Auteursrecht  

IEF 1552

Iedereen de dupe

Persbericht Buma Stemra: Koninklijke Horeca Nederland zet leden aan tot illegale praktijken. De muziek die door Koninklijke Horeca Nederland (KHN) via de website 'Hospitality Music' wordt aangeboden is illegaal. Om die reden is de website waarop KHN-leden deze muziekwerken kunnen downloaden, met ingang van 26 januari 2006 uit de lucht gehaald.

Het is te betreuren dat een belangenorganisatie goede sier maakt richting haar leden met een product dat illegaal is. Zowel horecaondernemers, consumenten als muziekauteurs worden hier nu de dupe van. Buma/Stemra heeft aanzienlijke kosten moeten maken om het KHN-aanbod tot in detail te toetsen aan de Auteurswet. Buma/Stemra zal deze kosten verhalen op Koninklijke Horeca Nederland. Het onderzoek toonde aan dat de muziek die Koninklijke Horeca Nederland onder de noemer 'Hospitality Music' aanbiedt aan haar leden, niet 'rechtenvrij' is en dus in strijd is met de Auteurswet. Lees het gehele persbericht hier.

IEF 1551

Achtergrondmuziek

Het AD bericht dat: “Als het bedrag dat winkeliers moeten betalen voor het afspelen van achtergrondmuziek niet snel lager wordt, klanten binnenkort in stilte zullen moeten winkelen. Ook bestaat de mogelijkheid dat de winkeliers hun rekening aan auteursrechtenorganisatie Buma-Stemra niet langer betalen. Hiermee dreigt de Raad Nederlandse Detailhandel (RND) Secretaris Pieter Walraven: ,,We vermoeden dat er steeds meer geld aan de strijkstok blijft hangen. Bij ons zijn er serieus twijfels of al het geld wel bij de componisten terechtkomt. Als de Buma efficiënter zou werken, zou dat al een stuk schelen.’’ Lees hier meer.

 

IEF 1550

Van de agenda

Op 4 januari berichtte het NUV onder de titel ‘Auteursrecht op NMa Agenda 2006’ nog dat "Ook het auteursrecht en met name het collectief beheer van rechten hebben in 2006 de warme belangstelling van de NMa. Directeur-generaal Pieter Kalbfleisch zegt begrip te hebben voor het feit dat problemen op het vlak van auteursrecht voor alle uitgevers van groot belang zijn en betrokkenheid en medewerking welhaast vanzelfsprekend is. Maar hij zegt hierbij ook een aarzeling te voelen: ‘juist waar een bepaalde groep marktspelers een bepaald belang delen, moeten wij als NMa ook kijken naar de belangen van andere marktpartijen. Het feit dat bedrijven een belang delen wil nog niet zeggen dat zij hun gedrag moeten afstemmen!’"

Op 23 januari moest het NUV echter concluderen dat: ‘Het in het consultatiedocument aangekondigde voornemen, om ook aandacht te besteden aan collectief beheer van auteursrechten, in de NMa Agenda 2006 niet meer is terug te vinden. NUV hier, agenda NMA hier.

IEF 1549

Paarden, hemels & paradijzen

Gerechtshof Amsterdam, 26 januari 2006, LJN: AV0489. Sanoma Men’s Magazines B.V. tegen  Hendricus Josephus Huisman. Nieuwe Revu beschuldigt Huisman terecht van het stelen van een format. “De conclusie luidt dat naar het voorlopig oordeel van het hof de aantijging “Henny Steelman” uiteindelijk voldoende steun vindt in het feitenmateriaal.” Het is niet bekend of de TV- en filmrechten van het de diverse processen al zijn verkocht.

A. is als freelance journalist werkzaam voor onder meer Nieuwe Revu. In Nieuwe Revu nummer 6 van 2005 is een artikel van A. gepubliceerd dat is gewijd aan Henny Huisman. Op de cover van het blad wordt het artikel aangekondigd onder de kop: “Henny Huisman Programmadief?”. De titel van het artikel luidt: “Henny Huisman Programmamaker Én Programmadief?”. De inleiding bij het artikel luidt: “Hij beschuldigde collega’s regelmatig van het stelen van zijn formats. Nu is er voor 5 miljoen beslag gelegd op de Orange factory, het bedrijf van zijn personal assistent, omdat hij zelf een programma zou hebben gejat. Dacht Henny Huisman nu echt dat Hemel op Paarden niet lijkt op Paradijs op Paarden?”

Inmiddels heeft een voorlopig getuigenverhoor tussen partijen plaatsgehad. Mede als resultaat van dat voorlopig getuigenverhoor kan thans voorshands van de volgende feiten en omstandigheden worden uitgegaan:
(i) B, destijds programmaleider bij RTL4, heeft tegenover A verklaard dat Huisman bij de directie (het hof begrijpt: van RTL4) is geweest “om zijn excuses aan te bieden dat hij met het format ging fietsen naar SBS toe”.
(ii) Gedurende enige tijd (in/omstreeks mei 2001) heeft het voornemen bestaan om de ‘rechten’ op “Hemel op paarden” in te brengen in een nieuw op te richten vennootschap (‘4voetbv’). In een is vermeld dat het aandelenpakket als volgt is verdeeld: 30,2% Huisman, 30% Rutac Holding, 30% [Z](s), 4,9% S&R Holding, 4,9% gereserveerd voor personeel. Dit voornemen is overigens niet uitgevoerd.
(iii) Huisman is actief feitelijk betrokken geweest bij de productie van “Hemel op paarden” en “Paradijs op paarden”/”Paradepaarden”: gebruik is gemaakt van zijn stallen en zijn paard; hij heeft deelneming van zijn dochter en schoonzoon als presentatoren gestimuleerd; de ‘pilotaflevering’ van “Paradijs op paarden”/”Paradepaarden” heeft hij gezien; hij heeft geadviseerd.
(iv) Er bestond in 2001 een concreet plan dat Huisman na verloop van tijd zou gaan participeren in Orange Factory.
(v) Huisman heeft destijds de kosten van rechtsbijstand voor het hoger beroep van het kortgedingvonnis van 7 september 2001 ten bedrage van f 100.000,- voorgeschoten. Huisman heeft verklaard dat, omdat hij de kosten voorschoot, hij ook heeft beslist dat het hoger beroep zou worden behandeld door een advocaat van Nauta Dutilh.

Tegen de achtergrond van de hiervoor kort aangeduide feiten en omstandigheden kan de stellingname van Huisman dat hij met het programma geen andere betrokkenheid had dan, kort gezegd, een persoonlijke wegens de deelname van zijn dochter en schoonzoon aan het programma en dat hij met Orange Factory “zakelijk niets van doen had” geen stand houden.

Het hof oordeelt de betrokkenheid van Huisman bij dit programma en bij Orange Factory in de relevante periode voorshands zodanig nauw, dat het de beschrijving van die betrokkenheid in de publicatie - hoe zeer ook onzorgvuldig in de hiervoor beschreven zin –, alles afwegende, niet als onrechtmatig jegens Huisman waardeert. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de strekking van de publicatie kennelijk niet is om de juridische positie van Huisman aan de kaak te stellen, maar veeleer om de maatschappelijke realiteit bloot te leggen dat een programmamaker die regelmatig collega’s van het stelen van zijn formats beschuldigde ook zelf niet vrijuit gaat als gevolg van zijn betrokkenheid bij een ‘inbreukmakend’ programma en bij de producent van dat programma. In het licht hiervan moet de eerder beschreven onzorgvuldigheid in de publicatie als van ondergeschikte betekenis worden aangemerkt.

De conclusie luidt dat naar het voorlopig oordeel van het hof de aantijging “Henny Steelman” uiteindelijk voldoende steun vindt in het feitenmateriaal. In het midden kan daarom blijven of deze aantijging ten tijde van de publicatie voldoende grond vond in het (toen) beschikbare materiaal.

De voorzieningenrechter heeft eveneens overwogen dat in de publicatie de suggestie wordt gewekt dat Huisman achter de bedreigingen zat waarvan Y en X slachtoffer zijn geworden. Tegen dit onderdeel van het bestreden vonnis is grief VI gericht.

Het hof stelt voorop dat, indien in de publicatie inderdaad zodanige suggestie zou zijn gewekt, de publicatie op dit punt zonder meer onrechtmatig zou zijn nu voor een dergelijke beschuldiging – zoals de voorzieningenrechter heeft overwogen – geen enkele aanwijzing bestaat. Anders dan de voorzieningenrechter leest het hof in de publicatie echter niet méér dan de optekening van een aantal mededelingen die aan de journalist zijn gedaan, gevolgd door de reactie van Huisman, die niets van deze acties zegt af te weten. Onder deze omstandigheden is van de beweerde onrechtmatigheid voor zover het Sanoma c.s. betreft op dit punt geen sprake.

Het hof vernietigt het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende, wijst de vordering van Huisman af. Lees het arrest hier. Eerder bericht hier.

IEF 1547

Modieus bericht

De Amsterdam International Fashion Week (AIFW) is gisteren weer begonnen. Van 25 - 30 januari worden in Amsterdam diverse modeshows gehouden waar designers hun nieuwe collecties presenteren. Tijdens de fashionweek zal eveneens in de RAI de Modefabriek plaatsvinden op 29 en 30 januari. Gedurende deze beurs zullen 425 labels hun herfst/wintercollecties 2006/2007 presenteren.

Link met IE: Greenberg Traurig advocaten (Amsterdam) en Olswang (Londen) organiseren een seminar over de "legals do's en dont's in the fashion industry". Alle shows zijn helaas "by invitation only". Voor de ordinary people is er gelukkig het Openbaar Inspiratie Programma. Meer over de AIFW hier, Modefabriek hier, Legal Seminar hier. AIFW Openbaar Inspiratie Programma hier.

IEF 1546

Broncode gedeeltelijk geopenbaard

In de mededingingsrechtelijke zaak tussen de Europese Commissie en Microsoft zijn weer nieuwe ontwikkelingen. Microsoft heeft het aanbod gedaan een deel van de broncode te openbaren (namelijk communicatieprogramma's voor het serverbesturingssysteem) . Microsoft heeft aangegeven dat "gebruikers het document wel mogen bestuderen, maar niet kopieren". In de VS zou ook de broncode van het desktopbesturingssysteem geopenbaard worden. Lees hier meer.

IEF 1540

De grootst mogelijke terughoudendheid

Kamerstuk 30300 VI, nr. 109, 2e Kamer. De vaste commissie voor Justitie heeft op 30 november overleg gevoerd met minister Donner over kopieerheffingen op mp3-spelers. Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

De minister: “In dat totale kader is nu de vraag aan de orde of er een heffing moet komen op mp3-spelers. De partijen binnen de SONT komen daar niet uit. De statuten voorzien terecht in die situatie. Er is gekozen voor een systeem waarbij de voorzitter de knoop doorhakt. De minister heeft er het volste vertrouwen in dat de voorzitter van de SONT zijn opvatting deelt dat de grootst mogelijke terughoudendheid betracht moet worden ten aanzien van nieuwe heffingen en dat zeker op dit terrein de aandacht moet zijn gericht op de EU.” Lees hier meer.

IEF 1539

Twee keer auteursrecht

- Even over het hoofd gezien, maar in werking getreden op 20 januari (Stb. 2006/25): Wet implementatie richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. (eerdere berichten hier).

- Kamerstuk 29680, nr. 7, 2e Kamer. Voorstel van wet van de leden Örgü en Bakker tot wijziging van de Mediawet en de Auteurswet 1912 (regeling verstrekking programmagegevens); Nota van verbetering.

“In het opschrift van het stuk «Advies Raad van State en reactie van de indieners» (nr.4) wordt na «Auteurswet» ingevoegd: 1912. In het opschrift van het voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State (stuk nr.5) wordt na «Mediawet» ingevoegd: en de Auteurswet 1912. In het opschrift van de memorie van toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State (stuk nr.6) wordt na «Mediawet» ingevoegd: en de Auteurswet 1912.”

IEF 1538

Een strijd gaande (2)

In aansluiting op dit eerdere bericht over het DARE-project (Digital Academic Repostories, een openbare digitale databank  voor wetenschappelijk werk) nog even een link naar de scriptie van Vincent Soek, inmiddels advocaat bij  Holland Van Gijzen, over dit onderwerp. 

Onder de titel “Wetenschappelijke publicaties in institutional repositories. Maakt het auteursrecht de open archive-wens van universiteiten mogelijk?” komt Soek o.a. tot de, toch enigszins opmerkelijke, conclusie dat “Wetenschappelijke medewerkers desgevraagd niet zo zeer geïnteresseerd blijken in de exploitatiemogelijkheden die het auteursrecht hen biedt, maar veeleer in de persoonlijkheidsrechten (…) De wetenschappelijke medewerker blijkt verder geen belang bij het auteursrecht op zijn werken te hebben en zou het auteursrecht over kunnen dragen of op zijn minst in licentie kunnen geven. Bijvoorbeeld aan de universiteit.” Lees hier meer.

IEF 1536

Mad World

Gerechtshof Arnhem, 17 januari 2006, LJN: AV0158. Daléro B.V. tegen Vereniging Buma. Auteursrechtelijk verweer schoenmakersketen maakt geen kans tegen de rapportages van de buitendienst-relatiemedewerkers.

Op 18 november 2003 heeft een buitendienst-relatiemedewerker van Buma, de schoenmakerij van Daléro in Gouda bezocht en daar in de voor het publiek vrij toegankelijke (verkoop- en wacht)ruimte muziekgebruik door middel van een tuner en twee speakers geconstateerd. De buitendienst-relatiemedewerker heeft bij die gelegenheid een “Universeel opgaveformulier muziekgebruik / Buitendienst Buma” ingevuld en ondertekend. Dit formulier is “voor akkoord opgave’’ ondertekend door de bedrijfsleider van het bewuste filiaal van Daléro.

Op 18 maart 2004 heeft de buitendienst-relatiemedewerker nogmaals een bezoek aan het filiaal van Daléro in Gouda gebracht; hij heeft toen in de voor het publiek vrij toegankelijke (verkoop- en wacht)ruimte gebruik van het muziekwerk met de titel “Mad World” geconstateerd, en daarvan rapport opgemaakt. Op 19 augustus 2004 heeft een andere buitendienst- relatiemedewerker van Buma, een bezoek gebracht aan vier andere, soortgelijke filialen van Daléro in Delft en Zoetermeer. In het door hem daarvan opgemaakte rapport heeft hij vermeld dat hij op die dag in deze vier filialen muziekgebruik heeft geconstateerd en muziekapparatuur heeft waargenomen; tevens heeft hij in dit rapport de titels van de daar door hem gehoorde muziekwerken genoteerd.

Daléro bestrijdt door middel van de derde grief het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van openbaarmaking van muziek door Daléro in de zin van artikel 12 van de Auteurswet. In het onderhavige geval is dat volgens Daléro niet het geval, omdat Daléro er geen bedrijfs- of beroepsbelang bij heeft en ook niet kan hebben dat ook anderen (de klanten) de ten gehore gebrachte muziek kunnen horen. Volgens Daléro (in de toelichting op haar tweede grief) zijn in het kader van haar verweer de volgende omstandigheden van belang.

Iedere winkelvestiging van Daléro - doorgaans met een relatief kleine oppervlakte - is in feite eerst en vooral een schoenmakerswerkplaats en daarnaast, voor een ondergeschikt deel, verkoop- en wachtruimte. De reparatie van schoenen is kernactiviteit. De machines die daarvoor worden gebruikt nemen de meeste plaats in en zijn praktisch doorlopend in gebruik, ook wanneer klanten schoenen ter reparatie aanbieden en/of artikelen kopen. Iedere winkel wordt bemand door slechts één medewerker, die doorlopend in de ruimte aanwezig moet zijn. Omdat de winkels geen afgescheiden personeelskantine hebben, brengt de medewerker ook zijn pauzes in die ruimte met de machines door. Als de medewerker door middel van een radio voor zijn eigen genoegen muziek ten gehore wil brengen, wordt de radio geplaatst in de werkplaats in de buurt van de draaiende machines. Het geluid van de radio overstemt daarbij nimmer het lawaai van de machines.

Onder de genoemde omstandigheden zal het geluid van de radio ook nooit het lawaai van de machines kunnen overstemmen, omdat de machines doorlopend in werking (moeten) blijven en de klanten niet meer te woord kunnen worden gestaan als dezen tevens de muziek zouden horen. Zij zouden als dit anders was, een dergelijk - het geluid van de machines overstemmend - volume van de muziek ook als uiterst onaangenaam ervaren. Ten slotte heeft Daléro bij gelegenheid van het pleidooi nog betwist dat de ten gehore gebrachte muziekwerken tot het Buma-repertoire behoren en aangevoerd dat de feitelijke situatie er noodgedwongen toe leidt dat anderen de muziek ook kunnen horen.

Het hof verwerpt het betoog van Daléro. Aangenomen moet worden dat voor de bovengenoemde medewerkers van Buma bij hun bezoeken aan de genoemde filialen van Daléro steeds duidelijk in de voor het publiek toegankelijke winkelruimtes muziek hoorbaar was. Die medewerkers hebben dit bij de door hen tijdens het pleidooi in hoger beroep verstrekte inlichtingen bevestigd. Uit de bovengenoemde productie 5 blijkt dat het bezoek van de eerste buitendienst-relatiemedewerker heeft plaatsgevonden om 10.45 uur, terwijl de andere buitendienst-relatiemedewerker heeft verklaard dat hij zijn vier bezoeken heeft afgelegd tussen 10.00 en 14.00 uur. De eerste buitendienst-relatiemedewerker heeft bij zijn bezoek klanten aangetroffen en bij zijn bezoek waren de machines uit. De andere  weet niet meer of de machines wel of niet draaiden. In het filiaal in Zoetermeer klonk de muziek door de speakers in het plafond; in de overige door de andere buitendienst-relatiemedewerker bezochte filalen door de in de radio ingebouwde speaker(s).

Voorts is uit de bij het pleidooi in hoger beroep door de directeur van de holding die de aandelen van Daléro houdt, verstrekte inlichtingen gebleken, dat hij aan de bedrijfsleider van Daléro in Gouda op diens verzoek aldaar te gebruiken geluidsapparatuur (een radio met een losse geluid(box) ter beschikking heeft gesteld. De draagbare radio's in de andere filialen zijn ook alle door Daléro ter beschikking gesteld en behoren aan haar in eigendom toe.

Dit alles leidt voorshands tot de conclusie dat Daléro in de bovengenoemde filialen gedurende de openingstijden van de filialen duidelijk hoorbare achtergrondmuziek deed en doet klinken ten behoeve van de werknemers van Daléro en van het publiek dat de filialen van Daléro bezoekt. Dit betekent dat sprake is van openbaarmaking van deze muziek in de zin van artikel 12 lid 1, aanhef en sub 4, van de Auteurswet.

Het verweer van Daléro dat geen sprake zou zijn van Buma-repertoire is onvoldoende gemotiveerd. De rapporten van de relatiemedewerkers van Buma zijn reeds in eerste aanleg overgelegd, waarbij de gehoorde muziekwerken gespecificeerd zijn weergegeven. Het had tegen die achtergrond op de weg van Daléro gelegen haar pas bij het pleidooi in hoger beroep op dit punt gevoerde verweer nader te onderbouwen.

Afweging van de belangen van Daléro tegen die van Buma leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van Daléro dat deze muziek noodgedwongen hoorbaar is, gaat niet op; het is heel wel mogelijk om de werknemers naar muziek te laten luisteren tijdens het werk zonder dat deze muziek door de winkelruimte klinkt. Lees het arrest hier.