Naburige rechten  

IEF 3099

Gerechtelijke vakantie

Zowel het hof als het gerecht hebben van 18 december 2006 tot en met 7 januari 2007 een gerechtelijke vakantie. Eerstvolgende IE-arresten in het nieuwe jaar zijn de volgende:

- Donderdag 11 januari 2007:  HvJ EG, arrest C-175/05 Commissie / Ierland

Over  "uitlening" en de reikwijdte van de vrijstelling uit artikel 5, lid 3 van de richtlijn. Aangevoerd wordt dat deze vrijstelling zo ruim is dat alle openbare onderwijs- en academische instellingen die voor het publiek toegankelijk zijn, openbaar mogen uitlenen, met als gevolg dat alle instellingen voor openbare uitlening van uitleenrechten zijn vrijgesteld en dus geen vergoeding hoeven te betalen.

"De Commissie voert aan dat deze situatie kennelijk verder gaat dan op grond van de uitzonderingen van artikel 5, lid 3, van de richtlijn is toegestaan en dat Ierland daarom zijn verplichtingen op grond van de artikelen 1 en 5 van de richtlijn niet is nagekomen."

- Dinsdag 16 januari 2007:  GvEA, arrest T-53/05 Calavo Growers / OHMI - Calvo Sanz (Calvo)

"De kamer van beroep was van oordeel dat de oppositieafdeling niet bevoegd was om uitspraak te doen op de oppositie, omdat verzoeksters argumenten met betrekking tot de grond van de zaak niet-ontvankelijk waren bij gebreke van vertaling in de procestaal.

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster schending van de artikelen 42, lid 3, en 74, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk juncto regel 20, lid 3, van de uitvoeringsverordening aan."

Zie voor de agenda van het hof en het gerecht hier.

IEF 3059

Artiesten (2)

Tweede Kamer, Kamervragen met antwoord 2006-2007, nr. 400. Vragen van de leden Van der Ham (D66) en Irrgang (SP) aan de ministers van Financiën en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de positie van diskjockeys (dj's) als artiest. (Ingezonden 7 november 2006); Antwoord

“Zoals blijkt uit het voorgaande gaat het erom of de dj voor publiek een artistieke prestatie levert. Deze voorwaarde geldt niet alleen voor dj’s, maar voor iedereen die als artiest in de loonheffingen wordt betrokken. Een specifiek onderzoek naar de positie van dj’s is niet nodig. Een dj brengt naar eigen artistiek inzicht geselecteerde muziek van (delen van) geluidsdragers in een zelf gekozen volgorde voor een publiek ten gehore, al dan niet onder toevoeging van live-elementen zoals muziekinstrumenten, vocalen en samples. In de rechtspraak wordt bij de beoordeling van de artistieke prestatie veel waarde gehecht aan maatschappelijke opvattingen en spraakgebruik. Met inachtneming daarvan zijn dj’s die op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke optreden thans zonder meer als artiest aan te merken.”

Lees hier de antwoorden en hier het artikel DJ's zijn artiesten van Bjorn Schipper.

IEF 3018

Artiesten

Bjorn Schipper, (Van der Steenhoven): DJ’s zijn artiesten! Minister zalm schept eindelijk duidelijkheid.

“Op 31 oktober jl. is op de weblog IEForum.nl nog een bericht geplaatst over de fiscale artiestenstatus van DJ’s met de strekking dat de eerder ingediende motie van D66 en SP een pyrrus overwinning bleek. Enkele uitspraken van Minister Zalm gedaan tijdens het speciale wetgevingsoverleg gaven hier aanleiding toe. In de weken daarna is er het nodige gebeurd. Een kort overzicht.”

Lees het overzicht hier.

IEF 2866

Meestal een volwaardige artiest

djs.gifIn aansluiting op deze eerdere berichten: “Het leek een onverwacht eenvoudige overwinning. De motie van D66 en SP die van de dj een artiest moest maken, werd vorige week niet eens in stemming gebracht. Minister Zalm van Financiën nam hem namelijk zomaar over. Een week later blijkt de strijd nog niet over. Uit het verslag van het zogenaamde wetgevingsoverleg blijkt dat de overheid een dj alleen als artiest wil zien "als hij er tenminste een beetje een leuk nummer van maakt en niet alleen plaatjes opzet. In de meeste gevallen is een dj een artiest, tenzij hij niets zegt." Dat laatste benadrukt Zalm later nog met klem.”

Lees hier meer (3voor12vpro.nl).

IEF 2802

Twee maal niet juist omgezet

- GvEA , 26 oktober 2006, zaak C-198/05. Commissie tegen Italie (Nederlandse versie niet beschikbaar).

1- En exemptant du droit de prêt public toutes les catégories d’établissements de prêt public au sens de la directive 92/100/CEE du Conseil, du 19 novembre 1992, relative au droit de location et de prêt et à certains droits voisins du droit d’auteur dans le domaine de la propriété intellectuelle, la République italienne a manqué aux obligations qui lui incombent en vertu des articles 1er et 5 de cette directive.

2- La République italienne est condamnée aux dépens.

Lees het arrest hier

- HvJ, 26 oktober 2006, zaak C-36/05. Commissie tegen Spanje

Bij de omzetting van richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom in 1994, heeft de Spaanse wetgever een uitzondering gemaakt:

„[...] musea, archieven, bibliotheken, documentatiecentra, fonotheken of filmotheken die tot de overheid behoren of deel uitmaken van culturele, wetenschappelijke of educatieve organen van algemeen belang en zonder winstoogmerk, dan wel van onderwijsinstellingen van het Spaanse onderwijsstelsel, dienen voor de uitleningen die zij verrichten de rechthebbenden niet om toestemming te verzoeken noch een vergoeding te betalen”.

De Commissie is van oordeel dat de vergoedingsverplichting nog slechts in twee beperkte gevallen gelding heeft waardoor bijna alle uitleningen van de vergoedingsverplichting vrijgesteld.

Volgens het HvJ gaat het in wezen om de vraag "welke draagwijdte moet worden toegekend aan de bepalingen van artikel 5, lid 3, van de richtlijn, volgens welke de lidstaten „bepaalde categorieën instellingen” kunnen vrijstellen van betaling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde vergoeding". De belangrijkste doelstelling is te garanderen dat auteurs en uitvoerende kunstenaars een passend inkomen ontvangen, zodat de bijzonder hoge en riskante investeringen die met name voor de productie van fonogrammen en films vereist zijn, kunnen worden terugverdiend. Een vrijstelling van de meeste of zelfs alle categorieën instellingen druist in tegen de hoofddoelstelling van de richtlijn.

De door het Koninkrijk Spanje aangevoerde rechtvaardigingsgrond, de bevordering van culturele activiteiten als doelstelling van de richtlijn, wordt door het HvJ afgewezen. Het HvJ acht het juist dat culturele activiteiten een doelstelling van de richtlijn vormen, een andere doelstelling is echter de bescherming van rechthebbenden. Juist ter bescherming van dit recht op vergoeding heeft de gemeenschapswetgever de omvang van de vrijstelling willen beperken, door te verlangen dat de nationale autoriteiten enkel bepaalde categorieën van deze verplichting vrijstellen. Het HvJ oordeelt dat slechts een beperkt aantal categorieën instellingen van de verplichting kan worden vrijgesteld. Ook het argument van het Koninkrijk Spanje "dat de vrijstelling van artikel 37, lid 2, van het decreto legislativo niet geldt voor de „instelling” die de uitleningen verricht, maar voor het „orgaan” dat deze instelling controleert" wordt door het HvJ verworpen:

"Zoals de Commissie terecht opmerkt, getuigt het afhankelijk stellen van de vrijstelling van de vergoedingsverplichting van de door de uitlener gekozen rechtsvorm evenwel van een overdreven juridisch formalisme waardoor de uitlener de vergoedingsverplichting gemakkelijk kan omzeilen. Verder voert het Koninkrijk Spanje niets aan waaruit blijkt dat het gemaakte onderscheid tussen de instelling en het controleorgaan relevant is, terwijl deze twee entiteiten zich uit het oogpunt van de uitleenverrichting in wezen in dezelfde situatie bevinden."

Het HvJ verklaart dan ook "door de meeste of zelfs alle categorieën instellingen voor openbare uitlening van auteursrechtelijk beschermde werken vrij te stellen van de verplichting tot betaling van een uitleenvergoeding aan de auteurs, is het Koninkrijk Spanje de krachtens de artikelen 1 en 5 van richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom, op hem rustende verplichtingen niet nagekomen".

Lees het arrest hier  

IEF 2795

Wel een volwaardige artiest

Update bij ''Geen volwaardige artiest' (eerder bericht hier): De Minister van Financiën heeft de motie geaccepteerd en aangegeven dat per 1 januari a.s. de belastingregels zullen worden aangepast. Daarmee is onder andere een feit dat DJ's in fiscaal opzicht de artiestenstatus krijgen en onder het 6% BTW tarief gaan vallen.

IEF 2792

Geen volwaardige artiest

Bjorn Schipper (Van der Steenhoven Advocaten): DJ debat, leuker kunnen ze niet draaien. SP en D66 eisen artiestenstatus voor DJ’s.

Een bijzonder fiscaal getint onderwerp, maar er zijn raakvlakken met IE. Zo ligt de oorsprong van het standpunt over de artiestenstatus voor DJ's in het auteursrecht en het naburige recht.

 “Het DJ Debat kende dit jaar een fiscaal-juridische insteek en draaide om de centrale vraag of de huidige regelgeving voor DJ’s op het gebied van de loon- en omzetbelasting nog wel van deze tijd is. Binnen de belastingwetgeving blijken DJ’s niet of nauwelijks gedefinieerd te zijn. De fiscus merkt DJ’s vaak nog steeds niet als “volwaardige” artiesten aan."

DJ debat: Leuker kunnen ze niet draaien! SP en D66 eisen artiestenstatus voor DJ’s.

Op zaterdag 21 oktober jl. vond wederom het DJ Debat plaats tijdens het DJ en producer seminar (D3) in het kader van het Amsterdam Dance Event (ADE). Het ADE is de grootste en belangrijkste elektronische (dance)muziekconferentie van Europa en vond van donderdag 19 tot en met zaterdag 21 oktober jl. plaats in Felix Meritis in Amsterdam. De organisatie van het ADE is in handen van Buma Cultuur. Naast een dagconferentie is het ADE óók een nachtfestival waarbij meer dan 300 nationale en internationale DJ’s/dance artiesten hebben opgetreden in een keur van clubs en DJ-café’s in Amsterdam.

Het DJ Debat kende dit jaar een fiscaal-juridische insteek en draaide om de centrale vraag of de huidige regelgeving voor DJ’s op het gebied van de loon- en omzetbelasting nog wel van deze tijd is. Binnen de belastingwetgeving blijken DJ’s niet of nauwelijks gedefinieerd te zijn. De fiscus merkt DJ’s vaak nog steeds niet als “volwaardige” artiesten aan. In het kader van de loonbelasting betekent dit dat DJ’s lang niet altijd onder de speciale artiestenregeling vallen. Het is dus twijfelachtig of over gages van DJ’s loonbelasting geheven moet worden en of DJ’s onder de sociale verzekeringen vallen. Voor wat betreft de omzetbelasting geldt dat voor DJ’s ten opzichte van andere artiesten verzwaarde fiscale eisen gelden om onder de regeling van het verlaagde BTW-tarief (6%) te kunnen vallen. Alleen ingeval een DJ in een professionele studio zélf muziekwerken produceert én over hem of haar door collega’s in vakliteratuur artikelen of recensies worden geschreven, kan een DJ onder het lage BTW tarief vallen. Gevolgen van het huidige arbitraire fiscale beleid: verstoring van de concurrentieverhoudingen en rechtsonzekerheid voor zowel DJ’s als organisatoren van feesten en festivals. Met in het achterhoofd de mogelijkheden die het recht van de intellectuele eigendom ons biedt om de draaiprestaties van DJ’s (artiesten?!) te beschermen, dient de vraag zich aan of we vandaag de dag niet toe zijn aan een fiscale herdefiniëring van DJ’s, en wat dit allemaal met zich mee kan brengen voor de dance sector?

Aan de hand van dit onderwerp en de stelling “De huidige belastingregels voor DJ’s zijn niet (meer) van deze tijd” zijn belastingadviseur Dick Molenaar (All Arts Tax Advisers) en de kamerleden Arda Gerkens (SP) en Boris van der Ham (D66) onder leiding van advocaat Bjorn Schipper (Van der Steenhoven Advocaten) afgelopen zaterdag in Felix Meritis met elkaar de discussie aangegaan.

Arda Gerkens, onder andere auteur van de initiatiefnota “Oorstrelend en hartveroverend” ter verbetering van de positie van de Nederlandse artiest, sloot zich aan bij de kritiek van Dick Molenaar op de huidige fiscale regels voor DJ’s. Het is niet aan de belastinginspecteur om uit te maken of de ene DJ wel en de andere DJ niet als artiest gezien kan worden.

Ook Boris van der Ham, onder andere auteur van het “D66 Dance Manifest” en pleitbezorger van minder betutteling van de dance sector en méér investeringen in dance, liet zich niet onbetuigd en viel het huidige arbitraire beleid van de fiscus ten aanzien van dance en DJ’s inhoudelijk aan. De artiestenstatus voor DJ ’s moet er komen, zelfs al zou dat met een “schot hagel” bereikt moeten worden. 

De panelleden pleitten met betrekking tot de loonbelasting voor het recht op keuzevrijheid: artiestenregeling of “zelfstandigheid”. DJ’s (maar ook bijvoorbeeld VJ’s) dienen hiervoor door de fiscus per definitie als artiesten aangemerkt te worden om als zodanig onder de speciale artiestenregeling te kunnen vallen. Indien DJ’s niet onder deze artiestenregeling willen vallen en dus “zelfstandig” wensen te zijn, kan een zogeheten verklaring arbeidsrelatie met winst uit onderneming (VAR-WUO) uitkomst bieden. Het is dus aan de DJ/artiest om hierin een keuze te maken. Dit schept voor de organisatoren meteen duidelijkheid. Wél dient ter voorkoming van gigantische naheffingen door de fiscus een soort “generaal pardon” gegeven te worden voor het verleden.

Als het aan de panelleden ligt, worden de verzwaarde fiscale eisen die aan DJ’s gesteld worden in het kader van de heffing van omzetbelasting, meteen afgeschaft. Optredens van DJ’s dienen volgens het panel per definitie onder het lage BTW tarief te vallen. Dit zal onze (muziek) cultuur in het algemeen ten goede kunnen komen. Als we daarbij bedenken dat voor overige artiesten géén verzwaarde materiële eisen gelden, zorgt het bestaan van deze “DJ-voorwaarden” op zichzelf al voor rechtsongelijkheid. Inhoudelijk valt op de voorwaarden eveneens het nodige af te dingen. Zo zijn de “DJ-voorwaarden” geschreven voor producers van muziekwerken (niet zijnde DJ’s) en schepen ze de dance sector met een onnodig zware administratieve last die betrekking heeft op het verzamelen van publicaties over artiesten. Afschaffen dus! 

Arda Gerkens en Boris van der Ham hebben aan het einde van het debat bevestigd dat nog deze week bij de behandeling van het belastingplan in de Kamer in de vorm van een motie een aanzet gegeven zal worden voor erkenning van de artiestenstatus voor DJ’s en het schrappen van de huidige voor DJ’s en de dance industrie geldende maar achterhaalde fiscale regels. Het verbaast niet dat de publieksstemming aan het einde van het debat haast unaniem was: de huidige belastingregels voor DJ’s zijn niet meer van deze tijd!

BS

Lees hier een bericht op 3voor12.nl over het debat.

 

IEF 2789

Wetgeving

- Wijziging Goedkeuringswet inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (30.633)  

Dit wetsvoorstel strekt tot nakoming van de toezegging aan de Eerste Kamer te bevorderen dat in de Goedkeuringswet bij het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (30.403) een parlementair instemmingsrecht bij besluiten van het Comité van Ministers wordt opgenomen.

Het voorstel is op 5 oktober 2006 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamercommissie voor Economische Zaken heeft op 17 oktober 2006 het blanco eindverslag uitgebracht. Het voorstel wordt op 31 oktober 2006 als hamerstuk afgedaan.

Lees hier meer.

- Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Auteurswet 1912, de Wet op de naburige rechten, de Databankwet, de Handelsnaamwet, de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484), de Zaaizaaden plantgoedwet 2005 en de Landbouwkwaliteitswet ter uitvoering van Richtlijn nr. 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195)

Het voorstel is op 19 oktober 2006 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. Het voorstel is in behandeling bij de Eerste Kamercommissie voor Justitie.

Lees hier meer.

IEF 2516

Acteursrecht

Persbericht St. Norma: “Naburige Rechtenorganisatie NORMA heeft namens musici en acteurs in binnen- en buitenland de Nederlandse kabelmaatschappijen UPC, Essent Kabelcom, Casema, Multikabel en DELTA Kabelcomfort gedagvaard.

 

(…) De kabelmaatschappijen maken volgens NORMA al jaren inbreuk op de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars door zonder toestemming radio- en  televisieprogramma’s en films door te geven via de kabel. Onderhandelingen tussen NORMA en de kabelaars over een vergoeding voor dit gebruik zijn op niets uitgelopen. Ook gesprekken met branchevereniging Vecai hebben niet geleid tot een overeenkomst over de vergoeding waar acteurs en musici wettelijk recht op hebben.”

 

Lees het volledige persbericht hier.

IEF 2336

Gelden opslokken

Jaarverslag 2005, College van Toezicht Collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten.

De ervaring heeft geleerd dat zonder een deugdelijke en gelegitimeerde beheersorganisatie de praktische effectuering van vergoedingsrechten niet goed te realiseren is. Toezicht op collectieve beheersorganisaties is om een aantal redenen wenselijk.

Allereerst omdat de collectieve beheersorganisaties beschikken over een wettelijk monopolie. Voorts omdat bij eigen-recht-organisaties (de collectieve beheersorganisaties, uitgezonderd Buma) aan rechthebbenden bij wet de mogelijkheid is ontnomen om hun rechten zelfstandig uit te oefenen. Ten slotte is van belang dat collectieve beheersorganisaties belangrijke maatschappelijke en economische taken vervullen, waarmee tevens grote financiële belangen gemoeid zijn.

Sinds het College met zijn werkzaamheden van start is gegaan, worden steeds vaker klachten voorgelegd over collectieve beheersorganisaties. Deze klachten worden met name door individuele betalingsplichtigen onder de aandacht van het College gebracht, en hebben regelmatig een zeer casuïstisch karakter

Het College is belast met het toezicht op de inning en de verdeling van vergoedingen door collectieve beheersorganisaties: de Buma, de Stichting Reprorecht, Stichting De Thuiskopie, de Stichting ter exploitatie van naburige rechten (Sena) en de Stichting Leenrecht

In 2005 was het College als volgt samengesteld: H.F. Dijkstal (voorzitter), mr. Th.R. Bremer (lid) en C.J. Regoort RA (lid).

.Lees het jaarverslag hier.