StOP NL valt onder Wet toezicht CBO's
Besluit wijziging bijlage WTCBO, Stb. 2014- 435.
Het toezicht door het College van Toezicht strekt zich per 1 januari 2015 tevens uit tot de Stichting Onafhankelijke Producenten Nederland (StOP NL), uit de bijlage als bedoeld in artikel 17, eerste lid Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Ondanks de drie bezwaren van StOP NL dat zij geen cbo is in de zin van WTCBO en de Richtlijn, geen auteursrechtelijk vergoedingen int en niet als hoofddoel rechtenbeheer uitvoert, wordt met dit besluit StOP NL aangemerkt als cbo belast met de inning en verdeling van vergoedingen.
Het College heeft StOP NL, zowel mondeling als schriftelijk, in de gelegenheid gesteld te reageren op het voornemen van de voordracht. StOP NL heeft daarvan gebruik gemaakt en heeft een drietal bezwaren tegen de voordracht kenbaar gemaakt.
Ten eerste heeft StOP NL aangegeven dat zij niet kwalificeert als collectieve beheersorganisatie in de zin van de WTCBO en Richtlijn 2014/26/EU betreffende het collectieve beheer van auteurs- en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening voor het online gebruik ervan op de interne markt («de Richtlijn»). Zij stelt dat dit het geval is, omdat zij geen vergoedingen int en reparteert die gebaseerd zijn op een auteursrechtelijke en nabuurrechtelijke grondslag. Daarnaast stelt StOP NL dat zij niet kwalificeert als collectieve beheersorganisatie, omdat StOP NL niet als hoofddoel of enig doel het beheer van auteurs- of naburige rechten, namens meer dan één rechthebbende, zou hebben.
In reactie op dit bezwaar van StOP NL heeft het College aangegeven dat de Richtlijn geen rol speelt bij de beoordeling of StOP NL kwalificeert als collectieve beheersorganisatie in de zin van de WCTBO. Daarnaast heeft het College aangegeven dat het enkele feit dat een organisatie andere werkzaamheden verricht naast collectief beheer, niet uit sluit dat deze organisatie toch kwalificeert als collectieve beheersorganisatie in de zin van de WTCBO. Ten slotte heeft het College aangegeven dat StOP NL wel degelijk vergoedingen int en reparteert die gebaseerd zijn op een auteursrechtelijke en nabuurrechtelijke grondslag.
Naar mijn oordeel heeft het College terecht geoordeeld dat StOP NL kwalificeert als collectieve beheersorganisatie. Net als het College ben ik van mening dat de, nog niet geïmplementeerde, Richtlijn bij deze afweging geen rol speelt. Dit geldt evenmin voor het enkele feit dat StOP NL andere werkzaamheden verricht. Ten slotte kan ik mij vinden in het standpunt van het College dat StOP NL zich in belangrijke mate bezighoudt met de inning en verdeling van auteursrechtelijke of nabuurrechtelijke vergoedingen.
Daarnaast heeft StOP bezwaren tegen de kwalificatie als collectieve beheerorganisatie, omdat zij dan mogelijk op basis van de WTCBO gedwongen kan worden om met andere collectieve beheersorganisaties samen te werken. Het College heeft daarop aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat van deze mogelijkheid gebruik zal worden gemaakt.
Het enkele feit dat onder WTCBO de mogelijkheid bestaat om een algemene maatregel van bestuur uit te vaardigen die collectieve beheersorganisaties dwingt samen te werken, staat los van de kwalificatie van StOP als collectieve beheersorganisatie in de zin van deze wet.
In het geval een dergelijke maatregel wordt overwogen, dan zal StOP NL overigens in de gelegenheid worden gesteld eventuele bezwaren tegen samenwerking met bepaalde collectieve beheersorganisaties voor het voetlicht te brengen. Bij het uitvaardigen van een algemene maatregel van bestuur kan daarmee – zo nodig – rekening worden gehouden.
Ten slotte heeft StOP NL bezwaar tegen de kwalificatie als collectieve beheersorganisatie, omdat de geheimhouding van door StOP NL gemaakte afspraken niet gewaarborgd zou zijn. Het College zou gehouden zijn de informatie die StOP NL haar heeft verschaft, openbaar te maken mocht daarom uit hoofde van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) worden verzocht. Het College stelt dat dit bezwaar geen grond vormt om af te zien van het onder toezicht stellen van een collectieve beheersorganisatie.
Net als het College meen ik dat, de mogelijke toepasselijkheid van de Wet openbaarheid van bestuur, geen grond vormt om af te zien van het onder toezicht stellen van een collectieve beheersorganisatie. Overigens gaat StOP NL er in haar bezwaar aan voorbij dat de Wob een drietal weigeringsgronden bevat op basis waarvan kan worden besloten bepaalde, van onder toezichtgestelden verkregen, gegevens niet openbaar te maken (Artikel 10, eerste lid, onder c, d en g Wob).