DOSSIERS
Alle dossiers

Collectieve exploitatie  

IEF 12269

Printers en plotters reproduceren met als tussenstadium een digitale opslag

Conclusie A-G HvJ EU 24 januari 2012, gevoegde zaken C-457/11, C-458/11, C-459/11, C-460/11 (Verwertungsgesellschaft Wort; VG Wort tegen elektronicafabrikanten)

Collectief beheer. Reproductierecht. Thuiskopie en billijke vergoeding.

De vraag of reproducties via printers en plotters vallen onder het begrip „de reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert” van artikel 5, lid 2, sub b, van de richtlijn. Vraag of reproducties via printers en plotters daaronder vallen. Reproductie met behulp van een proces waarbij als tussenstadium een digitale afbeelding wordt opgeslagen op een computer of geheugendrager, mits dat proces geheel wordt uitgevoerd door een enkele persoon en/of als een enkele verrichting.

Conclusie van de A-G: Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de vragen van het Bundesgerichtshof als volgt te beantwoorden:

- De woorden „reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert” in artikel 5, lid 2, sub a, van [auteursrechtrichtlijn], moeten aldus worden uitgelegd dat daarmee enkel wordt gedoeld op reproducties van analoge originelen waarvan met optische middelen een beeldopname wordt gemaakt. Hieronder wordt mede begrepen de reproductie met behulp van een proces waarbij als tussenstadium een digitale afbeelding wordt opgeslagen op een computer of geheugendrager, mits dat proces geheel wordt uitgevoerd door een enkele persoon en/of als een enkele verrichting.

- Wanneer een lidstaat krachtens artikel 5, leden 2 en 3, van richtlijn 2001/29 een beperking of restrictie heeft gesteld op het reproductierecht van artikel 2 van dezelfde richtlijn en bij die beperking of restrictie heeft voorzien in een billijke compensatie voor analoog kopiëren door middel van een heffing op apparaten waarmee zulke kopieën kunnen worden gemaakt, dient een nationale rechter die wenst te bepalen of die heffing verenigbaar is met het beginsel van gelijke behandeling in gevallen waarin de kopieën worden gemaakt met behulp van een reeks op elkaar aangesloten apparaten, te onderzoeken hoe de heffing wordt berekend voor fotokopieerapparaten en in hoeverre die berekening kan worden getransponeerd op een dergelijke reeks apparaten. Hij dient te beoordelen of de toepassing van de heffing op een dergelijke reeks apparaten, of op afzonderlijke apparaten in de reeks, een rechtvaardig evenwicht tussen de rechten en belangen van rechthebbenden en gebruikers vormt. Hij dient met name te verifiëren dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid ontstaat, niet enkel tussen importeurs of distributeurs van apparaten (met inbegrip van andere apparaten met vergelijkbare functies), maar ook tussen de kopers van verschillende soorten apparaten, die uiteindelijk de last van de heffing dragen.

- Artikel 5, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/29 geeft lidstaten de keuze of en in hoeverre in een billijke compensatie moet worden voorzien wanneer rechthebbenden de beschikking hebben over technische voorzieningen, maar deze niet toepassen.

- Wanneer een lidstaat krachtens artikel 5, lid 2 of 3, van richtlijn 2001/29 een beperking of restrictie heeft gesteld op het reproductierecht van artikel 2 van dezelfde richtlijn, hebben de betrokken rechthebbenden niet langer de mogelijkheid controle over het kopiëren van hun werken uit te oefenen door de verlening of weigering van hun toestemming. Wanneer in die situatie in een billijke compensatie is voorzien, kunnen de lidstaten rechthebbenden niettemin toestaan om hetzij afstand te doen van iedere aanspraak op billijke compensatie hetzij hun werken contractueel beschikbaar te stellen onder voorwaarden die hun de mogelijkheid geven een billijke compensatie te ontvangen voor toekomstig kopiëren. In beide gevallen wordt de aanspraak van de rechthebbende op billijke compensatie geacht te zijn uitgeput, en niet in aanmerking genomen bij de berekening van de financiering van een algemeen stelsel van billijke compensatie.

- Richtlijn 2001/29 moet in aanmerking worden genomen vanaf 22 juni 2001, de datum van inwerkingtreding ervan, door nationale wetgeving die in billijke compensatie voorziet, aldus uit te leggen dat de doelstelling om zodanige compensatie toe te kennen ter zake van op of na 22 december 2002 plaatsvindende reproductiehandelingen, niet ernstig in gevaar wordt gebracht door de wijze van oplegging van een heffing waarmee beoogd wordt in billijke compensatie te voorzien over de verkoop van apparaten vóór die datum; de richtlijn is evenwel niet van toepassing op reproductiehandelingen die plaatsvonden vóór 22 december 2002.

Vragen:

1. Moet de richtlijn bij de uitlegging van het nationale recht reeds worden toegepast op gebeurtenissen die ná het tijdstip van de inwerkingtreding van de richtlijn op 22 juni 2001, maar vóór het tijdstip van de toepasselijkheid van deze richtlijn, op 22 december 2002, hebben plaatsgevonden?

2. Gaat het bij de reproductie met een printer om een reproductie met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn?

3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, kunnen de voorwaarden waarin de richtlijn met betrekking tot een billijke compensatie voor de beperkingen en de restricties op het reproductierecht krachtens artikel 5, leden 2 en 3 van richtlijn voorziet, tegen de achtergrond van het fundamentele recht op gelijke behandeling volgens artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ook dan vervuld zijn, indien niet de fabrikanten, importeurs en distributeurs van de printer, maar de fabrikanten, importeurs en distributeurs van een ander toestel of van een reeks andere toestellen als schuldenaars van een passende bezoldiging worden aangemerkt, op grond dat zij voor het maken van reproducties geschikte apparatuur vervaardigen?

4. Doet de omstandigheid dat overeenkomstig artikel 6 van de richtlijn gebruik van technische voorzieningen kan worden gemaakt, de bij artikel 5, lid 2, sub b, van de richtlijn betreffende het recht op een billijke compensatie gestelde voorwaarde op zich reeds vervallen?

5. Vervallen de voorwaarde inzake een billijke compensatie (artikel 5, lid 2, sub a en b, van de richtlijn) alsook de mogelijkheid daartoe (zie punt 36 van de considerans van de richtlijn), wanneer de rechthebbenden uitdrukkelijk of impliciet met de reproductie van hun werken hebben ingestemd?

Op andere blogs:
IPKat (AG Sharpston's VG Wort Opinion: another case on copyright levies and fair compensation)

IEF 12254

Exclusieve uitzendrechten niet onevenredige beperking van vrijheid van ondernemerschap

HvJ EU 22 januari 2013, zaak C-283/11 (Sky Österreich) - dossier - persbericht: De beperking van de kosten voor het uitzenden van korte fragmenten van evenementen van groot belang voor het publiek, zoals voetbalwedstrijden, is geldig.

Prejudiciële vraag gesteld door het Bundeskommunikationssenat, Oostenrijk.

Nieuwsexceptie, korte fragmentenregeling, exclusieve uitzendrechten. Na de conclusie A-G IEF 11417 (Beperking financiële vergoeding voor korte (voetbal)fragmenten gerechtvaardigd). Over de verenigbaarheid van artikel 15, lid 6, van richtlijn 2010/13/EU inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten met de vrijheid van ondernemerschap en het recht op eigendom, zoals gewaarborgd door de artikelen 16 en 17 van het Handvest en door artikel 1 van het aanvullende protocol bij het EVRM. Het recht van alle omroeporganisaties op het verkrijgen van toegang tot evenementen van groot belang voor het publiek die op basis van exclusiviteit worden uitgezonden, met het oog op het maken van korte verslagen. Beperking van eventuele compensatie tot extra kosten die rechtstreeks uit het verschaffen van toegang voortkomen. Evenredigheid.

Antwoord van het HvJ EU:

64. Bovendien sluit artikel 15 van richtlijn 2010/13 niet uit dat de houders van de exclusieve televisie-uitzendrechten, zoals in punt 49 van het onderhavige arrest is vastgesteld, hun rechten tegen betaling kunnen exploiteren. Daarnaast kan met het feit dat herfinanciering middels compensatie niet mogelijk is, en met een eventuele vermindering van de handelswaarde van deze exclusieve televisie-uitzendrechten, in de praktijk rekening worden gehouden bij de contractuele onderhandelingen over de verwerving van de betrokken rechten en kunnen die factoren hun weerslag vinden in de voor die verwerving betaalde prijs.

67. In die omstandigheden kon de Uniewetgever op goede gronden de beperkingen aan de vrijheid van ondernemerschap opleggen die artikel 15, lid 6, van richtlijn 2010/13 meebrengt voor de houders van de exclusieve televisie-uitzendrechten, en op het standpunt staan dat de uit deze bepaling voortvloeiende nadelen niet onevenredig zijn aan de doelen die daarmee worden nagestreefd, en een eerlijk evenwicht tot stand brengen tussen de verschillende in het onderhavige geval aan de orde zijnde rechten en fundamentele vrijheden.

Het hof verklaart voor recht:

Bij onderzoek van de prejudiciële vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van artikel 15, lid 6, van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) kunnen aantasten.

Prejudiciële vraag: Is artikel 15, lid 6, van richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) 1 verenigbaar met de artikelen 16 en 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met artikel 1 van het eerste aanvullende protocol bij het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden?
In citaten:
61 Door vereisten vast te stellen voor het gebruik van de fragmenten uit het signaal heeft de Uniewetgever ervoor gezorgd dat de omvang van de inmenging in de vrijheid van ondernemerschap en het eventuele economische voordeel dat de televisieomroeporganisaties kunnen halen uit het verzorgen van een kort nieuwsverslag, nauwkeurig worden afgebakend.

62 Artikel 15, lid 5, van richtlijn 2010/13 bepaalt immers dat de korte nieuwsverslagen over het evenement waarvoor exclusiviteit voor de uitzending geldt, niet voor alle soorten televisieprogramma’s kunnen worden gemaakt, maar uitsluitend voor algemene nieuwsprogramma’s. Aldus wordt gebruik van fragmenten uit het signaal in amusementsprogramma’s, die een grotere economische impact hebben dan algemene nieuwsprogramma’s, overeenkomstig punt 55 van de considerans van richtlijn 2010/13 uitgesloten.

63 Voorts zijn de lidstaten overeenkomstig genoemd punt van de considerans en artikel 15, lid 6, van richtlijn 2010/13 gehouden de wijze van en de voorwaarden voor het aanbieden van de uit het signaal gebruikte fragmenten te definiëren met inachtneming van de exclusieve televisie-uitzendrechten. In dit verband vloeit uit de leden 3, 5 en 6 van dit artikel en uit genoemd punt 55 van de considerans voort dat deze fragmenten onder meer kort moeten zijn en niet langer dan 90 seconden mogen duren. Tevens zijn de lidstaten gehouden de termijnen te bepalen voor de transmissie van deze fragmenten. Ten slotte moeten de televisieomroeporganisaties die een kort nieuwsverslag verzorgen, ingevolge genoemd lid 3 de bron van de in hun reportages gebruikte korte nieuwsverslagen vermelden, hetgeen ten aanzien van de houder van de betrokken exclusieve televisie-uitzendrechten een positief reclame-effect kan hebben.

64 Bovendien sluit artikel 15 van richtlijn 2010/13 niet uit dat de houders van de exclusieve televisie-uitzendrechten, zoals in punt 49 van het onderhavige arrest is vastgesteld, hun rechten tegen betaling kunnen exploiteren. Daarnaast kan met het feit dat herfinanciering middels compensatie niet mogelijk is, en met een eventuele vermindering van de handelswaarde van deze exclusieve televisie-uitzendrechten, in de praktijk rekening worden gehouden bij de contractuele onderhandelingen over de verwerving van de betrokken rechten en kunnen die factoren hun weerslag vinden in de voor die verwerving betaalde prijs.

65 Wat de rechten en belangen betreft die artikel 15 van richtlijn 2010/13 beoogt te beschermen, dient daarentegen in herinnering te worden gebracht dat de commercialisering, op basis van exclusiviteit, van evenementen van groot belang voor het publiek een toeneemt, zoals in punt 51 van het onderhavige arrest is vastgesteld, en de toegang van het publiek tot de informatie over deze evenementen aanzienlijk kan beperken.

66 Gelet op, enerzijds, het belang van de bescherming van de fundamentele vrijheid om informatie te vergaren, de vrijheid en de pluriformiteit van de media, die door artikel 11 van het Handvest worden gewaarborgd en, anderzijds, de bescherming van de vrijheid van ondernemerschap, zoals deze wordt verleend door artikel 16 daarvan, stond het de Uniewetgever vrij om regels vast te stellen zoals die van artikel 15 van richtlijn 2010/13, waarin beperkingen aan de vrijheid van ondernemerschap worden gesteld maar waarin tegelijkertijd, vanuit het oogpunt van de noodzakelijke afweging van de betrokken rechten en belangen, voorrang wordt gegeven aan de toegang van het publiek tot informatie boven de contractsvrijheid.
67 In die omstandigheden kon de Uniewetgever op goede gronden de beperkingen aan de vrijheid van ondernemerschap opleggen die artikel 15, lid 6, van richtlijn 2010/13 meebrengt voor de houders van de exclusieve televisie-uitzendrechten, en op het standpunt staan dat de uit deze bepaling voortvloeiende nadelen niet onevenredig zijn aan de doelen die daarmee worden nagestreefd, en een eerlijk evenwicht tot stand brengen tussen de verschillende in het onderhavige geval aan de orde zijnde rechten en fundamentele vrijheden.

68 Uit al het voorgaande volgt dat bij onderzoek van de prejudiciële vraag niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van artikel 15, lid 6, van richtlijn 2010/13 kunnen aantasten.

Op andere blogs:
IPKat (The (low) cost of balancing broadcasting rights with the public interest)

IEF 12238

Verkoop via website valt niet onder transactie waarover thuiskopievergoeding verschuldigd is

Vzr. Rechtbank Den Haag 16 januari 2013, zaaknr. C/09/417411 / KG ZA 12-402 (Stichting De Thuiskopie tegen Pixmania)
Uitspraak mede inzonden door Jens van den Brink, Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan.

In't kort: De Thuiskopie is de collectieve beheersorganisatie die belast is met de inning en verdeling van de thuiskopievergoeding (artikel 16c lid 1 en 2 Aw. Pixmania is een Franse onderneming, die technische producten verkoopt via internet.

Pixmania heeft niet betwist dat zij tot het tweede kwartaal van 2012 geen opgave als bedoeld in artikel 16f Aw heeft gedaan van verkopen aan Nederlandse afnemers via ww.pixmania.com en www.pixmania.nl. Zij ontkent ook niet dat zij voor april 2012 wel blanco informatiedragers aan Nederlandse afnemers heeft verkocht. Pixmania heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens De Thuiskopie. Dit geldt niet voor haar verkopen via de websites www.pixmania-pro.com en www.pixmania-pro.nl.

De verkoop van Pixmania via haar websites valt derhalve, gezien de vereisten die daarbij aan professionele afnemers worden gesteld, niet onder de transacties waarover Pixmania een thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie verschuldigd is. (r.o. 4.12). Wel is een heffing verschuldigd voor de verkoop via de consumentenwebsite van Pixmania.

De voorzieningenrechter verbiedt Pixmania om, voor eigen rekening of voor rekening van een ander, blanco informatiedragers in Nederland te importeren. Hieronder is in ieder geval begrepen de verkoop en verzending van blanco informatiedragers aan in Nederland wonende en/of gevestigde afnemers via haar webshops, zonder daarover opgave te doen aan De Thuiskopie en/of zonder de verschuldigde thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie te betalen, met uitzondering van de in overweging 4.12 bedoelde webshop(s).

Verder in citaten:

Op het algemene publiek gerichte webshop van Pixmania.

4.1. Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of Pixmania importeur is in de zin van artikel 16c lid 2 Aw bij haar op het algemene publiek gerichte webshop, die onder meer toegankelijk is via www.pixmania.com en www.pixmania.nl. Voorop wordt gesteld dat uit de arresten van het Hof van Justitie1 en de Hoge Raad2 in de Opus-zaak volgt dat noch de contractuele verhouding tussen de leverancier en de afnemer, noch de enkele omstandigheid dat de bedrijfsmatige handelaar in het buitenland gevestigd is, beslissend is voor de vraag of Pixmania importeur is.

4.4. Pixmania heeft voorts betoogd dat artikel 3 van de Richtlijn Elektronische Handel (RlEH) er aan in de weg staat dat aan haar strengere eisen worden gesteld door de Nederlandse rechter dan in haar land van vestiging, Frankrijk, worden gesteld. Naar Frans recht wordt volgens Pixmania niet de buitenlandse leverancier, maar de particuliere afnemer van blanco informatiedragers aangemerkt als de importeur die de thuiskopievergoeding dient te voldoen. Weliswaar zijn auteursrechten uitgezonderd van de werkingssfeer van artikel 3 RlEH, maar uit het arrest van het Hof Den Haag van 29 maart 20114 volgt, dat de heffing van thuiskopievergoeding geen handhaving van auteursrechten vormt. De handhaving daarvan valt dan ook onverminderd onder artikel 3 RlEH, aldus Pixmania.

4.7. Tegen die achtergrond is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de handhaving van artikel 16c lid 2 Aw begrepen dient te worden onder de in artikel 3 lid 3 RlEH uitgezonderde ‘gebieden’, waaronder auteursrechten en naburige rechten. Het Hof van Justitie beschouwt de incassering van een billijke vergoeding als een voorwaarde voor toepasselijkheid van de auteursrechtelijke exceptie voor privé-kopieën en overweegt in dat kader uitdrukkelijk dat die vergoeding ook bij verkopers op afstand in een andere lidstaat geïncasseerd moet worden. De diensten waarop artikel 3RlEH betrekking heeft, omvatten ook verkoop op afstand. Met zijn overwegingen impliceert het Hof derhalve dat de heffing van een thuiskopievergoeding bij verkoop op afstand van blanco informatiedragers behoort tot de voorwaarden voor de auteursrechtelijke exceptie voor privé-kopieën en is uitgezonderd van de bescherming van artikel 3 RlEH. Dat uit het arrest van het Hof Den Haag van 29 maart 2011 volgt dat niet-naleving van artikel 16c lid 2 Aw, niet valt aan te merken als een inbreuk op auteursrechten in de zin van de Handhavingsrichtlijn, betekent niet dat artikel 16c lid 2 Aw ook niet behoort tot het gebied van het auteursrecht in de zin van de Richtlijn elektronische handel.

4.12. Bij dergelijke afnemers mag Pixmania ervan uitgaan dat het gaat om ondernemingen, niet om particulieren. Naar voorlopig oordeel zijn de omstandigheden van het geval bij een dergelijke verkoop aldus, dat niet Pixmania maar haar afnemer beschouwd moet worden als de importeur in de zin van artikel 16c lid 2 Aw. Daarvoor is redengevend dat die afnemer de eerste commerciële handelaar is in de distributieketen in Nederland en dat zonder nadere motivering, die ontbreekt, voorshands niet valt in te zien waarom het innen van de thuiskopievergoeding bij commerciële handelaren die via de webshop van Pixmania kopen, anders dan bij handelaren die dragers via andere kanalen inkopen en als importeur worden aangemerkt, praktisch gezien niet goed mogelijk zou zijn. De verkoop van Pixmania via haar websites www.pixmania-pro.com en www.pixmania-pro.nl valt derhalve, gezien de vereisten die daarbij aan afnemers worden gesteld, niet onder de transacties waarover Pixmania een thuiskopievergoeding aan De Thuiskopie verschuldigd is.

Tussenconclusie
4.13. Pixmania heeft niet betwist dat zij tot het tweede kwartaal van 2012 geen opgave als bedoeld in artikel 16f Aw heeft gedaan van verkopen aan Nederlandse afnemers via www.pixmania.com en www.pixmania.nl en ontkent ook niet dat zij voor april 2012 wel blanco informatiedragers aan Nederlandse afnemers heeft verkocht. Pixmania heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens De Thuiskopie. Dit geldt niet voor haar verkopen via de websites www.pixmania-pro.com en www.pixmania-pro.nl.

Op andere blogs:
DomJur 2013-945

IEF 12211

(Beperkt) gefaseerde inwerkingtreding wet toezicht cbo's

Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet van 6 maart 2003, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten, Kamerstukken II, 2012/13, 31 766, nadere memorie van antwoord.

Over de brief van de Vereniging van Organisaties die intellectueel eigendom Collectief Exploiteren (Voice), waarin wordt ingegaan op de problematiek van de one-stop-shop voor onderhandelingen, betalingen en klachten in met name de omroepsector. Bestuurlijke boete bestuurders, gedwongen samenwerking en de gefaseerde inwerkingtreding.

(...) mijn voornemen ([is] kenbaar gemaakt om de inwerkingtreding van de in artikel 2, vierde lid, van het wetsvoorstel opgenomen regeling voor beleggingen van collectieve beheersorganisaties aan te houden in afwachting van de nadere ontwikkelingen rond het richtlijnvoorstel. Op de overige onderdelen kan het wetsvoorstel na aanvaarding door Uw Kamer geheel in werking treden. Mijn voornemen berust op het feit dat het wetsvoorstel en de in het richtlijnvoorstel verankerde visie van de Europese Commissie nog ver uiteenlopen waar het gaat om de regels ten aanzien van beleggingen door cbo’s. (...)

Het wetsvoorstel gaat hierin verder door de mogelijkheid tot beleggen te beperken tot, samengevat, producten met een hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd, vastrentende waarden en van staatswege uitgegeven waardepapieren (artikel 2 lid 4). Om te voorkomen dat we nu op korte termijn een regeling in werking laten treden, die wellicht al gauw weer moet worden herzien als gevolg van Europese ontwikkelingen, lijkt het me goed die laatste eerst even af te wachten. Dat acht ik juist ook vanuit wetgevingsoptiek een valabele reden. Dit betekent overigens niet dat ik nu al bij voorbaat wil afzien van het in dit wetsvoorstel voorgestelde beleggingsregime. Wel meen ik dat er ruimte moet zijn voor een heroverweging als de uiteindelijke EU-richtlijn over collectief beheer daartoe aanleiding geeft. Daarbij zal uiteraard ook de praktische uitvoerbaarheid een punt van aandacht zijn.

IEF 12199

Overeengekomen vergoeding betalen, ook bij een niet vertoonde voetbalwedstrijd

Uitspraak van de Geschillencommissie Auteursrechten 28 december 2012, dossiernr. 70252 (betalingsplichtige tegen Stichting Videma)

Auteursrecht. Uitzending voetbalwedstrijd. Ondanks het niet tonen van de voetbalwedstrijd, moet de overeengekomen vergoeding betaald worden.

Samenvatting uit de VOI©E-Nieuwsbrief: Op de valreep van 2012 heeft de Geschillencommissie Auteursrechten haar eerste uitspraak gedaan over een klacht tegen Videma wegens het moeten betalen van een vergoeding voor een niet vertoonde voetbalwedstrijd. De Commissie achtte de klacht ongegrond: de overeengekomen vergoeding voor het recht op vertoning moet worden betaald.

De horeca-ondernemer had van Videma een licentie voor het op groot scherm in het openbaar vertonen van twee EK voetbal 2012 wedstrijden (Nederland – Duitsland en Portugal – Nederland). Door de tegenvallende resultaten van het Nederlands elftal en een daarmee gepaard gaand (verwacht) tegenvallend bezoekersaantal, heeft de ondernemer besloten de wedstrijd Portugal – Nederland niet te vertonen. De ondernemer heeft hiervoor echter vooraf geen contact gezocht met Videma en achteraf geweigerd de vergoeding voor de niet vertoonde wedstrijd te betalen. Op basis van algemene regels van het burgerlijk recht is het opzeggen van een licentieovereenkomst niet mogelijk zonder afspraak daarover tussen partijen en die afspraak is niet gemaakt.

“Anders dan de betalingsplichtige kennelijk meent, wordt deze vergoeding niet betaald voor het feitelijk vertonen van de desbetreffende tv-beelden, maar voor het recht deze te vertonen.” De beslissing om de wedstrijd niet te vertonen, is naar het oordeel van de Geschillencommissie een omstandigheid die voor rekening en risico van de betalingsplichtige komt. Videma hoeft derhalve de factuur niet te herzien en de klacht wordt ongegrond verklaard. Wordt het geschil niet binnen drie maanden bij de rechter aanhangig gemaakt, wordt de uitspraak geacht te zijn overeengekomen tussen partijen in de vorm van een bindend advies.

De Geschillencommissie adviseert Videma om ten behoeve van de duidelijkheid in de algemene voorwaarden specifieke bepalingen op te nemen die betrekking hebben op eenmalige evenementen. Voor de beoordeling van dit geschil heeft dat echter geen belang.

IEF 12124

Uitleg over settopbox als aangewezen voorwerp

Beantwoording kamervraag over de aanwijzing van settopboxen in het thuiskopiebesluit, kenmerk 330689.

Een settopbox is een apparaat waarmee televisiesignalen worden gedecodeerd. Veel modellen bevatten een harde schijf, waarop kan worden gekopieerd. Het Besluit van 23 oktober 2012 [IEF 11927], houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet (Stb 2012, 505) voorziet per 1 januari 2013 in een heffing op een aantal voorwerpen waarop een privékopie kan worden gemaakt van een met auteursrecht beschermd werk.

De aanwijzing van de voorwerpen waarop een vergoeding rust, is gebaseerd op het advies van de Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoedingen (SONT). De SONT heeft voor haar advies als uitgangspunt genomen dat voorwerpen die voor meer dan 10% worden gebruikt voor thuiskopiëren, in aanmerking worden genomen voor de heffing. Op basis van onderzoek naar het gebruik van voorwerpen in de markt (afkomstig van Gfk) is de SONT tot de conclusie gekomen dat settopboxen voor meer dan 10% worden gebruikt voor thuiskopiëren. Ik heb geen aanleiding gezien om in het thuiskopiebesluit af te wijken van dit advies.

IEF 12115

VNO NCW en MKB NL bepleiten uitstel thuiskopieregeling en stroomversnelling voor oplossingen

Brief VNO NCW en MKB Nederland aan de leden van de vaste Kamercommissie voor V&J, Thuiskopie heffing per 1 januari 2013, 10 december 2012.

Hoewel het tijdelijke karakter van de regeling positief is, wordt de korte voorbereidingstijd, waar ook de Raad van State op wees, hierdoor natuurlijk niet verholpen en zijn nog lang niet alle uitvoeringsvraagstukken geadresseerd.

Wij bepleiten daarom om de heffing in het eerste halfjaar van 2013 nog niet in te laten gaan en deze tijd te gebruiken om onder regie van het Ministerie zelf met betrokken partijen te overleggen welke alternatieven mogelijk zijn, maar in ieder geval te komen tot een modus waarin op korte termijn de kosten, onduidelijkheden en lasten voor de invoering kunnen worden teruggedrongen tot reële proporties inclusief een beslechting rondom de omvang van de schade. Tevens raden wij aan om ACTAL te vragen de impact op bedrijven nader te onderzoeken en hoe deze verder te minimaliseren.

Bezwaren m.b.t. het systeem
Meer fundamenteel beschouwen we de huidige situatie als een stand still oplossing. Immers, voor de gemiddelde leek wordt downloaden -ongeacht de bron- hiermee 'afgekocht'. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat in een recente enquête dit verre de voorkeur van het publiek geniet boven een downloadverbod.

Wij bepleiten dat - naast bovenstaand spoedoverleg met het oog op de invoering van  de regeling - er in 2013 een Commissie komt met als opdracht "het in een stroomversnelling brengen van oplossingen die technologie onafhankelijk zijn, recht doen aan de rechthebbenden voor het gebruik van hun werken en partijen in het gehele traject niet onnodig belast. Daarbij moet nadrukkelijk betrokken worden wat Nederland kan doen om het Europese traject waaruit mogelijke oplossingsrichtingen positief te beïnvloeden".
Ook hier lijkt hete ons noodzakelijk dat de regie bij de overheid ligt, maar dat de Commissie samengesteld wordt uit de 'gouden driehoek' van overheid, relevante bedrijfsleven en vertegenwoordigers uit kennisinstellingen.
IEF 12108

Modernisering auteurs- en naburigrecht online en doorbreken van de status quo

Brief van Consumentenbond, Ntb en FNV KIEM aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor V&J, Modernisering auteurs- en naburigrecht online en doorbreken van de status quo, 7 december 2012.

In een brief van Consumentenbond, Ntb en FNV KIEM aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid & Justitie, hebben zij namens het 3©-DA Platform twee elkaar aanvullende maatregelen voorgesteld [zie ook IEF 12070]:

De huidige inrichting van het auteurs- en naburig recht betreffende on-demand digitale diensten geeft feitelijk muziek- en film/tv-producenten een monopoliepositie op de digitale markt, die zij offline voor openbaarmakingen van audiowerk niet hebben. Hierdoor worden auteurs- en naburige rechten op de digitale markt zeer gefragmenteerd beheert, met als gevolg hoge drempels voor innovatie en een rem (de facto en de jure blokkade) op de ontwikkeling van nieuwe digitale diensten door ondernemers.

I. Voor on-demand streaming diensten en sites die p2p-gebruik faciliteren stelt het Platform invoering van verplicht collectief beheer ("radiomodel") voor. Dit systeem geeft online ondernemers de mogelijkheid nieuwe digitale diensten te ontwikkelen en garandeert rechthebbenden een eerlijke vergoeding.

II. Legaliseer daarnaast het niet-commercieel up- en downloaden (p2p-gebruik) door privé-personen middels introductie van een internetvergoeding (te betalen via het internet abonnement).

IEF 12096

Nadere vragen over wetsvoorstel toezicht collectief beheer

Nader voorlopig verslag inzake wijziging toezicht op collectieve beheersorganisaties, Kamerstukken I 2012-2013, 31 766, nr. G.

Nadere vragen over de brief van VOI©E, het corrigerend effect door middel van bestuurlijke boetes aan bestuurders, de mogelijkheid van gedwongen samenwerking van cbo's en de gefaseerde inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Bij de brief van VOI©E wordt een probleem gesignaleerd met betrekking tot de onestop-shop voor onderhandelingen, betalingen en klachten in met name de omroepsector. De CDA-fractie stellen het op prijs om van de regering te vernemen hoe het in de brief aangeduide probleem kan worden ondervangen.

Bestuurlijke boete bestuurders: De vraag [wordt] gesteld of het opleggen van een bestuurlijke boete wel een corrigerend effect zal hebben, omdat de boete in feite wordt gedragen door de rechthebbenden die zelf geen deel hebben aan de onjuiste gedraging van de bestuurders en deze vaak niet tot aftreden kunnen dwingen. (...) Kan de regering aangeven waarom een bestuurlijke boete effectief is om ongewenst gedrag van de (bestuurders van) cbo’s te voorkomen? Zou, om het gewenste resultaat te bereiken, kunnen worden volstaan met het opleggen van een dwangsom door het College van Toezicht? Graag een reactie van de regering.

Gedwongen samenwerking:  De leden van de CDA-fractie zouden graag zien, dat de regering nog eens helder uitlegt waarom ook gedwongen samenwerking mogelijk moet zijn tussen cbo’s, die niet beschikken over een aan de wet
ontleende positie.

Gefaseerde inwerkingtreding: In zijn brief van 23 november jl.5 wijst de staatssecretaris op de mogelijkheid van gefaseerde invoering van dit wetsvoorstel. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de staatssecretaris waar hij precies aan denkt als hij het heeft over gefaseerde invoering? Aan welke artikelen denkt hij en hoe lang wil hij daarbij dan wachten met de invoering? Is het de bedoeling de inwerkingtreding voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld een jaar), of voor onbepaalde tijd (in afwachting van Europese regelgeving) uit te stellen? Indien dat laatste het geval is: hoe wenselijk acht de staatssecretaris dit vanuit wetgevingsoogpunt? Is gefaseerde invoering niet met name bedoeld voor het later, maar wel zeker in werking laten treden van bepaalde artikelen met het oog op praktische uitvoerbaarheid? Graag een reactie van de regering.

IEF 12094

Is het Noorse model haalbaar voor Nederland?

Magic Canoe iBooks shelfEen bijdrage van Frank Huysmans, UvA - capaciteitsgroep Mediastudies.

Met wat (tamelijk eenvoudig) zoekwerk vond ik meer details over de deal tussen de Noorse nationale bibliotheek en de koepelorganisatie Kopinor waarin 5 uitgeversorganisaties en 17 auteursorganisaties verenigd zijn. De deal houdt het volgende in:

  • iedereen met een Noors IP-adres kan gratis boeken lezen op de site van de nationale bibliotheek;
  • de boeken kunnen niet worden gedownload of uitgeprint; ze kunnen alleen online worden gelezen;
  • uitgevers, auteurs en andere 'makers' (vertalers, illustratoren) worden uit een collectieve regeling betaald;
  • rechthebbenden kunnen individuele titels van de Boekenplank laten verwijderen.

Het complete contract met details over de collectieve vergoedingsregeling staat online op de Kopinor-site. In paragraaf 8 staat gespecificeerd wat de bibliotheek aan Kopinor is verschuldigd. In 2013 zal het gaan om 0,36 Noorse kronen (NOK) per online gepubliceerde pagina, in 2014 dalend naar NOK 0,34 en in 2015 naar NOK 0,33. Nota bene: deze tarieven zijn onderhevig aan indexering en dienen jaarlijks opnieuw te worden betaald. Voor 2012 is nog geen tarief afgesproken. Mogelijk komt dat doordat de prijs per pagina per jaar de afgelopen jaren veel hoger lag. In 2009 was die namelijk vastgesteld, blijkens het eerdere contract, op NOK 0,56, ook met indexering. Dus laat die de afgelopen jaren zijn opgelopen tot 0,60, dan is met de nieuwe overeenkomst de prijs bijna gehalveerd. Reden daarvoor is waarschijnlijk de uitbreiding van het aantal titels, waardoor de rechthebbenden per jaar toch fiks meer gaan ontvangen.

Waarom zijn die cijfers zo interessant (en waarom vertel ik dit dus allemaal)? Omdat als je een en ander op de achterkant van een bierviltje naar Nederland vertaalt, het blijkt te gaan om bedragen die met de aanstaande uitname uit het Gemeentefonds (en misschien zelfs daarzonder) heel goed zijn op te brengen. Rekent u even mee?

Eerst een paar aannames:
- het gemiddelde te publiceren boek beslaat 250 pagina's;
- net als in Noorwegen zal het bij ons gaan om 50.000 titels nu, 110.000 begin 2013 en 250.000 titels in 2017;
- de verhouding Noorse kroon versus Euro blijft zoals die nu is, 7,3 NOK voor een EUR;
- de jaarlijkse prijsindex bedraagt 2 procent.

Mijn kostenraming (zie bijgaand pdf-bestand) laat zien dat het bedrag dat men in Noorwegen betaalt voor de collectieve regeling oploopt van rond 1 miljoen euro dit jaar tot 3,3 miljoen in 2017 - het gaat dan ook om ruim 4 keer zoveel titels als nu. Houden we echter rekening met het gegeven dat er in Nederland 16,7 miljoen inwoners zijn tegen maar bijna 5 miljoen in Noorwegen, dan zullen de Nederlandse rechthebbenden wellicht aanvoeren dat het bedrag per pagina hier hoger moet liggen. Houden we hiermee rekening en verhogen we het bedrag per pagina naar rato, dan hebben we het over een slordige 3,5 miljoen nu en 11,2 miljoen in 2017 (bij een gelijktijdige stijging van het aantal titels van 60.000 naar 250.000).

De uitname uit het Gemeentefonds ten behoeve van inkoop van digitale content ligt nog lang niet vast (het dreigt zelfs 2015 te gaan worden voor het met de invoering van de nieuwe Bibliotheekwet zover is). Maar alom wordt in Den Haag gerekend met een bedrag van tussen de 16 en 25 miljoen jaarlijks. De geraamde bedragen vallen daar dus ruim binnen, mits het Noorse model in Nederland tot voorbeeld mag strekken.

Het grote voordeel van zo'n collectieve regeling is natuurlijk dat er een heleboel administratieve rompslomp (die ook geld kost, denk aan de Stichting Leenrecht en Buma/Stemra) mee voorkomen wordt, en dat zowel schrijvers, uitgevers als lezers voor een aantal jaar vooruit weten waar ze aan toe zijn. Een geleidelijke overgang van papier naar digitaal komt ermee binnen bereik. Daarin zijn met name de risico's die uitgevers en auteurs nu vrezen in het maken van de sprong naar digitaal afgedekt.

Tijd voor een reisje van vertegenwoordigers van OCW, NUV,VSenV, SIOB, VOB, BNL, SSPN en NBD|Biblion naar Noorwegen? Lijkt me een goede investering. ;)

Bijlage Noors model voor Nederland.