DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 1657

De geest van de waarschuwing (3 & 4)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 16 februari 2005. Eén kort geding, twee arresten: (1) Goliath B.V. tegen Canenco B.V en (2) Jakks Pacific Inc. tegen Canenco B.V. Het Haagse Hof nuanceert de feiten en vernietigt dit vonnis van de Haagse voorzieningenrechter.
 
De voorzieningenrechter stelde eerder vast dat Goliath en Jakks jegens de afnemers gesteld zouden hebben dat er sprake zou zijn van inbreuk, maar dat er bij marginale toetsing geen sprake is van inbreuk op auteursrecht of (ongeregistreerd) modellenrecht, en dat Goliath en Jakks daarom onrechtmatig gehandeld hebben.

Het hof acht echter aannemelijk dat distributeur Goliath aan Intertoys, Bart Smit en Toys ‘r Us slechts heeft meegedeeld dat Jakks, de producent van Fly Wheel, aan concurrent Canenco heeft laten weten dat zij bezwaar heeft tegen de verkoop van de Rip Racer omdat daarmee intellectuele eigendomsrechten van Jakks geschonden zouden worden. Deze mededeling kan niet als in strijd met de waarheid worden aangemerkt en er is dus geen sprake van onrechtmatig handelen. Of er wel of geen sprake is van inbreuk kan volgens het hof in het midden blijven.

Ook Jakks kan niet worden tegengeworpen dat zij de mededeling aan haar distributeur heeft gedaan. Afgezien van de uiteindelijke rechtsgeldigheid van de aanspraken, is het voor het hof aannemelijk dat de mededeling serieus was bedoeld.

Tussen Jakks en Goliath is over deze zaak overleg geweest en  Goliath beschikte over een (concept-)brief van de Franse advocaat van Jakks. Tussen Jakks en Goliath bestaat daarnaast een contractuele relatie en zij hebben een gezamenlijk en gerechtvaardigd belang bij handhaving van eventuele intellectuele eigendomsrechten op de Fly Wheel. Aan het kan niet worden tegengeworpen dat zij 'samen optrekken'. Niet aannemelijk is geworden dat Jakks en Goliath welbewust hebben samengespannen tegen Canenco met het oogmerk Canenco te schaden en dat de mededeling aan Canenco als een loos dreigement moet worden aangemerkt."

Op hun beurt vorderen Goliath en Jakks Canenco te gelasten een rectificatiebrief te sturen. Zij moesten immers na betekening van het vonnis van de voorzieningenrechter gedwongen rectificatiebrieven sturen met een onjuiste inhoud. Het hof overweegt dat het versturen van een rectificatie - een zuiver feitelijk doen - zich naar haar aard niet leent voor ongedaanmaking. Een eventuele waardevergoeding (art. 6:210 lid 2) dient in een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt te worden. 

Maar eigenlijk hebben Goliath en Jakks onvoldoende belang bij de vordering tot ongedaanmaking. Het staat hen immers vrij na vernietiging van het vonnis zelf een brief sturen aan haar afnemers. Een rectificatie van de wederpartij zou daar weinig aan toevoegen in de ogen van het hof.

Lees arrest 1 hier, arrest 2 hier.

IEF 1553

Groeten uit Haarlem

Rechtbank Haarlem, 25 januar1 2005, LJN: AV0363. Matix Souvenirs B.V. tegen Deco World. Windmolens strijden voor de verandering eens tegen elkaar. Geen auteursrecht, geen slaafse nabootsing. Aardig is dat de windmolens van beide partijen in dezelfde Chinese fabriek worden gemaakt.

Matix stelt dat Deco c.s. inbreuk maakt op de auteursrechten van Matix, dan wel Matix slaafs nabootst omdat Deco c.s. souvernir-molentjes verkoopt die grote gelijkenis vertonen met de souvenir-molentjes van Matix, zowel wat betreft het concept als wat betreft de vormgeving.

In een brief van 15 januari 2004 van Deco c.s. aan Matix is, voor zover van belang, vermeld:

“Op de beurs Regards 2002 heb je een eigen serie kunsthars molens geïntroduceerd, hetgeen je goed recht is. Aangezien jouw molens er gedetailleerder uitzagen en bovendien zeer gunstig in de prijs liggen, waren wij hier zakelijk gezien niet blij mee. That’s business, en wij accepteerden ons verlies resp. nederlaag t.a.v. de kwaliteit en prijs. Het idee echter van Nederlandse kunsthars molens in de vorm zoals wij deze reeds 10 jaar hebben, en jij de imitatie 1 jaar, is van Deco !

We hebben nu op de beurs Regards 2003 onze eigen serie molens ten toon gesteld, die we reeds 10 jaar op de markt brengen. Inderdaad fraaier dan onze oude serie, de techniek verbetert en we zijn nooit te oud om iets te leren. De modellen hebben wij al 10 jaar in de collectie! In principe heb je nu hetzelfde gevoel, dat wij tijdens de beurs Regards 2002 hadden t.a.v. de door jou van ons geïmiteerde serie kunsthars molens! Heet dit “een koekje van eigen deeg” ? Jouw opstelling is kinderachtig te noemen.(...)”

De rechtbank overweegt als volgt:
 
Zoals de rechtbank uit eigen waarneming heeft kunnen constateren staat vast dat geen van de 6 modellen van Deco c.s. identiek zijn aan de 4 modellen van Matix. (…) Op grond van die ontwikkeling is bij de laatste versie van de molentjes van Deco c.s. een stijlbreuk te constateren ten aanzien van haar oudere modellen. Vast staat voorts dat de molentjes van Deco c.s. sinds 2003, nadat Matix in 2002 haar eigen serie van 4 molentjes op de markt heeft gezet, op een soortgelijke voetplaat zijn bevestigd als de molentjes van Matix. Dat de kleurstelling van de molentjes van Deco c.s. van 2003 grote gelijkenis vertonen met Matix, ontkent Deco c.s. op zichzelf niet.

Op zichzelf genomen is het idee om een serie souvenirs van bepaalde molentypes te vormen door Matix noch door Deco c.s. te monopoliseren. Op grond van de constatering dat elk van de 10 verschillende modellen een andere uitvoering van een molen voorstelt waarbij de plaatsing en de vorm van de bijgebouwen, de boompjes en de poppetjes bij elk model verschillend zijn, is de rechtbank van oordeel dat de individuele molentjes van Deco c.s. niet zijn aan te merken als verveelvoudigingen van de molentjes van Matix en dat op grond daarvan geen sprake is van inbreuk op mogelijke auteursrechten ten aanzien van de afzonderlijke modellen.

Matix kan zich ook niet beroepen op bescherming van haar serie molens op grond van de gemeenschappelijke kenmerken van de individuele molentjes. Het auteursrecht geeft geen bescherming aan een bepaalde stijl waarin bepaalde werken zijn gemaakt. Dit geldt temeer waar het hier gaat om souvenir-molentjes die een nogal realistische weergave zijn van molens zoals die het Nederlandse landschap in werkelijkheid sieren.

Dat Deco c.s. voor de versie van 2003 dezelfde rechthoekige wieken voert die Matix ook op haar molens gebruikt, doet aan het voorgaande niet af. In het midden kan dan ook blijven of Deco, zoals zij heeft aangevoerd, al sinds 1990 deze wieken voert voor andere molentjes uit haar collectie en reeds in 2002 deze rechte versie van de wieken los had besteld bij haar fabrikant teneinde alle schuin toelopende wieken op haar oude modellen 12 cm molens te vervangen. Dat zowel bij Matix als bij Deco c.s. de molentjes zijn geplaatst op een bruin-rode voetplaat, met een soortgelijk goudkleurig plaatje met opschrift, kan Matix evenmin baten.

Blijkens de getoonde catalogi komt het gebruik van een voetplaat, al dan niet met een aanduiding met de tekst “Holland” bovendien veelvuldig voor bij andere fabrikanten in de souvenirbranche en ook bij andere artikelen dan molentjes. Matix kan zich ook ten aanzien van de maatvoering van haar molentjes niet beroepen op auteursrechtelijke bescherming. Daarbij verdient nog opmerking dat de molentjes van Deco c.s. weliswaar voorheen 11 cm maten en thans – net als die van Matix – 12 cm meten, maar de rechtbank heeft kunnen constateren dat dit hoogteverschil geheel verklaard wordt door de toegevoegde voetplaat. De conclusie is dat de molentjes van Deco c.s. geen inbreuk maken op enig auteursrecht van Matix.

Evenmin is sprake van slaafse nabootsing door Deco c.s. van de molentjes van Matix. De serie molentjes van Matix vertoont weliswaar grote gelijkenis met de serie molentjes van Deco c.s. van 2003, maar die borduren op hun beurt overduidelijk voort op de eerdere versies van de door haar op de markt gebrachte modellen. Deco c.s. heeft, onder meer door plaatsing van poppetjes die bij Matix niet aanwezig zijn, haar modellen verder gedetailleerd.

Het enkel navolgen van een bepaalde stijl brengt nog niet met zich dat sprake is van nabootsing. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de overeenkomsten mede het gevolg zijn van het feit dat Matix haar molentjes kennelijk laat vervaardigen door dezelfde Chinese producenten waarvan Deco c.s. haar molentjes al vele jaren betrekt. De rechtbank komt daarom op grond van de ontwikkeling die de Deco-molentjes hebben doorgemaakt en waarbij de afzonderlijke modellen van Deco c.s. in essentie steeds dezelfde basisvormen en compositie van gebouwen hebben behouden, tot het oordeel dat geen sprake is van nabootsing van Matix door Deco c.s. De vorderingen van Matix zullen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1358

Inklappen en uitvouwen

Rechtbank Den Haag, 16 december 2005, KG 05/1386. Pozo Negro Beheer B.V. en Holbox B.V. tegen Kappa. Octrooirecht, geen auteursrecht en slaafse nabootsing

Pozo Negro is houdster van een Nederlands octrooi voor een 'draagstructuur voor displays, plano, samenstel en werkwijzen voor het in en uitklappen van de draagstructuur'. Pozo heeft aan Holbox een licentie verleend voor het produceren en verhandelen van de draagstructuur van het octrooi. De rechtbank geeft weer dat conclusie 1 het inklappen van de draagstructuur betreft: "...in het inklappen wordt voorzien door de harmonica constructie die ontstaat door de samenwerking van de vouwlijnen langs de hoeken tussen zijwanden en voor- en achterwand en de vouwlijnen door het midden van de zijwanden." Conclusie 2 betreft het opvouwen van het ingeklapte pakket. Conclusies 3 t/m 6 lossen het probleem van de materiaal ophoping op dat ontstaat bij toepassing van conclusie 2.

Opvallend is dat bij de beoordeling van de rechter conclusie 1 nergens genoemd wordt, terwijl de rechter wel oordeelt over de conclusies 2 - 6. Omdat de draagstructuur van Kappa niet voorzien is van een vouwlijn als bedoeld in conclusie 2 van het octrooi, is er geen sprake van inbreuk. "Het probleem dat het octrooi beoogt op te lossen is bij de draagstructuur van Kappa derhalve opgelost op een geheel eigen wijze welke geen inbreuk maakt op het octrooi. Daaraan wordt niet afgedaan doordat Kappa wel de maatregel bedoeld in de conclusies 3 tot en met 6 toepast."

De beroepen van Holbox op het auteursrecht en de slaafse nabootsing worden door de rechter afgewezen. Omdat de uiterlijke vorm van de draagstructuur hoofdzakelijk technisch bepaald is, is er geen sprake van een eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker zoals vereist voor auteursrechtelijke bescherming van een werk.

Het beroep op slaafse nabootsing wordt afgewezen omdat van slaafse nabootsing eerst sprake kan zijn indien Kappa zonder afbreuk te doen aan de eisen van deugdelijkheid en bruikbaarheid voor de draagstructuur ook een andere vorm had kunnen kiezen en door dit niet te doen verwarring veroorzaakt. Van verwarring is in casu geen sprake. De draagstructuur van Holbox heeft immers geen eigen gezicht. Er komt geen onderscheidend vermogen aan toe, waardoor de mogelijkheid van verwarring niet ontstaat. Lees het vonnis hier

IEF 1246

Belgische brillen

Arrest van het Hof van Beroep (1e kamer) Antwerpen van 18 oktober 2005. Aardig Belgisch arrest. Theo tegen Eye Specials International. Inbreuk op 17 brilmonturen wordt door het Hof aangenomen. Materiële schadevergoeding is gelijk aan de prijs van de ongeoorloofde nabootsingen vermenigvuldigd met het aantal reeds verhandelde exemplaren. 

De feiten van de procedure zijn als volgt. Theo heeft ontdekt dat Eye Specials International identieke kopieën van haar brilmonturen in België en in de Benelux op de markt verhandelde onder de naam ‘IYOKO INYAKE’. Theo heeft daarop een beschrijvend beslag laten leggen bij dit bedrijf. Uit het verslag van 9 augustus 2002 blijkt dat de deskundige van oordeel is dat 18 modellen uit de collectie van geïntimeerde inbreuk maken op de brilmonturen van Theo. Uit het verslag blijkt dat Eye Specials International tenminste 6400 exemplaren van de ongeoorloofde nabootsingen heeft verhandeld. Eye Specials International heeft zich verzet tegen het beslag. De beslagrechter heeft bij beschikking van 21 november 2002 geoordeeld dat het beslag op 15 van de 18 modellen gerechtvaardigd is en heeft het beslag op de overige modellen opgeheven.

Theo haalt in eerste aanleg nog bakzeil. De rechtbank wijst de vorderingen van Theo af en de vordering van Eye Specials International gedeeltelijk toe en veroordeelt Theo onder meer tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van € 30.000, = vermeerderd met de wettelijke rente. Het Hof vernietigt het vonnis van de rechtbank.

Theo handhaaft in hoger beroep haar standpunt dat Eye Specials International inbreuk maakt op 18 van de door haar ontworpen brilmonturen. Eye Specials International stelt zich op het standpunt dat de brilmonturen geen auteursrechtbescherming genieten, dat appellante niet heeft aangetoond dat zij rechthebbende is op de brilmonturen en dat er geen sprake zou zijn van inbreuk.

Het Hof stelt in de eerste plaats vast dat wil er sprake zijn van auteursrechtbescherming, er sprake moet zijn van een werk dat oorspronkelijk is, “dat wil zeggen de uitdrukking is van intellectuele inspanning van de auteur, welke voorwaarde onontbeerlijk is om aan het werk het vereiste individuele karakter te geven waardoor een schepping ontstaat.”

Het Hof is van oordeel dat de brilmonturen van Theo wel degelijk originaliteit bezitten. “Weliswaar zijn die brilmonturen samengesteld uit een geheel van kenmerken (2 benen naar de oren, een brug over de neus en 2 glazen) die elk afzonderlijk niet origineel zijn en behoren tot het openbaar domein, maar die kenmerken zijn op dergelijke wijze samengesteld en uitgewerkt dat het resultaat wel degelijk blijk geeft van een intellectuele inspanning van de auteur.”

Het Hof stelt dan per brilmontuur vast (lange uitspraak) wat de auteursrechtelijk beschermde elementen zijn. Op het brilmontuur MATURE na (vanwege het bestaan van het oude brilmontuur SMART) is het Hof van oordeel dat de brilmonturen oorspronkelijk zijn.

Het Hof acht het voldoende bewezen dat Theo de titularis is van de ingeroepen auteursrechten (het Hof stelt vast dat de naam “THEO vermeld is op de brilmonturen waarvan de appellante de auteursrechtelijke bescherming inroept. Bij toepassing van artikel 6, al. 2 (Belgische) auteurswet kan de appellante bijgevolg worden vermoed auteur te zijn van deze brilmonturen’. Ook het verweer van geïntimeerde dat de natuurlijke persoon Patrick Hoet de auteursrechten toekomt, baat haar niet. De ontwerper heeft de vermogensrechten op de vormgeving van de brillen (met inbegrip van het recht om in rechte op te treden tegen inbreuken) overgedragen aan Theo.

Ten aanzien van 17 modellen wordt inbreuk aangenomen. “Er is sprake van namaak van zodra elementen of zelfs één van de elementen die de originaliteit van een werk uitmaken, worden overgenomen in een later werk. Bij de beoordeling van de eventuele daad van namaak moet er eerder rekening gehouden worden met de punten van gelijkenis dan met de punten van verschil. Er moet worden uitgegaan van een globale indruk die wordt gewekt”.

Het Hof is bovendien van oordeel dat er sprake van is dat Eye Specials International te kwader trouw heeft gehandeld. Het Hof refereert daarbij aan het slaafse karakter van de ongeoorloofde nabootsingen en de bijkomende omstandigheden zoals goedkope productie in Azië, minderwaardige materialen, vergelijkbare verkoopprijs, omzet etc. Daarnaast is onder meer komen vast te staan dat Eye Specials International in haar catalogus het model BIOVAL van Theo heeft afgebeeld in plaats van een afbeelding van de nabootsing.

De verbodsvordering en verbeurte verklaring van de ongeoorloofde nabootsingen wordt door het Hof toegewezen. Volgens het Hof komt aan appellante een materiële schadevergoeding toe die gelijk is aan de prijs van de ongeoorloofde nabootsingen vermenigvuldigd met het aantal reeds verhandelde exemplaren. Het Hof komt dan uit op een schadevergoedingsbedrag van € 241.177,42. Het Hof wijst bovendien een bedrag van € 50.000, = toe wegens immateriële schadevergoeding en vergoeding kosten procedure. Ook wordt geïntimeerde bevolen het arrest te publiceren in een aantal kranten en weekbladen. Lees het arrest hier.

IEF 1244

Klompendans

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 22 november 2005, KG 05/1249. Evereenigde Speelgoedindustrieën Elcee-Haly tegen Klompenfabrik Bijhuis. Vonnis met veel plaatjes en een uitkomst die je op je klompen voelt aankomen.

Eiser Elcee-Haly is fabrikant van pluchen artikelen en brengt sinds 2003 de ‘Cloggy’ op de markt, een gele pluchen pantoffel in de vorm van een Oud-Hollandse boerenklomp voorzien van een boerenmotief uitgevoerd in de kleuren zwart en rood, waarvan het uiterlijk in 2003 als Benelux en Gemeenschapsmodel is geregistreerd. Nijhuis brengt sinds medio 2005 een gele pluchen pantoffel in de vorm van een Oud-Hollandse boerenklomp op de markt die grote gelijkenis vertoont met die van Elcee-Haly.

Elcee-Haly meent dat Nijhuis inbreuk maakt op de Elcee-Haly’s modelrechten. Bovendien zou er sprake zijn van slaafse nabootsing. Nijhuis is echter gaan graven in de modelregisters en heet een eerder gelijkend modeldepot gevonden ten name van de firma Intermedium B.V. Op basis hiervan acht de rechtbank de modellen van Elcee-Haly niet nieuw en worden alle op de modelrechten gebaseerde vorderingen afgewezen.

Ook de vordering op basis van slaafse nabootsing treft geen doel. Een klomp is een klomp, aldus de rechtbank: “In de eerste plaats is aan twijfel onderhevig of het gebruik van het aloude en alom bekende model van de Hollandse klomp voor -met name voor toeristen- hanteerbaarder schoeisel als een pantoffel al als voldoende origineel en onderscheidend heeft te gelden. Doch voorzover dat al het geval zou zijn, is Elcee niet degene die dat concept als eerste heeft bedacht en verhandeld. In verband met het vorenstaande kan het product van Elcee, voorzover het betreft een pluchen pantoffel in de vorm van een klomp, niet gelden als een product met voldoende onderscheidend vermogen dat een eigen positie op de markt inneemt, laat staan dat dit zou moeten leiden tot het -in feite- aan Elcee verschaffen van een monopolie op de verhandeling daarvan.”

Lees het gehele vonnis hier.

IEF 860

Omveld

Vonnis Rechtbank Den Haag, 6 september 2005, KG 05/689, Videojet tegen Clever-CPL BV en Badie Saleh. Videojet en Clever zijn beide leveranciers van solventen en inkten, Videojet sedert 1992 en Clever-CPL sedert december 2004. Beiden gebruiken een doorzichtige plastic fles met rode dop. Interessant vonnis over auteursrecht en slaafse nabootsing.

Met betrekking tot het etiket, komt de rechter tot het oordeel dat dit niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, met name omdat het een stijl betreft. De vordering op grond van slaafse nabootsing wordt wel toegewezen, niet in het minst omdat uit de omstandigheden van het geval blijkt dat toeval hier geen enkele rol heeft gespeeld en het rechtsgevoel onbevredigd zou blijven zonder het vangnet van de slaafse nabootsing.

Het etiket van de Videojet-fles bestaat uit een wit en een gekleurd deel, bestaande uit drie rijen in verschillende pasteltinten uitgevoerde vierkantjes met rechtsonder een groter pastelblauw gekleurd vierkantje waarop een gele druppel is afgebeeld. het etiket van de Clever-fles bestaat uit een wit en een gekleurd deel, bestaande uit één rij in verschillende tinten uit gevoerde vierkantjes waarin telkens een gele druppel is afgebeeld.

Het auteursrecht: Weliswaar zijn bepaalde trekken overgenomen, globaal beoordeeld is de totaalindruk toch een andere. Het gaat in dit geval veeleer om het overnemen van stijlen, en niet om het overnemen van concrete uitvoeringen van die stijlen.  Beide etiketten kennen veelkleurige vierkantjes, echter, die van Videojet hebben pasteltinten en die van Clever zijn feller.  De vierkantjes in het etiket van Clever c.s. zijn voorts aanzienlijk groter, hebben alle een druppel erin afgebeeld en bovendien vormen de vierkantjes slechts een enkele rij en niet drie rijen zoals bij Videojet. Mede door dit laatste is ook de oppervlakteverdeling in een hoofdzakelijk wit vlak en een vlak met gekleurde vierkantjes in beide etiketten duidelijk verschillend. Het feit dat beide etiketten een gele druppel vertonen, is onvoldoende om tot de conclusie te leiden dat van auteursrechtelijke overeenstemming sprake is. (rov 6)

Slaafse nabootsing: Van slaafse nabootsing is sprake indien door de nabootsing verwarring bij het publiekvalt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat.

In dit geval bleek het "omveld" (mooi woord, graag meer gebruiken) van flessen voor industriële inkten en solventen uit vele soorten flessen te bestaan. Bovendien komen er geen inktflessen met een rode dop voor en is ook de precieze vorm van de doorzichtige fles van Videojet niet gebruiikelijk in deze branche. Aan de fles kan enig onderscheidend vermogen niet ontzegd worden. Omdat tevens enkele onderscheidingsmiddelen van het etiket van Videojet zijn overgenomen (zoals de karakteristieke gele druppel, de productcodes voor de betreffende inkt, het gebruik van vierkantjes op het etiket en het opnemen van een merk in rode letters) komt de rechter tot het oordeel dat er sprake is van slaafse nabootsing (r.o.9).

Misleidende mededelingen:Saleh is een voormalig werknemer van Videojet. Zijn marketing activiteiten worden als onrechtmatig beschouwd omdat niet bestreden is dat Saleh de bewuste flessen heeft verkocht aan voornoemde klanten, terwijl hij naar voorlopig oordeel wist of minst genomen had moeten weten hoezeer deze flessen een nabootsing vormden van en verwarring zouden stichten met de flessen van zijn voormalige werkgever, zeker bij de klanten die eerder van Videojet afnamen.

lees vonnis

IEF 617

Lego kan alles maken

Interessant vonnis op rechtspraak.nl: Rechtbank Breda, 6 juli 2005, LJN: AT8962, 118470/HA ZA 03-501. Mega Bloks tegen Lego. De vordering van Mega Bloks betreft de vraag of de Micro en Mini bouw-systemen als slaafse nabootsing zijn te kwalificeren van de Lego en Duplo bouwsystemen van Lego.

Uitgebreide bespreking volgt waarschijnlijk. Nu even snel de hoofdpunten: "Het hele blokje is technisch/functioneel bepaald en wat overblijft is een kaal blokje dat geen onderscheidend vermogen heeft, aldus Mega Bloks. Deze stelling wordt gepasseerd. Relevant is of het product een eigen gezicht en een eigen plaats in de markt heeft. Als niet door Mega Bloks weer-sproken staat vast dat het Lego- en Duplo-blokje als zodanig door (nagenoeg) een ieder worden herkend. De rechtbank is van oordeel dat het Lego- en Duplo-blokje qua uiterlijk eigen unieke plaatsen in de Nederlandse markt van speelgoed bouwsystemen innemen.

Naar het oordeel van de rechtbank dient bij de beoordeling of Mega Bloks het Lego- en Duplo-blokje zo heeft nagebootst dat verwarring bij het publiek is te duchten, de door Mega Bloks genoemde omstan-digheden, zoals verpakking en gebruik van merken, te worden betrokken. Anders dan Mega Bloks stelt, is niet alleen het moment van aankoop relevant. Met Lego is de rechtbank van oordeel dat het gevaar voor verwarring zich ook na aankoop kan verwezen-lijken en dat daar in het onderhavige geval sprake van is.

Voor de maatvoering van de betreffende blokjes (een groter of kleiner blokje) had Mega Bloks een andere keuze kunnen maken zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van Micro en Mini als bouwblokje. Als onvoldoende weersproken staat vast dat de octrooien van Lego bescherming boden aan de klemconstructie met noppen. Lego claimt niet het alleenrecht op een speelgoedsysteem met een dergelijke klemconstructie. Ook Mega Bloks staat het vrij om een dergelijke noppentechniek te gebruiken voor haar bouwsysteem. Naar het oordeel van de rech Anders dan Mega Bloks stelt, is de maatvoering van het Lego- en Duplo-blokje niet volledig technisch/functioneel bepaald. Het staat het Mega Bloks echter niet vrij de identieke maatvoering van Lego over te nemen.

Dat er bij afnemers behoefte bestaat aan standaardisatie is niet gebleken. Het speelgoedblokje kan niet slechts in een bepaalde vorm worden toegepast, zoals bijvoorbeeld een cassettebandje in een cassetterecorder. De vorm van speelgoedbouw-steentjes wordt dan ook niet gedicteerd door factoren van buitenaf, zodat in zoverre geen norm op het gebied van speelgoedblokjes bestaat en daarmee geen rechtvaardiging om een zelfde maatvoering te gebruiken. Een andere wens van afnemers (dan die met betrekking tot standaardisatie) is volgens Mega Bloks een bij (een deel van de) afnemers levende wens om producten met een bepaald uiterlijk af te nemen, waarbij die niet afkomstig hoeven te zijn van de oorspronkelijke fabrikant. Kennelijk bedoelt Mega Bloks daarmee te stellen dat het publiek behoefte heeft om blokjes, die identiek zijn aan of uitwisselbaar met de Lego- en Duploblokjes, te kunnen kopen bij een andere fabrikant tegen een lagere prijs. Voor zover die behoefte er al bij de consument bestaat, is dit geen rechtvaardiging voor nabootsing van de blokjes van Lego.

Uit het vorenstaande volgt dat Mega Bloks de mogelijkheid heeft om een andere maatvoering te kiezen, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid, zodat zij daartoe verplicht is. Nu zij zulks niet heeft gedaan betekent dit dat sprake is van slaafse nabootsing wegens het stichten van nodeloze verwarring tussen het Micro-blokje en Lego-blokje en tussen het Mini-blokje en Duplo-blokje. De door Mega Bloks gevorderde verklaring voor recht dient dan ook te worden afgewezen. Het door Lego gevorderde verbod is met inachtneming van hetgeen reeds in rechtsoverweging 3.3 is overwogen, toewijsbaar. De op te leggen dwangsommen zullen worden gemaximeerd als in het dictum vermeld." Lees vonnis.

Te leuk: Impressie van de rechtszitting.

IEF 264

Nabootsing Relaxfauteuil

Kort geding Meubelfabriek de Toekomst tegen Euro-design. Vonnis Vzngr Rechtbank Arnhem, 123758, LJN: AT4627. Meubelfabriek De Toekomst treedt met succes op tegen nabootsing van haar relaxfauteuil Bogota. Hoewel Euro-Design haar afnemers had medegedeeld de relaxfauteuils uit de markt te nemen en een eventuele voorraad zou terugnemen, was dit kennelijk niet voldoende voor De Toekomst en startte zij een kort geding.

Euro-Design had echter haar glazen al ingegooid door het auteursrecht op de Bogota te erkennen in haar brief aan de afnemers. Een betwisting van de auteursrechtelijke bescherming mocht haar niet meer baten. De Voorzieningenrechter is van mening dat De Toekomst een groot belang heeft bij toewijzing van de (neven)vorderingen. De Toekomst heeft er een groot belang bij om zekerheid te verkrijgen inzake stopzetting inbreukmakend handelen en omvang inbreuk. Opvallend is dat de Voorzieningenrechter een voorschot op schadevergoeding toewijst. Vast staat dat Euro-Design 118 fauteuils heeft verkocht en geleverd. Het rekensommetje is zo gemaakt vooral wanneer het gestelde schadebedrag niet wordt betwist. Lees vonnis.