Modellenrecht  

IEF 2039

Het is een verdrag!

Het BMB bericht als eerste: "Het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE) treedtper 1 augustus aanstaandein werking. Vanmiddag heeft de Nederlandse Eerste Kamer het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE) goedgekeurd. Hiermee is de parlementaire behandeling in de Beneluxlanden volledig afgerond.

De twee nog ontbrekende instrumenten van bekrachtiging, die van Nederland en die van Luxemburg, zullen nog deze maand worden neergelegd bij de Belgische regering. Hierdoor zal het BVIE per 1 augustus in werking treden.

Wij zijn zeer opgetogen dat de nieuwe organisatie op korte termijn van start kan gaan. Over alle gevolgen zult u uiteraard tijdig op de hoogte worden gebracht."Lees hier en hier meer.

IEF 1980

Nog meer BVIE

In het Belgisch Staatsblad verscheen vandaag de Wet van 22 maart 2006, houdende instemming met het Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom, gedaan te Den Haag op 25 februari 2005.  (Met dank aan Bart Van de Venster, LVV advocaten, Antwerpen )

"Albert II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Art. 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. Het Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), gedaan te Den Haag op 25 februari 2005, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt."
 
Lees de gehele wet hier.

IEF 1978

BVIE

Goedkeuring Benelux-verdrag inzake intellectuele eigendom (Kamerstukken 30.403)

Laatste nieuws: Eerstekamer.nl bericht dat “De Eerste-Kamercommissie voor Economische Zaken heeft op 25 april 2006 een brief (EK 30.403, C) van de staatssecretaris van Economische Zaken besproken en besloten dat het wetsvoorstel zonder stemming kan worden aanvaard. Het voorstel wordt op 9 mei 2006 als hamerstuk afgedaan.”

Kennelijk zijn de bezwaren van de Eerste-Kamercommissie EZ gisteren, na bestudering van de brief van de Staatsecretaris weggenomen.

Het BMB verwacht dat het BVIE op 1 augustus in werking zal treden. Lees de kamerstukken hier.

IEF 1917

Niet tot goedkeuring overgaan

Volledig ongecorrigeerd stenogram eerste kamer, niet voor citaten en niet voor correcties.  Aan deze tekst kan geen enkel recht ontleend worden:

BVIE: Eerste Kamer, plenaire vergadering, 11 april 2006. Aan de orde is de behandeling van: het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (30403).

Staatssecretaris Van Gennip: Concluderend: het eerste lid van artikel 1.7 geeft aan dat zodra er sprake is van een één-op-éénimplementatie, die door het Comité van Ministers wordt opgenomen. Het tweede lid geeft aan dat zodra een land de keus heeft, het parlement in zicht komt en er met de regering over kan spreken. Het instemmingsrecht gaat in op het moment van de Nederlandse inbreng in het Comité van Ministers, dus op het cruciale moment, waardoor het parlement nog de meeste invloed kan uitoefenen.

Het doel van het voorliggende Benelux-verdrag is overzichtelijke regelgeving, een efficiënter uitvoeringsapparaat en een betere en snellere manier van implementatie van Europese regelgeving en van goedgekeurde verdragen. Uw rol wordt versterkt aan het begin van het implementatietraject, maar ook aan het eind en wel door het instemmingsrecht, zoals het ook in de Schengen Uitvoeringsovereenkomst is geregeld.

Ik hoop hiermee recht te hebben gedaan aan de zorgen die u hebt geuit. Ik geef mijn collega graag de gelegenheid om de EZ implementatiewet toe te lichten.

Minister Brinkhorst: In aanvullling op wat de staatssecretaris inhoudelijk heeft gezegd over het Benelux-merkenverdrag ga ik graag in op de problematiek, geschetst door senator Franken. Het gaat inderdaad om de relatie tussen het Benelux-verdrag en het EZ implementatievoorstel.

De heer Franken (CDA): Voorzitter. Inhoudelijk gaat het hier om prima voorstellen; daarover zijn wij het allen eens. Alleen blijft de vereenvoudigde omzettingsprocedure een probleem. Daar zit een flinke angel. De argumenten van de Kamer zijn nog steeds dat de Staten-Generaal haar controle op het Belelux-merkenverdrag ingeperkt zal zien door verlies van keuzeruimte bij gevallen van minimumharmonisatie -- de Raad van State noemt dat ook een nadeel -- en dat de omzetting van EG-richtlijnen niet meer op de reguliere wijze plaatsvindt, omdat een aanpassing niet meer aan nationale parlementen hoeft te worden voorgelegd, terwijl Nederland wel via het communautaire recht verantwoordelijk is voor correcte en tijdige omzetting. Daaraan komt Nederland echter niet meer te pas omdat het Comité van Ministers dit doet.

(…) Men zou kunnen zeggen dat er dan een volkenrechtelijk voorbehoud zou moeten worden gemaakt ten aanzien van de goedkeuring van dit verdrag. In ieder geval kan de Kamer op dit moment, waarbij deze onduidelijkheid nog bestaat, niet tot goedkeuring overgaan.

(…) Staatssecretaris Van Gennip: Ik hoor u. Voor mij komt het er op neer dat wij te maken hebben met lange implementatietermijnen. Daarvoor wil ik een oplossing bieden. Dat was ook de inzet van mijn ambtsvoorgangers. Wij zijn al bijna tien jaar bezig met dit verdrag. In België en Luxemburg is het overigens als goedgekeurd. Die zijn voor eind april klaar. De Kamer zal van mij een brief ontvangen waarin ik de instemmingsprocedure nogmaals duidelijk zal maken. Ik hoop dat wij de discussie daarna kunnen hervatten.

De voorzitter: Ik stel vast dat de minister geen behoefte heeft aan het geven van een nadere reactie. Ik constateer dat wij niet tot besluitvorming over het voorstel kunnen overgaan in afwachting van de gevraagde brief. Ik stel voor de beraadslaging te schorsen tot een nader te bepalen datum.

Lees het volledige ongecorrigeerde stenogram hier of hier.

IEF 1814

Plenair

Kamerstukken. 30403. Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96)    

Korte aantekeningen van de vergadering van dinsdag 21 maart 2006. De heer Franken zal namens de commissie het woord voeren tijdens de openbare behandeling van dit wetsvoorstel. De commissie stelt voor deze te doen plaatsvinden op 11 april 2006.
IEF 1775

Pottenkijken in het omveld

Rechtbank ‘s-Gravenhage 15 maart 2006, 259127 / KG ZA 06-135.  Aufderhaar Plastic Industrie B.V. tegen Kreuwel Plastics Almelo B.V.

Eiser Aufderhaar is houder van een Gemeenschapsmodel voor een plantenpot, aangevraagd en ingeschreven in maart 2005. Aufderhaar heeft de plantenpot, de Neva 2, voor het eerst aan het publiek geïntroduceerd op de Internationale Pflanzenmesse, die werd gehouden van 27 tot en met 30 januari 2005 te Essen (Duitsland).

Gedaagde Kreuwel heeft in augustus 2005 op de tuinbouwbeurs Plantarium onder de naam KRV een rozenpot bij het publiek geïntroduceerd. Verder heeft zij de KRV rozenpot op de Horti Fair, gehouden in de RAI in november 2005, tentoongesteld. Vanaf november 2005 heeft Kreuwel de KRV rozenpot aan diverse kwekers aangeboden.

Kreuwel stelt dat het model van Aufderhaar niet nieuw is, geen eigen karakter heeft en technisch bepaald is. De voorzieningenrechter laat de beantwoording van deze vragen in het midden, omdat hij voorshands van oordeel is dat van inbreuk geen sprake is, althans dat een gerede kans bestaat dat de bodemrechter geen inbreuk zal aannemen.

4.2. De KRV rozenpot wekt naar voorlopig oordeel een andere algemene indruk voor de geïnformeerde gebruiker dan de gedeponeerde pot. De hoeken van de KRV rozenpot zijn aanmerkelijk meer afgerond, waardoor vooral ook de bovenkant van de KRV pot een veel rondere indruk maakt dan het gedeponeerde model. Daarmee komt tevens de bovenkant van de KRV pot minder rechthoekig over (eerder vierkant) dan de gedeponeerde pot, terwijl de onderkant van de KRV pot zelfs niet meer (afgerond) rechthoekig is maar (verder afgerond) vierkant. Bij dit een en ander is in aanmerking genomen dat op zich een vierkante pot met taps toelopende zijden en met enigszins afgeronde hoeken reeds bekend was. Anders gezegd, het betreft hier een druk bezet “omveld” van reeds bestaande potten en onder die omstandigheden zal een geïnformeerde gebruiker eerder verschillen tussen de potten opmerken zodat minder snel inbreuk moet worden aangenomen.

4.3. De toepassing in zowel het model als de KRV pot van een kruisvormige verhoging in de bodem van de pot maakt niet dat de algemene indruk hetzelfde is. Het “omveld” toonde reeds een vergelijkbaar verhoogd deel in de bodem dat plusvormig was uitgevoerd, terwijl de in de KRV respectievelijk het gedeponeerde model aangebrachte gatenpatronen (voor een goede toe- en afwatering van de plant in de pot) relevant afwijkend zijn. Zo zijn bij de KRV pot ronde gaten gestanst op de schuin omhoog lopende delen, is het formaat van de gaten op de vier armen van het verhoogde kruisvormige deel aanmerkelijk kleiner en is er een additioneel gat op elk van de vier lager liggende bodemdelen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1765

De twee vigerende Benelux-verdragen

Kamerstuk 30403, nr. B, 1e Kamer. Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96); nota naar aanleiding van het verslag

Antwoorden minister Brinkhorst op de vragen die zijn gerezen bij de behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel door de vaste commissie voor Economische Zaken, vastgesteld op 7 maart 2006.  

“Het nieuwe verdrag vervangt de twee vigerende Benelux-verdragen op het gebied van het intellectuele eigendom en voegt de twee uitvoerende bureaus samen tot één bureau. Met genoegen stel ik vast dat enkele van de voordelen ervan, zoals grotere overzichtelijkheid van de wetgeving, toename van de slagvaardigheid van de uitvoerende bureaus en verlaging van de uitvoeringskosten, blijkens het verslag door de Commissie worden onderkend.

De commissie formuleert ook enkele bedenkingen, betreffende met name het vervallen van de goedkeuring door de Staten-Generaal bij de omzetting van internationale verdragen en EU¬-regelgeving in het Beneluxrecht. Op de vragen die bij de commissie zijn gerezen zal ik hieronder ingaan.” Lees hier meer.

IEF 1744

Gemengde gevoelens

Kamerstuk 30403, nr. A. 1e Kamer. BVIE. Goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) ; verslag van de vaste commissie voor economische zaken.

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen:
 
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Enerzijds zien zij voordelen in het voorstel voor wat betreft de grotere overzichtelijkheid van de Benelux-wetgeving, de mogelijke verlaging van uitvoeringskosten en de grotere slagvaardigheid van de uitvoeringsorganisaties. Anderzijds zijn er bij de leden van de commissie bedenkingen gerezen tegen het vervallen van de goedkeuring door de Staten-Generaal bij de omzetting van internationale verdragen ( naast EU-regelgeving) in het Benelux-recht. Zij stelden daartoe de volgende vragen:

De leden van de commissie wensen er op te wijzen, dat de voorgestelde vereenvoudigde omzettingsprocedure vergelijkbaar is met hetgeen aan de orde is in het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Postwet en de Telecommunicatiewet ( 2003/04, 29 474). Over de aldaar aan de orde zijnde materie zal een plenair debat plaatsvinden in de Eerste Kamer op 14 maart aanstaande. Is de minister c.q. de staatssecretaris bereid het thans aan de orde zijnde voorstel tot verdragswijziging tevens in het bedoelde debat te betrekken?
 
Is de regering van mening, dat bij de voorgestelde verdragswijziging geen sprake is van toepasselijkheid van een van de uitzonderingen op parlementaire goedkeuring van verdragen, zoals deze zijn geformuleerd in artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen (Wet van 7 juli 1994, Stb.94, 542)?
 
Is de minister c.q. de staatssecretaris – ervan uitgaande dat de parlementaire goedkeuring van het onderhavige voorstel toch zal worden verleend - bereid de toezegging om tijdig informatie aan de Staten-Generaal te verstrekken per “gedetailleerde brief” over de inhoud van in onderhandeling zijnde regelgeving, die tot verdragswijziging zal leiden, te formaliseren, zodat er momenten in de onderhandelingen worden vastgelegd, waarop deze informatieverstrekking plaatsvindt?

Vertrouwend dat de regering tijdig voor de openbare behandeling op bovenstaande opmerkingen en vragen zal hebben geantwoord, acht de commissie deze hiermee voldoende voorbereid.
 
Vastgesteld: 7 maart 2006.  De voorzitter van de commissie, Luijten.  De griffier van de commissie, Nieuwenhuizen