DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 12773

Kabeldoorgifte op recreatiepark openbaarmaking

Ktr. Rechtbank Noord-Nederland 7 juni 2013, CV EXPL 13-154 (Stichting VIDEMA tegen Watersport- en Recreatiepark Yn'e Lijte B.V.)
Uitspraak ingezonden door VOI©E. Openbaarmaking. Kabeldoorgifte. Licentievergoeding. Videma verleent auteursrechtelijke licenties voor de vertoning van videofilms en televisieprogramma's aan onder meer horecagelegenheden. Yn'e Lijte exploiteert een recreatiepark, de eigenaren zijn verenigd in meerdere VVE's. Dit netwerk was aanvankelijk van Yn'e Lijte, maar is overgenomen door kabelmaatschappij UPC.

Yn'e Lijte heeft in het verleden voor meerdere VVE's de cai-doorsturing collectief bij UPC ingekocht en doorgezet naar de VVE's. Doorgifte door een centrale antenne-installatie levert openbaarmaking op en dat geldt ook voor kleinschalige netwerken. Het door het recreatiepark in stand gehouden netwerk, waardoor diverse woningen op het park van televisiesignaal werden voorzien, moet als een netwerk tot openbaar maken worden aangemerkt. Dat dit netwerk slechts een tussenschakel zonder winstoogmerk was, doet niet aan af. Yn'e Lijte dient de licentievergoeding van Videma te betalen.

4.3. Gelet op het voorgaande moet het door Yn'e Lijte eerder in stand gehouden netwerk, waardoor de diverse woningen op het park van televisiesignaal werden voorzien, als een netwerk tot openbaar maken worden aangemerkt. Dat dit netwerk, om in de bewoordngen van Yn'e Lijte te blijven, slechts een tussenschakel was doet daaraan niet af. Dat Yn'e Lijte geen winstoogmerk had is voor de toepassing van deze regeling ook niet relevant.

IEF 12743

Minister: Voor radiomodel voor het internet is geen steun in EU

Verslag naar aanleiding van schriftelijk overleg Raad voor concurrentievermogen, Kamerstukken II 2012/13, 21 501-30, nr. 310.
radio vintageAuteursrecht. De leden van de D66-fractie vragen om een reactie op het zogenoemde radiomodel waarin de naburige rechten voor streaming op internet via collectieve licenties zouden lopen in plaats van via de individuele platenmaatschappijen. Ook vragen zij om een reactie op hun redenering dat het probleem bij de licentiëring niet zozeer zit in 27 collectieve beheersorganisaties, maar in de duizenden platenmaatschappijen die afzonderlijk toestemming moeten verlenen voor het gebruik van de content waarvan zij de rechten bezitten.

(...) Bij de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel collectief beheer is gebleken dat er in de EU geen steun bestaat voor introductie van een radiomodel voor het internet. De Commissie en de andere lidstaten vinden dat voor de online rechten niet moet worden getornd aan de exclusieve rechten van de platenmaatschappijen.

Aangelegenheden betreffende auteursrecht liggen in de eerste plaats op het beleidsterrein van de minister van Veiligheid en Justitie. Het radiomodel is eerder aan de orde geweest tijdens het algemeen overleg auteursrechten op 22 november 2012. Daar heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangegeven dat een radiomodel een keuze zou betekenen voor een collectieve oplossing in plaats van een individuele oplossing die uitgaat van licenties. Het belangrijkste nadeel van een dergelijke verplichte collectieve oplossing is dat het de rechthebbenden de mogelijkheid ontneemt om zelf te beslissen over het afgeven van een licentie. In die zin lijkt een radiomodel meer op een afnamemodel dan op een verdienmodel en lijkt het de opkomst van nieuwe verdienmodellen in de markt juist te ontmoedigen. Dit bezwaar speelt zowel bij muziekwerken als bij audiovisuele werken.

Bij de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel collectief beheer is gebleken dat er in de EU geen steun bestaat voor introductie van een radiomodel voor het internet. De Commissie en de andere lidstaten vinden dat voor de online rechten niet moet worden getornd aan de exclusieve rechten van de platenmaatschappijen. Volgens de Commissie is er geen probleem bij de online licentiëring door platenmaatschappijen. Online muziekdiensten worden inmiddels veelvuldig gelicentieerd. Van versnippering van rechten over duizenden platenmaatschappijen is geen sprake. Doorgaans kan een muziekdienst volstaan met een licentie van een beperkt aantal grote platenmaatschappijen (majors).

IEF 12727

Frankrijk: Apple moet (voorlopig) 5 miljoen iPad-thuiskopievergoeding betalen

Tribunal de grande instance de Paris, 30 mei 2013, (Apple tegen Copie France)
iPad 3G and iPad Wi-FiIn't kort: Apple heeft van consumenten de compensatie op grond van Besluit 13 van de commissie thuiskopieheffing (commission de la copie privée) gecollecteerd. Apple had ernstige twijfel over de wettigheid van dat Besluit, maar heeft al wel 5 miljoen euro gecollecteerd. Het gerecht staat toe de beslissing van de Franse Raad van State af te wachten, niettemin heeft Copie France haar vordering gebaseerd op een hogere wet, namelijk artikel L-331-1 van de Franse Code de la Propriété intellectuelle, waar Besluit 13 slechts een uitwerking van is.

Apple zegt dat de tekst van Besluit 13 in haast werd goedgekeurd, zonder enige analyse van het gebruik en het zijn dezelfde tarieven als die zijn vastgesteld bij Besluit nr. ​​11. Besluit nr. 11 werd echter door de Raad van State ongedaan gemaakt, omdat het aan aandacht ontbrak voor het zakelijke gebruik van de multimedia mobiele telefoons, en door de toepassing van het Padawan-arrest [IEF 9171]. Het gerecht houdt de zaak aan tot de Franse Raad van State over de rechtmatigheid van Besluit 13 heeft geoordeeld. Het gerecht beveelt een voorlopige tenuitvoerlegging van het vonnis (betaling €5 miljoen) met het oog op een tijdelijk, maar snel herstel van de schade geleden door Copie France.

Sur la demande reconventionnelle de la société Copie France
La société Copie France sollicite l’allocation d’une provision dans l’hypothèse d’un sursis à statuer. Cette demande n’est pas contradictoire avec le prononcé du sursis dans la mesure où la société Copie France ne fonde pas sa demande sur la décision n°13 contestée mais sur d’autres règles de droit d’une valeur supérieure.
Il y a lieu de constater que l’éventuelle annulation de la décision n°13 de la Commission n’affecte pas la validité de l’article L331-1 du code de la propriété intellectuelle dont elle n’est que l’application et qui fixe le principe de la rémunération pour copie privée des auteurs artistes-interprètes et producteurs de phonogrammes ou vidéogrammes.
La décision n°13 est en effet une simple modalité pratique de mise en œuvre de ce principe et elle ne doit pas être considérée comme une règle spéciale qui dérogerait à une règle générale laquelle ne pourrait lui être substituée, mais simplement comme une application de la loi nationale, elle-même conforme au droit communautaire qui demande aux Etats qui admettent l’exception de copie privée, d’organiser une compensation équitable. La société Copie France est donc bien fondée à invoquer le principe de la rémunération pour copie privée pour solliciter une indemnité compensatrice de la perte qu’elle subit du fait des difficultés actuelles pour recouvrer les sommes dues à ce titre.
Par ailleurs la loi met à la charge des fabricants et importateurs d’appareils d’enregistrement le paiement de la compensation équitable à charge pour eux de la répercuter sur le consommateur final qui bénéficie de l’exception de copie privée.
Ainsi les sociétés Apple qui fournissent le matériel d’enregistrement et qui au surplus reconnaissent avoir collecté le montant de la rémunération pour copie privée auprès des consommateurs finals, sont bien les débiteurs de l’indemnité due à la société Copie France.
Pour apprécier le montant de cette indemnité, la société Copie France propose de se reporter au barème prévue par la décision n°14 de la Commission, qui aboutit aux mêmes sommes que toutes les décisions antérieurs et qui fait également l’objet d’un recours devant le Conseil d’Etat.
Aussi au vu des éléments d’appréciation soumis au tribunal il y a lieu de condamner les sociétés Apple à payer à la société Copie France une provision de 5 000 000 €.
L’exécution provisoire compatible avec la nature de l’affaire doit être ordonnée afin d’assurer une réparation provisoire rapide du préjudice subi par la société Copie France.

DÉCISION
Statuant publiquement, par mise à disposition au greffe, contradictoirement et en premier ressort,
. Déclare recevables les demandes des sociétés Apple distribution international et Apple France,
. Sursoit à statuer sur leurs demandes jusqu’à l’arrêt du Conseil d’Etat statuant sur la validité de la décision n °13 de la Commission,
. Condamne in solidum les sociétés Apple distribution international et Apple France à payer à la société Copie France la somme provisionnelle de 5 000 000 € à valoir sur le montant de la compensation équitable pour la période de février à décembre 2011,
. Dit que l’affaire est retirée du rôle et y sera réinscrite à la demande de la partie la plus diligente une fois l’arrêt du Conseil d’Etat rendu,
. Ordonne l’exécution provisoire,
. Réserve les dépens et les frais irrépétibles.

IEF 12719

SENA jaarverslag 2012

Uit't persbericht: Op maandag 27 mei is het jaarverslag over 2012 gepubliceerd: ‘Elk nummer telt’. Dit gebeurde tijdens de jaarlijkse Vergadering van Aangeslotenen. De daadwerkelijke incasso is in 2012 met 3 procent gestegen en de kosten zijn met 11 procent gedaald ten opzichte van 2011. Prestaties waar Sena trots op is. Naar aanleiding van een (klant)tevredenheidonderzoek dat in 2011 is uitgevoerd zijn in 2012 diverse acties in gang gezet. Het is ons doel om de kwaliteit van onze dienstverlening en informatievoorziening continu te verbeteren. U kunt het jaarverslag 2012 hier inzien.

IEF 12713

Voorgesteld: Radiomodel voor streaming op internet

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg Raad voor Concurrentievermogen 29/30 mei 2013, Niet-dossierstuk 2013D20368.
Enig relevant citaat: Met betrekking tot het auteursrecht verwijzen de leden van de fractie van D66 graag naar het zogenoemde radiomodel waarmee zij doelen op het systeem dat zij hebben voorgesteld en uitgewerkt waarin met streaming op het internet op dezelfde wijze wordt omgegaan met auteursrecht als op de radio. Dat wil zeggen dat de naburige rechten ook via collectieve licenties lopen waardoor het voor veel meer aanbieders mogelijk is om een compleet aanbod van muziek aan te bieden. Op termijn kan dit dan ook worden uitgebreid naar audiovisueel.

Deze leden zijn uiteraard voorstander van multi-terratoriale licenties, maar denken dat het probleem niet zozeer zit in de 27 collectieve beheersorganisaties (een per lidstaat) waarmee aanbieders van content moeten onderhandelen, maar veel eerder in de duizenden platenmaatschappijen die allemaal afzonderlijk toestemming moeten geven voor het gebruik
van de content waarvan zij de rechten (gedeeltelijk) bezitten. Zonder dat een internetaanbieder over een fatsoenlijk aanbod beschikt van vrijwel alle liedjes, is er immers geen levensvatbare dienst. Graag ontvangen zij een reactie op dit voorstel en deze redenatie.

IEF 12696

Wet toezicht collectief beheer treedt per 1 juli 213 in werking

Besluit inwerkingtreding wet toezicht op collectieve beheersorganisaties, Stb. 2013, 179.
Enig artikel: De Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten treedt, met uitzondering van de artikelen 2, vierde lid, en 21, in werking met ingang van 1 juli 2013.

Op andere blogs:
VOI©E (Inwerkingtreding van Wet toezicht op 1 juli 2013 formeel bevestigd)

IEF 12694

Gedachtewisseling over modernisering Europees auteursrecht en Vitorino's thuiskopierapport

Raad voor Concurrentievermogen, Kamerstukken II, 2012/13, 21 501-30, nr. 308.
De Raad zal van gedachten wisselen over modernisering van het Europees auteursrecht, mede op basis van een toelichting door oud-Commissaris Vitorino op zijn rapport met aanbevelingen over heffingen voor privékopieën en reprografie. Onder het punt diversen zal het voorzitterschap de Raad informeren over de richtlijn collectief beheer van auteurs- en naburige rechten en muziekrechten op internet.

In meer algemene zin acht Nederland het nuttig om een Europese dialoog over de thuiskopieheffing te voeren. Wel moet gerealiseerd worden, zoals Vitorino al aangeeft in zijn rapport, dat een groot aantal van de aanbevelingen ziet op onderwerpen die momenteel onderdeel zijn van juridische procedures bij het Hof van Justitie en nationale rechterlijke instanties, zoals in Nederland. Nederland moet daarom, hangende deze procedures, een concreet oordeel over de verschillende aanbevelingen uit het rapport Vitorino aanhouden.

Modernisering van het Europees auteursrecht - Mededeling content in de digitale interne markt
Informatie van de Commissie over de stand van zaken
De Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken ten aanzien van de actiepunten die in de mededeling «content in de digitale interne markt» op 18 december 2012 zijn gepresenteerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1562). De mededeling beschrijft hoe de Commissie, door middel van modernisering van het auteursrecht, wil bijdragen aan een verdere ontwikkeling van de digitale interne markt. De Commissie zet in op twee parallelle trajecten, enerzijds de hervorming van het Europese wetgevingskader voor auteursrecht en anderzijds de voordracht van een aantal onderwerpen waarop snelle vooruitgang noodzakelijk en mogelijk is. Daarom start de Commissie met een gestructureerde dialoog met stakeholders om voor eind 2013 te komen met praktische oplossingen die door het bedrijfsleven gedragen worden. De Commissie heeft voor de stakeholdersdialoog vier terreinen geïdentificeerd waarop snelle en praktische oplossingen noodzakelijk zijn.
Deze terreinen zijn: (i) hoe kan grensoverschrijdende toegang tot online content worden verbeterd door multiterritoriale licentieverlening, (ii) kunnen licentiemodellen worden gecreëerd voor user generated content teneinde voor meer rechtszekerheid te zorgen bij het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal op kleine schaal, (iii) hoe kan de online beschikbaarheid van audiovisuele werken worden verbeterd en de beschikbaarheid van audiovisueel cultureel erfgoed worden gegarandeerd, (iv) hoe kan datamining (het zoeken naar statistische gegevens in databanken) juridisch worden gefaciliteerd. Naast de stakeholdersdialoog zet de Commissie de inspanningen voort om het Europese wetgevingskader inzake het auteursrecht te herzien en te moderniseren. Zo heeft de Commissie aangegeven te zullen bezien hoe de bestaande uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht kunnen worden aangepast aan de moderne tijd. Tijdens de lunch van de informele Raad voor Concurrentievermogen op 3 mei in Dublin is ook kort gesproken over de modernisering van het auteursrecht.
In 2014 zal besloten worden of het Europees regelgevend kader aangepast moet worden. Nederland onderschrijft het belang van de punten die de Commissie in haar mededeling noemt. Nederland is van mening dat het auteursrecht innovatie en nieuwe – online – verdienmodellen zoveel mogelijk moet stimuleren. Nederland acht daarom een regeling voor user generated content aangewezen. Ook is Nederland voorstander van de mogelijkheid van multiterritoriale licentiëring (Kamerstuk 22 112, nr. 1472). Voorts meent Nederland dat het bestaande systeem van uitzonderingen en beperkingen op het auteursrecht niet meer aansluit bij de huidige technologische ontwikkelingen en daarom dient te worden aangepast. Nederland vindt het van belang dat wordt gekozen voor een toekomstbestendig en technologieneutraal systeem van uitzonderingen en beperkingen dat niet alleen aansluit bij de huidige stand van de (digitale) technologie, maar ook is toegerust op toekomstige ontwikkelingen.
Vitorino rapport
Presentatie door oud-Commissaris Vitorino van zijn rapport gevolgd door gedachtewisseling
Oud-Commissaris Vitorino zal zijn rapport van 31 januari jl. met aanbevelingen aan de Commissie over heffingen voor privékopieën (thuiskopieheffing) en reprografie (reprorecht) presenteren. De Raad zal over het Vitorino rapport van gedachten wisselen. Dit rapport is beschikbaar op de website van de Europese Commissie.1 De aanbevelingen vloeien voort uit een bemiddelingstraject dat oud-Commissaris Vitorino, op verzoek van Commissaris Barnier, heeft gevoerd over deze heffingen. De thuiskopieheffing compenseert auteurs en artiesten voor het kopiëren van muziek en films voor privégebruik.
Deze heffing wordt geheven op dragers (zoals cd’s en mp3-spelers) waarmee kopieën voor privégebruik kunnen worden gemaakt. Het reprorecht is een vergoeding die bedrijven, overheidsinstellingen en onderwijsinstellingen betalen voor het kopiëren uit boeken, kranten en tijdschriften. Beide heffingen zijn het gevolg van de richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij (Richtlijn 2001/29/EG) waarin staat dat lidstaten met een thuiskopie- en reprografie-uitzondering moeten zorgen voor een billijke compensatie van rechthebbenden. De mogelijkheid om en de wijze waarop de thuiskopieheffing kan worden opgelegd is al jaren onderwerp van discussie in verschillende Europese lidstaten, waaronder Nederland.
Vitorino concludeert in zijn rapport dat het op dit moment niet raadzaam is om de heffingen af te schaffen, omdat de door rechthebbenden en betalingsplichtigen voorgestelde alternatieven nog onvoldoende concreet en onvoldoende eenduidig zijn om een afbouw van de heffingen te rechtvaardigen. Wel doet hij een aantal aanbevelingen, die vooral betrekking hebben op de thuiskopie.
Hij beveelt aan te verduidelijken dat kopieën die door eindgebruikers worden gemaakt in het kader van een dienst waarvoor al een licentie is verschaft geen schade veroorzaken die een aanvullende vergoeding rechtvaardigt. De reden hiervoor is dat een gebruiker die bijvoorbeeld betaalt voor het downloaden van een bepaald muzieknummer op dat moment niet alleen betaalt voor het downloaden van dit nummer, maar ook voor de mogelijkheid om hiervan privékopieën te maken. Dit terwijl de gebruiker bij de aanschaf van de gegevensdrager (bijvoorbeeld een harddisk recorder) waarop hij zijn nummer kopieert ook al een heffing heeft betaald om een kopie voor privégebruik te mogen maken. Daarnaast doet Vitorino een aantal aanbevelingen om het innen van de heffingen te herzien, die onder andere betrekking hebben op de vraag wie de heffing moet betalen, hoe procedures voor betaling kunnen worden herzien en hoe dubbele heffingen voorkomen kunnen worden.
Het voorzitterschap wil van de lidstaten vernemen of er recente ontwikkelingen zijn in de lidstaten zelf ten aanzien van de thuiskopieheffing en of de lidstaten een noodzaak zien de thuiskopie-exceptie te verduidelijken. Daarnaast wil het voorzitterschap graag bespreken welke initiatieven op Europees en nationaal niveau kunnen worden ontplooid om de aanbevelingen, die zien op de versimpeling van de heffing, zelf te adresseren.
In Nederland heeft de afgelopen jaren een intensief debat plaatsgevonden over de thuiskopieheffing en de wijze waarop de heffing moet worden geïnd en de daarmee gepaard gaande administratieve lasten voor ondernemers. De stand van zaken in dit debat is, dat de thuiskopieheffing blijft bestaan omdat de aangenomen motie Verhoeven/Oosenbrug de regering heeft verzocht af te zien van voorstellen tot wetswijzigingen die een downloadverbod tot stand brengen of anderszins het recht op het maken van een thuiskopie beperken (Kamerstuk 29 838, nr. 56).
Een ander alternatief is, gelet op de uitvoerings- en juridische bezwaren, momenteel niet mogelijk (Kamerstuk 29 838, nr. 62). Dit geeft Vitorino in zijn rapport ook aan. Per 1 januari 2013 is daarom opnieuw vastgesteld op welke apparaten en gegevensdragers thuiskopieheffingen kunnen worden geheven (Stb. 2012, 505).
Nederland heeft met belangstelling kennisgenomen van het Vitorino-rapport. Nederland acht het zinvol om op Europees niveau te bezien op welke manier het systeem van thuiskopieheffingen zo eenvoudig mogelijk kan worden vormgegeven en hoe de administratieve lasten kunnen worden verminderd. Nederland is benieuwd naar het standpunt van de Commissie over het Vitorino-rapport en de gevolgen die zij daaraan verbindt voor de verdere Europese discussie in het algemeen. Mocht de Commissie op dit punt met concrete voorstellen komen, dan zal het kabinet de Kamer hierover informeren.
Nederland vindt, net als Vitorino, dat nieuwe bedrijfsmodellen gestimuleerd moeten worden. Nederland vindt met name dat nieuwe bedrijfsmodellen, gebaseerd op licenties, een kans moeten krijgen. In die gevallen moet nader bezien worden of aanvullend een thuiskopieheffing nodig is. Omdat rechthebbenden in het licentiemodel zelf kunnen bepalen hoe hun werk op internet wordt geëxploiteerd, biedt dat model de meeste kansen voor de ontwikkeling van nieuwe legale modellen. Een echt licentiemodel moet rechthebbenden ook de ruimte geven om zelf te bepalen of en hoeveel thuiskopieën zij willen licentiëren.
In meer algemene zin acht Nederland het nuttig om een Europese dialoog over de thuiskopieheffing te voeren. Wel moet gerealiseerd worden, zoals Vitorino al aangeeft in zijn rapport, dat een groot aantal van de aanbevelingen ziet op onderwerpen die momenteel onderdeel zijn van juridische procedures bij het Hof van Justitie en nationale rechterlijke instanties, zoals in Nederland. Nederland moet daarom, hangende deze procedures, een concreet oordeel over de verschillende aanbevelingen uit het rapport Vitorino aanhouden. Gelet op de onduidelijkheden die Vitorino in de huidige Europese auteursrechtrichtlijn signaleert, ligt het in de rede dat de Commissie aangeeft op welke onderdelen zij wijziging aangewezen acht. Vervolgens zal bezien moeten worden of de Commissie de opvatting deelt dat in grensoverschrijdende gevallen een Europese oplossing gewenst is, of dat een nationale oplossing meer geschikt is vanuit het oogpunt van administratieve lasten.
Voor Nederland is van belang dat de discussie zich niet beperkt tot de vormgeving van het bestaande heffingenstelsel. Het debat zou juist ook moeten gaan over mogelijkheden om te komen tot een alternatief stelsel voor de toekomst dat rekening houdt met de verwachte technologische ontwikkelingen in de komende jaren.
IEF 12653

Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra gewijzigd

Het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra 2011 is gewijzigd per 3 april 2013. De wijziging – en de nieuwe integrale tekst van het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra zijn te raadplegen: wijziging en nieuwe integrale tekst.

Het Reglement Geschillencommissie Buma/Stemra is van toepassing op geschillen tussen enerzijds een deelnemer en anderzijds Buma en/of Stemra. Het betreft besluiten van Buma en/of Stemra waardoor de desbetreffende deelnemer individueel en rechtstreeks in zijn belang is getroffen en die genomen zijn ter uitvoering van statuten, reglementen of exploitatiecontracten.

IEF 12652

Brief regering onderzoek Buma Stemra II

Brief regering Onderzoek College van Toezicht Buma Stemra deel II, Auteursrechtbeleid, Kamerstukken II 2012-13, 29 383, nr. 67.
Zie eerder rapport IEF 12602. Het College van Toezicht stelt vast dat Buma vorderingen heeft gemaakt met de nieuwe bestuursstructuur, de aangescherpte gedragscode en de implementatie van het zogenaamde INK-model met externe audits. Tegelijkertijd geven de uitkomsten van het onderzoek het College van Toezicht aanleiding om Buma te adviseren om een aantal maatregelen te treffen die de kwaliteit van de besluitvorming, de integriteit van de processen en de transparantie moeten verbeteren.

(...) Buma dient uiterlijk 31 mei a.s. aan het College van Toezicht te rapporteren op welke wijze invulling zal worden gegeven aan de adviezen in het onderzoeksrapport. Met de geplande inwerkingtreding van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (Stb. 2013, 97) zal het College van Toezicht per 1 juli 2013 volledig geëquipeerd zijn om toe te zien op de uitvoering van de noodzakelijke verbeteringen in de bedrijfsvoering van Buma

 

Het College van Toezicht concludeert dat de achtereenvolgende jaarlijkse accountantscontroles geen aanleiding geven om te vermoeden dat er sprake is geweest van financieel wanbeleid. Uit de Financiële rapporten die het College van Toezicht sinds 2010 uitbrengt, blijkt dat Buma kan verantwoorden tegen welke kosten gelden worden geïnd en verdeeld aan rechthebbenden. Ook is volgens het College van Toezicht gebleken dat de snelheid waarmee dit gebeurt grotendeels resulteert in uitbetaling aan rechthebbenden binnen de termijn van drie jaar na ontvangst.

(...)

Het gaat om een herijking van de besluitvorming die ten grondslag ligt aan de incasso en de repartitie, de instelling van een auditcommissie en verbetering van de communicatie aan betalingsplichtigen en rechthebbenden over de besluiten die invloed hebben op de incasso en de verdeling. Ten aanzien van de informatievoorziening wijst het College van Toezicht met name op de noodzaak om beter te communiceren hoe een tarief tot stand is gekomen en wat de overwegingen zijn die ten grondslag liggen aan het incassobeleid.

 

IEF 12602

CvTA- en KPMG-onderzoeksrapport bevindingen uitzending PowNews II

Rapport KPMG inzake het organisatieonderzoek bij Buma/Stemra, 25 januari 2013.
CvTA Rapport van bevindingen II Buma/Stemra, 15 april 2013.
Uit't persbericht: Het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten publiceert vandaag zijn bevindingen naar aanleiding van een onderzoek naar de geldstromen binnen Buma/Stemra en de kwaliteit van de incasso- en repartitieprocessen. Het rapport is mede gebaseerd op een onderzoek van KPMG dat eveneens vandaag wordt gepubliceerd.

In mei 2012 publiceerde het College een onderzoek betreffende de vragen die de behandeling door Buma/Stemra van de claim van de componist Rietveldt had opgeroepen, mede in verband met de betrokkenheid van een toen net afgetreden bestuurslid van Stemra. [red. IEF 11311]

Naar aanleiding van deze kwestie werden verdergaande vragen gesteld bij de werkprocessen bij Buma die betrekking hadden op de transparantie bij incasso, de wijze van beheer van de individuele rechten door Buma en de verdeling van de geïncasseerde middelen onder rechthebbenden. Deze vragen hebben geleid tot een tweede onderzoek en het rapport dat nu ter tafel ligt.

Het College komt tot de conclusie dat er geen sprake is van financiële misstanden bij Buma/Stemra maar dat er in de kwaliteit van de processen wel nog ruimte bestaat voor verbetering. Het College geeft in dat kader een drietal adviezen aan Buma/Stemra: een herijking van het aan de incasso en repartitie ten grondslag liggende beleid, het instellen van een bestuurlijke auditcommissie en de beleidskeuzes duidelijker aan rechthebbenden en betalingsplichtigen bekendmaken en uitleggen.

Het College heeft Buma/Stemra verzocht uiterlijk 31 mei 2013 aan te geven op welke wijze zij aan deze adviezen invulling heeft gegeven en zal geven.

Het volledige rapport is hier te vinden en op de website van het CvTA: www.cvta.nl/publicaties

Uit het KPMG-rapport: Het CvTA heeft naar aanleiding van de zaak Rietveldt/Gerrits twee onderzoeken naar Buma/Stemra aangekondigd. Het eerste onderzoek was specifiek gericht op het incident Rietveldt/Gerrits, terwijl het tweede onderzoek
gericht was op de organisatie Buma/Stemra als geheel, met name de processen rondom de geldstromen incasso en
repartitie.

Dit adviesrapport heeft betrekking op het tweede onderzoek en is in opdracht van het gezamenlijke bestuur van Buma/Stemra uitgevoerd.

Het bestuur van Buma/Stemra heeft het verzoek van het CvTA – in overleg met het CvTA – vertaald naar een concrete adviesopdracht voor KPMG, die ook in een schriftelijke opdrachtbevestiging is overeengekomen. Deze opdracht luidt als volgt:
Inzicht geven in de kwaliteit van een aantal door het CvTA benoemde processen en aspecten binnen Buma/Stemra gericht op incasso tot repartitie en het signaleren van mogelijkheden voor verbetering hierin.

Op grond van onze analyses zijn er drie observaties:
1. Het nieuw aan te treden bestuur dient tezamen met de directie de uitgangspunten van de organisatie te bespreken en te bekrachtigen, zodat bestuur en organisatie op dezelfde grondslag naar buiten kunnen treden.
2. De processen zijn complex, maar niet moeilijk. Alle ontvangen gelden worden voor distributie beschikbaar
gesteld. De complexiteit heeft betrekking op de inzet van mensen en middelen en de uitvoering van besluiten.
3. Buma/Stemra dient extern nog beter duidelijk te maken wat de organisatie doet. Het inzicht in de activiteiten lijkt
extern minder duidelijk, wat de perceptie over de organisatie niet ten goede komt.

Bijlage A.1 Overzicht chronologie claim Rietveldt – Geanonimiseerd – Copy
Bijlage A.2 Exploitatiecontracten van de heer Rietveldt met Buma en Stemra – Copy
Bijlage A.3 Artikel 6 Repartitiereglement Buma inclusief de hierbij behorende toelichting – Copy
Bijlage A.4 E-mail d.d. 4 juli 2006 van de heer Rietveldt aan Allez Allez
Bijlage A.5 Bericht d.d. 16 oktober 2008 van Filmwereld aan haar leden Antipiraterij Filmwereld trailers
Bijlage A.6 Berekeningen vergoeding spot
Bijlage A.7 Brief d.d. 16 december 2008 van Buma Stemra aan de heer Rietveldt inzake renteloos voorschot
Bijlage A.8 Brief d.d. 22 december 2008 van Buma Stemra aan de heer Rietveldt inzake Anti Downloadspot servicecase nr C002473
BIJLAGE B – transcriptie gesprek Storm Gerrits 30 november 2011