DOSSIERS
Alle dossiers

Vormgeving  

IEF 1959

Eerst even voor jezelf lezen

Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 23 maart 2006, LJN: AW2870. Leoxx B.V. tegen J.K. B.V.

“Voorshands geoordeeld komt de stalenboeken van Leoxx de auteursrechtelijke bescherming van artikel 1 in samenhang met artikel 10 van de Auteurswet toe. Vooropgesteld wordt dat de inbreukbescherming, vanwege de aard van het stalenboek als een werk van toegepaste kunst minder sterk is dan bijvoorbeeld bij een werk van vrije kunst (zie onder meer HR 5 januari 1979, NJ 1979,339). JK heeft echter niet betwist dat haar stalenboeken op de hiervoor genoemde elementen - sortering op kleur, de buitenzijde die aangeeft welke kleur de binnenzijde bevat, de vaiatie in grootte van stalen en de indeling in drie (richt)prijsklassen - niet (wezenlijk) afwijkt van de stalenboeken van Leoxx. Daarmee staat voldoende vast dat de stalenboeken van JK een ongeoorloofde verveelvoudiging van de stalenboeken van Leoxx zijn en dat JK inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Leoxx.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Breda, 20 maart 2006, LJN: AW2868. Rheinzink tegen Prefa Trading Nederland.

"Vordering tot rectificatie van een advertentie in verband met misleidende en vergelijkende reclame (artikel 6:194 a B.W.). Vordering toegewezen omdat de gedane mededelingen deels door ongenuanceerdheid en onvolledigheid, misleidend zijn geweest en anderdeels feitelijk onjuist. Overige verboden en bevelen afgewezen."

Lees het vonnis hier.

IEF 1933

Pizzabodems vaak kanton

Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, 12 april 2006, LJN: AW0392.

Vrij zeldzaam, een IE-uitspraak van de kantonrechter in Sneek. Niettemin weinig spectaculaire auteursrecht-uitspraak over menu-kaarten van een Italiaans restaurant (en nee, geen vervolg op dit eerdere bericht).

A. heeft een illustratie van een Italiaans stadje ontworpen voor de menu-kaarten van restaurant Pizza Express Sebastiano. Het restaurant wordt overgedragen aan B., die vervolgens de illustratie gebruikt voor visitekaartjes, stempelkaartjes, ansichtkaarten etc., zonder hiervoor toestemming te hebben gehad van A. A. stelt dat zijn illustratie hierdoor 'het karakter van een logo heeft gekregen".

B betwist dat A. auteursrechtebbende is en stelt voorts dat hij niet op de hoogte was van het auteursrecht van A. en dus te goeder trouw heeft gehandeld. De kantonrechter is echter van oordeel dat het duidelijk is dat A. auteursrechthebbende is. De vraag die vervolgens voorligt is de vraag of B inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van A.
"Nu B heeft erkend de "illustratie" te hebben gebruikt in diverse reclame uitingen van de pizzeria, en voort vaststaat dat B daarvoor geen toestemming heeft gekregen van A, staat daarmee de inbreuk op het auteursrecht van A vast.

Partijen twisten over het feit of deze inbreuk aan B moet worden toegerekend. A is van mening dat dit het geval is, nu B volgens hem op de hoogte was van de rechten van A en op B voorts een onderzoeksplicht rust ten aanzien van het bestaan van auteursrechten op de "illustratie". B stelt echter te goeder trouw te hebben gehandeld, nu hij door de familie C (van wie B het restaurant heeft overgenomen, red) niet is gewezen op het bestaan van eventuele rechten en enig kenmerk van auteursrecht op het werk ontbreekt, waardoor hij niet heeft stilgestaan bij een eventuele onderzoeksplicht.

Vast staat dat op de "illustratie" geen copyright-notice of andere aanduiding is geplaatst waardoor B bedacht had moeten zijn op rechten van derden. Ondanks dit feit is de kantonrechter van oordeel dat op B in ieder geval een minimale onderzoeksplicht rust en hij de "illustratie" niet zonder meer als logo voor zijn bedrijf heeft mogen gaan gebruiken. B had alvorens de "illustratie" op die wijze te gaan gebruiken zich ervan dienen te vergewissen bij de vorige eigenaar van de pizzeria dat het hem vrijstond dit te doen.

Daaraan doet niet af de stelling van B dat hij door de familie C niet op de hoogte is gesteld van de rechten van A, welke stelling overigens door A uitdrukkelijk en gemotiveerd wordt betwist.

Nu B niet heeft voldaan aan de gestelde onderzoeksplicht, is de inbreuk op het auteursrecht hem toe te rekenen, en is hij aansprakelijk voor de door A als gevolg van die inbreuk geleden schade."

Leeshet vonnis hier.
IEF 1930

Eerst even voor jezelf lezen

- Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, 12 april 2006, LJN: AW0392. "Inbreuk op auteursrecht. Grafisch vormgever verzorgt illustratie op menukaart pizzeria. Na verkoop pizzeria aan een derde gebruikt deze derde de illustratie op diverse andere documenten. Verbod op verder gebruik van de illustratie en toewijzing schadevergoeding." Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Almelo, 5 april 2006, LJN: AW1835. Pierre Boels B.V.tegen Lemerij B.V. "Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Benelux Merkenwet. Handelsnaamwet. De vraag of het merk “verhuurt bijna alles” bescherming geniet als merk en/of als handelsnaam." Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 13 april 2004,  LJN: AW1843 (De ´Trix-tapes´). "Vordering van de vrouw tegen haar echtgenoot om hem te verbieden informatie ontleend aan een heimelijk opgenomen gesprek openbaar te maken wordt toegewezen. De vordering om de band waarop dit gesprek staat af te geven, wordt voorwaardelijk toegewezen. Alle overige vorderingen, ook de vorderingen die door de man in reconventie zijn ingesteld, worden afgewezen." Lees het vonnis hier.

IEF 1912

Esthetisch bepaald

Rechtbank Zutphen, 11 april 2004, LJN: AW0898. Holtkamper B.V. tegen Gerjak B.V.

Vonnis in de hier al even voorbesproken caravantenttrailerzaak. De Rechtbank Zutphen komt met esthetische variant van het begrip ‘technisch bepaald’: iets kan uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs uit iets anders voortvloeien.

Een tenttrailer is een aanhanger met een uitvouwbare tent. De vormgeving van diverse tenttrailers van Holtkamper bestaat sinds 1982 uit een per model verschillend patroon van driehoekige vlakken, gevormd door tentramen, raamluifel en/of vlakken tentdoek.

Gedaagde Gerjak heeft in haar assortiment onder meer tenttrailers. Najaar 2005 brengt Gerjak een nieuwe uitvoering van haar tenttrailer model Tago Settler op de markt. De tent van deze tenttrailer bestaat uit patronen met driehoekige vlakken.


Door Holtkamper c.s. is echter niet weersproken, dat een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van tenttrailers reeds ruim vóór 1982 is toegepast in door andere fabrikanten vervaardigde tenttrailers. Dit brengt met zich dat - zo er voor tenttrailers al een auteursrecht zou rusten op de driehoeksconstructie - dit auteursrecht niet toekomt aan eiser 1, de directeur van Holtkamper, hetgeen door Holtkamper c.s. ook niet is gesteld.

Uit de keus voor een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van een tenttrailer vloeien driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voort. Hieruit volgt, dat om voor driehoekige elementen en patronen ten behoeve van tenttrailers auteursrechten te doen ontstaan, vereist is dat de combinaties daarvan een oorspronkelijk werk opleveren en daarmee aan de betreffende tenttrailers een eigen en persoonlijk karakter geven.

Indien en voor zover in rechte al mocht komen vast te staan, dat aan de door Holtkamper B.V. gebruikte combinaties van driehoekige elementen en patronen ten behoeve van haar tenttrailers auteursrechten toekomen aan eiser 1, hetgeen door Gerjak gemotiveerd is bestreden, kan dit Holtkamper c.s. niet baten.

Immers, zoals hiervoor overwogen, is iedere individuele tenttrailer van Holtkamper B.V. door de toegepaste andere combinaties en andere kleurstellingen in zijn totaliteit afwijkend van de Tago Settler tenttrailer. Deze stelling van Holtkamper c.s. moet daarom worden verworpen.

Ook van slaafse nabootsing is geen sprake. Vast staat dat Gerjak met de keus voor het toepassen van een driehoeksconstructie voor het uitklapframe van de tent van de Tago Settler tenttrailer heeft voortgebouwd op ook door andere fabrikanten dan Holtkamper B.V. eerder gebezigde constructies, alsmede dat uit de keus voor die constructie combinaties van driehoekige elementen en patronen uit esthetisch oogpunt bezien logischerwijs voortvloeien.

Lees het vonnis hier.
IEF 1833

De mare Liberum

Rechtbank Leeuwarden, 1 maart 2006, HA ZA 05-36. Imtech Marine & Offshore BV tegen  Alewijnse Noord BV en IP Engineering BV.  (Met dank aan Christel Jeunink, Dirkzwager Advocaten & Notarissen

Over de vraag of Imtech auteursrechten kan inroepen voor hoofdschakelkasten bestemd voor schepen, en zo ja, of Alewijnse Noord en IP Engineering inbreuk hebben gemaakt op deze auteursrechten.

Zowel Alewijnse Noord als Imtech leveren diensten op het gebied van boordautomatisering. Beide partijen vervaardigen in dit kader hoofdschakelkasten. IP Engineering is zowel leverancier van Alewijnse Noord als van Imtech. Royal Huisman Shipyard, een grote scheepswerf voor luxe jachten, heeft Alewijnse Noord een opdracht gegund tot het vervaardigen van een hoofdschakelkast. IP Engineering is door Alewijnse Noord ingeschakeld voor de vervaardiging van het plaatwerk van de betreffende hoofdschakelkast. In de procedure voor de Rechtbank Leeuwarden stelt Imtech dat de geleverde hoofdschakelkast een verveelvoudiging is van eerder door haar vervaardigde hoofdschakelkasten en vordert onder meer een inbreukverbod.

De vorderingen van Imtech stranden op het primaire verweer van Alewijnse Noord en IP Engineering, namelijk dat geen auteursrechten op de hoofdschakelkasten rusten, omdat de uiterlijke kenmerken uitsluitend het resultaat zijn van technische eisen en derhalve objectief bepaald zijn. 

De rechtbank is wel met Imntech van oordeel dat de functionaliteit van een (element van een) product niet per definitie verhindert dat het product een eigen oorspronkelijk karakter heeft. De stelling van Imtech dat de maker subjectieve keuzes heeft gemaakt neemt echter niet weg dat die keuzes grotendeels objectief zijn bepaald, omdat ze voornamelijk gericht zijn op een beoogd technisch effect. Dát er keuzes zijn gemaakt onvoldoende, het gaat erom wat voor soort keuzes er zijn gemaakt.

Lees het vonnis hier.

IEF 1721

Jurkjes

Rechtbank Leeuwarden, 2 maart 2006, KG ZA 06-43. Lucy Locket Ltd tegen Van der Meulen Sneek B.V. / Intertoys Holland. (Met dank aan De Gier & Stam Advocaten)

Hoe oud je ook bent, als meisje wil je natuurlijk nóóit worden gezien in dezelfde jurk als iemand anders. De Rechtbank Leeuwarden heeft daar begrip voor en voegt en passant nog een mooie formulering toe aan het IE-recht:  “De beide jurken lijken opvallend sterk op elkaar, met name ook in de totaalindrukken.”

Lucky Locket brengt in Nederland een kinderjurk van het model Dragonfly op de markt. Van der Meulen brengt een gelijkende jurk op diezelfde Nederlandse markt onder de naam Who’s that Girl? Van der Meulen maakt met die jurk volgens eiseres Lucky Locker inbreuk op het aan haar toekomende auteursrecht.

De ter toelichting overgelegde afbeeldingen tonen meisjesjurken die onderling enige gelijkenis vertonen door het gekozen model met een aansluitende bovenkant en een rokje vanaf het middel. Ook is zichtbaar dat het lijfje vaak, meestal deels, uit smokwerk bestaat en dat gebruik is gemaakt van spaghettibandjes over de schouders. In dit kort geding is naar oordeel van de voorzieningenrechter echter voldoende aannemelijk geworden dat de Dragonfly jurk binnen de genoemde grenzen een zodanig gebruik heeft gemaakt van kleurcombinaties, materialen en vormgeving dat de jurk een eigen karakteristiek uiterlijk heeft, waardoor deze zich onderscheidt van andere meisjesjurken. Aan de Dragonfly jurk komt derhalve voorshands auteursrechtelijke bescherming toe.

De Who’s that Girl?-jurk van gedaagde  stemt in het geheel genomen sterk overeen met de Dragonflysjurk, onder andere door detailleringen als stiksels, afbeeldingen, positie van pailletjes, kraaltjes en vleugelvorm.

In tegenstelling tot wat gedaagde stelt is Lucky Locket wel degelijk auteursrechthebbende, doordat zij opdracht heeft gegeven, de rechten aan haar zijn overgedragen en ‘inzage is verschaft in het schetsontwerp van de jurk’.

De vorderingen woorden grotendeels toegewezen. Intertoys stelt nog dat niet zij in staat is haar franchisenemers te verplichten de jurken te retourneren, maar van haar mag toch minstens worden verlangd dat zij al haar afnemers schriftelijk, met opgaaf van reden, verzoekt om ze terug te leveren onder creditering van het betaalde bedrag. Lees het vonnis hier.

IEF 1692

Proefproces

De Gelderlander bericht heel kort dat "De Taiwanese fabrikant en Nederlandse importeur van de scooter Filly een proefproces hebben aangespannen tegen de Nijmeegse scooterimporteur Brittijn Import BV. Het geding dient volgende week vrijdag. importeur KYBE uit Purmerend verkoopt de Nijmeegse importeur een scooter die erg op de Filly lijkt. Daarmee zou inbreuk worden gemaakt op het auteursrecht van Filly-fabrikant KYMCO. Als het proces succesvol uitvalt voor de Taiwanese fabrikant volgen meer rechtszaken tegen andere scooterimporteurs. Lees hier meer.
IEF 1657

De geest van de waarschuwing (3 & 4)

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 16 februari 2005. Eén kort geding, twee arresten: (1) Goliath B.V. tegen Canenco B.V en (2) Jakks Pacific Inc. tegen Canenco B.V. Het Haagse Hof nuanceert de feiten en vernietigt dit vonnis van de Haagse voorzieningenrechter.
 
De voorzieningenrechter stelde eerder vast dat Goliath en Jakks jegens de afnemers gesteld zouden hebben dat er sprake zou zijn van inbreuk, maar dat er bij marginale toetsing geen sprake is van inbreuk op auteursrecht of (ongeregistreerd) modellenrecht, en dat Goliath en Jakks daarom onrechtmatig gehandeld hebben.

Het hof acht echter aannemelijk dat distributeur Goliath aan Intertoys, Bart Smit en Toys ‘r Us slechts heeft meegedeeld dat Jakks, de producent van Fly Wheel, aan concurrent Canenco heeft laten weten dat zij bezwaar heeft tegen de verkoop van de Rip Racer omdat daarmee intellectuele eigendomsrechten van Jakks geschonden zouden worden. Deze mededeling kan niet als in strijd met de waarheid worden aangemerkt en er is dus geen sprake van onrechtmatig handelen. Of er wel of geen sprake is van inbreuk kan volgens het hof in het midden blijven.

Ook Jakks kan niet worden tegengeworpen dat zij de mededeling aan haar distributeur heeft gedaan. Afgezien van de uiteindelijke rechtsgeldigheid van de aanspraken, is het voor het hof aannemelijk dat de mededeling serieus was bedoeld.

Tussen Jakks en Goliath is over deze zaak overleg geweest en  Goliath beschikte over een (concept-)brief van de Franse advocaat van Jakks. Tussen Jakks en Goliath bestaat daarnaast een contractuele relatie en zij hebben een gezamenlijk en gerechtvaardigd belang bij handhaving van eventuele intellectuele eigendomsrechten op de Fly Wheel. Aan het kan niet worden tegengeworpen dat zij 'samen optrekken'. Niet aannemelijk is geworden dat Jakks en Goliath welbewust hebben samengespannen tegen Canenco met het oogmerk Canenco te schaden en dat de mededeling aan Canenco als een loos dreigement moet worden aangemerkt."

Op hun beurt vorderen Goliath en Jakks Canenco te gelasten een rectificatiebrief te sturen. Zij moesten immers na betekening van het vonnis van de voorzieningenrechter gedwongen rectificatiebrieven sturen met een onjuiste inhoud. Het hof overweegt dat het versturen van een rectificatie - een zuiver feitelijk doen - zich naar haar aard niet leent voor ongedaanmaking. Een eventuele waardevergoeding (art. 6:210 lid 2) dient in een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt te worden. 

Maar eigenlijk hebben Goliath en Jakks onvoldoende belang bij de vordering tot ongedaanmaking. Het staat hen immers vrij na vernietiging van het vonnis zelf een brief sturen aan haar afnemers. Een rectificatie van de wederpartij zou daar weinig aan toevoegen in de ogen van het hof.

Lees arrest 1 hier, arrest 2 hier.

IEF 1641

Niet mokken

Rechtbank ’s-Gravenhage, 15 februari 2006, HA ZA 04-2892. Home Products Benelux B.V. / Atag Etna Pelgrim Home Products B.V. Tegen Boretti B.V.

Nog geen auteursrechtelijke bescherming voor recepten, maar wel alvast voor kookplaten. Atag vordert Boretti te verbieden om inbreuk te maken op haar auteursrechten terzake de gaskookplaat, alsmede terzake de wokdrager en/of pandrager. Alleen de gehele gaskookplaat wordt beschouwd als een ongeoorloofde verveelvoudiging in gewijzigde vorm.

De rechtbank behandelt allereerst de beweerdelijke inbreuk van de losse pan- en wokdragers. "De rechtbank kan er daarbij veronderstellenderwijs van uitgaan dat deze individuele pan- en wokdragers een auteursrechtelijk te beschermen werk opleveren, nu zij van oordeel is dat voor geen van beide dragers van inbreuk sprake is." Ten aanzien van de pan- en wokdragers stelt de rechtbank dat de totaalindrukken onvoldoende overeenstemmen en dat, gezien de relatief eenvoudige ontwerpen, Boretti voldoende afstand heeft gehouden.

Voor de kookplaat als geheel ligt dat anders. Bij dupliek heeft Boretti nog wel genoemd dat de kookplaat van Atag niet in aanmerking komt voor auteursrechtelijk bescherming, maar heeft die stelling niet nader onderbouwd. Integendeel, desgevraagd heeft Boretti zelfs geen concreet voorbeeld kunnen geven van haar stelling dat Atag met haar kookplaat de trend “bestaande uit een strakke vormgeving van zwarte glazen rechthoekige bodemplaten met zwarte branders en knoppen” zouden hebben nagevolgd.

Mede in aanmerking genomen dat aan Atag voor het ontwerp de 'Goed Industrieel ontwerp prijs 1998' heeft gekregen en Boretti onvoldoende heeft weersproken dat tot aan het op de markt komen van de gaskookplaten van Atag niet zozeer individuele pandragers maar roosters werden ingezet, gaat de rechtbank ervan uit dat de kookplaat is te beschouwen als een werk in de zin van de auteurswet.

De totaalindrukken van beide kookplaten vertonen een dusdanige gelijkenis, dat de gaskookplaten van Boretti niet als zelfstandige werken zijn aan te merken. "Bij dit een en ander is verder van doorslaggevend belang dat ook al zouden sommige van eerder genoemde keuzes ieder voor zich een uiting van een stijl/trend (“terughoudend” design) zijn of in zekere mate technisch bepaald (er zouden voor de branderconfiguratie maar drie mogelijkheden zijn: wokbrander links, rechts of in het midden), zoals door Boretti betoogd, door toepassing van juist deze combinatie van voornoemde keuzes, Boretti onvoldoende afstand heeft gehouden." Het grootste verschil tussen de twee kookplaten, te weten de stand van de branders (+-vorm en x-vorm) creëert geen wezenlijk andere totaalindruk. Gelet op de overeenstemming is het vermoeden gerechtvaardigd dat Boretti haar ontwerp aan Atag heeft ontleend.

Lees hier het vonnis.

IEF 1598

Namaakbatterij in namaakverpakking

Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 februari 2006,  KG ZA 05-1655.  Nokia Corporation Tegen Erhan Telecom. Namaak Nokia-batterij Gedaagde moet inbreuk op de merk- en auteursrechten Nokia staken en gestaakt te houden, geen toewijzing schadevergoeding (niet spoedeisend) en niet nader genoemde nevenvorderingen (kader van kort geding te buiten gaand).

De Stichting Namaakbestrijding heeft bij gedaagde Erhan een batterij gekocht, verpakt in een blisterverpakking van blauw karton (met delen groen) waarop watervallen of stroomversnellingen staan afgebeeld. Zowel de verpakking, de batterij zelf als het op de batterij bevestigde etiket waren voorzien van het merk “NOKIA” en de aanduiding “BPS-2”. Erhan betwist dat deze batterij daadwerkelijk een namaakbatterij zou zijn. Nokia bewijst afdoende dat dat wel zo is.

Nokia heeft zulks in het kader van dit kort geding evenwel voldoende aannemelijk gemaakt door erop te wijzen dat de in de batterij aanwezige cel niet de gehele behuizing van de batterij vult (zoals blijkt uit een intern onderzoeksrapport), de in reliëf gevormde nummers in het door karton afgedekte gedeelte van de blisterverpakking in elkaar overlopen (waardoor deze zelfs niet meer leesbaar zijn) en de inkoop/verkoopprijs van Erhan beduidend lager ligt dan hetgeen gebruikelijk is (EUR 14,50 respectievelijk EUR 20,- tegenover EUR 40,-).

Deze feiten tezamen genomen maken niet aannemelijk dat de batterij (met verpakking) toch van Nokia afkomstig zou zijn en sprake zou zijn van fabricagefouten zoals Erhan nog heeft gesteld. 

Nu deze namaakbatterij verder voorzien is van het merk Nokia en voorts verpakt was in de beschreven verpakking die (afgezien van eerder genoemde in reliëf gevormde nummers in de blister) niet te onderscheiden valt van een originele Nokia batterij verpakking, is voldoende aannemelijk dat van merk- en auteursrechtinbreuk sprake is. 

Een verbod daartoe kan in dit kort geding worden toegewezen aangezien Nokia – in weerwil van het betoog van Erhan – geacht moet worden een spoedeisend belang bij haar verbodsvordering te hebben, gelet op de (dreiging van) voortschrijdende inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten.

Anders is dit evenwel voor het gevorderde voorschot op schadevergoeding, waarvan niet is toegelicht en ook niet valt in te zien welk spoedeisend belang Nokia thans bij toewijzing zou hebben. De nevenvorderingen zullen als het kader van dit kort geding te buiten gaand worden afgewezen.

De dwangsom is vatbaar is voor matiging door de rechter. Hiermee is ook de door Erhan betoogde verstrekkendheid van het verbod omdat hij verplicht zou worden iedere batterij uit de verpakking te halen en te controleren op technische eigenschappen die bovendien slechts aan Nokia bekend zouden zijn, afdoende geredresseerd te achten. Indien Erhan immers kan aantonen voldoende maatregelen te hebben genomen om de verkoop van namaakbatterijen van Nokia te voorkomen, zal een matiging van een eventueel verbeurde dwangsom in de rede liggen. Lees het vonnis hier.