DOSSIERS
Alle dossiers

Software  

IEF 9719

Distributie software voor Advocaten

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 30 mei 2011, KG ZA 11-434 (Informa Europe BVBA c.s. tegen Multi Tasking Beheer c.s)

In navolging van IEF 9554. Auteursrecht. Merkenrecht. Distributie van software voor advocatenkantoren. Non-concurrentie. Geheimhouding.

In 2006 werd door distributeur Multi Tasking in strijd met distributie-overeenkomst gehandeld door software bij meer gebruikers te installeren dan is opgegeven. Daar zijn partijen uitgekomen. In 2011 wordt Informa benaderd met een klacht, waarvan de gebruiker onbekend is. Gedaagde biedt softwarepakket Actuarius aan. Eiser ontbindt en legt conservatoir beslag op diskettes, DVD-R en banktegoeden.

Toewijzing inbreukvorderingen o.g.v. auteursrecht aangezien zonder toestemming, claim op mede-auteursrecht wordt afgewezen, omdat niet valt af te leiden uit overlegde overzicht welke delen en daarbij plicht tot (mede-)ontwikkelen.

Non-currentieverbod voor de duur van bodemprocedure. Geheimhoudingsplicht ziet toe op de toen voorgenomen distributie in België, niet Nederland. Nevenvordering inzage en accountantsgeaccordeerde informatieopgave worden afgewezen. Geen bestuursaansprakelijkheid. Bezwaar tegen laat ingestelde eis in reconventie wordt toegewezen: Strijd met goede procesorde. Gedeeltelijke opheffing beslagen. Compensatie 1019h proceskosten.

4.2. (...) Het is naar voorlopig oordeel zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onaannemelijk dat het hier louter demoversies of uiteindelijk niet afgenomen licenties zou betreffen. Daarmee is voorshands in beginsel auteursrechtinbreuk door Multi Tasking aannemelijk, nu dit in strijd is met de bepalingen van de Distributieovereenkomst en zodoende zonder toestemming van Informa c.s. is geschied.

4.3. Multi Tasking c.s. heeft evenwel betwist dat Lefère auteursrechthebbende is op de gehele Cicero software. In dit verband heeft Multi Tasking aangevoerd dat zij de ontwikke-ling van belangrijke delen van de software voor haar rekening heeft genomen en dat zij om die reden moet worden aangemerkt als (mede)auteursrechthebbende. Welke delen van de software dit betreft is echter niet voldoende inzichtelijk gemaakt. Uit het door Multi Tasking c.s. overgelegde overzicht van programmaonderdelen (vgl. prods. 3 en 15 Multi Tasking c.s.) is dit in ieder geval niet zonder nadere uiteenzetting – die ontbreekt – af te leiden. Dit verweer van Multi Tasking is bovendien in tegenspraak met de in de Distributieovereen-komst opgenomen bepaling dat het auteursrecht op de Cicero software bij Lefère berust (en sinds de samenwerking met De Neys kennelijk mede bij hem). Nog daargelaten de vraag of Multi Tasking niet op grond van artikel 5 van de Distributieovereenkomst verplicht was bepaalde delen voor haar rekening te ontwikkelen voor de Nederlandse markt, is ten slotte niet duidelijk hoe dit het inbreukmakend karakter aan de handelingen van Multi Tasking zou ontnemen. Een en ander brengt de voorzieningenrechter dan ook niet tot een ander voorlo-pig oordeel over auteursrechtinbreuk door Multi Tasking.

Merkinbreuk 4.5. Tegen de vorderingen met betrekking tot merkinbreuk heeft Multi Tasking geen (afzonderlijk) verweer gevoerd, zodat voorshands ook zal worden uitgegaan van inbreuk op het woordmerk CICERO. Hantering van dit teken buiten de Distributieovereenkomst om is immers buiten de uit dien hoofde verschafte licentie geschied.


Lees het vonnis hier (pdf).

IEF 9698

Rechtbank 's-Gravenhage 9 maart 2011, LJN BQ5826 (h.o.d.n. KMI - MUSIC BANK tegen De Staat der Nederlanden-Ministerie van Justitie)

Ingewikkelde problematiek van de auteursrechtelijke situatie

Schadevergoedingsvordering na strafvorderlijk optreden. Inbeslagname cd's / videobanden door opsporingsambtenaren Buma/Stemra. Grondslag ontbreken redelijke verdenking / verontachtzaming fundamentele vereisten: bewijsopdracht met betrekking tot verjaring. Grondslag onzorgvuldig onderzoek: bewijsopdracht met betrekking tot verjaring. Grondslag onrechtmatig voortduren beslag: afgewezen.

3.2.Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] dat de inbeslagneming en inbeslaghouding onrechtmatig zijn geweest op basis van de volgende omstandigheden. Ten eerste is [eiser] nooit als verdachte gehoord. Ten tweede heeft de rechtbank Breda in haar beschikking van 11 augustus 2002 opgenomen dat in de strafzaak alleen deskundigen knopen zouden kunnen doorhakken, maar initiatieven ter zake zijn door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet of onvoldoende ontplooid. Ten derde heeft de rechtbank Breda in haar beschikking van 3 januari 2003 opgenomen dat [eiser] de tegen hem gerezen verdenking niet aan zichzelf te wijten had. In het proces-verbaal is niet vermeld op welke gronden Buma/Stemra tot de conclusie is gekomen dat de cd's illegaal zouden zijn. Volgens [eiser] kon Buma/Stemra ook niet oordelen over eventuele illegaliteit van de cd's daar er bij Buma/Stemra niets bekend kon zijn over de cd's. Ten vierde heeft het OM nooit een vordering ex artikel 552f Sv ingesteld.

4.18 (...) Gezien de ingewikkelde problematiek van de auteursrechtelijke situatie rondom de cd's en de videobanden heeft de Officier van Justitie stappen ondernomen om nader geïnformeerd te worden door Buma/Stemra en te komen tot inschakeling van een deskundige (zie onder 2.6). De rechtbank constateert - met de Staat - dat het daarop volgende tijdsverloop niet alleen aan de Staat is te wijten, nu de advocaat van [eiser] pas bij brief van 21 juni 2001 heeft gereageerd op de vraag van de Officier van Justitie bij brief van 16 november 2000 over personen die als deskundigen ingeschakeld zouden kunnen worden, derhalve pas na ruim zeven maanden. Nu het een gecompliceerde materie betreft, in samenhang met het feit dat [eiser] zelf geen pogingen heeft ondernomen de inbeslagname via de geëigende weg op te heffen en [eiser] zelf deels voor het tijdsverloop verantwoordelijk is, komt de rechtbank tot het oordeel dat de Staat niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Lees het (tussen)vonnis hier (link en pdf)

IEF 9638

Vzr. Rechtbank Arnhem 13 april 2011, LJN BQ3855 (eisers tegen ECHOBOOMERS B.V.)

Gemeenschappelijk auteursrecht - beheer anders overeengekomen

Auteursrecht. Contractueel gemeenschappelijk auteursrecht. Software-ontwikkeling (PlanDrive) voor rijscholen.  Ontbinding van samenwerkingsovk en vordering broncode.

Gemeenschappelijk beheer, conform 3:170 lid 2 jo. 3:168 lid 1 BW, tenzij anders overeengekomen. Samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat het vrijstaat het product al niet niet zelfstandig te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en exploiteren. Verplichting ter beschikking stellen van broncode. Broncode moet door ECHOBOOMERS worden afgegeven aan [eisers]. Samenhang vanDatabase behoeft niet te worden afgegeven: vordering onvoldoende geconcretiseerd. Portretrecht succesvol ingeroepen tegen gebruik van beeltenissen van eiser en familieleden.

4.8.  Derhalve volgt uit de artikelen 6 en 9 van de samenwerkingsovereenkomst, in onderling verband en samenhang gelezen, dat het in artikel 6 van de samenwerkings-overeenkomst geregelde zelfstandig recht van ieder der partijen om de generieke software PlanDrive te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en te exploiteren, zich ook uitstrekt over de rechtsverhouding tussen partijen na de beëindiging van die samenwerkings¬overeenkomst. Aangenomen moet daarom worden dat beide partijen thans ieder zelfstandig gebruik maken van de in artikel 6 van de samenwerkings¬overeenkomst aan hen toegekende rechten. Het verweer van Echoboomers dat Rijschool [eiser sub 1] c.s. geen belang heeft bij de afgifte van de broncode van de generieke software PlanDrive, omdat voor iedere exploitatiehandeling Rijschool [eiser sub 1] c.s. toestemming nodig heeft van Echoboomers, die Echoboomers niet verleent, faalt dan ook.

4.19.  Echoboomers heeft toegezegd het promotiemateriaal van PlanDrive met de beeltenissen van [eiser sub 1] en zijn familieleden niet meer te gebruiken. Nu Echoboomers zich niet verzet tegen deze vordering, zal deze vordering voor de zekerheid op grond van het portretrecht van [eiser sub 1] en zijn familieleden worden toegewezen.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)

Artikel 6 – Intellectueel eigendom
Alle rechten van Intellectueel en Industrieel eigendom die betrekking hebben op de producten (het product) berusten bij alle partijen van deze samenwerkingsovereenkomst. Deze rechten zijn niet-exclusief en overdraagbaar aan derden. Het staat zowel Youngdog BV als Rijschool [eiser sub 1] vrij de producten (het product) al dan niet zelfstandig te verveelvoudigen, aan te passen, uit te geven en te exploiteren. Hiermee vervalt het artikel “Intellectueel en industrieel eigendom” in de overeenkomst tussen Youngdog BV en Rijschool [eiser sub 1], d.d. 6 mei 2008, volledig.

Artikel 8 – Wijze besteding winst (inkomsten)
Een partij dient voor een exclusief (wereldwijde) exploitatierecht van een product (de producten) een afdracht doen plaatsvinden aan het samenwerkingsverband van 25% van de netto-inkomsten van de verkoop van een product (de producten); (…)

Artikel 9 – Looptijd van de overeenkomst en ontbinding
De overeenkomst is van kracht gedurende de looptijd van het project en wordt daarna stilzwijgend verlengd, totdat een van de partijen de overeenkomst beëindigt. Beëindiging kan tussentijds, met onmiddellijke ingang, zonder dat rechterlijke tussenkomst is vereist en zonder dat de ontbindende partij ter zake tot enige vorm van schadevergoeding aan de andere partijen gehouden is, geheel of gedeeltelijk ontbonden worden. Bij beëindiging van de overeenkomst zal Youngdog BV binnen 7 dagen de broncode van de meest recente versie van de producten (het product) aan de samenwerkingspartners leveren.

IEF 9567

BGH I. Zivilsenat 14 oktober 2010 I ZR 191/08; 'AnyDVD' (music companies tegen Heise Verlag).

Hyperlinks zijn onderdeel geworden van 't artikel

Muziekproducten hebben Heise Verlag, een online uitgever gespecialiseerd in IT en computer nieuws, gedagvaard omdat er artikelen op de website stonden met hyperliunks naar SlySoft die software aanbod om DVD kopiebescherming technisch te omzeilen.

Landsgericht en OBL München bepaalde dat de artikelen een auteursrechtschending opleverden. BGH corrigeert dit door te oordelen dat het plaatsen van links behoorde tot constitutionele persvrijheid en vrijheid van meningsuiting (art. 5(1)Grundgesetz). De teksten zelf zijn beschermd door vrijheid van meningsuiting en persvrijheid en de links krijgen dezelfde bescherming toebedeeld. Rechters benadrukten dat de hyperlinks in artikelen niet slechts een technische faciliteit omvatten om toegang te krijgen tot SlySofts website, maar onderdeel van artikel zijn geworden om het bericht aan te vullen en "ondersteunen". Wetenschap van auteursrechtschending doet hier niet aan af, de informatie voor het algemene publiek toegankelijk maken heeft een hoger doel.

r.o. 17 Im Rahmen der Abwägung sei zu beachten, dass das Wesentliche eines Links nicht die Mitteilung einer Information sei - etwa der Adresse des Internetauftritts, auf den verwiesen werde -, sondern der davon zu  unterscheidende zusätzliche Service, den Nutzer unmittelbar mit dieser Website zu verbinden. Dies eröffne eine neue Dimension, die über die eigentliche redaktionelle Berichterstattung hinausgehe und im Offline-Bereich kein Äquivalent habe. Die mit dem Verbot des streitgegenständlichen Links verbundene Einschränkung der Pressefreiheit betreffe nur den Aspekt, die Verbindung zur fraglichen Website zu ermöglichen. Insoweit gehe es nicht um die Mitteilung von Meinungen oder Tatsachen zur Meinungsbildung, die in den Schutzbereich der Meinungsfreiheit falle und deren Rahmenbedingungen dem Kernbereich der Medienfreiheit zuzuordnen seien, sondern um die weniger zentrale Frage, welchen Service ein Medienunternehmen über die Informationsverschaffung hinaus erbringen dürfe. Der Link diene lediglich der Ergänzung der redaktionellen Berichterstattung.

Artikelen 95a Duitse Auteurswet, art. 6 Copyright Directive 2001/29/EG, 11(1) EVRM
Ook wordt er verwezen naar HvJ EG 6 maart 2001 C-274/99 P (Connolly/Commission)

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf)

IEF 9554

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage 18 maart 2011, KG RK 11-701 (Informa Europe B.V.B.A c.s. tegen Multi Tasking Beheer B.V.)

Voor advocatenkantoren

met dank aan Jesse Hofhuis, Hofhuis Alkema Advocaten

Auteursrecht. Merkenrecht. Software. Ex parte bevel (met uitgebreide beoordeling) m.b.t. tot door een distributeur buiten een distributieoveeenkomst om verhandelde software voor advocatenkantoren. Geen voorlopig inbreukverbod i.v.m. de distributieovereenkomst, wel bewijsbeslag.

2.2. Het verzoek strekkende tot het geven van een voorlopig inbreukverbod zal worden afgewezen omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met de aan een dergelijk ingrijpende maatregel te stellen hoge eisen, in het bijzonder ten aanzien van de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk op het gestelde recht en ten aanzien van de spoedeisendheid van de zaak. In dat verband is mede van belang dat tussen verzoekers en gerekwestreerden ter zake de verhandeling van de Cicero software sinds zeer lange tijd een distributieovereenkomst bestaat en zonder het horen van gerekwestreerden in dit geval niet eenvoudig kan worden beoordeeld of de hen verweten handelingen niet bij overeenkomst aan een of meer van hen zijn toegestaan.

2.3. Naar voorlopig oordeel is de stelling van verzoekers dat gerekwestreerden inbreuk op het gestelde recht hebben gemaakt wel voldoende voor toewijzing van maatregelen tot bescherming van bewijs, zij het dat het verlof slechts betrekking zal hebben op beslag op afschriften van relevante documentatie waaruit de (omvang van de) inbreuk kan blijken, zoals facturen en correspondentie,, alsmede op kopieën van elektronische data die één of meer van de in paragraaf 28 van het verzoekschrift onder de eerste drie gedachtestreepjes bedoelde gegevens (kunnen bevatten).

Lees de beschikking hier.

IEF 9500

De onversleutelde broncode

Rechtbank Zwolle, 24 november 2010, LJN: BP5690, Purple Pigeon B.V. tegen Quinarx B.V.

Auteursrecht. Software. Openbaarmaken (onversleutelde) broncode. Na beëindiging van de distributie-overeenkomst constateert eiseres Purple Pigeon dat gedaagde Quinarx nog steeds softwareproducten van Purple Pigeon verkoopt dat Quinarx bij het product 'Web to Go Professional' de copyrightvermelding van Purple Pigeon heeft vervangen door een eigen copyrightvermelding. De rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat gedaagde met de verhandeling inbreuk maakt op eiseres’ auteursrecht op de broncode. Een recall heeft in de gegeven omstandigeden volgens de rechtbank echter weinig zin: "Wanneer Quinarx een geleverde CD-rom bij een klant zou terughalen, staat het programma nog steeds op de webserver van deze klant, zodat een dergelijke terughaalactie zijn doel in dat geval voorbij streeft."

4.12.  Quinarx heeft niet (voldoende) gemotiveerd weersproken dat zij de broncode vrijwel onversleuteld heeft verspreid en daarmee openbaar heeft gemaakt.

4.13.  Quinarx heeft zich verweerd met de stelling dat zij (…) drie grote beveiligingsgaten van Purple Pigeon heeft gedicht. Deze stelling kan Quinarx niet baten, want - wat er in het algemeen ook zij van de gestelde effectiviteit van de gebruikte beveiligingsmethode - vast staat dat, ondanks deze beveiliging, de broncode van de Purple Pigeon producten door het handelen van Quinarx openbaar is gemaakt en voor derden toegankelijk is geworden.

4.14.  Het verweer van Quinarx dat de broncode niet geheel kon worden versleuteld, omdat daarmee ook de copyrightvermeldingen in alle bestanden onleesbaar zouden worden, slaagt niet. Purple Pigeon heeft dit verweer weersproken met de stelling dat het technisch goed mogelijk is om de broncode te versleutelen met handhaving van de copyrightvermeldingen. [directeur Quinarx] (directeur van Quinarx) heeft desgevraagd ter zitting de juistheid van deze stelling van Purple Pigeon bevestigd. Hij heeft weliswaar toegevoegd dat de software (technisch gezien) niet op deze wijze was aangeleverd door Purple Pigeon, maar daar staat tegenover dat Purple Pigeon onweersproken heeft gesteld dat dit eenvoudig had kunnen worden opgelost als Quinarx er één telefoontje richting Purple Pigeon aan had gewaagd. De wijze waarop de software oorspronkelijk aan Quinarx is aangeleverd, kan dan ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter het openbaar maken van de broncode niet rechtvaardigen.

4.15.  Quinarx heeft zich ten slotte verweerd met de stelling dat Purple Pigeon afstand heeft gedaan van een eventueel recht om zich op haar auteursrecht te beroepen, omdat Purple Pigeon zelf in de betreffende software gebruik heeft gemaakt van zogenoemde 'open source software'. Purple Pigeon heeft dit verweer weerlegd met de stelling dat deze open licenties in alle gevallen buiten de codering kunnen blijven. Als dit het argument zou zijn geweest om de broncode niet te coderen, dan had Quinarx dit moeten meedelen, omdat het ongeveer twee minuten kost om deze paar componentjes buiten de overige software te plaatsen, aldus Purple Pigeon. Nu deze stelling niet door Quinarx is weersproken en zij heeft nagelaten haar verweer vervolgens nader te onderbouwen, kan ook dit verweer Quinarx niet baten.

4.16.  Hetgeen hiervoor is overwogen (rechtsoverwegingen 4.9 tot en met 4.15) brengt mee dat de gestelde inbreuk op de auteursrechten van Purple Pigeon in dit kort geding voldoende is komen vast te staan. Dit betekent dat de vordering sub a - niet in de (te) ruime zin zoals gevorderd, maar wel zoals in het dictum te melden - voor toewijzing in aanmerking komt.

Lees het vonnis hier

IEF 9496

De geestelijke prestatie verricht

Vzr. Rechtbank Almelo, 23 maart 2011, LJN: BP8992, VLF Networks B.V. c.s. tegen Service2Media B.V.

Auteursrecht. Software. Stukgelopen samenwerking. Auteursrechten op - in opdracht van gedaagde en in de Oekraine - ontwikkelde softwareapplicaties voor smartphones kunnen niet worden vastgesteld. Vordering afgewezen.  “zonder nadere bewijslevering - waarvoor in kort geding geen plaats is – is voorshands met onvoldoende zekerheid vast te stellen hoe de rollen in het creatieve proces tussen partijen waren verdeeld.”

4.3 De kern van dit geschil is de vraag wie in het onderhavige geval de maker is van de softwareapplicaties. Oftewel, komen de auteursrechten van de softwareapplicaties toe aan de leverancier/opdrachtgever, Service2Media, dan wel aan haar opdrachtnemer die op basis van outsourcing de softwareapplicaties voor haar heeft gebouwd, zijnde Mobile2Morrow [de gezamenlijke onderneming van partijen -IEF] en VLF Networks. VLF heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd, dat Service2Media slechts summiere instructies heeft verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling van de softwareapplicaties en dat VLF het creatieve brein achter de ontwikkeling vormde. (...)

4.4  Service2Media heeft dit gemotiveerd betwist en ter ondersteuning hiervan heeft Service2Media aangevoerd, dat de door VLF in opdracht en voor rekening van Service2Media verder ontwikkelde computerapplicaties tot stand zijn gebracht naar het ontwerp van Service2Media en onder haar leiding en toezicht, zodat Service2Media als de maker van die applicaties moet worden aangemerkt. Aldus heeft Service2Media de geestelijke prestatie verricht en komt haar op grond van artikelen 1 juncto 6 Auteurswet het auteursrecht op de softwareapplicaties toe.

4.5  Op grond van het vorenstaande is zonder nadere bewijslevering - waarvoor in kort geding geen plaats is - voorshands met onvoldoende zekerheid vast te stellen hoe de rollen in het creatieve proces tussen partijen waren verdeeld. De samenwerkingsovereenkomst biedt op dit punt geen duidelijkheid, zodat in het beperkte kader van dit kort geding geen uitspraak kan worden gedaan over de vraag aan wie het auteursrecht op de door VLF Networks en Mobile2Morrow - in opdracht van Service2Media - ontwikkelde applicaties toekomt. De vorderingen van VLF moeten daarom worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9432

De bredere opdracht

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 22 februari 2011, zaaknr. 200.006.902/01, [X] tegen De Staat der Nederlanden (met dank aan Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn).

Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 februari 2008, IEF 5653). Voormalig werknemer van de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) stelt auteursrechthebbende te zijn m.b.t. software-applicaties/broncodes, die hij gedeeltelijk in eigen beheer en in privétijd zou hebben ontwikkeld. Vorderingen afgewezen. De werkzaamheden in eigen pasten binnen het kader van de 'bredere opdracht' en het auteursrecht berust ingevolge art. 7 Aw derhalve bij de Staat als toenmalige werkgever.

9. Wat betreft de feitelijke gang van zaken kan, blijkens het voorgaande, als vaststaand worden aangenomen dat [X] een voor zichzelf in privé ontwikkeld programma heeft doorontwikkeld, "zodat deze van nut zou zijn voor gedaagde" (dagvaarding onder 11) en deze op enig moment, in september 2005 of eerder, in werkzame vorm, zonder medeweten van zijn leidinggevenden, op de systemen van CAS heeft gezet. Na de aanvankelijke boosheid over dat laatste bij zijn leidinggevende heeft CAS het nut van het initiatief ingezien en het omarmd. [X]  heeft de applicaties vervolgens op het werk en onder de vlag van CAS verder doorontwikkeld, zonder enig voorbehoud te maken ten aanzien van een hem toekomend auteursrecht. Omdat hij erkenning wilde voor zijn initiatief, heeft met het oog op een functieherwaardering, bij herhaling verzocht schriftelijk bevestigd te krijgen dat het ontwikkelen van de betreffende applicaties hem is opgedragen. Daarbij heeft hij het standpunt ingenomen dat het betreffende werk hem mondeling is opgedragen. Toen honorering van dit verzoek uitbleef, is hij het auteursrecht gaan claimen, onder meer door een copyright-notice in de broncode te plaatsen.

11. [X] doet allereerst een beroep op de omstandigheid dat hij thuis aan het ontwikkelen van de software is begonnen. Blijkens het voorgaande neemt het hof dat als vaststaand aan, evenals het feit dat- de vrucht van zijn arbeid aanvankelijk zonder medeweten van zijn superieuren op de systemen van CAS heeft geïnstalleerd. Deze omstandigheden sluiten evenwel niet uit dat het werk paste binnen het kader van de voorgenoemde "bredere opdracht.”

12. Het hof acht bewezen dat die brede opdracht, te weten: het (verrichten van werkzaamheden dienstbaar aan het) in eigen beheer via internet ontsluiten van Handelingen, aan onder meer  [X] is gegeven. Het hof onderschrijft in dat verband het oordeel van de rechtbank dat zijn betwisting daarvan, tegenover de gemotiveerde en gedocumenteerde stellingen van de Staat op dit punt, onvoldoende heeft gemotiveerd. Ook in hoger beroep heeft hij dat niet gedaan, althans is zijn motivering niet steekhoudend.

Zo doet  [X]  een beroep op het feit dat de opdracht niet op schrift is gesteld. Dat doet echter niet terzake, nu in het artikel 7Aw ook een mondelinge opdracht kan volstaan. Voor zover betoogt dat geen brede opdracht is gegeven "tot het programmeren van voor CAS essentiële software", ziet hij eraan voorbij dat de door de Staat gestelde opdracht ruimer was, namelijk het (verrichten van werkzaamheden dienstbaar aan het) in eigen beheer via internet ontsluiten van Handelingen. (…) Dat  [X],  naar hij stelt, "toevallig", c.q. "hobbymatig" over de, voor ontwikkeling van de applicaties benodigde kennis en vaardigheden beschikte, doet daarbij niet terzake. (…) Tenslotte staat ook de door gestelde omstandigheid dat CAS zich tot begin 2007 (uitsluitend) op het standpunt heeft gesteld dat het ontwikkelen van software behoorde tot zijn taakomschrijving, niet in de weg aan het als vaststaand aannemen van voornoemde brede opdracht. Het ene sluit het andere immers niet uit.

13. De door [X] verrichte werkzaamheden pasten binnen de genoemde brede opdracht. Met het doorontwikkelen en aanpassen van de software zijn immers applicaties gemaakt die er uiteindelijk toe hebben geleid dat in eigen beheer Handelingen via internet kon worden ontsloten. Met het uitvoeren van deze werkzaamheden zonder enig voorbehoud heeft [X] de opdracht ook aanvaard. Aldus heeft CAS met toestemming van [X] van diens diensten gebruik gemaakt, waarmee is voldaan aan de voorwaarde voor toepasselijkheid van artikel 7 Aw dat de vervaardiging van het werk door de werknemer heeft gestrekt ter vervulling van de dienstbetrekking. Een specifiek op de ontwikkeling van (deze) softwareapplicaties toegespitste opdracht was daartoe niet vereist.

Lees het arrest hier.

IEF 9424

Slechts summiere informatie had

Rechtbank Haarlem, 9 februari 2011, HA ZA 09-222, Global-Wallet. c.s. tegen Chess c.s. (met dank aan Aron Das Gupta, VMW Taxand).

Auteursrecht. Stukgelopen samenwerking m.b.t. softwareapplicatie sms-dienst betalingsverkeer. Eiser Global-Wallet stelt dat gedaagde Chess bij de ontwikkeling van haar sms betaalproduct gebruik heeft gemaakt van (delen van) de applicatie en aldus inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Global-Wallet c.s. Vorderingen afgewezen. Dat er auteursrecht op de applicatie rust is niet aannemelijk gemaakt en zelfs al zou er sprake zijn van auteursrecht, dan was er i.c. nog geen sprake van openbaarmaking: “De rechtbank leidt uit voornoemde verklaringen af dat Chess c.s. slechts summiere informatie met betrekking tot de Applicatie had.”  Geen beroep op mogelijke NDA, geen onrechtmatige daad. 

4.6. Met Chess c.s. is de rechtbank van oordeel dat Global-Wallet te weinig heeft gesteld om te concluderen dat de Applicatie een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van art. 1 van de Auteurswet is. Weliswaar heeft Global-Wallet bij repliek productie 36 in het geding gebracht doch deze 'documentatie’ toont nog niet aan dat het gaat om een werk in de zin van de Auteurswet, te weten een werk met een eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel. Gelet op het feit dat kennelijk reeds meer mobiele betaalsystemen in ontwikkeling waren, had het op de weg van Global-Wallet gelegen om nader te onderbouwen dat en waarom de Applicatie voldeed aan voornoemde criteria.

4.7. Ook indien de rechtbank - veronderstellenderwijs - uitgaat van een auteursrechtelijk beschermd werk, kan niet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van openbaarmaking daarvan of een andere wijze van inbreuk. Redengevend daarvoor zijn de volgende verklaringen.

(…)

4.14. De rechtbank leidt uit voornoemde verklaringen af dat Chess c.s. slechts summiere informatie met betrekking tot de Applicatie had. Voorts blijkt uit de verklaringen dat Chess c.s. weliswaar contact had met Rabobank maar uit de verklaringen kan niet worden geconcludeerd dat Chess c.s. met Rabobank concreet over de details of werking van de Applicatie heeft gesproken.

4.15. De voorgaande verklaringen kunnen derhalve het standpunt van Global-Wallet c.s. niet onderbouwen. Gelet op het feit dat Global-Wallet, in de persoon van R., Rabobank en Rabo Mobiel zelf ook heeft benaderd (zoals valt af te leiden uit de onder 2.11 weergegeven e-mail) valt niet uit te sluiten dat de mogelijk relevante informatie door toedoen van R. zelf in handen van Rabobank is terecht gekomen. Dat Global-Wallet met haar Applicatie een bedreiging voor Rabobank heeft gevormd alsmede een reden voor Rabobank om sneller dan gepland haar product op de markt te brengen, zoals Global-Wallet C.S. heeft gesteld, kan, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden geconcludeerd. De inhoud van de e-mail van 7 februari 2008 (2.8) is daarvoor in ieder geval onvoldoende.

4.18. Ook indien veronderstellenderwijs ervan dient te worden uitgegaan dat de NDA tussen partijen is overeengekomen en dat deze een verdere strekking had dan alleen toepasselijkheid binnen het assessment, kan niet worden gesproken van schending daarvan. De rechtbank verwijst daarvoor naar de verklaringen zoals weergegeven onder r.o.4.8 tot en met 4.13.

(…)

4.29. De rechtbank is van oordeel dat, nu de primaire grondslag is gebaseerd op auteursrechtinbreuk, de kosten die specifiek op het verweer betreffende deze inbreuk betrekking hebben voor vergoeding in aanmerking kunnen komen op de voet van art. 1019h Rv. Omdat in de door Chess c.s. opgevoerde kosten geen onderscheid wordt gemaakt tussen "IE-kosten" en "niet-IE-kosten" zal de rechtbank de IE-kosten dienen te schatten. De rechtbank is van oordeel dat het gewicht dat toekomt aan het op de inbreuk gebaseerde deel van de vordering ten opzichte van de gehele zaak en het aandeel van de kosten dat dienovereenkomstig met toepassing van art. 1019h Rv voor vergoeding in aanmerking komt, dient te worden vastgesteld op een vierde deel. (…)

Lees het vonnis hier. Zie ook tussen partijen: Vzr. Rechtbank Haarlem, 11 mei 2010, IEF 8832.

IEF 9403

De rechtmatige verkrijger van een exemplaar

Hendrik Struik, CMS Derks Star Busmann: Noot bij Rechtbank Dordrecht, 11 augustus 2010, IEF 9044 (I.E. Beheer / IV Bouw en Industrie). Eerder gepubliceerd in AMI 2010/6, pp. 208 - 209.

"Dit vonnis van de Rechtbank Dordrecht biedt een heldere weergave en juiste toepassing van de speciale - en niet eenvoudige - auteursrechtelijke regels rondom uitputting en gebruikersbescherming met betrekking tot computerprogrammatuur. Dat dit geen makkelijke materie is, bleek eerder uit een vonnis uit 2002 van (nog wel) de rechtbank Den Haag. Die rechtbank, met een zeker aplomb maar ten onrechte, overwoog over een inbreukvordering tegen een partij die door koop (op een veiling uit het faillissement-Fokker) ‘stellig eigenaar’ was geworden van eerder aan Fokker krachtens licentie geleverde diskettes met flight simulator programmatuur: ‘…doch dat brengt nog niet met zich dat hij tevens enig recht heeft verkregen de daarop voorkomende software op welke wijze dan ook te gebruiken.’

Dat uit art. 45j Auteurswet juist het tegendeel voortvloeit, wordt in het hier besproken vonnis (r.o. 4.11) wèl duidelijk voor ogen gehouden: als inbreuk op auteursrecht op een computerprogramma wordt niet beschouwd de verveelvoudiging door de rechtmatige verkrijger van een exemplaar van een computerprogramma welke noodzakelijk is voor het met dat programma beoogde gebruik. Het is dus de wet die aan het (enkele) feit van de rechtmatige verkrijging van een exemplaar de bevoegdheid verbindt het programma te gebruiken; het al of niet instemmen van de rechthebbende met dat gebruik is dan voor zo’n verkrijger niet meer relevant."

Lees de volledige noot hier.