van dagbladen. Het gaat hier om een publieke zaak met een grote nieuwswaarde. Volgens mij kan het auteursrecht waar de advocaat mee schermt dan opgerekt worden ten behoeve van vrije meningsuiting."

Lees hier meer. Lees de sommatiebrief hier.

IEF 3324

Hee Hoo

"Lingo presentatrice Lucille Werner wordt door componist en tekstschrijver Peter Groenendijk beschuldigd van plagiaat. Volgens Groenendijk is het door Lucille geschreven Lingo-lied 'Hee Hoo Lingo' al een jaar geleden door hem gecomponeerd. De componist denkt erover om stappen te nemen tegen Lucille."

Lees hier iets meer.

IEF 3322

Auteursrechtelijke nul tolerantie

cp2.JPGDiverse media berichten dat de politie een 16-jarig meisje uit Hellevoetsluis op de bon heeft geslingerd, omdat zij op de rug van haar jas een afbeelding droeg van de stripfiguur Calvin (van Calvins & Hobbes) die over het logo van de politie urineert (bovenste beeldcitaat). De jas is in beslag genomen.

“’We hebben heus wel gevoel voor humor,' reageert politiewoordvoerder Ger de Jong, ‘maar dit gaat te ver. Dit is belediging. Bovendien is het politielogo ook nog eens auteursrechtelijk beschermd, dus je mag het niet zomaar gebruiken.'”

Tip voor wederpartijen: Google leidt al snel naar stickersites waar de sticker in diverse uitvoeringen kan worden besteld (onderste beeldcitaat). 

Lees hier iets meer (AD).

IEF 3284

Rozenstraat (5)

Reactie Dirk Visser op deze iets minder korte reactie Albert Ploeger op de zeer korte reactie van Visser (eerder bericht plus links naar nog eerdere berichten hier) op het commentaar van Albert Ploeger  bij Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen.

“Natuurlijk kan je je afvragen of de handhavingsrichtlijn bedoeld was voor kwestie over morele rechten. Antwoord nee, natuurlijk. Die richtlijn was namelijk bedoeld voor piraterij bestrijding en evidente en massale inbreuk. Maar nu de Nederlandse rechtbanken art. 14 rl. toepassen op alle IE-geschillen, ook die niets met piraterij te maken hebben, is er weinig reden om het niet ook op inbreuken op morele rechten toe te passen. Zodra de richtlijn is geïmplementeerd kan de volledige proceskosten veroordeling m.i. in ieder geval in zaken over morele rechten, omdat het voorgestelde artikel 1019 Rv zegt:

“Deze titel is van toepassing op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten [etc.]”

Morele rechten staan in de Aw 1912, dus klaar ben je. (Via die redenering kan je ook de portretrechten eronder brengen, zoals al is gebeurd, zie hier).

Over de billijkheid in individuele gevallen kan en moet je natuurlijk altijd blijven twisten. Maar dat geldt voor veel meer zaken waarin nu wel of niet volledige proceskosten veroordelingen worden uitgesproken.

Is het gek dat bij een (sterk met een IE-inbreuk vergelijkbare) art. 6:162 BW grondslag volledige proceskosten veroordeling niet mogelijk is? Ja natuurlijk is dat gek. (zie dit recente vonnis, Brein/KPN). Het is systematisch sowieso knettergek dat in de IE wel en in de rest van het civiele (proces)recht geen volledige proceskosten veroordelingen worden uitgesproken (zie dit stukje van Albert Ploeger op website van de Orde)

Maar ja, het staat nu eenmaal in de richtlijn en die geldt alleen voor de IE. En Justitie lijkt absoluut niet van plan om deze mogelijkheid naar de rest van het civiele (proces)recht uit te breiden. We gaan hier binnen de IE-wereld ongetwijfeld nog heel lang tot op de vierkante millimeter over donderjagen, net als destijds over art. 50 lid 6 TRIPS.”

IEF 3281

Rozenstraat (4)

rs135onbebouwd.gifIets minder korte reactie Albert Ploeger op zeer korte reactie van Visser (eerder bericht plus links naar nog eerdere berichten hier) op commentaar van Albert Ploeger  bij Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen.

“Het spreekt voor zich dat de persoonlijkheidsrechten in art. 25 Aw in een auteursrechtelijk kader vallen. Ik citeer Spoor/Verkade/Visser (derde druk), par. 7.1: 'Naast de openbaarmakings- en verveelvoudigingsrechten, in de wandeling ook wel aangeduid als de exploitatierechten, heeft de auteur ook zgn. persoonlijkheidsrechten. De exploitatierechten zijn aan de auteur toegekend met primair het oog op diens zakelijke belangen. De persoonlijkheidsrechten zien daarentegen op de aanspraken die de auteur kan maken ten aanzien van de integriteit van zijn werk, en van zichzelf als maker van dat werk." De persoonlijkheidsrechten hebben een ander rechtskarakter dan de exploitatierechten en zijn als zodanig niet overdraagbaar. Persoonlijkheidsrechtelijke aanspraken kunnen ook voortvloeien uit anderen hoofde, "al dan niet door 'invalspoorten' als art. 6:2, 6:248 en 6:162 BW." (Spoor/Verkade/Visser, par. 7.5).

Discussie bestaat overigens over de vraag of de krachtens wetsbepaling als maker aangewezen rechtspersoon of werkgever (artt. 8 en 7 Aw) een aanspraak op persoonlijkheidsrechten toekomt. Dit illustreert dat persoonlijkheidsrechten, hoewel daarmee ook een financieel belang mee gemoeid kan zijn, niet op één lijn met de vermogensrechtelijke exploitatierechten te stellen zijn.

Gelet op de ratio van de Handhavingsrichtlijn kan mijns inziens de vraag gesteld worden of de verwijzing naar "auteursrecht" ook de zgn. persoonlijkheidsrechten omvat. Of moet het antwoord zijn: wél als de aanspraak terug te voeren is op art. 25 Aw, maar niet als de persoonlijkheidsrechtelijke aanspraak gebaseerd is op art. 6:162 BW? Is dit 'zoeken naar spijkers op laag water'? Mogelijk. Maar het lijkt mij niet primair in het belang van, bijvoorbeeld, een 'eenvoudige' kunstenaar die een persoonlijkheidsrechtelijke aanspraak jegens een kapitaalkrachtige opdrachtgever wil inroepen, dat deze kunstenaar het risico loopt alle kosten te moeten vergoeden verbonden van de door de opdrachtgever ingeschakelde (dure) advocaat. Een dergelijke zaak lag ook niet in de gedachten van de Europese wetgever bij het opstellen van de Handhavingsrichtlijn. Of wordt dit risico voor de 'eenvoudige' kunstenaar beperkt doordat het voorgestelde artikel 1019h Rv de mogelijkheid van een billijkheidscorrectie bevat ("tenzij de billijkheid zich daartegen verzet")?

Wat ik wil signaleren is dat er meer over te zeggen is dan dat 'de persoonlijkheidsrechten onderdeel van het auteursrecht zijn', en daarmee uit.”

IEF 3269

Een verlammende werking

sch.bmpTC Tubantie bericht over de gevolgen van de gestelde inbreuk op de gestelde inbreukmaker: “Drie jaar geleden werd de amateurschilder Jan Schiermeier ongewild hoofdrolspeler in een lange Twentse ‘plagiaatrel’ met de gevierde Ootmarsumse kunstenaar Schulten. De Nijverdaller had wat doeken van een foto nageschilderd. (…) Schulten vond het plagiaat en schadelijk voor zijn reputatie. Schiermeier moest ook een contract ondertekenen, waarin hij beloofde nooit meer een Schulten na te schilderen. En nooit iets over de affaire te vertellen. Maar die lekte uit door het afblazen van de expositie.

(…) De oud-metereoloog mocht natuurlijk wel blijven schilderen ‘in de stijl van’, met de blokkerige Twentse landschappen. Maar hij kon het gewoon niet. ‘Een ander zou er misschien overheen gestapt zijn. Maar op mij heeft het een verlammende werking gehad. Ik stond ermee op en ging ermee naar bed. Was gewoon bang. Ik probeerde eerst nog wel te schilderen, maar ik had steeds het gevoel dat Ton Schulten over mijn schouders meekeek: Stop, dat huis is van mij. Hé, dat is mijn boom. Ik wilde een eigen stijl ontwikkelen, maar aan dat proces kwam ik niet toe.’ De geest van de Ootmarsumse kunstenaar doolde zeker twee jaar door het huis, vindt zijn vrouw Ellen. ‘Het was alsof we hier met z’n drieën rondliepen’, zegt ze.(…) Korte tijd heeft Schiermeier zelfs contact gehad met Bureau Slachtofferhulp.

Vorig jaar kwamen daar de twee Hengelose kunstenaars Pier van Dijk en Rob von Piekartz bij, samen opererend als Meester de Laat. Om Schiermeier te steunen, organiseerden zij provocerend een cursus ‘Schulten-schilderen’ en een expositie van Schulten-achtige werken van een keur aan schilders. (…) Het spook van Schulten is uit zijn atelier verdwenen, gelooft hij. Hij is niet meer bang problemen te krijgen hij legt meer diepte in zijn werk, de horizon is breder...

,br>‘Ik was trots dat het me lukte. Zo ben ik verder gegaan. Als Ton nou een keer had gebeld, met: Hé, Jan, waar ben jij nou mee bezig? Dan had ik het toch meteen anders gedaan? Maar het was direct dreigende taal via een advocaat. Een taal die ik helemaal niet kende.’
Eigenlijk is hij in paniek maar akkoord gegaan met het contract. Zijn gelegenheidsadvocaat zei ook dat tekenen het beste was. Anders zou Schulten zijn schilderijen in beslag nemen. ‘Het zijn toch je kindjes.’


Lees het hele artikel hier.

IEF 3268

Rozenstraat (3)

Zeer korte reactie Dirk Visser op dit korte commentaar van Albert Ploeger  bij Rechtbank Amsterdam, KGZA 06-2115, J. Dijkman Architectenbureau B.V. tegen G.P.M. van Tiggelen, waarin hij onder andere het volgende stelt: “Vormen de persoonlijkheidsrechten een intellectueel eigendomsrecht? Het is in ieder geval geen auteursrecht.”

“Persoonlijkheidsrechten zijn wél onderdeel van het auteursrecht.”