DOSSIERS
Alle dossiers

Overig  

IEF 15087

Italië treedt toe tot eenheidsoctrooi

Uit het persbericht (vrije vertaling): "Vanochtend schreef ik aan de commissaris voor de interne markt, industrie, ondernemerschap en het MKB, Elżbieta Bieńkowska, en het voorzitterschap van Luxemburg de aankondiging van de Italiaanse beslissing om het eenheidsoctrooi Europese Unie toe te treden. De beslissing die we hebben genomen is een noodzakelijk en nuttig keuze voor Italiaanse bedrijven, die geen invloed heeft onze positie vastbesloten om de rol van de Italiaanse taal te verdedigen in de Europese instellingen. Italië en de Europese Unie moet innovatie te delen en ik denk dat dit een stap in de goede richting."

IEF 15005

Consultation on reforms to the EPO boards of appeal

Consultatie EPO Proposal for a structural reform of the Boards of Appeal (BOA) t/m 30 juni 2015.
Uit het persbericht: The European Patent Organisation has launched a structural reform of its Boards of Appeal. The main features of the proposed reform are described in the attached document (CA/16/15) , which has been presented by the European Patent Office to the Administrative Council in March and has met with broad support. The aim of the reform is to ensure and increase the organisational and managerial autonomy of the Boards of Appeal, the perception of their independence as enshrined in Article 23 EPC, as well as their efficiency within the legal framework of the current European Patent Convention.

The aim is also to take account of national, European and international developments aiming at enhancing the autonomy of the Judiciary and/or the efficiency.

The European Patent Office, which will prepare the relevant concrete proposals to be submitted to the Administrative Council, would welcome contributions from the users of the European patent system concerning possible improvements of the functioning of the Boards of Appeal with respect to both their autonomy and the perception of their independence and their efficiency. Contributions from the users will be duly considered in the preparation of the future concrete proposals and presented to the Administrative Council. Contributions will be processed and presented to the Administrative Council in an anonymised manner and an excerpt of the contributions will be made available to the general public.

We would in particular welcome contributions concerning the following questions:
Question A: Position of the Boards of Appeal – Independence
Question B. Work of the Boards of Appeal - Efficiency
Question C. Work of the Boards of Appeal – Procedure
Question D. Boards of Appeals Committee (BOAC)
Question E. Proceedings of petitions for review
Question F. General

IEF 14947

Geen directe inbreuk op Akamai octrooien consequenties voor diagnostisch methodes

US Court Federal Circuit 13 mei 2015, IEF 14947 (Akamai Technologies tegen Limelight Networks)
Redactionele bijdrage van Jenny Cromsigt, V.O.. De US Federal Circuit heeft een beslissing gegeven in Akamai Technologies, Inc. v. Limelight Networks, Inc en bevestigt daarmee de eerdere District Court beslissing dat Limelight geen inbreuk maakt op de octrooien van Akamai. Volgens de rechtbank maakt Limelight geen inbreuk omdat niet elke stap van de methode conclusies door Limelight wordt uitgevoerd en Limelight niet verantwoordelijk is voor de acties van zijn klanten.

In de huidige zaak voerde Limelight niet alle stappen van de geoctrooieerde methode van Akamai uit, maar beargumenteerde Akamai, de klanten van Limelight voeren de rest van de stappen uit en voor die reden zou Limelight dus wel inbreuk maken. In de eerste beslissing van de Federal Circuit werd besloten dat Limelight geïnduceerde inbreuk maakte (Induced infringement 35 USC § 271(b)). De Supreme court echter wees de zaak terug en gaf aan dat Limelight alleen voor geïnduceerde inbreuk veroordeelt kan worden als er ook directe inbreuk plaats vindt.

In de nieuwste beslissing keek de rechtbank of Limelight ook verantwoordelijk was voor directe inbreuk.
Er werd overwogen dat er alleen directe inbreuk is als alle stappen van een geoctrooieerde methode uitgevoerd worden door één enkele partij. Daarnaast werd overwogen dat het bevorderen of instrueren van andere om een actie uit te voeren niet hetzelfde is als zelf de actie uitvoeren en resulteert dus niet in een directe inbreuk. Hoewel het bevorderen van inbreuk onder geïnduceerde inbreuk valt, is een voorwaarde voor het toekennen van geïnduceerde inbreuk dat er één enkele partij verantwoordelijk is voor de complete uitvoering van een directe inbreuk.

In deze zaak werden stappen uitgevoerd door Limelight maar een deel van de stappen van de geoctrooieerde methode werden niet door Limelight uitgevoerd maar door klanten van Limelight. Volgens de rechters heeft Akamai niet voldoende aangetoond dat de acties van de klanten onder de verantwoordelijkheid van Limelight vallen.

Deze zaak gaat over computer gerelateerde uitvindingen maar deze beslissing heeft consequenties voor octrooien in het gebied van diagnostiek en personalised medicine waar artsen , patiënten en laboratoria ieder delen van een diagnostische of therapeutische methodes uitvoeren. In de US is het door Prometheus en Myriad lastig geworden om diagnostische methodes geoctrooieerd te krijgen als deze methode geen therapeutische stap bevat. Deze beslissing geeft dus een soort Catch 22 situatie: zonder therapeutische stap wordt geen octrooi toegekend maar met een therapeutisch stap is het erg lastig om inbreuk verleend te krijgen.

IEF 14930

Public Consultation on Unified Patent Court Fees and Recoverable Costs

Van de website: On the 8 May the Preparatory Committee launched a public consultation on the fee structure for the Court. The consultation document comprises of two options for a revised Rule 370, a table of fees, a scale of ceilings for recoverable costs and an Explanatory Note. Responses are to be sent electronically to the secretariat@unified-patent-court.org before midnight on the 31 July (there is no guarantee that responses received after this date will be taken into consideration). In order to facilitate the processing of the submissions received the members of the Preparatory Committee would be grateful if responses are sent in English.

The Committee shall only consider contributions from stakeholders and other interested parties whose identity can be established and who can be contacted at least via e-mail. Contributors who represent organisations are requested to indicate so. If not, their contributions shall be considered to have been made in a personal capacity. Personal data (such as name and address of the contributor, name and type of the organisation, name of the contact person etc.) shall be kept only for the purpose of the consultation and may be used by the Committee for activities related to the consultation. Personal data shall not be given to third parties and shall be destroyed once the analysis of the consultation is completed.

The fee structure for the Unified Patent Court will comprise fixed fees and, for certain actions, an additional value based fee.  The fee levels proposed are the lowest that will enable eventual sustainability of the Court.

As well as proposing fee levels, the consultation also addresses a number of points including:
- support for small and medium sized enterprises (SMEs), not for profit organisations and certain other bodies as set out in the Agreement by providing two possible options
- the threshold at which a value-based fee will be payable
- a scale of ceilings for recoverable costs

Comments are welcome on any aspect of the proposal and will be considered by the Preparatory Committee and its appropriate Working Groups prior to publication of an agreed fee structure.

IEF 14900

Internetconsultatie Europees octrooipakket

Internetconsultatie 1-25 mei 2015
Op vrijdag 1 mei 2015 is de internetconsultatie gestart voor het conceptwetsvoorstel voor de wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de Overeenkomst betreffende een Eengemaakt octrooigerecht (Rechtspraakverdrag) en de komst van het Europees octrooi met eenheidswerking. De voorgestelde wetswijziging brengt de Rijksoctrooiwet 1995 in lijn met de materieelrechtelijke bepalingen uit het Rechtspraakverdrag, en bevat enige andere aanpassingen om een goede werking van het Europees octrooi met eenheidswerking en het Rechtspraakverdrag te verzekeren. Het Ministerie van EZ hecht grote waarde aan de betrokkenheid van belanghebbenden bij deze ontwikkelingen. We nodigen u uit om online te reageren op de voorgenomen wijzigingen.

Daarbij verzoeken we u indien mogelijk:
- concrete (tekst)suggesties te doen; en
- zo vroeg mogelijk in de looptijd van de consultatie te reageren.

Zodoende kan de impact van de internetconsultatie worden vergroot zonder dat dat tot vertraging in het wetgevingsproces hoeft te leiden. De sluitingsdatum van de consultatie is 25 mei 2015.

Concept regeling - Overeenkomst betreffende eengemaakt octrooigerecht - Te implementeren regeling - Memorie van toelichting (ontwerp)

IEF 14807

Antwoord kamervragen over evergreening middels octrooien

Antwoord kamervragen over het feit dat geneesmiddelenfabrikanten de prijzen van geneesmiddelen hebben opgedreven, en de kosten voor geneesmiddelen hebben verhoogd, Aanhangsel Handelingen II, 2014-2015, 1677.
Octrooirecht. Vraag 5 en 6: Wat is uw mening over de mogelijkheden die fabrikanten hebben om hun marktexclusiviteit te behouden en te verlengen? Op welke manier zou ingegrepen kunnen worden op de door de ACM genoemde drie strategieën van de fabrikanten? Bent u van plan daadwerkelijk in te grijpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en hoe? Welke rol zou het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) naar uw mening kunnen en moeten spelen om evergreening tegen te gaan? Welk instrumentarium zou ingezet kunnen worden tegen evergreening?

Antwoord 5 en 6: De door de ACM beschreven suggesties, die stoelen op de praktijk waarbij fabrikanten het geldende octrooirecht gebruiken om hun marktexclusiviteit te verlengen, vallen binnen de reikwijdte van die wet. Dit leidt in voorkomende gevallen tot een langere periode waarover geen alternatief is voor het merkgeneesmiddel. De ACM merkt op dat het op nationaal niveau niet of nauwelijks mogelijk is om in te grijpen in het octrooisysteem. Deze praktijken strekken ook verder dan Nederland alleen. De Nederlandse geneesmiddelenmarkt maakt immers slechts zo’n 1% van de wereldmarkt uit.
Dat neemt niet weg dat ik op andere vlakken wel degelijk acties neem om onnodig hoge prijzen (zoals bijvoorbeeld bij «Me-Too») te beheersen.
Ik ben het overigens eens met de opvatting van de ACM dat de Marktautoriteit, in Nederland het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), zich primair moet richten op de beoordeling van de werkzaamheid en veiligheid van geneesmiddelen en geen rol heeft in afwegingen ten aanzien van kosten en kwaliteit.
In de situatie die de ACM beschrijft als «Pay for Delay» schikkingen van octrooirechtzaken, zie ik geen taak voor de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik ben verheugd dat de ACM deze tactieken, waarvan de gevolgen overigens eveneens niet uitsluitend voor Nederland gevolgen hebben, met aandacht volgt en indien hiertoe aanleiding is, optreedt.
Zoals ik u eerder mededeelde2, zal ik de komende periode bezien in hoeverre ik ongewenste praktijken rond prijsstelling van geneesmiddelen actief kan aanpakken. Dit vergt een brede aanpak, waarbij uiteraard ook aandacht moet uitgaan naar Europese regelgeving en mededingingsrechtelijke aspecten.
IEF 14774

Rood licht voor octrooi op paarse radijs-spruit

Bijdrage ingezonden door Ellen Crabbe en Johan Brants, Brantsandpatents. De Haagse rechtbank heeft het Nederlandse deel van Europees octrooi EP 1 290 938 nietig verklaard wegens voorgebruik. EP 1 290 938 heeft betrekking op een radijsplant die paarse cress voortbrengt. De radijsplant in kwestie werd verkregen via klassieke verdeling met startmateriaal uit de zadenbank van Wageningen. In 2012 startte de octrooihouder Taste of Nature op basis van EP 1 290 938 een inbreukprocedure tegen concurrent Cresco, een Nederlandse producent van cress. Cresco vorderde daarop de nietigheid van het octrooi.

In een eerder, spraakmakend vonnis in kortgeding had de Haagse voorzieningenrechter al geoordeeld dat er een niet geringe kans was dat het octrooi nietig zou worden verklaard, aangezien er aan planten verkregen via een klassiek verdelingsproces bij wet geen bescherming kan worden geboden. Volgens de voorzieningenrechter vallen dergelijke planten onder de exclusie van Art. 53 (b), dat bepaalt dat veredelingsprocessen niet octrooieerbaar zijn. De voorzieningenrechter was van mening dat ook aan voortbrengselen van deze veredelingspocessen bijgevolg geen octrooi mag worden toegekend. Het toelaten van octrooibescherming op planten verkregen via veredeling zou immers een uitholling van Art. 53 (b) betekenen.

Hoewel de Grote Kamer van Beroep bij het EOB in de Tomaat en Broccoli-zaak zich momenteel over dezelfde vraag buigt, werd deze zienswijze in beroep alsook bij tussenvonnis in de zaak te gronde verworpen.

De Haagse rechtbank verklaart EP 1 290 938 in het eindvonnis nu nietig wegens gebrek aan nieuwheid. De rechtbank acht het bewezen dat de paarse radijsspruiten door Koppert Cress al aan klanten werden geleverd voor datum van octrooi. Het baseert zich hiervoor op getuigenverklaringen van afnemers uit de markt.

Als gevolg van deze uitspraak vervalt de eerdere uitspraak in het beroep in kortgeding. Taste of Nature wordt veroordeeld tot het (terug)betalen van alle proceskosten aan Cresco.

Het vonnis kan hier worden nagelezen.

IEF 14756

EPLIT annual meeting Paris

Paris, 29 May 2015. Agenda - registration form. We now have the pleasure to announce our second annual meeting which will take place on 29 May 2015 in Paris. Attached the agenda for this second annual meeting. The speakers at the meeting are deeply involved in setting up the Unified Patent Court, so we are confident that they will share some hot off the press news regarding the ongoing preparatory work for this Court with us.

Programme
9:00 Opening by the President, administrative and financial issues
9:30 Presentations from Working Groups about their activities
10:30 Coffee break
11:00 The way in which European patent attorneys can contribute to making the UPC system a success – Mr. Patrice Vidon (Cabinet Vidon)
11:45 The developments towards a litigators certificate for European Patent Attorneys – Ms. Bernadette Makoski (German Ministry of Justice)
12:30 Lunch
14:00 The ongoing preparations towards the unitary patent system – Ms. Margot Fröhlinger (European Patent Office)
14:45 The establishment of the Central Division and preparations for the UPC system in France - Mr. Max Brunner (French Ministry of Justice)
15:30 Coffee break
16:00 Panel discussion about the industry’s preparations for the UPC system with Ms. Marianne Rots (Unilever), Mr. Ronald Pols (Hexcel), Mr. Edward Oates (Carpmaels & Ransford), Mr. Pieter Vandersteen (Janssen Pharmaceutica)
17:00 Closing of Conference

IEF 14709

Opheffing e-mailblokkade vanwege fundamentele rechten EOB-medewerkers

Hof Den Haag 17 februari 2015, IEF 14709; ECLI:NL:GHDHA:2015:255 (Vakbondsunie EOB en Staff Union EPO tegen Europese Octrooi Organisatie)
Grieven falen. E-mails niet langer blokkeren vanwege stakingsrecht. EOO is een internationale publiekrechtelijke rechtspersoon met vestigingen in meerdere Europese landen. Overtreding van stakingsregels. Een personeelslid is het niet eens met een jegens hem genomen besluit kan daartegen op grond van het Dienstreglement opkomen door middel van een interne beroepsprocedure. Het Hof gebiedt EOO VEOB en SUEPO onbelemmerde toegang tot het e-mailsysteem van EOO te geven, meer in het bijzonder door ervoor zorg te dragen dat e-mails afkomstig van ‘@suepo.org’ niet langer worden geblokkeerd, (...)

het gebruik van groepsmail voor vakbondsdoeleinden niet langer wordt geblokkeerd en dat vakbondsvertegenwoordigers die via hun persoonlijke werk-emailadres algemene communicaties sturen naar EOO-werknemers in verband met vakbondgerelateerde onderwerpen, niet langer worden gedreigd met disciplinaire maatregelen.

3.6 Het hof stelt bij de behandeling van deze grief het volgende voorop. VEOB c.s. beroepen zich voor hun stelling dat de Nederlandse rechter in dit geval voorbij zou moeten gaan aan de aan EOO verleende immuniteit van jurisdictie, in de eerste plaats op art. 6 EVRM. Het in art. 6 EVRM besloten liggende recht op toegang tot de rechter is volgens vaste jurisprudentie van het EHRM niet absoluut. Dit recht kan worden beperkt, mits de kern van het recht niet wordt aangetast en mits de beperking een legitiem doel dient en proportioneel is ten opzichte van het met de beperking nagestreefde doel. Het EHRM heeft in de eerdergenoemde zaken Beer and Regan/Germany (28934/95) en Waite and Kennedy/Germany (26083/94) van 18 februari 1999 beslist dat het verlenen van immuniteit aan een internationale organisatie als EOO een legitiem doel dient. Bij de beoordeling van de vraag of voldaan is aan het proportionaliteitsvereiste is voor het EHRM een “material factor” of aan partijen als VEOB c.s. “reasonable alternative means to protect effectively their rights under the Convention” ten dienste staan. Het hof leidt uit de uitspraken van het EHRM in de twee genoemde zaken, alsmede uit zijn uitspraken in de zaken A.L./ Italie (41387/98) van 11 mei 2000 en Bosphorus v. Ireland (45036/98) van 30 juni 2005 af, dat het daarbij niet gaat om de vraag of de alternatieve rechtsgang dezelfde bescherming biedt als art. 6 EVRM, maar of deze een bescherming verschaft die daarmee vergelijkbaar (“comparable”) is. Doorslaggevend is of de beperking in de toegang tot de nationale rechter “the essence of their “right to a court” (“la substance même du droit”) aantast, of dat de bescherming van de door het EVRM gewaarborgde rechten “manifestly deficient” is. Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat de stellingen van VEOB c.s. getoetst moeten worden aan de vraag of de aan EOO verleende immuniteit van jurisdictie het wezen van hun recht op toegang tot de rechter heeft aangetast.

3.8 De omstandigheid dat individuele werknemers van EOO wel bij EOO en vervolgens ILOAT kunnen opkomen tegen beperkingen op hun stakingsrecht, namelijk tegen de wegens overtreding van de stakingsregels mogelijk jegens hen getroffen maatregelen, is in dit verband niet doorslaggevend. Art. 11 EVRM waarborgt immers het recht op collectieve actie en op collectief onderhandelen. Het zou in strijd zijn met het collectieve karakter van deze rechten indien uitsluitend individuele werknemers, achteraf, tegen de aantasting van deze rechten zouden kunnen opkomen. Een dergelijke rechtsgang kan niet worden beschouwd als een effectief rechtsmiddel ter handhaving van de hier in het geding zijnde collectieve rechten. Voor wat betreft het recht op collectieve onderhandelingen kan nog veel minder worden ingezien hoe dit in de rechtsgang van een individuele werknemer bij ILOAT aan de orde zou kunnen worden gesteld, of van welke andere rechtsgang VEOB c.s. gebruik zouden kunnen maken.

3.10 Zoals hiervoor is aangestipt, betekent het enkele feit dat een alternatieve rechtsgang ontbreekt niet dat een schending van art. 6 EVRM moet worden aangenomen en dat de immuniteit van jurisdictie moet worden doorbroken. Het hof is echter van oordeel dat er bijkomende omstandigheden zijn waardoor daar in het onderhavige geval wel aanleiding voor is. Het gaat in deze zaak immers om de rechten van vakbonden op het voeren van collectieve actie en collectieve onderhandelingen, dat wil zeggen om rechten die behoren tot de fundamentele beginselen van een open en democratische rechtsstaat en die erkenning hebben gevonden in meerdere (hiervoor genoemde) verdragen. De stellingen van VEOB c.s. houden bovendien in dat deze rechten door EOO stelselmatig en op vergaande wijze worden geschonden, doordat het recht op staking op ontoelaatbare wijze wordt ingeperkt en VEOB c.s. het recht om deel te nemen aan collectieve onderhandelingen geheel wordt ontzegd, hoewel zij voldoende representatief zijn. Van deze stellingen kan in ieder geval niet gezegd worden dat zij prima facie ongegrond zijn. Dit betekent dat het beroep van EOO op de haar verleende immuniteit van jurisdictie disproportioneel is. De Nederlandse rechter is dan ook in dit geval bevoegd van de vorderingen van VEOB c.s. kennis te nemen, hetgeen ook kan betekenen dat die rechter beslissingen neemt die gevolgen hebben voor de organisatie van EOO.

3.17 De stellingen van EOO dat VEOB c.s. de mogelijkheid hebben effectief op te roepen tot staking maar daar geen gebruik van hebben gemaakt, dat het organiseren van een staking allang mogelijk is gebleken en dat voor EOO geen verplichting bestaat om het oproepen tot stakingen via haar e-mail te faciliteren, falen. Het hof acht voldoende aannemelijk dat VEOB c.s. hinder ondervinden dan wel dreigen te ondervinden van de maatregelen die EOO in verband met stakingsacties heeft genomen. Hierin ligt besloten dat VEOB c.s. een spoedeisend belang hebben bij hun tegen deze maatregelen gerichte vorderingen. Op de vraag of voor EOO de verplichting bestaat om het oproepen tot staking via haar e-mail te faciliteren komt het hof hierna, bij de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen terug.

3.18 EOO heeft zich behalve op immuniteit van jurisdictie, tevens beroepen op de stelling dat zij als internationale organisatie autonoom is op personeelsgebied, dat de interne regels van EOO een eigen rechtsorde vormen en dat de nationale rechter zich daarin niet mag mengen. Wat hier ook in het algemeen van zij, deze autonomie gaat in ieder geval niet zo ver dat EOO algemeen in Europa erkende grondrechten zou mogen schenden zonder dat partijen als VEOB c.s. daartegen een effectief rechtsmiddel zouden kunnen instellen. Bij haar betoog dat Nederlands recht niet van toepassing is op dit geschil heeft EOO geen belang, aangezien het hof niet Nederlands recht zal toepassen maar zich rechtstreeks zal baseren op de verdragsrechtelijke normen waarop VEOB c.s. zich beroepen.

5.1 De vordering sub II (zoals gewijzigd in hoger beroep) houdt in dat EOO wordt geboden haar schendingen van het recht op staking en het recht op collectief onderhandelen, alsmede het recht van vergadering en vereniging en schendingen van de maatschappelijke zorgvuldigheid te beëindigen, althans voor wat betreft de werknemers van EOO werkzaam bij de vestiging in Rijswijk. Het hof acht deze vordering grotendeels te vaag om voor toewijzing in aanmerking te komen. Dit geldt ook voor de bij pleidooi in hoger beroep ingestelde eisvermeerdering. Afgezien van het feit dat deze nauwelijks is toegelicht, kan wel uit de stellingen van VEOB c.s. worden afgeleid wat de aanleiding tot deze eiswijziging is geweest, maar niet wat VEOB c.s. nu eigenlijk vorderen. Uit de dagvaarding in eerste aanleg valt alleen met voldoende duidelijkheid af te leiden dat VEOB c.s. bedoelen dat zij (weer) in staat moeten worden gesteld onbelemmerd gebruik te maken van de interne e-mailfaciliteiten, in die zin dat e-mails afkomstig van ‘@suepo.org’ niet langer worden geblokkeerd, dat het gebruik van groepsmail voor vakbondsdoeleinden niet langer wordt geblokkeerd en dat vakbondsvertegenwoordigers die via hun persoonlijke werk-emailadres algemene communicaties sturen naar EOO-werknemers in verband met vakbondgerelateerde onderwerpen worden gedreigd met disciplinaire maatregelen. Hieromtrent overweegt het hof het volgende.