DOSSIERS
Alle dossiers

Wet- en regelgeving  

IEF 9193

Reacties Consultatie Auteurscontractenrecht

57 openbare reacties op de internetconsultatie m.b.t. het Voorontwerp Auteurscontractenrecht. Onder andere:

Commissie auteursrecht (Dhr mr. J.H. Spoor): "Behalve dat de effecten van het voorgestelde model van niet-overdraagbaarheid van het auteursrecht en periodieke opzegbaarheid van exclusieve licenties onduidelijk zijn, signaleert de Commissie dus ook de nodige problemen waar het het model zelf betreft. Zij concludeert dat de wenselijkheid van het model onvoldoende onderbouwd is en dat het onderhavige voorontwerp te veel grondvragen onbeantwoord laat. Zij acht het niet verantwoord om maatregelen in te voeren die diep ingrijpen in het auteursrecht als vermogensrecht zolang de consequenties daarvan niet terdege in kaart zijn gebracht."

Beroepsvereniging van Zelfstandige Ondertitelaars (voorzitter M Gras): "Concluderend kunnen wij melden een positief effect te verwachten indien het auteursrecht niet kan worden overgedragen. Voorts wijzen wij erop dat de door het Ministerie aangedragen oplossing voor het vaststellen van tarieven o.i. helaas tekortschiet, met name omdat het niet mogelijk maakt dat wij tot adviestarieven kunnen komen indien onderhandelingen met de producenten (tijdelijk) stil zouden komen te liggen of niet tot een goed resultaat zouden leiden."

Nederlandse Vereniging van Banken (Mr B.B. van der Burgh): "Vanuit de NVB wordt voorts gewezen op het feit dat het voorgestelde overdrachtsverbod tot problemen kan leiden in de financieringspraktijk. Op grond van art. 3:228 Burgerlijk Wetboek geldt dat alleen op goederen die voor overdracht vatbaar zijn een pand- of hypotheekrecht kan worden gevestigd. Door de overdracht voor natuurlijke makers uit te sluiten, zullen banken, bij gebrek aan de mogelijkheid van het vestigen van zekerheden, verzoeken om financiering terughoudend beoordelen. De micro en macro economische gevolgen voor de creatieve sector, inmiddels een zeer belangrijk en innoverend onderdeel van de Nederlandse economie, lijken onderschat."

NUV Groep algemene uitgevers (Mw drs M.E.A. Derks): "Indien deze wijziging wordt aangebracht in de auteurswet zal dit het einde betekenen van het diverse aanbod aan literatuur in de breedste zin van het woord, van essays tot kinderboeken, van literaire romans tot sciencefiction, zoals we dat nu in Nederland kennen. Het behoeft geen betoog dat dit ten koste zal gaan van de kwaliteit van het literaire aanbod in Nederland, nog daargelaten wat de bedrijfseconomische gevolgen zullen zijn, niet alleen voor onze leden, maar ook voor auteurs en literaire vertalers."

NVJ (Mr. T.L.W. Bruning): "Wij onderschrijven de onontbeerlijkheid van de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven in combinatie met een exclusieve licentie die iedere 5 jaar opzegbaar is en tekenen daarbij aan dat deze periode voor journalisten korter zou moeten zijn omdat nieuws beperkter houdbaar is. Onrust over terugverdientijd van investering bij uitgevers is in de journalistieke wereld om diezelfde reden minder van toepassing voor journalisten."

Studiecommissie VvA (Drs. C.P.A. Holierhoek): "de vraag is of het afschaffen van de overdracht noodzakelijk is om het beoogde doel (versterking van de positie van de maker t.o.v. de exploitant) te bereiken; de studiecommissie meent dat in ieder geval een sterke non- usus- bepaling, de bestsellerclausule en bijvoorbeeld het opnemen van een specificatieplicht (zie hieronder) belangrijke bijdragen aan die versterking van de positie van makers zouden kunnen leveren en zo een wettelijke basis voor het auteurscontractenrecht zouden kunnen vormen waarop voortgebouwd kan worden 2. voor collectieve beheersorganisaties (cbo’s) dient in een eventueel komend wetsvoorstel in elk geval een uitzondering te worden gemaakt c.q. het wetsvoorstel dient op hen niet van toepassing te worden verklaard (zie ook hierna de beantwoording van de negen in het consultatiedocument voorgelegde vragen."

Koninklijke Philips Electronics N.V. (ir. R.J. Peters): "Alle gevallen waarin art. 7 Aw en art. 3.28 Beneluxverdrag Intellectueel Eigendom geen oplossing bieden, kunnen en worden nu opgelost door overeen te komen dat alle IE-rechten toekomen aan de industriële onderneming, hetzij op basis van arbeidscontract, hetzij middels afzonderlijke overdracht. Onder het regime van het voorontwerp is dit niet langer mogelijk."

Nederlands Fonds voor de Film (G van Breemen): "De Nederlandse filmsector dreigt door het voorontwerp internationaal gezien dan ook (verder) in isolement te geraken en belemmerd te worden om zich over de landsgrenzen heen te verbreden. Een Nederlandse scenarist kan bijvoorbeeld (als maker van een scheidbaar werk in de zin van artikel 45g Aw) onder het voorontwerp de rechten op zijn scenario alleen voor maximaal vijf jaar in exclusieve licentie geven - het wordt daardoor ondenkbaar dat het scenario ooit nog zal kunnen worden verfilmd als grote internationale coproductie. lmmers, de noodzakelijke basis (een onbelemmerd exploitatierecht) voor de daarmee gemoeide omvangrijke investeringen is weggevallen, althans tot welhaast embryonale vorm gereduceerd."

Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers BNO (mr. A. Siegelaar): "Handhaving van art. 8 Aw in zijn huidige vorm is naar onze mening duidelijk strijdig met de grondgedachte van het voorontwerp, dat makers alleen schriftelijk exclusieve exploitatierechten kunnen verstrekken, nu deze bepaling een automatische auteursrechtoverdracht bewerkstelligt in situaties waarin juist geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt."

P. Peereboom, Hardegarijp:  "Het voorontwerp auteurscontractenrecht is geheel in overeenstemming met art. 27 lid 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens waarin staat dat een ieder recht heeft op de bescherming van de geestelijke en materiele belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht."

Lees alle reacties hier.

IEF 9160

Over de uitzending van flitsen van beeldmateriaal

Martijn van DamKamervragen Tweede Kamer, vraagnummer 2010Z14577. Vragen van het lid Van Dam (PvdA) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie over de rechterlijke uitspraak over de uitzending van flitsen van beeldmateriaal van eredivisiewedstrijden door regionale omroepen (ingezonden 11 oktober 2010). [Vraag 6 ontbreekt – IEF]

Vraag 1 Bent u bekend met de uitspraak van de rechter – die afgelopen mei werd gedaan – over de uitzending van flitsen van beeldmateriaal van eredivisiewedstrijden door regionale omroepen? 1

Vraag 2 Welke gevolgen verbindt u aan de interpretatie van de rechtbank dat artikel 5.4 van de Mediawet de regionale omroepen wel het recht geeft flitsen op te vragen, maar dat dit artikel noch de beperkingen op de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten hen het recht geven om deze beelden ook daadwerkelijk uit te zenden?

Vraag 3 Deelt u de mening dat het de bedoeling van de wetgever was dat omroeporganisaties die de beelden mogen opvragen, deze ook mogen uitzenden en dat artikel 5.4 anders een betekenisloos artikel is? Zo ja, gaat u de wetgeving dan aanpassen zodat omroeporganisaties de betreffende beelden ook mogen uitzenden?

Vraag 4 Welke gevolgen verbindt u aan de mening van de rechtbank dat ook de nieuwsexcepties op de Auteurswet een wel zeer beperkte uitleg geeft, namelijk dat een nieuwsmedium op basis van die excepties slechts nieuws mag verslaan met beelden die men zelf heeft geregistreerd of met beelden die worden overgenomen uit andere nieuwsprogramma’s, maar niet uit programma’s die een ander doel nastreven dan het verslaan van het nieuws?

Vraag 5 Deelt u de mening dat in het huidige tijdperk van veel verschillende (soorten) media en veel verschillende soorten programma’s die allemaal in potentie nieuws kunnen opleveren, de mogelijkheden van nieuwsprogramma’s om dat nieuws met gebruik van beelden te verslaan zo wel zeer beperkt worden?

Vraag 7 Deelt u de mening dat dit in potentie een risico betekent voor de vrije nieuwsgaring?

Vraag 8 Wordt dit risico veroorzaakt door de inhoud van onze wetgeving of door de inhoud van de Europese richtlijn?

Vraag 9 Bent u bereid de Kamer nader te informeren, bijvoorbeeld per brief voorafgaand aan de behandeling van de mediabegroting, over de belemmeringen die het auteursrecht nu kennelijk oplevert voor de vrije nieuwsgaring en de stappen die u zou kunnen nemen om die belemmeringen weg te nemen?

Lees de kamervragen ook hier.

1 Zaaknummer 285 245, rolnummer KG ZA 10-332 , 12 mei 2010

IEF 9146

BES-auteursrecht

Na het BES-merkenrecht (hier) en het BES-octrooirecht (hier) ook nog even het BES-auteursrecht: Staatsblad  2010, 498, Beschikking van de Minister van Justitie van 14 september 2010 (…)

De tekst van de Auteurswet BES, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Aanpassingsregeling BES-wetten in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

Met ogenschijnlijk een vrij lange beschermingstermijn:

Artikel 47.  Het auteursrecht, verkregen krachtens de algemeene verordening van 20 Juni 1883 (P.B. No. 5), houdende regeling van het auteursrecht in de kolonie Curaçao, blijft na het in werking treden van deze wet gehandhaafd. 

Lees de volledige tekst hier, Bijkomende trivia hier: Hoogste punt Nederland niet meer in Vaals.

IEF 9103

Europees Parlement: Harmonising copyright at European level

"Breaches of intellectual property rights (IPR) on the internet are a growing problem for the economy and require a response at EU level, the European Parliament said on Wednesday. MEPs recommend the removal of barriers to a single digital market by granting EU-wide copyright licences for products like music, books and films.

(…) The Commission is therefore asked to propose a comprehensive strategy on IPR which will remove obstacles to creating a single market in the online environment and adapt the European legislative framework in the field of IPR to current trends in society as well as technical developments. It is also asked to think broadly about methods of facilitating industry's access to the digital market without geographical borders by addressing urgently the issue of multi-territory licences and the harmonisation of legislation on copyright. A pan-European licensing system should provide consumers with "access to the widest possible choice of content and not at the expense of European local repertoire", says the resolution.

Parliament does not share the Commission's view that the current civil enforcement framework in the EU is sufficiently effective and harmonised. Dialogue on possible solutions must involve all stakeholders, including Internet service providers, say MEPs.

Safeguards for private copies

MEPs argue that, in cultural terms, the 'private copy' should be seen as an exception to intellectual property rights.  They want individuals who copy originals for private use not to have to prove that their copies are legitimate.

Anti-counterfeiting trade agreement: respect for fundamental rights

MEPs also call on the Commission to pursue its efforts to make progress on the negotiations for an Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA), taking full account of Parliament's position, and to ensure that the provisions of the ACTA fully comply with existing EU rules on IPR and fundamental rights.

Breaches of intellectual property rights outside the EU

Parliament also wants the Commission to set up more intellectual property helpdesks in third countries (notably in India and Russia), to help European entrepreneurs enforce their intellectual property rights more actively and to combat the entry into the EU internal market of counterfeit goods from such countries.

An independent study before any new legislation

MEPs point out that there is not enough data on breaches of intellectual property rights and they call for independent studies to be carried out before any new legislation is proposed.

Parliament adopted the report by Marielle Gallo (EPP, FR) on Wednesday by 328 votes in favour, 245 against and 81 abstentions. Two alternative resolutions tabled by the S&D, Greens/EFA and EUL/NGL groups on the one hand and by the ALDE group on the other were rejected."

Lees hier meer.

IEF 9056

Tentamenvraag

Gebruik Koninklijk wapen. Alleen de Koningin mag het Koninklijk wapen voeren. Ondernemingen die van de Koningin het predicaat 'Bij Koninklijke Beschikking hofleverancier' hebben ontvangen, mogen een wapenschild in hun zaak ophangen met een moderne, aangepaste versie van het Koninklijk wapen. Het auteursrecht van dit wapenschild ligt bij het hoofd van het Huis Oranje-Nassau.” (Website Justitie)

Het wapen bestaat sinds 1815. In 1907 is het wapen aangepast en in 1980 (Afbeelding v.l.n.r.) is het opnieuw officieel vastgesteld (Stb. 1980, 206, zie hieronder).

Geef aan hoe de zinsnede “Het auteursrecht van dit wapenschild ligt bij het hoofd van het Huis Oranje-Nassau.” zich verhoudt tot het algemene wettelijk kader van de Auteurswet. Betrek in uw antwoord o.a. de begrippen ‘duur van het auteursrecht’, ‘eigen oorspronkelijk karakter’, zelfstandig karakter, ‘erfopvolging’ en 'overdracht bij akte'. Indien de tijd het toelaat is het toegestaan om ook de merkenrechtelijke apecten van deze casus te bespreken.

Besluit van 23 april 1980, Stb. 206, tot het voeren van het Koninklijk wapen

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Hebben besloten en besluiten:

Met intrekking van Onze Besluiten van 10 juli 1907 (Stb. 181) en van 13 juli 1909 (Stb. 271) te bepalen als volgt:

Artikel 1

Het wapen, dat door het Koninkrijk der Nederlanden, zowel als door Ons en Onze opvolgers, Koningen der Nederlanden, zal worden gevoerd, is:
in azuur, bezaaid met blokjes van goud, een leeuw van goud, gekroond met een kroon van drie bladeren en twee parelpunten van hetzelfde, getongd en genageld van keel, in de rechtervoorklauw opgeheven houdende in schuinlinkse stand een zwaard van zilver met gevest van goud en in de linker- een bundel van zeven pijlen van zilver met punten van goud, de pijlen te zamen gebonden met een lint mede van goud.

Artikel 2

Aan het in het vorige artikel omschreven wapen kunnen de navolgende uitwendige versierselen worden toegevoegd:

tot dekking van het schild de Koninklijke kroon gelijk aan die welke tot dusverre door de Koningen der Nederlanden is gevoerd;
als schildhouders twee leeuwen van goud, getongd en genageld van keel;
het devies "Je maintiendrai" in Latijnse letters van goud op een lint van azuur.
Artikel 3

Het in artikel 1 omschreven wapen, voorzien van zijn uitwendige versierselen kan worden geplaatst op een mantel van purper, geboord van goud, gevoerd met hermelijn, opgebonden met koorden eindigende in kwasten, beide van goud, en gedekt door een baldakijn van purper geboord van goud, en dragende de Koninklijke kroon.

Het wapen overeenkomstig de artikelen 1 t/m 3 ziet er als volgt uit:

 

Artikel 4

Onze mannelijke opvolgers, Koningen der Nederlanden, zullen in plaats van met de Koninklijke kroon, hun wapenschild mogen dekken met een helm, getralied en gesierd van goud, gevoerd van keel, met dekkleden van goud en azuur en gekroond met een gouden helmkroon van drie bladeren en twee parelpunten: helmteken een vlucht van sabel beladen met een gewelfde schuinbalk van zilver waarop drie lindebladeren van sinopel, met de stelen omhoog.

Artikel 5

Na troonsafstand hernemen Wij het door Hare Majesteit de Koningin Wilhelmina in het jaar 1909 voor Ons als Prinses der Nederlanden vastgestelde wapen, zijnde: gevierendeeld: I en IV het in artikel 1 omschreven wapen, (Nassau - Nederland), II en III in goud een jachthoorn van azuur, gesnoerd en geopend van keel, beslagen van zilver (Oranje). Een hartschild van goud met een aanziende stierenkop met afgerukt halsvel van sabel, gehoornd van zilver, getongd van keel en gekroond met een gouden kroon van drie bladeren (Mecklenburg).

Artikel 6

Aan het in artikel 5 omschreven wapen kunnen de navolgende uitwendige versierselen worden toegevoegd:

tot dekking van het schild de Koninklijke kroon;
als schildhouders: rechts een leeuw van goud, getongd en genageld van keel, links een griffioen van goud, getongd van keel en genageld van goud.
Dit wapen voorzien van zijn uitwendige versierselen kan worden geplaatst op een mantel van purper, geboord van goud, gevoerd met hermelijn, opgebonden met koorden eindigende in kwasten, beide van goud, gedekt door de Koninklijke kroon.

Artikel 7

Waar in Koninklijke Besluiten wordt verwezen naar de Koninklijke Besluiten van 10 juli 1907 (Stb. 181) en van 13 juli 1909 (Stb. 271) wordt deze verwijzing geacht te geschieden naar dit besluit.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad, in de Nederlandse Staatscourant en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst.

Soestdijk, 23 april 1980

Juliana

De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. Wiegel

Uitgegeven de negenentwintigste april 1980

De Minister van Justitie,
J. de Ruiter

IEF 9031

Nieuwe samenstelling Commissie Auteursrecht

Besluit van 24 juli 2010 tot benoeming van de voorzitter en de leden van de Commissie auteursrecht.

Artikel 1: Tot voorzitter en lid van de commissie auteursrecht wordt benoemd mr. E.J. Numann, te ’s-Gravenhage.

Artikel 2:  Tot leden van de commissie worden benoemd:

– mw. prof. mr. M. de Cock Buning te Amsterdam;
– mr. B.J. Drijber te Wezembeek-Oppem (België);
– prof. mr. P.B. Hugenholtz te Amsterdam;
– mr. N. van Lingen te Amsterdam;
– mw. prof. mr. J.E.J. Prins te Gilze en Rijen;
– prof. mr. A. Quaedvlieg te Nijmegen;
– prof. mr. M.R.F. Senftleben te ’s-Gravenhage.

Artikel 3: De voorzitter en de leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.

Artikel 4:  Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 26 juli 2010. 

Staatscourant, donderdag 5 augustus, jaargang 2010, nr.
12322.

IEF 9008

Bent u bereid dit wel wettelijk te regelen?

Kamerstukken. Aanhangsel der Handelingen nr. 2888. Antwoorden op vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de staatssecretaris van OCW over de beperkte uitleenmogelijkheid van e-books door bibliotheken (ingezonden 28 april 2010).

Vraag 5: Is het waar dat er wel een wettelijke regeling is voor leenvergoedingen van gewone boeken, maar dat die er niet is voor e-books? Zo ja, bent u bereid dit wel wettelijk te regelen?

Antwoord 5: De Auteurswet regelt dat een auteur het exclusieve recht heeft zijn werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. De wet maakt hierop een aantal uitzonderingen, onder meer voor uitleningen van boekexemplaren – of verveelvoudigingen daarvan – door openbare bibliotheken. De uitzondering geldt voor de uitleningen van werken die op een fysieke drager zijn vastgelegd, waaronder papieren boeken, en niet voor digitale versies van boeken die online worden uitgeleend. Het invoeren van eenzelfde uitzondering voor e-books zou, los van de wenselijkheid daartoe op dit moment, in strijd zijn met Europese wetgeving. 

De uitlening van e-books door bibliotheken vindt plaats door deze online – als downloadbestand – en voor een bepaalde periode ter beschikking te stellen. Het gaat bij de uitlening van e-books dus niet om uitlening of verveelvoudiging van een exemplaar van een boek als bedoeld in artikel 15c lid 1 Auteurswet, maar om een openbaarmaking van de auteursrechtelijke beschermde (digitale) inhoud van het boek. De Richtlijn Auteursrecht in de informatiemaatschappij5 biedt lidstaten geen mogelijkheid het online terbeschikkingstellen van werken door openbare bibliotheken onder het verhuur- of leenrecht te brengen. Dit betekent dat voor de uitleen van e-books via online terbeschikkingstelling dus steeds toestemming van rechthebbenden is vereist. Openbare bibliotheken zullen hierover dus afspraken moeten maken met individuele rechthebbenden.

Het e-book is een nieuw medium. De markt is op dit moment nog bescheiden van omvang, maar in potentie zeer groot. Alle betrokken spelers – auteurs, uitgevers, distributeurs en bibliotheken – zijn in deze fase bezig exploitatiemodellen te verkennen en hun positie te bepalen. Daarbij is van groot belang dat er adequate modellen voor legaal aanbod worden ontwikkeld. Uit een door het Ministerie van Justitie georganiseerde expertmeeting op 1 juni jl. is gebleken dat het ontwikkelen van een legale markt voor e-books een grote uitdaging is, waarbij illegale uitwisseling van bestanden en de prijsstelling obstakels kunnen zijn. Evenals voor muziek en films geldt ook voor e-books dat het ontwikkelen van innovatieve bedrijfsmodellen die aantrekkelijk zijn voor consumenten een voorwaarde is voor effectieve handhaving van het auteursrecht op internet. Hierbij is het niet de overheid, maar de markt die aan zet is. Het is hierbij van belang dat de verschillende betrokken marktpartijen (auteurs, uitgevers, boekverkopers en distributeurs) onderkennen dat er een gezamenlijk belang is bij het ontwikkelen van een levensvatbare markt voor e-books.

Lees alle vragen en antwoorden hier.

IEF 8934

Billijke compensatie voor de beperkingen van hun rechten

Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 juni 2010, HA ZA 08-1916,Stichting NORMA, Pieter Blok, Carel Kraayenhof, c.s. tegen De Staat der Nederlanden (met dank aan Christiaan Alberdink Thijm, Solv)

Auteursrecht. Geen strijd met wet, richtlijn, driestappentoets en beginselen behoorlijk bestuur door Thuiskopie-AMvBs (Stb. 2006, 206, ongewijzigde vaststelling voorwerpen waarvoor heffing is verschuldigd, geen toevoeging nieuwe voorwerpen alsMp3-spelers en harddiskrecorders). Geen handhaving IE-rechten dus geen 1019h proceskosten.

Artikel 16c Aw bepaalt dat privé-kopiëren op informatiedragers is toegestaan, maar dat daar een heffingsregeling tegenover staat ter compensatie. De SONT, bestaande uit rechthebbenden en betalingsplichtigen, stelt de hoogte van de vergoeding vast. Op grond van de statuten van SONT beslist de voorzitter van het bestuur als men het niet eens kan worden.

In 2005 heeft de voorzitter van de SONT mp3-spelers en harddiskrecorders aangewezen als voorwerpen waarvoor in beginsel een thuiskopievergoeding verschuldigd is. Het tarief stelde hij vast op nihil. De Kroon heeft nadien bij verschillende AMvB’s anders beslist. Telkens werd bepaald dat voor mp3-spelers en harddiskrecorders geen thuiskopievergoeding kan worden geheven. Het vergoedingsstelsel werd bevroren vanwege de problematiek van onverdeelde gelden bij Stichting de Thuiskopie.

Met die AMvB’s is volgens collectieve beheersorganisatie NORMA en consorten nogal wat mis. NORMA c.s. vordert in deze zaak een verklaring voor recht dat de AMvB’s jegens haar onrechtmatig zijn. De Kroon zou – kort gezegd – niet bevoegd zijn tot het overrulen van de SONT. Daarnaast zouden de AMvB’s in strijd zijn met de wet, de Auteursrechtrichtlijn, het Eerste Protocol van het EVRM (recht op ongestoord genot eigendom), en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De rechtbank oordeelt dat artikel 16c Aw en 10 sub e WNR geen aanspraak geven op een billijke vergoeding per afzonderlijk type informatiedragerdrager:

4.5 Het betoog van NORMA c.s. dat de AMvBs in strijd zijn met de artikelen 16c Aw en 10 sub e WNR is ongegrond. Anders dan NORMA c.s. meent, impliceren die bepalingen niet dat rechthebbenden ten aanzien van alle voorwerpen in de zin van artikel 16c lid 1 Aw aanspraak maken op een billijke vergoeding per voorwerp. (…) De AMvBs zijn dus niet in strijd met de wet, maar regelen precies wat de wetgever voor ogen heeft gestaan.

Hiermee is volgens de rechtbank geen sprake van strijd met artikel 5 lid 2 sub b van de Auteursrechtrichtlijn, omdat die bepaling niet specificeert op welke manier rechthebbenden moeten worden gecompenseerd voor thuiskopiëren.
Interessant is dat de rechtbank overweegt dat niet is aangetoond dat de totale door NORMA c.s. ontvangen compensatie onbillijk is. De Thuiskopievergoeding die NORMA c.s. op dit moment ontvangt zou een billijke compensatie kunnen zijn voor alle toegestane thuiskopieën – met inbegrip van mp3-spelers en harddiskrecorders. Nu onbillijkheid niet is aangetoond kan geen sprake zijn van schending van de driestappentoets:

4.8 Volgens NORMA c.s. schenden de AMvBs de derde stap van de in artikel 5 lid 5 van de richtlijn opgenomen driestappentoets. Omdat geen compensatie plaatsvindt voor bet nadeel dat wordt geleden ten gevolge van het door de wetgever geoorloofde privékopiëren op mp3-spelers en harddiskrecorders worden, naar NORMA c.s. stelt, de wettige belangen van de rechthebbenden onredelijk geschaad. Daargelaten de vraag of deze bepaling rechtstreekse werking heeft, hetgeen de Staat bestrijdt, gaat dit betoog niet op omdat niet is aangetoond dat de totale ontvangen compensatie als onbillijk moet worden beschouwd. Ervan uitgaande dat de rechthebbenden billijke compensatie ontvangen voor de beperkingen van hun rechten kan dus niet worden geoordeeld dat niettemin hun rechten onredelijk worden geschaad.

Ook het creatieve beroep op het Eerste Protocol van het EVRM sneuvelt (o.m.) op dit punt:

4.10 (…) Het enkele feit dat NORMA c.s. niet voor elk voorwerp waarop de beperking van toepassing is afzonderlijk een vergoeding ontvangt, is [onvoldoende voor aannemen van ontneming van eigendom], omdat het totale bedrag dat NORMA c.s. aan thuiskopievergoedingen ontvangt wel voldoende compensatie kan vormen voor de beperking in zijn geheel.

Tenslotte een opfriscursus bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat de AMvBs geen strijd opleveren met het verbod op willekeur. Dat verbod wordt alleen overtreden indien de Staat, alle belangen in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot de AMvBs heeft kunnen komen.

4.13 In dit geval heeft de Kroon geoordeeld dat, gelet op de (…) problemen bij de verdeling van de thuiskopievergoedingen, de belangen van de rechthebbenden tijdelijk niet opwogen tegen de belangen van de betalingsplichtigen en consumenten en het algemene belang om de legitimiteit van het stelsel [te] bewaren. Dat is niet onredelijk.

De Staat wordt in het gelijk gesteld. Geen 1019h proceskosten:

4.17 (…) De proceskosten zullen, anders dan de Staat heeft gevorderd, niet worden begroot overeenkomstig artikel 1019h Rv. NORMA c.s. stelt weliswaar dat er sprake is van een “schending van intellectuele eigendomsrechten” (…), maar de rechtbank begrijpt dat NORMA c.s. niet bedoelt dat de Staat aan de rechthebbenden voorbehouden handelingen verricht, maar dat de Staat onvoldoende compensatie biedt voor de wettelijke thuiskopiebeperking. Er is daarom geen sprake van handhaving van die intellectuele eigendomsrechten in de zin van 1019 Rv.

Lees het vonnis hier.

IEF 8880

Afschaffing overdracht auteursrecht bij leven?

Uit het (toelichting bij) de voorgestelde wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht:

“Voorgesteld wordt in artikel 2 van de Auteurswet te regelen dat het auteursrecht in beginsel eerst na overlijden van de maker vatbaar is voor overdracht. Het in beginsel uitgaan van de onoverdraagbaarheid van het auteursrecht bij leven van de maker heeft als achtergrond dat de bescherming die de auteurswet de maker van een werk (de auteur) beoogt te bieden, na overdracht in beginsel niet langer ten voordele strekt van de maker, maar van degene die de rechten van de maker overgedragen heeft gekregen (de auteursrechthebbende). Door onoverdraagbaarheid als uitgangspunt te nemen wordt de bijzondere band tussen maker en zijn werk benadrukt. In dit voorontwerp wordt aldus uitgegaan van een zogeheten monistische opvatting van het auteursrecht.” (…) Nu overdracht bij leven van de maker niet langer mogelijk is zal deze voor de exploitatie van zijn auteursrecht gebruik moeten maken van de licentieverlening. (...)

De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd: Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2:  1. Het auteursrecht gaat over bij erfopvolging en is, behoudens in de bij wet bepaalde gevallen, eerst na het overlijden van de maker vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Het auteursrecht van een maker als bedoeld in artikel 7 en artikel 8 Auteurswet is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. (…) "

U wordt uitgenodigd op het voorontwerp te reageren. Het voorontwerp zal daartoe gedurende drie maanden op www.internetconsultatie.nl beschikbaar zijn.

IEF 8877

Consultatie auteurscontractenrecht gestart

In het voorontwerp worden wijzigingen voorgesteld in de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten met als doel de positie van de natuurlijke maker ten opzichte van de exploitant van zijn werken te versterken. Het consultatiedocument dient ter toelichting op het voorontwerp.

Het voorontwerp heeft gevolgen voor de wijze waarop over de exploitatie van auteursrechtelijk beschermd werk kan worden gecontracteerd en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomsten.

Met de consultatie worden belangstellenden uitgenodigd een reactie te geven. Belangstellenden kunnen het gehele voorontwerp en consultatiedocument in hun reactie betrekken. Reacties worden gepubliceerd nadat de consultatie is gesloten. Alleen die reacties worden gepubliceerd waarvan is aangeven, door de inzender, dat deze openbaar mogen zijn.

Lees hier meer (inclusief voorontwerp).