DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 10936

Dezelfde basisvorm technisch bepaald

Vzr. Rechtbank Amsterdam 15 februari 2012, KG ZA 11-2034 HJ/PV (Kaan/Soopl tegen Hang on A/S)

Uitspraak is ingezonden door Willem den Hertog, Udink & De Jong.

Auteursrecht. Technisch bepaald. Soopl ontwikkelt producten op fashiongebied, zoals de Soopl Fashion Trolley. Hang On doet aan in- en verkoop van kledingrekken. Partijen hebben een distributiesamenwerking voor Denemarken gehad. Na beëindiging heeft Hang On de Rolling Jones op de markt gebracht.

De rekken hebben gemeenschappelijk: de manier waarop zij kunnen worden opgevouwen en dus de plaatsen waar scharnieren zijn aangebracht, dit is dus technisch bepaald.

Verschillen: Apuhara (eerdere Finse ontwerp) is van metaal, inclusief de scharnieren. De twee ontwerpen in dit geding hebben plastic onderdelen. De verbinding halverwege heeft weliswaar dezelfde basisvorm, maar die is technisch bepaald. De vormgeving is zeker niet identiek. Ook het plateau is anders vormgegeven. De wielkasten vormen gelijkenis, maar de rem en de vorm van de zijkanten zijn duidelijk verschillend. De rechter overweegt: hoewel vanaf enige afstand de totaalindruk overeenkomt, zullen verschillen onmiddelijk gezien worden. De vorderingen worden afgewezen.

Auteursrecht r.o. 4.8. (...) De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze toevoegingen en wijzigingen van Soopl ten opzichte van het eerdere Finse origineel toevoegingen en wijzigingen zijn die door Hang On mochten worden overgenomen teneinde haar kledingrecht de grootst mogelijke deugdelijkheid en bruikbaarheid te geven. Deze toevoegingen als zodanig leveren dus geen auteursrechtinbreuk op en leiden op zichzelf ook niet tot het oordeel dat sprake is van slaafse nabootsing.

Slaafse nabootsing r.o. 4.14. "Hoewel gezegd kan worden dat vanaf enige afstand de totaalindruk die de beide kledingrekken maken overeenkomt, zal iedereen die met een van beide kledingrekken bekend is en het andere kledingrek in handen krijgt door de bovengenoemde verschillen toch onmiddellijk zien dat het een ander kledingrek is."

IEF 10930

Ingekleurd met groen- en roodtinten (arrest)

HR 17 februari 2012, LJN BU4903 (7-Eleven Inc. tegen Laprior)

Uitspraak is ook ingestuurd door Niels Mulder, DLA Piper.

Auteursrecht. In navolging van IEF 10809 (Concl AG) waarin AG Verkade concludeert tot verwerping van het beroep. Deze verwerping wordt gevolgd door de Hoge Raad. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden, gezien art. 81 RO, behoeft dit geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uit eerdere conclusie AG Verkade: Auteursrecht in navolging van een niet-geslaagd merkenrechtelijk beroep in een langlopende zaak. In deze zaak - waarin de feiten zich afspelen op Sint Maarten - heeft de internationaal, maar niet op Sint Maarten opererende supermarktketen 7-Eleven zich tevergeefs gekeerd tegen het gebruik van de handelsnaam '7 Alive' door Laprior op Sint Maarten.

Eerder in deze serie:
IEF 4664 (Gem. Hof NA en Aruba),
IEF 7821 (Concl. AG),
IEF 7885 (HR) en
IEF 9055 (Gem. Hof NA en Aruba).

IEF 10918

Zolang de factuur niet is betaald

Rechtbank 's-Gravenhage 15 februari 2012, HA Z 11-2654 (Onsia tegen Liniper Exploitatie I B.V.)

Incident. Auteursrecht. Algemene voorwaarden.Onsia heeft ontwerpwerkzaamheden voor Liniper verricht voor de verbouwing en uitbreiding van een voormalige wagenschuur te Nootdorp. De opdracht is met wederzijdse instemming beëindigd. Onsia vordert verbod op uitvoering op basis van auteursrecht. Ingevolge de algemene voorwaarden is het auteursrecht niet overgedragen zolang de factuur niet is betaald. Hierdoor staat het Liniper niet vrij met medewerking van een andere architect het project uit te voeren. Vorderingen worden afgewezen.

Verder in citaten:

4.3.Liniper heeft niet betwist dat zij voornemens is het project uit te laten voeren, doch zij heeft daarbij uitdrukkelijk aangegeven dat dit niet aan de hand van het ontwerp van Onsia zal gebeuren, maar op basis van het ontwerp van een andere architect, dat op essentiële punten zal afwijken van het eerdere ontwerp. (...) In het licht hiervan heeft Onsia onvoldoende gemotiveerd gesteld dat inbreuk op zijn auteursrecht dreigt, zodat hij geen belang aannemelijk heeft gemaakt bij het gevorderde verbod. De gevorderde voorlopige voorziening inhoudende een verbod zal derhalve worden afgewezen.

4.4.    Partijen zijn voor uitvoering van de werkzaamheden van Onsia kennelijk aanvankelijk een bedrag van € 28.000,- overeengekomen (zoals ook volgt uit de door Onsia overgelegde productie D, zijn brief aan Liniper van 28 april 2011), welk bedrag deels of geheel door Liniper is voldaan. Het meerdere wordt door Liniper betwist terwijl in dit stadium van de procedure de verschuldigdheid vooralsnog onvoldoende blijkt. Voor toewijzing van het gevorderde voorschot is in ieder geval noodzakelijk dat de verschuldigdheid van het bedrag in hoge mate aannemelijk is. Dit is niet het geval. Ook het gevorderde voorschot dient derhalve te worden afgewezen. 

IEF 10905

De waarachtigheid van de verklaring

Hof van Beroep Antwerpen 23 januari 2012, rolnr. 2010/AR/1778 (NV Zeeman Textiel Supers tegen NV Carodel)

Te vergelijken met IEF 10640 (Rb Den Haag)

België. Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht. Verklaring betreffende overdracht van rechten.

Titulariteit: Enkel geldt een schriftelijke overdracht tussen auteur en de vermeende auteursrechthebbende. Ondanks dat het voorwerp van de arbeidsovereenkomst het ontwerpen van kledij was, dient de overdracht van de vermogensrechten in de arbeidsovereenkomst of in een afzonderlijke overeenkomst uitdrukkelijk te worden bedongen. NV Carodel legt een verklaring over waarin de auteur erkent de rechten op haar eventuele ontwerpen van bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst had afgestaan. Dat deze verklaring is afgelegd nadat deze procedure is ingeleid, doet geen afbreuk aan de waarachtigheid van de verklaring (zie r.o. 4.2.2.1.2).

Het hof verklaart de vordering van NV Carodel ten laste van NV Zeeman Textiel supers gedeeltelijk gegrond en stelt het auteursrechtelijk karakter vast van de werken BOYS T-shirt nr. 2703 en 3705 waarvan de NV Carodel de auteursrechtelijke vermogensrechten beschikt. Tot slot stelt het hof de auteursrechtelijke inbreuk in hoofde van Zeeman vast op de hiervoor vermelde kledij. Vernietiging wordt bevolen en de geconsigneerde borgsom, die werd opgelegd in het kader van de beschikking van 4 maart 2009, dient te worden vrijgegeven.

4.2.2.1.2 (..) NV CARODEL beweert dat het voorwerp vn de arbeidsovereenkomsten met haar medewerkers het ontwerpen van kledij was. De medewerkers waren op de hoogte dat deze kldij zou worden gecommercialiseerd.

Nochtans kan dit niet wegnemen dat de vermogenrechten van de werknemer maar kan overgaan op de werkgever indien de overdracht van de vermogensrechten in de arbeidsovereenkomst of in een afzonderlijke overeenkomst uitdrukkelijk werd bedongen. Het feit dat de arbeidsovereenkomst sloeg op het ontwerpen van kledij, is op zich niet voldoende om de overdracht van de auteursrechtelijke vermogensrechten te bewerkstelligen.

Op 30 okober 2009  legde ONTWERPER een verklaring af waarzij zij erkende dat zij haar rechten op haar eventuele ontwerpen van bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst had afgestaan aan NV Carodel. (...)
ZEEMAN merkt op dat deze verklaring werd afgelegd nadat de procedure reeds was ingeleid.

Nochthans doet zulks geen afbreuk aan de waarachtigheid van de verklaringen van deze ontwerpster. Zij heeft haar vermogensrechten afgestaan aan NV CARODEL van bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst. Het geschrift is trouwens en bewijsmiddel en geen geldigheidsvereiste.

Dictum
Het hof recht doende op de vordering van NV CARODEL ten laste van NV Zeeman Textiel supers:
- verklaart de vordering vann NV Carodel ten laste van NV Zeeman Textiel supers gedeeltelijk gegrond als  volgt en stelt het auteursrechtelijk karakter vast van de werken BOYS T-shirt nr. 2703 en 3705 waarvan de NV Carodel de auteursrechtelijke vermogenrechten beschikt. Tot slot stelt het hof de auteursrechtelijke inbreuk in hoofde van Zeeman vast op de hiervoor vermelde kledij. Vernietiging wordt bevolen en de geconsigneerde borgsom, die werd opgelegd in het kader van de beschiking van 4 maart 2009, dient te worden vrijgegeven.

IEF 10902

Weliswaar 'op eerste zicht'

Hof van Beroep Antwerpen 16 januari 2012, arrestnr. 2010/RK/380 (NV Carodel tegen NV Zeeman Textiel Supers)

België. Procesrecht: Kracht van gewijsde. Voorzitter als bodemrechter.

Eerder IEF 9175 (Vzr. Rb. van Koophandel Antwerpen): Zeeman stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrechten m.b.t. enkele kledingstukken uit de zomercollectie 2009.

De beschikking van 4 maart 2009 is gewezen door de voorzitter die oordeelt als bodemrechter, weliswaar ´op eerste zicht´, maar zijn beslissing is in de regel bekleed met het gezag van gewijsde. Uit artikel 764 Ger.W. volgt dat op straffe van nietigheid mededeling aan het openbaar ministerie dient plaats te vinden. Dit is niet gebeurt en de beschikking is nietig.

Het hof concludeert dat de eerdere beschikking IEF 9175 (Vzr. Rb. van Koophandel Antwerpen) wordt vernietigd. De vordering tot herroeping van de in gewijsde gegane beschikking van 4 maart 2009 is niet ontvankelijk en de vordering tot betaling van een geldsom wegens procesmisbruik is niet gegrond.

 3.6. De geïntimeerde stelt incidenteel beroep in dat ertoe strekt:
"De vordering van Zeeman textiel Supers tot herroeping van het gewijsde van de beschikking van 4 maart 2009 en tot vernietiging van deze beschikking op grond van het ontbreken van auteursrechten op de kledingsstukken (...) en op grond van het achterhouden van beslissende stuken en het persoonlijk bedrog, ontvankelijk en gegrond te verklaren".
Om de redenen hiervoor aangehaald is het incidenteel beroep niet gegrond.
De oorspronkelijke vordering van dde geïntimeerde is immers niet ontvankelijk.
IEF 10893

Specifieke combinatie van dessins

Rechtbank 's-Gravenhage 8 februari 2012, HA ZA 10-3265 (Burgers Lederwarenfabriek Wijchen B.V. tegen Basil B.V.)

Met dank aan Thera Adam-van Straaten, Leijnse Artz.

Auteursrecht op fietstassen. Burgers vordert een inbreukverbod op de auteursrechten die rusten op haar Daily Shopper 1B en op de (in haar opdracht ontworpen) Mondi Joy Double.

Daily Shopper/Mira: Op de Daily Shopper 1B rust auteursrecht, maar de daaraan verbonden bescherming is gezien het vormgevingserfgoed beperkt van omvang. Met name de Haberland tas, de Löhr tas en de Daily Shopper 1A lijken in dat opzicht sterk op de vormgeving van de Daily Shopper 1B.

Er rust auteursrecht op de Daily Shopper 1B op de specifieke combinatie van op zich reeds bestaande en deels met elkaar gecombineerde vormgevingsaspecten van fietstassen. De totaalindruk van de Daily Shopper 1B wordt daarbij in het bijzonder bepaald door de sluiting waarbij het hengsel aan beide zijden in de tas doorloopt en nauwelijks uitsteekt aan de bovenzijde van de tas. De Mira heeft dit kenmerk niet. Daarmee zijn bij de Mira ontwerpkeuzes gemaakt waarbij er andere vormgevingselementen zijn gecombineerd, waardoor de totaalindruk van die tas afwijkt van de Daily Shopper 1B. (r.o. 4.3 - 4.5). Er is geen inbreukmakende verveelvoudiging.

Mondi Joy Double/Jada en Rosa:
Versies uit 2006-2007
: Door de combinatie van verschillende dessins in contrasterende felle kleuren wijkt de totaalindruk van de Rosa zodanig af van die van de Mondi Joy Double met een bloemenprint op de gehele tas, dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht daarop. Dit geldt temeer nu Burgers zich op het standpunt stelt dat zij geen bescherming inroept voor de gebruikte dessins zelf, alleen voor de specifieke combinatie van dessins.

Inbreuk op Mondi Joy Double Roman Black, Roman Blue en Roman Grey: Bewijskwestie: Nu de rechtbank er niet vanuit kan gaan dat de Roman Grey, Roman Black en Roman Blue eerdere werken waren, slaagt het beroep van Burgers op inbreuk op haar auteursrecht op de Roman Grey, Roman Black en Roman Blue door ontlening aan die werken niet.

Interessante overwegingen (r.o. 4.19) voor wat betreft de proceskosten ex 1019h Rv: (1) het feitenonderzoek zal tijdrovend zijn geweest vanwege een (oud) auteursrecht uit 2001, (2) in de dagvaarding heeft eiser zeer beknopt stellingen ingenomen, die onduidelijkheid lieten bestaan over de vraag op welke auteursrechtelijke werken zij zich nu precies beriep. (3) De kosten van een Duitse KG-advocaat behoren niet tot de proceskosten, (4) van het indicatietarief wordt in positieve zin van afgeweken in't voordeel van Basil.

Daily Shopper/Mira:
4.5. Het inbreukverweer van Basil treft doel. Zoals hiervoor overwogen, rust het auteursrecht op de Daily Shopper 1B op de specifieke combinatie van op zich reeds bestaande en deels met elkaar gecombineerde vormgevingsaspecten van fietstassen. De totaalindruk van de Daily Shopper 1B wordt daarbij in het bijzonder bepaald door de sluiting waarbij het hengsel aan beide zijden in de tas doorloopt en nauwelijks uitsteekt aan de bovenzijde van de tas. De Mira heeft dit kenmerk niet. Daarmee zijn bij de Mira ontwerpkeuzes gemaakt waarbij er andere vormgevingselementen zijn gecombineerd, waardoor de totaalindruk van die tas afwijkt van de Daily Shopper 1B. De ontwerper van de Mira heeft, gelet op de beperkte beschermingsomvang van de Daily Shopper 1B, voldoende afstand gehouden van de Daily Shopper 1B en de Mira vormt dan ook geen inbreukmakende verveelvoudiging van de Daily Shopper 1B.

Mondi Joy Double/Jada en Rosa: 4.10. Het voorgaande geldt ook voor de Rosa. Het ontwerp van de Mondi Joy Double met bloemenprint waarop Burgers zich beroept (dessin ‘Fiori’, afgebeeld in 2.11 en 2.12), kent een bedrukking van klaprozen op een limegroen, roze of paars geruite achtergrond. De Rosa tas heeft op delen van de tas een rozenprint op een blauw geruite achtergrond, maar wordt daarnaast gekenmerkt door een contrasterend vlak van rood met witte stippen en rood geruite zijvlakken zonder bloemenprint. Door de combinatie van verschillende dessins in contrasterende felle kleuren wijkt de totaalindruk van de Rosa zodanig af van die van de Mondi Joy Double met een bloemenprint op de gehele tas, dat er geen sprake is van inbreuk op het auteursrecht daarop. Dit geldt temeer nu Burgers zich op het standpunt stelt dat zij geen bescherming inroept voor de gebruikte dessins zelf, alleen voor de specifieke combinatie van dessins.

Inbreuk op Mondi Joy Double Roman Black, Roman Blue en Roman Grey: 4.16. Nu de rechtbank er niet vanuit kan gaan dat de Roman Grey, Roman Black en Roman Blue eerdere werken waren, slaagt het beroep van Burgers op inbreuk op haar auteursrecht op de Roman Grey, Roman Black en Roman Blue door ontlening aan die werken niet.

Proceskosten:
4.19 Het eerstgenoemde feitencomplex betrof een inbreuk op een auteursrecht uit 2001, zodat het feitenonderzoek betreffende die stellingen tijdrovend zal zijn geweest. Voorts heeft Basil een groot aantal verweren tegen de verschillende stellingen aangevoerd. Dit is door Burgers in de hand gewerkt doordat zij in haar dagvaarding zeer beknopt stellingen heeft ingenomen, die onduidelijkheid lieten bestaan over de vraag op welke auteursrechtelijke werken zij zich nu precies beriep. Dit verklaart tot op zekere hoogte de hoeveelheid door (de advocaat en de gemachtigde van) Basil besteedde tijd.
Anderzijds heeft Basil in haar kostenopgave ook de kosten voor een Duitse advocaat betrokken ter hoogte van € 2.495,-, die werkzaamheden heeft verricht ter voorkoming van een einstweilige Verfügung in Duitsland. Die kosten behoren niet tot de proceskosten van de onderhavige procedure. Ook na aftrek van de kosten van de Duitse advocaat kunnen de hiervoor geschetste omstandigheden echter geenszins het totaal van de door Basil gemaakte kosten verklaren. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om het indicatietarief voor een gewone bodemprocedure zonder re- en dupliek of pleidooi, dat € 20.000,- bedraagt, niet volledig te volgen, maar de kosten van Basil te begroten op € 25.000,-.

IEF 10886

Merk in een andere opmaak

Vzr. Rechtbank Almelo 8 februari 2012, LJN BV3879 (TD Poultry Processing B.V. tegen Nijland c.s.) - grosse KG ZA 12-12

Met dank aan Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht en Huib Berendschot, AKD advocaten & notarissen.

Merkenrecht uit faillissement gekocht. Normaal gebruik in gewijzigde vorm. Auteursrechtelijke bescherming merk. TD Poultry en Nijland houden zich beiden bezig met verkoop, productie en verwerking van pluimveeproducten. Uit faillissement heeft TD Poultry het merk woord-beeldmerk "Olympia Luxus Hänchen" overgenomen. Nijland heeft een Benelux depot verricht voor Benelux woord-beeldmerk "Olympia Chicken", en Gemeenschapswoord-beeldmerk"Premium quality olympia chicken" en -woordmerk "Olympia".

Nu de merken voorts voor dezelfde waren en diensten worden gebruikt binnen het beperkte afzetgebied van partijen (groothandels) is naar voorlopig oordeel sprake van merkinbreuk 2.20 lid 1 sub b BVIE. Voor beoordeling van normaal gebruik hoeft het merk niet altijd kwantitatief gezien omvangrijk te zijn gebruikt om als normaal gebruik te kunnen worden beschouwd. In 2008 heeft Fraas haar merk nog gehandhaafd bij de rechtbank Groningen (IEF 7042).

Het enkele gebruik van een merk in een andere opmaak, ook wanneer het merk wordt gebruikt in een andere kleurstelling (de achtergrond), dient niet te worden aangemerkt als een wijziging van het onderscheidende vermogen van het merk. Nijland wordt veroordeeld de merken (zoals geregistreerd bij BBIE en de EU-merken) te staken en gestaakt te houden. De vordering gebaseerd op de auteursrechtelijke bescherming van het merk wordt eveneens toegewezen, voor zover dit ziet op de inbreuk op het auteursrecht van het onderhavige merk buiten de Benelux.

4.6. Het verweer van het Nijland concern dat het merk dient te worden gebruik zoals destijds is ingeschreven en dat het door haar gebruikte merk volkomen anders is dan het geregistreerde merk van TD Poultry, dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden verworpen. Het is weliswaar juist dat het door TD Poultry gebruikte merk niet identiek is aan de merkregistratie zoals onder 4.3. weergegeven, maar artikel 2.26 lid 2 BVIE bepaalt dat voor de toepassing van artikel 2.26 lid 2 sub a BVIE onder gebruik van het merk mede wordt verstaan het gebruik van het merk in een op onderdelen afwijkende vorm, zonder dat het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, wordt gewijzigd. Er is, zoals onder 4.3 is overwogen, sprake van duidelijke overeenkomsten tussen de gebruikte merken. Het enkele gebruik van een merk in een andere opmaak, ook wanneer het merk wordt gebruikt in een andere kleurstelling (de achtergrond), dient niet te worden aangemerkt als een wijziging van het onderscheidende vermogen van het merk (vgl. Hof Amsterdam 11 mei 2006, BIE 2007, 74). Het feit dat de tekst onder en boven het opvallend in een rode ovaal geplaatste woord "Olympia" afwijkt van het geregistreerde merk, doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin af aan het onderscheidend vermogen.

4.11. Het verweer van het Nijland concern dat het handhaven van een merkrecht via het auteursrecht niet zomaar is toegelaten en dat TD Poultry een specifiek belang daartoe onvoldoende zou hebben gesteld, slaagt naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin. Het is juist dat het handhaven van een merkrecht via het auteursrecht niet zomaar is toegelaten (vgl. HR 6 februari 1998, BIE 1998, 52). Er moet sprake zijn van een specifiek belang bij handhaving van het auteursrecht, welk belang duidelijk te onderscheiden moet zijn van het belang bij handhaving van het merkrecht. Dat specifieke belang heeft TD Poultry in haar dagvaarding naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gesteld, namelijk het handhaven van haar auteursrecht buiten de Benelux. Haar vordering ten aanzien van het auteursrecht strekt zich uit over de gehele wereld. Voorts heeft TD Poultry onbetwist gesteld dat zij zich in het bijzonder bezig houdt met de export van pluimveeproducten buiten de Benelux, zodat zij ook een belang heeft bij een wereldwijd verbod. De vordering onder II zal derhalve eveneens worden toegewezen, voor zover dit ziet op de inbreuk op het auteursrecht van het onderhavige merk buiten de Benelux. Ook dit verbod zal met ingang van 1 maart 2012 worden toegewezen, gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 4.9 is overwogen.

Lees het vonnis hier (LJN BV3879, grosse KG ZA 12-12).

IEF 10836

Stijlbescherming: tusssen brand identity en concept

Rechtbank Amsterdam 25 januari 2012, HA ZA 10-2047 (Dietwee B.V. tegen Nuna International B.V.)

Met dank aan Gregor Vos en Laura van Gijn, Klos Morel Vos & Schaap.

In't kort: Stijlbescherming. 'Brand identity' is de gekozen versie van 'brand concept'. Na het tussenvonnis (8 juni 2011) waarin de gelegenheid werd gegeven aan Dietwee om bij akte te reageren op het verweer dat het slechts zou gaan om een stijl die niet voor auteursrechtelijke bescherming te komen, volgt dat de door Dietwee genoemde elementen te algemeen en te gangbaar zijn om auteursrechtelijke bescherming te genieten.

Feiten. Nuna is gespecialiseerd in de ontwikkeling van innovatieve en 'no-nonsense' baby- en peuterproducten en heeft Dietwee benaderd voor ontwikkeling van wereldwijde huisstijl. Na diverse opdrachten werd de samenwerking beëindigd. Het andere bureau dat Nuna heeft ingeschakeld heeft nieuwe foto's laten maken waarbij in zwart/wit-uitvoering kleuraccenten zijn aangebracht en nieuwe teksten zijn bedacht.

Het auteursrecht is niet overgedragen, slechts de gebruiksrechten, de 'creative rights' bleven bij Dietwee. Artikel 8 Aw - opdrachtgevermakerschhap - is niet van toepassing omdat er een andersluidend beding is en dit artikel is van aanvullend recht.

De rechtbank gaat er wel vanuit dat de licentie nog voortduurt. Deze geldt voor de 'brand identity'. Een brand identity is echter niet hetzelfde als een brand concept. Van en brand identity kan immers pas sprake zijn als er een concreet uitgewerkt ontwerp ligt. Aangezien Nuna voor haar brand identity heeft gekozen voor Direction 1, me een uitvoering in zwart/wit, en Nuna die vervolgens heeft uitgewerkt, moet dit ontwerp als brand identity worden beschouwd. De licentie ziet dus niet op de Brand Concept noch op een twee variant (r.o. 4.13).

Beoordeling. De beschreven visuele communicatiewaarden, brand elements en het kleurgebruik kan wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. In dit geval zijn de 'tone of voice' te algemeen en te gangbaar om auteursrechtelijke bescherming te kunnen genieten nu niet gaat om niet nader uitgewerkte ideeën. De rechtbank wijst de vorderingen af, immers stemmen in de totaalindrukken slechts de typografie overeen, echter...

2.8 (...) "Enkel het gebruik van een zelfde lettertype is naar het oordeel van de rechtbank te weinig om te kunnen spreken van een overeenstemmende totaalindruk, temeer nu voor de totaalindruk het onderwerp van de foto en de daarbij geplaatste tekst zeer bepalend is. Voor de Nieuwe werken zijn geheel nieuwe foto's gebruikt, waarop andere kinderen te zien zijn, in andere situtaties en met daarop (in kleur) andere teksten. Deze werken wijken in belangrijke  mate af van de uitingen in Direction 2. Door Dietwee is nog aangevoerd dat ok sprake is van overeenstemming omdat in één van de Nieuwe Werken evenals bij het werk van Dietwee letters gedeeltelijk weglopen achter het beeld. Volgens Nuna betreft dit werk een 'still uit een filmpje'. Los daarvan acht de rechtbank ook deze gelijkenis te gering ook in samenhang met het lettertype bezien, van een overeenstemmende totaalindruk te kunnen spreken.

2.5. De rechtbank oordeelt als volgt. Dietwee benoemt en omschrijft een aantal 'identity properties', die volgens haar de auteursrechtelijk beschermde trekken vormen die door Nuna zijn overgenomen in de Nieuwe Werken. De rechtbank komt tot het oordeel dat deze elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, onvoldoende bepaald zijn en niet meer behelzen dan een opsomming vn begrippen die een idee voor  een bepaalde stijl uitdrukken. Het gaat om enkele slechts in algemene termen beschreven elementen voor reclame-uitingen, die nog verdere uitwerking behoeven. Aan de hand van deze beschrijvingen kan men komen tot zeer verschillende concrete uitwerkingen. Ze zijn dan ook niet op een lijn te stellen met beschermde (televisie) formats, omdat het daarbij immers moet gaan om zeer concreet uitgewerkte elementen.

2.6. Dat neemt niet weg dat de concrete uitwerking van de beschreven 'visuele communicatiewaarden', 'brand elements' en het kleurgebruik wel degelijk auteursrechtelijke bescherming kan genieten. Dat is het geval bij de in Direction 2 opgenomen voorbeelden voor reclame-uitingen, die oorspronkelijk zijn en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Nuna betwist ook niet dat deze voorbeelden als een werk in de zin van de Auteurswet kunnen worden beschouwd.
De rechtbank heeft Dietwee bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om nader aan te geven welke auteursrechtelijk beschermde elementen uit Direction 2 zijn overgenomen in de Nieuwe Werken. Dietwee heeftt een vergelijkingsdocument gemaakt waaruit volgens haar blijkt dat de volgende subjectieve trekken in de Nieuwe Werken van Nuna herkenbaar zijn:
a. de geselecteerde visuele communicatie waarden;
b. de  geselecteerde brand elementen, met name de tone of voice en de typografie. Voor de typografie geldt dat in het bijzonder voor de gebruikte letter, die op specifieke wijze is toegepast en bewerkt, de 'onderkast', minder regelafstand/krappe interlinie en de letters die weglopen achter het ontwerp;
c. de wijze van gebruik van kleuren.
IEF 10823

Per element, op detailniveau, verschillen

Vzr. Rechtbank Zwolle 24 januari 2012, LJN BV1721 (Studio Light tegen Find IT Media)

Inbreuk op auteursrecht en slaafse nabootsing van 3d-wenskaarten.

Zowel Studio Light als Find It Media exploiteren een groothandel in (onder andere) "selfmade kaarten". Sedert april 2010 geeft Studio Light een serie boekjes uit, door haar aangeduid als "Mini Pyramids". Find It Media geeft ook sedert 2008 vergelijkbare boekjes uit, in die zin dat daarmee ook kaarten kunnen worden gemaakt door de plaatjes uit deze boekjes uit te knippen en zodanig op elkaar te plakken dat een gelaagd effect ('3D-effect') ontstaat.

a. rust er een auteursrecht op de lay-out; JA
b. is Studio Light de auteursrechthebbende; JA
c. maakt Find It Media door de uitgave van haar A6-boekjes inbreuk op het auteursrecht van Studio Light. JA

Dat per element, op detailniveau, er sprake is van verschillen doet er niet aan af of er auteursrechtelijke inbreuk wordt gepleegd. Daar bovenop wordt ook nog eens slaafse nabootsing aangenomen.

Ad a.
4.2.2. In dit verband moet eerstens worden opgemerkt dat uit de aard van de zaak, het betreft hier een lay-out die in meerdere boekjes van Studio Light terugkomt, voor de vraag wat voor bescherming in aanmerking komt, anders dan Find It Media stelt, het noodzakelijk is een vergelijking te maken tussen de verschillende A6-boekjes van Studio Light. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat van een auteursrecht sprake is gelet op de volgende elementen, die - anders dan Find It Media heeft betoogd - in onderlinge samenhang moeten worden bezien: (...)

Uit het aantal, de keuze en de plaats van voormelde elementen blijkt in voldoende mate van een creatieve, scheppende arbeid, die - wederom anders dan Find It Media heeft betoogd - dermate afwijkt van de (oudere) A5-boekjes van Find It Media dat geen afbreuk wordt gedaan aan de oorspronkelijkheid en eigenheid van het werk. Immers, geen van de hierboven genoemde elementen, met uitzondering van de nummering van het boekje, komt overeen met de A5-boekjes van Find It Media.

Find It Media heeft voorts gesteld dat Studio Light niet voldoende heeft onderbouwd dat de lay-out van de omslagen van A6-boekjes van Studio Light een persoonlijk karakter heeft.

De voorzieningenrechter volgt Find It Media hierin niet. Studio Light heeft in voldoende mate gewezen op - onder andere - de verschillende hierboven vermelde elementen en de samenhang daartussen. Daaruit blijkt, naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter, voldoende van een persoonlijk karakter. Meer behoefde van Studio Light in dit verband niet verwacht te worden.

Ad.b.
4.3.2.  Artikel 4 Auteurswet bepaalt, voor zover van belang, dat "behoudens bewijs van het tegendeel" degene die op het werk als zodanig is aangemerkt, voor maker wordt gehouden. Studio Light heeft erop gewezen dat op de achterzijde van haar A6-boekjes is vermeld: "(c)2010: Produced in Holland by: Studio Light b.v." en heeft daarmee voldoende onderbouwd dat zij auteursrechthebbende is, temeer nu Find It Media heeft nagelaten (een begin van) een aanwijzing voor "het tegendeel" naar voren te brengen.

Ad. c.
4.4.2.  Met Studio Light is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door Find It Media gebruikte lay-out in haar A6-boekjes dermate veel gelijkenis vertoont met de (auteursrechtelijk beschermde) lay-out van de A6-boekjes van Studio Light dat een inbreuk voldoende aannemelijk is geworden.

Zoals hiervoor is opgemerkt betreft het hier een auteursrecht dat rust op de lay-out van de A6-boekjes, welk auteursrecht kan worden afgeleid uit de overeenkomsten van haar verschillende door Studio Light in het geding gebrachte A6-boekjes. Daardoor snijdt het eerste hierboven aangeduide verweer van Find It Media geen hout.

De inbreukmakende overeenstemming bestaat er, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, uit dat de A6-boekjes van Find It Media alle onder 4.2.2 genoemde elementen bevatten (met uitzondering van de vermelding van het thema in de onder 4.2.2 genoemde cirkel), waardoor de totaalindrukken van de litigieuze A6-boekjes een treffende gelijkenis vertonen.

Dat per element, op detailniveau, van verschillen sprake is, doet aan het voorgaande niet af. Het tweede hierboven aangeduide verweer faalt derhalve eveneens.

Voldoende aannemelijk is geworden dat een gemiddelde normaal oplettende consument de A6-boekjes van Find It Media voor die van Studio Light zal houden.

Slaafse nabootsing
4.5.2.  Gelet op deze toetsingsmaatstaf is de uitgave van de litigieuze A6-boekjes door Find It Media jegens Studio Light - naast de inbreuk die deze boekjes maken op het auteursrecht dat Studio Light heeft op de lay-out van haar A6-boekjes - in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer in acht is te nemen en om die reden onrechtmatig. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat sprake is van een dermate grote gelijkenis tussen de A6-boekjes van Studio Light en die van Find It Media dat verwarring is te duchten en voorts dat Find It Media deze verwarring kan voorkomen door, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid, voor een afwijkende, niet verwarringscheppende lay-out te kiezen. Voormelde gelijkenis blijkt, naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter, uit de omstandigheid dat Find It Media in haar A6-boekjes de elementen genoemd in 4.2.2 (met uitzondering van de vermelding van het thema in de aldaar aangeduide cirkel) heeft overgenomen.

IEF 10809

Ingekleurd met groen- en roodtinten

Conclusie AG Verkade HR 11 november 2011, 10/05136 HR (7-Eleven Inc. tegen Laprior)

Met dank aan Niels Mulder, DLA Piper.

In navolging van IEF 4664 (Gem. Hof NA en Aruba), IEF 7821 (Concl. AG), IEF 7885 (HR) en IEF 9055 (Gem. Hof NA en Aruba).

Auteursrecht in navolging van een niet-geslaagd merkenrechtelijk beroep in een langlopende zaak. In deze zaak - waarin de feiten zich afspelen op Sint Maarten - heeft de internationaal, maar niet op Sint Maarten opererende supermarktketen 7-Eleven zich tevergeefs gekeerd tegen het gebruik van de handelsnaam '7 Alive' door Laprior op Sint Maarten.

Het geschil is al eerder bij de Hoge Raad geweest, hetgeen heeft geleid tot het arrest HR 8 mei 2009, LJN BH2956. In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat het hof niet voorbij had mogen gaan aan het beroep van 7-Eleven op een haar krachtens art. 8 Auteursverordening 1913 (hierna ook: Av) toekomend auteurschap. Thans - in deze nieuwe ronde bij de Hoge Raad - is aan de orde of het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor de Nederlandse Antillen en Aruba (hierna: GHJNA en Aruba of kortweg: het hof) andere bepalingen uit de Av juist heeft toegepast.

Pas in hoger beroep is een beroep op auteursrecht gedaan. Voor het (behoud van) merkrecht geldt de eis van merkgebruik in dat land, daaraan werd door 7-Eleven niet voldaan. Voor het auteursrecht geldt deze eis niet. Dat het (vernieuwde) logo uit 1968 ten opzichte van het logo van 1946 geen juridisch relevante afwijking bevat, zodat het logo van 1968 niet als voldoende nieuw of vernieuwend kan worden aangemerkt om een zelfstandig karakter (lees: voldoende (aanvullend) persoonlijk stempel) te hebben verkregen is een niet onjuiste maatstaf.

Het onderdeel dat zich richt tegen een onbegrijpelijke overweging dat de inkleuring van de logo’s uit 1946 en 1968 gelijk is, wordt verworpen. Ondanks dat 7-Eleven stelling heeft genomen dat er verschillen zijn. Zowel het oude als het nieuwe logo is immers ingekleurd met groen- en roodtinten. Tot slot middel tegen een deeloverweging waarbij het middel nog eens stil staat bij een zestal verschillen en dat die de auteursrechtelijke drempeleis overschrijden. Dit middel wordt eveneens verworpen.

Het cassatiemiddel noopt niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. En de AG concludeert tot verwerping van het beroep.