DOSSIERS
Alle dossiers

Kamerstukken & EU  

IEF 8074

Beleggingsbeleid

Kamervragen met antwoord 2008/09, nummer 3174. Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de minister van Justitie over het niet (kunnen) afdragen van geïncasseerde auteursrechten door Buma/Stemra aan rechthebbenden. (Ingezonden 2 juni 2009); Antwoord

2.  Bent u van mening dat de collectieve beheersorganisaties niet zouden moeten beleggen met gelden die moeten worden doorbetaald aan rechthebbenden?

Antwoord: Het is de taak van collectieve beheersorganisaties om de gelden die zij hebben geïnd zo snel en efficiënt mogelijk te verdelen onder de rechthebbenden. In het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (hierna: wetsvoorstel toezicht) is in dit verband bepaald dat collectieve beheersorganisaties een doelmatig financieel beleid moeten voeren. Het beleggen van gelden zou hiermee op gespannen voet kunnen staan, omdat beleggen doorgaans is gericht op de langere termijn en het risico mee kan brengen dat de geïnde gelden niet volledig kunnen worden uitgekeerd.

3 Bent u van oordeel dat de wet zal moeten worden gewijzigd om dit gebruik van derdengelden onmogelijk te maken?

Antwoord: In het kader van het wetsvoorstel toezicht zal worden bezien of er mogelijkheden zijn om beleggingen van collectieve beheersorganisaties te reguleren en zo ja, op welke handelingen een dergelijke regeling zich zou moeten richten.

Lees hier meer.

IEF 8073

Tweede herdruk

Kamerstukken II 2008/09, 29838, nr. 19H. Auteursrechtbeleid; Rapport van het onderzoek door de werkgroep Auteursrecht uit de vaste commissies voor Justitie en voor Economische Zaken

"I.v.m. een correctie in de tweede voetnoot is een tweede herdruk van het rapport van de werkgroep Auteursrecht uitgebracht."

Lees de herdruk hier.

IEF 8056

Het functioneren van alle toezichthouders

Kamerstukken II 2008/09, 24095, nr. 245. Frequentiebeleid; Motie die ertoe strekt rol en functioneren toezichthouders telecommunicatie en media in kaart te brengen, en mogelijkheden tot samenwerking en fusie te verkennen

Motie van de leden Van Dam en Elias: Overwegende, dat de markten voor telecommunicatie en media steeds sterker convergeren;overwegende, dat convergentie van het toezicht op deze markten dan ook voor de hand zou liggen; constaterende, dat het kabinet er desondanks voor kiest alles bij het oude te laten;

overwegende, dat er meerdere toezichthouders actief zijn op de markten voor telecommunicatie en media, zoals de OPTA, het Commissariaat voor de Media, het Agentschap Telecom, het College van Toezicht Auteursrecht en anderen;

verzoekt de regering een brief waarin de rol en het functioneren van alle toezichthouders op het gebied van telecommunicatie en media in kaart worden gebracht en waarin de mogelijkheden van nauwere samenwerking en op langere termijn fusie van toezichthouders op dit gebied worden verkend

Lees de motie hier.

IEF 8055

Google moet in de mediawet?

Kamerstukken I 2008/09, 31804, nr. C. Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep; Memorie van antwoord

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de mening van de regering is over het artikel «Google moet in de Mediawet» van Henk Blanken in de Volkskrant van 2 mei 2009.

"In zijn artikel wijst Henk Blanken erop dat Google steeds duidelijker een mediabedrijf is. Hij sluit daarbij aan op een bredere discussie over de rol van dit bedrijf op het gebied van de omgang met auteursrecht en de persoonlijke levenssfeer. Dit zijn onderwerpen die alle mediabedrijven raken maar die niet in de Mediawet 2008 geregeld zijn. De Mediawet 2008 kent verschillende regimes: veel regels voor de publieke omroep,een minimumregeling ter invullen van de verplichtingen uit de Europese mediarichtlijn voor commerciële omroepen en beperkte steun voor de stimulering van de gedrukte media. In het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten dat thans in de Tweede Kamer in behandeling is, wordt hieraan een regime voor omroepachtige (niet-lineaire) mediadiensten toegevoegd. Of Google onder het bereik van de voorgestelde wettelijke bepalingen komt te vallen, zal te zijner tijd duidelijk worden, mede aan de hand van de rol die Google zelf in redactioneel opzicht bij zijn diensten vervult. Ik stel dus vast dat het artikel belangrijke vragen aansnijdt, maar geen vraagstukken of problemen behandelt die een onmiddellijke vertaling op het terrein van de Mediawet 2008 vergen."

Lees hier meer.

IEF 8054

Een herdruk

Kamerstukken II 2008/09, 29838, nr. 19H. Auteursrechtbeleid; Rapport van het onderzoek door de werkgroep Auteursrecht uit de vaste commissies voor Justitie en voor Economische Zaken

"De sommatie van internetdienstverlener en website aanbieder Mininova is geen aanleiding voor de werkgroep auteursrechten om het rapport auteursrechten te rectificeren.  Op één punt van het rapport wordt een verduidelijking aangebracht. Dat is onder meer de reden waarom een herdruk van het rapport is gemaakt."

Lees hier de herdruk van het rapport.  Lees hier de brief aan Mininova.  

 

IEF 8046

De positie van BES

Kamerstukken II 2008/09,31959, nr. 3. Aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba); Memorie van toelichting 

(...)  Idealiter zal BES te gelegener tijd onder de reikwijdte van het BVIE worden gebracht. Uit het voorgaande moge blijken dat zulks niet op korte termijn is te realiseren. Het spreekt voor zich dat niet kan worden volstaan met enkel een aanpassing van artikel 1.16 van het BVIE – bij dat artikel wordt het toepassingsgebied BVIE omschreven – aangezien BES bijvoorbeeld geen deel zal uitmaken van de Europese Unie. Daarom is ervoor gekozen om de Merkenlandsverordening 1995 om te zetten in een Wet merken 1995 BES. Opgemerkt wordt dat op de Nederlandse Antillen thans geen bescherming van tekeningen of modellen bestaat. Voor Nederland in Europa geldt het BVIE, dat zowel betrekking heeft op merken als tekeningen en modellen. Het Koninkrijk der Nederlanden is lid van de Wereldhandelsorganisatie en partij bij de TRIPS-overeenkomst voor zover het betreft Nederland en de Nederlandse Antillen. In artikel 25 van de TRIPSovereenkomst wordt bepaald dat de Verdragsluitende en nadien toegetreden staten voorzien in de bescherming van onafhankelijk vervaardigde tekeningen en modellen van nijverheid die nieuw of oorspronkelijk zijn. Zonder regeling van de bescherming van tekening of modellen zou Nederland dus in strijd handelen met de TRIPS-overeenkomst. Het behoeft geen betoog dat het streven erop is op afzienbare termijn in deze lacune te voorzien.

Lees hier meer

IEF 8028

In een enkel geval zijn 90 seconden wellicht te kort

Kamerstuk 31876, nr. 26, 2e Kamer.Flitsenregeling. (Gepubliceerd na de stemming: amendement aangenomen).

Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten, 2009-06-29. Amendement Tweede Kamerlid, Martijn van Dam (PvdA) ter vervanging van nr. 21 over het bij uitzondering uitzenden van 180 seconden van wedstrijdbepalende sportelementen

“Aan artikel I, onderdeel DD, artikel 5.4, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Als de wedstrijdbepalende sportmomenten van het evenement samen langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, mogen korte fragmenten bij uitzondering maximaal 180 seconden duren. 

Toelichting: In een enkel geval zijn 90 seconden wellicht te kort om alle wedstrijdbepalende momenten uit een sportevenement weer te geven. Dit amendement maakt het mogelijk dat een algemeen nieuwsprogramma in staat is alle wedstrijdbepalende sportmomenten in beeld te brengen. Men mag in bedoelde bijzondere gevallen de 90 seconden overschrijden met 90 seconden, waardoor een maximum van 180 seconden uitzendtijd ontstaat.
  
De uitzondering op de 90 seconden-regel kan alleen gebruikt worden voor dergelijke wedstrijdbepalende sportmomenten, dus niet om een verkorte samenvatting te geven van een evenement. Vandaar dat de bewijslast voor de noodzaak tot overschrijding van de 90 seconden-regel bij de verzoekende aanbieder ligt. Bovendien geeft de zinsnede 'bij uitzondering' aan dat overschrijding van de 90 seconden slechts kan plaatsvinden in enkele gevallen en dus niet met vaste regelmaat zoals dagelijks of wekelijks. Met dit amendement wordt de vrije nieuwsgaring gewaarborgd, zonder afbreuk te doen aan de bijzondere waarde van eigenaren of exploitanten van uitzendrechten.”

Lees het amendement hier. Eerder bericht hier: IEF 8014.

IEF 8015

Thans geen bescherming van tekeningen of modellen

Kamerstuk 31959, nr. 3, 2e Kamer. Merkenrecht. Aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES)); Memorie van toelichting. Met onder andere:

Artikel 5.8 (Wet merken BES). Voor Nederland is het merkenrecht geregeld bij het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (hierna: BVIE). Het BVIE bevat daarnaast regels over tekeningen en modellen. Verder zijn bij de Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PbEG nr. L 011 van 14 januari 1994) regels gesteld met betrekking tot merken; bij het BVIE is dan ook geregeld dat een eerder depot van een gemeenschapsmerk als een Benelux-depot kan worden ingeschreven. Idealiter zal BES te gelegener tijd onder de reikwijdte van het BVIE worden gebracht.

Uit het voorgaande moge blijken dat zulks niet op korte termijn is te realiseren. Het spreekt voor zich dat niet kan worden volstaan met enkel een aanpassing van artikel 1.16 van het BVIE – bij dat artikel wordt het toepassingsgebied BVIE omschreven – aangezien BES bijvoorbeeld geen deel zal uitmaken van de Europese Unie. Daarom is ervoor gekozen om de Merkenlandsverordening 1995 om te zetten in een Wet merken 1995 BES.

Opgemerkt wordt dat op de Nederlandse Antillen thans geen bescherming van tekeningen of modellen bestaat. Voor Nederland in Europa geldt het BVIE, dat zowel betrekking heeft op merken als tekeningen en modellen. Het Koninkrijk der Nederlanden is lid van de Wereldhandels- organisatie en partij bij de TRIPS-overeenkomst voor zover het betreft Nederland en de Nederlandse Antillen. In artikel 25 van de TRIPSovereenkomst wordt bepaald dat de Verdragsluitende en nadien toegetreden staten voorzien in de bescherming van onafhankelijk vervaardigde tekeningen en modellen van nijverheid die nieuw of oorspronkelijk zijn. Zonder regeling van de bescherming van tekening of modellen zou Nederland dus in strijd handelen met de TRIPS-overeenkomst. Het behoeft geen betoog dat het streven erop is op afzienbare termijn in deze lacune te voorzien.

Tenslotte wordt de aandacht erop gevestigd dat in een groot aantal artikelen van deze wet (zie de artikelen 7 tot en met 11, 17 tot en met 19, 25, 40 en 41) melding wordt gemaakt van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, (het Protocol bij) de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken en de Overeenkomst van Nice. Feitelijke inwerkingtreding van deze artikelen hangt uiteraard af van het tijdstip waarop BES tot die genoemde verdragen zijn toegetreden.

Onderdeel A

De aanpassingen onder 1 en 2 zijn van strikt technische aard. Onder 3 is Hoofdstuk V. Overgangsrecht uitgezonderd van de technische aanpassing, aangezien het overgangsrecht ook gevolgen heeft voor de door Curacao en Sint Maarten op te stellen landsverordeningen (zie onderdeel H en de toelichting daarop).

Onderdelen B en D (artikelen 1 en 10, tweede lid)

Naar het zich thans laat aanzien zal niet op elk BES-eiland een regionaal service centrum worden opgericht. Om de inwoners van het BES-eiland of de BES-eilanden waar niet zo’n centrum is opgericht te faciliteren kunnen door de Minister van Economische Zaken ook hulpbureaus worden aangewezen die geen kantoor houden aan het regionaal service centrum. Alle hulpbureaus hebben een loketfunctie.

Onderdeel F (artikel 15)

Dit artikel dient te vervallen omdat regels omtrent verplichte vertegenwoordiging, erkenning en inschrijving niet aansluiten bij het in Nederland vigerende systeem.

Onderdeel G (artikel 25)

Artikel 2 van de Merkenlandsverordening (P.B. 1961, 191) waarnaar wordt verwezen in artikel 25, vierde lid, is, op een enkele redactionele aanpassing, integraal overgenomen en als een nieuw zevende lid aan artikel 25 toegevoegd.

Onderdeel H (artikel 29)
Deze bepaling is met het oog op uitvoerbaarheid enigszins aangepast.

Onderdelen I en J (Hoofdstuk V. Overgangsrecht)

Artikel 42 wordt voor de merken die op grond van de Merkenlandsverordening 1995 zijn gedeponeerd voor het gebied dat de Nederlandse Antillen omvat, een overgangsrechtelijke regeling getroffen. Naar aanleiding van het tweede lid wordt, wellicht ten overvloede, opgemerkt dat een bevestigend depot had moeten geschieden volgens de geëigende procedure. Het beëindigen van de Merkenlandsverordening 1995 heeft uiteraard ook consequenties voor de landen Curac¸ao en Sint Maarten. Deze landen zullen net als de BES elk een nieuwe landsverordening moeten vaststellen met een vergelijkbare overgangsrechtelijke regeling. De artikelen 44 tot en met 46 zijn uitgewerkt en kunnen vervallen.

Lees hier meer.

IEF 8014

Seconden

Kamerstukken. Brief minister OCW (Plasterk), 29 juni 2009, m.b.t. reactie op ingediende amendementen Wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten

“Op dinsdag 23 juni jl. is de stemming over het voorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten uitgesteld. Bij die gelegenheid verzocht het lid Van Dam om een brief met mijn opvattingen over de amendementen die zijn ingediend na het debat dat op 3 juni jl. heeft plaatsgevonden en de consequenties van die amendementen. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.

Amendement nr. 21 van het lid Van Dam regelt dat als de wedstrijdbepalende sportmomenten van een evenement samen langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, korte fragmenten van dat evenement in dagelijks geprogrammeerde algemene nieuwsprogramma’s bij uitzondering maximaal 180 seconden mogen duren.

Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer, op voorwaarde dat het amendement gelezen kan worden zoals hierna uiteengezet. Evenals in het wetsvoorstel het geval is, wordt in het amendement volgens de toelichting daarop met het recht om korte fragmenten (flitsen) te gebruiken in algemene nieuwsprogramma’s, gestreefd naar het waarborgen van de vrije nieuwsgaring zonder afbreuk te doen aan het belang van de exclusieve rechtenhouders. Dit betekent onder meer dat voorkomen moet worden dat dit recht verwordt tot het geven van een verkorte samenvatting.”

Lees de brief hier. Stemmingsuitslagen (gistermiddag) hier.

IEF 8012

Over een vergoeding voor openbaarmaking van programma’s

Kamerstuk 31700 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009,Nr. 202 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Den Haag, 19 juni 2009.

Hierbij wil ik u informeren over de voortgang ten aanzien van de uitvoering van motie 29800 VIII, nr. 239 van 30 juni 2005 van het voormalig lid Örgü en het lid Van Dam over een vergoeding voor openbaarmaking van programma’s van de publieke omroep via de kabel.
De motie heeft als strekking dat de publieke omroep uit publieke middelen de vergoeding voor openbaarmaking van haar programma’s betaalt en de consument hierdoor niet via de kabeltarieven met extra kosten voor doorgifte en auteursrechten wordt geconfronteerd. In de motie verzoeken de leden de regering om in besprekingen met de Europese Commissie over de rijksomroepbijdrage aan de publieke omroep (de zogenoemde bestaande staatssteunzaak), het standpunt in te nemen dat de “nuloptie” niet kan worden beschouwd als concurrentievervalsing.

Als reactie op deze motie heeft mijn voortgangster, mevrouw van der Laan, de Kamer destijds een brief gezonden. In deze brief van 17 augustus 2005 (kamerstuk 29800 VIII, nr. 255) is het voorlopig standpunt van DG Competitie opgenomen, namelijk dat het niet vragen van een auteursrechtelijke vergoeding door de publieke omroep om twee redenen concurrentievervalsing is. Ten eerste brengt het de commerciële omroepen in een nadelige onderhandelingspositie bij de inning van auteursrechten bij kabelexploitanten. Ten tweede haalt de publieke omroep, door af te zien van een vergoeding voor auteursrechten, niet de maximale opbrengst uit de commerciële exploitatie van publieke programma’s waardoor de noodzaak van publieke financiering is toegenomen. Hierdoor wordt de concurrentie meer vervalst dan nodig is voor de verstrekking van de openbare dienst, aldus DG Mededinging. In de brief aan de Kamer is toegezegd dat de motie bij de onderhandelingen met DG COMP in de lopende bestaande steunzaak aan de orde zal worden gesteld.

Dit is gebeurd. In vervolg op een brief aan DG Mededinging (bijgevoegd) 1), waarin bovengenoemde brief aan de Kamer en de betreffende motie aan DG Mededinging is gezonden, is de inhoud van de motie in de besprekingen over de bestaande steunzaak aan de orde gesteld. De mening van de Kamer, dat van concurrentievervalsing geen sprake kan zijn omdat de publieke omroep verplicht op de kabel moet worden doorgegeven (de “must carry”) en de commerciële omroep op de kabel mag worden doorgegeven, is overgebracht aan DG Mededinging. De eerste mondelinge reactie van DG Mededinging was dat dit voor haar geen reden is om op dit onderdeel van haar voorlopig standpunt terug te komen. Nederland heeft verzocht om deze reactie, met overwegingen, ook op schrift te stellen zodat de Kamer hierover op adequate wijze kan worden geïnformeerd.

Echter de bestaande steunzaak, waarvan zoals aangegeven onderhavig onderwerp een onderdeel vormt, is nog niet afgerond. DG Mededinging heeft nog geen definitief oordeel gegeven. Onderwerp van discussie is nog de systematiek in de Mediawet 2008 ten aanzien van de toetsing door de minister van nieuwe mediadiensten van de publieke omroep. De markttoets maakt onderdeel uit van deze besprekingen. Dat deze zaak nog niet is afgerond heeft ook te maken met de zogenoemde  Omroepmededeling van de Europese Commissie. Deze Mededeling, die thans wordt herzien, vormt het kader van DG Mededinging ten aanzien van staatssteun aan publieke omroepen. Er is inmiddels een tweede concept van een herziene Mededeling gepubliceerd waarover een tweede consultatie heeft plaatsgevonden. Naar mijn informatie staat de definitieve conceptmededeling geagendeerd voor de vergadering van het College van Eurocommissarissen op 2 juli aanstaande.
 
Nederland heeft aan DG Mededinging gevraagd of het niet mogelijk is dat zij,  vooruitlopend op een definitief standpunt van de Europese Commissie in de bestaande steunzaak, een schriftelijke reactie op dit specifieke onderdeel geeft. DG Mededinging heeft hier tot nu toe geen gehoor aan gegeven. Ik zal DG Mededinging nogmaals vragen om een schriftelijke reactie op dit onderdeel, in aanmerking genomen de motie van de Kamer. Zodra ik deze reactie heb ontvangen zal ik uw Kamer daarover informeren, ik hoop komend najaar.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk


1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer