Auteursrecht  

IEF 14275

Illegale kopie van bollywood-dvd Blue

Rechtbank Den Haag 8 oktober 2014, IEF 14275 (D. tegen KMI Movies e.a.)
Uitspraak ingezonden door Derya Ada, Kneppelhout & Korthals. Auteursrecht. Bollywood. Bewijsopdracht uit IEF 12255. Dat KMI de videotheek dreef waar een kopie van de film "Blue" is verkocht op 9 januari 2010, is enkel onderbouwd door een verklaring van één getuige. Daartegenover staan diverse (schriftelijke) verklaringen en o.a. een huurovereenkomst. Het verweer van S., dat tasjes met aangekochte illegale kopieën zijn verwisseld, slaagt niet. Er wordt voldoende aangetoond dat de in depot gegeven dvd's afkomstig zijn van gedaagden en dat het om illegale kopieën van de film "Blue" gaat.

Lees de uitspraak hier (IEF 14275 - pdf / HTML)

IEF 14273

Fraaie zaken

Bijdrage ingezonden door Sander Dikhoff, Dikhoff Van Dongen advocaten. Kees van Beijnum is een bekende Amsterdamse schrijver. Hij groeide op rond de Zeedijk, met op nr. 111 het Chinese restaurant Nam Kee. Het boek Oesters van Nam Kee bracht Van Beijnum landelijke bekendheid, vooral door de verfilming ervan met een blote Katja Schuurman. Tot zover de Oesters.Nu naar De Offers, het nieuwe boek van Van Beijnum dat deze week verscheen. Daar is gedoe over.

Rond 2007 is Van Beijnum gevraagd een scenario te schrijven voor een film over het naoorlogse Tribunaal van Tokio met daarin de Nederlandse rechter Bert Röling. Voor de film werd de zoon van deze rechter om gegevens gevraagd. Röling Jr. – historicus van beroep – dook in de dagboeken en brieven van zijn vader en maakte daar een heus boekwerk van. Van de proefuitgave van dat boek verstrekte Röling Jr. een exemplaar aan Van Beijnum om te kunnen gebruiken voor de film.

Van Beijnum vond het boek van Röling Jr. zo interessant dat hij besloot om ook over dezelfde Röling Sr. een boek te schrijven met daarin onderdelen van het materiaal dat hij ten behoeve van de film van Röling Jr. had verkregen. Röling Jr. is daar boos over: “De afspraak was dat hij dat voor de film zou gebruiken, niet voor een boek. Hij wist donders goed dat hij mijn bronnen in vertrouwen ter inzage had gekregen. Dat vind ik onfatsoenlijk van hem”.

Wat ook steekt is dat Van Beijnum in zijn boek van Röling Sr een hoerenloper heeft gemaakt. Om Röling Jr. tegemoet te komen heeft Van Beijnum op het boek laten zetten dat er ook fictie in zit. En de naam Bert Röling is eruit, het is een fictief personage geworden. Helpt dat? Het hele boek gaat over de rechter Bert Röling en alle andere rechters van het Tribunaal hebben nog wel hun eigen naam. Rara: wie zou dat fictieve personage toch zijn?

Röling heeft geen juridische stappen genomen. Verstandig, want vermenging van facts en fiction, het zogenaamde faction, is doorgaans toegestaan. Van Beijnum is vast op de hoogte van de juridische grenzen. Het toeval wil dat hij ooit een bijdrage leverde aan een boekje over juridische kwesties. Fraaie zaken heet dat boekje. Daar zou deze kwestie niet in passen.

Sander Dikhoff

IEF 14267

Auteursrechtdebat: Blokkeer het elektronisch vergiet!

Waarom blokkeren een effectieve manier is om auteursrechten te handhaven
Thema
: Blokkade. Door Victor Bouman, Wieringa advocaten. Een groot gejuich ging in januari 2014 op in het kamp van de voorvechters van “het vrije internet”: het Hof ’s-Gravenhage had de blokkade van The Pirate Bay opgeheven, het vrije web zou van de ondergang gered zijn [IEF 13467]. Inmiddels zijn we meer dan een half jaar verder en is het vrije web van toen, als gevolg van de Europese arresten in de zaken rond de thuiskopieheffing en kino.to, voorgoed verleden tijd. Een mooi moment om nog eens kritisch naar het opheffen van de blokkering van The Pirate Bay te kijken.

Een belangrijke reden voor het Haagse hof om de blokkade op te heffen was dat deze niet voldoende effectief zou zijn geweest. De blokkade zou geen enkel effect hebben gehad op de totale omvang van al het torrentverkeer: het aantal gedeelde megabytes was gedurende de blokkade niet lager dan ervoor. Het hof heeft niet enkel gekeken of het bezoek aan The Pirate Bay zelf was afgenomen als gevolg van de – relatief eenvoudig te omzeilen – blokkade, maar ook of internetters in het algemeen minder bestanden zijn gaan delen via Bittorrent.

Kennelijk zijn gebruikers van The Pirate Bay massaal uitgeweken naar andere websites. Ondanks een bewezen vermindering van het bezoek aan The Pirate Bay, werd er namelijk niet minder gedownload nadat de blokkade was opgeworpen. Rechtvaardigt die constatering de conclusie dat de blokkade niet effectief was?

Om die vraag te kunnen beantwoorden is het uiteraard noodzakelijk het doel van de blokkering te bepalen. Aan de hand daarvan kunnen we immers toetsen of de maatregel ook doel treft. In dit geval zijn er twee doelen denkbaar: het enkele verhinderen van de toegang tot de gewraakte site, en het tegengaan of verminderen van auteursrechteninbreuk in het algemeen. Uitgaande van het eerste doel blijkt een blokkade een zeer effectief middel te zijn: de bezoekersaantallen van geblokkeerde sites in binnen- en buitenland daalden – het zal niet verbazen – significant. Het tweede doel lijkt in ieder geval bij de blokkade van The Pirate Bay niet te zijn gehaald – concurrerende sites zullen de blokkade ongetwijfeld met een zekere mate van Schadenfreude hebben verwelkomd.

Dat de totale hoeveelheid inbreuken kennelijk niet vermindert betekent wat mij betreft echter niet dat we blokkeren als middel om auteursrechteninbreuk te verminderen zonder meer moeten afschrijven. Het effect van een blokkering op de bezoekersaantallen van het object daarvan is immers onmiskenbaar. Het beperkte effect op de totale inbreuk doet er niet aan af dat het blokkeren van een enkele website effectief te noemen is. De blokkade van The Pirate Bay heeft dat eens te meer aangetoond: zij heeft een deel van de gebruikers verleid te stoppen met het delen van bestanden, een brede discussie in de maatschappij aangewakkerd en aan de gebruikers die op de blokkade stuitten een signaal gegeven dat auteursrechten bescherming verdienen en ook daadwerkelijk worden gehandhaafd.

Als rechthebbenden in plaats van een enkele ook de concurrerende sites zouden laten blokkeren, hebben deze blokkades tezamen vermoedelijk ook een effect op de totale omvang van alle inbreuken. Het bemoeilijken van de toegang tot alle websites beperkt immers de mogelijkheden uit te wijken. In dat licht is het raadselachtig waarom Brein niet tegelijk met de blokkade van The Pirate Bay blokkeringen van de belangrijkste andere torrentsites heeft gevraagd.

Of blokkeren ten aanzien van providers en internetgebruikers proportioneel is, en de minst ingrijpende maatregel vormt, is een andere discussie. Daarbij speelt de effectiviteit uiteraard wel een rol. Zou het oordeel van het hof op het vlak van proportionaliteit en subsidiariteit anders zijn geweest als Brein ook andere torrentsites had geblokkeerd?

Victor Bouman, Wieringa Advocaten

Pdf-versie

IEF 14266

Auteursrechtdebat: Handhaving auteursrechtrechten via een websiteblokkade: de juiste methode?

Thema: Blokkade. Door Lotte Anemaet, VU Amsterdam/hoofdredacteur Auteursrechtdebat. Wat denkt u?
Stelling 1: Blokkeren is gewoon censuur en is dus een weinig democratische oplossing om het auteursrecht te handhaven.
Stelling 2: Tussenpersonen dienen niet te worden opgezadeld met de handhavingsproblemen die auteursrechthebbenden (en dus ook Brein) hebben.
Stelling 3: Individuele gebruikers dienen te worden aangepakt, want zij zijn uiteindelijk degenen die de illegale werken willen gebruiken en het auteursrecht daarvoor schenden.
Stelling 4: Een blokkade is al effectief als het aantal uploaders van auteursrechtelijk beschermde werken is gedaald.

Al ruim vier jaar duurt de juridische oorlog tussen Stichting Brein, Ziggo en XS4ALL voort. Het is een oorlog over een verboden website: The Pirate Bay, ’s werelds grootste index voor audio, video, games, software en boeken en zeer geliefd onder gebruikers. Pogingen om de website voorgoed neer te sabelen, zijn tot nu toe niet gelukt. Vandaar dat de degens gericht zijn op de tussenpersonen, de internet service providers die meer dan anderhalf miljoen Nederlandse gebruikers voorzien in een internetverbinding. De strijd is echter nog niet ten einde: een cassatieberoep staat open.

Eenvoudig is de zaak niet: het gaat namelijk erom verschillende belangen tegen elkaar af te wegen: het auteursrecht van de contentindustrie , de informatievrijheid en privacy van internetusers en de ondernemingsvrijheid van internet service providers, zoals Ziggo en XS4All . Het gaat dus niet om het simpel neerhalen van een website, maar om een gedegen afweging van verschillende grondrechten, zodat een juist evenwicht kan worden verzekerd. Dat het niet eenvoudig was, blijkt uit de gevoerde rechtszaken. Eerst werd een voorlopige voorziening afgewezen , terwijl de Haagse rechtbank evenwel oordeelde dat Ziggo en XS4ALL de toegang van hun klanten tot The Pirate Bay moesten blokkeren. De blokkade was volgens de rechtbank Den Haag effectief, omdat de blokkades in ieder geval een extra barrière betekenden. Het hof Den Haag kwam daarna weer tot een andere conclusie, namelijk dat de blokkade van The Pirate Bay moest worden opgeheven, omdat de maatregel niet proportioneel en juist niet effectief was gebleken.

De uitspraak van het Hof van Justitie EU op 27 maart 2014 in de zaak over het platform kino.to zal echter voor deze juridische discussie weer nieuwe gevolgen kunnen hebben. Het HvJ EU heeft namelijk geoordeeld dat de verschillende grondrechten een websiteblokkade niet in de weg hoeven te staan en dat een websiteblokkade dus mogelijk en geoorloofd kan zijn. Weliswaar beperkt een dergelijk verbod de vrijheid van ondernemerschap, maar raakt het verbod dit grondrecht niet in de kern. De internetprovider is immers vrij om te bepalen welke maatregelen zij neemt om het beoogde resultaat te bereiken (r.o. 52). Een dergelijk bevel geeft daarnaast de provider de mogelijkheid om aan de aansprakelijkheid te ontkomen door aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen (r.o. 53). Daarnaast heeft de ISP de verplichting om het grondrecht vrijheid van meningsuiting van de klant te waarborgen (r.o. 56) en is het noodzakelijk dat de nationale procesregels de internetgebruikers de mogelijkheid bieden hun rechten voor de rechter te laten gelden, nadat de door de internetprovider genomen uitvoeringsmaatregelen bekend zijn (r.o. 57). Wat betreft de effectiviteit van de maatregel, een hekel discussiepunt tussen Brein en XS4ALL en Ziggo, oordeelde het Hof dat er een blokkadeverplichting kan zijn voor de ISP ondanks dat de maatregel slechts een beperkte effectiviteit heeft in de praktijk. Dat de door een ISP te nemen maatregelen mogelijk niet leiden tot volledige beëindiging van inbreuken, zoals dat de blokkade wordt omzeild, staat niet weg aan het toewijzen van een blokkering door de rechter (r.o. 61, 62). De vraag is nu wat de Hoge Raad gaat beslissen.

En wat hiervan te vinden? Is de tussenpersoon nu niet eigenlijk probleemeigenaar geworden van de websiteblokkades? Een wegbeheerder is toch ook niet, krachtens het feit dat hij toegang verschaft tot de openbare weg, aansprakelijk voor alle onrechtmatige daden die er op de openbare weg worden gepleegd? De politieke agenda heeft bijvoorbeeld aangegeven niet de individuele gebruiker aan te pakken. Een bevel is echter wel mogelijk, maar hoe democratisch is een blokkade eigenlijk, is het niet een vorm van censuur? De access provider raakt immers steeds actiever betrokken bij de communicatieve handelingen van eindgebruikers. Is het daarnaast niet veel beter om meer legaal aanbod te creëren? Handhaven alleen is immers dweilen met de kraan open? Maar ook dan zal een vorm van handhaving nodig zijn, tenzij we het auteursrecht door het elektronisch vergiet willen laten wegspoelen.

Lotte Anemaet
hoofdredacteur Auteursrechtdebat
l.anemaet@vu.nl

pdf-versie met voetnoten

IEF 14262

Jay-Z en de strijd om 'Oh'

Bas Kist, Jay-Z en de strijd om 'Oh', NRC 07-10-2014.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Kan iemand het alleenrecht claimen op het woord ‘Oh’? Dat is de boeiende vraag die de rechtbank van New York binnenkort moet beantwoorden in een conflict tussen de platenmaatschappij TufAmerica en de bekende Amerikaanse rapper Jay-Z. Volgens TufAmerica heeft Jay-Z in zijn nummer Run this town een fragment overgenomen uit het liedje Hook & Sing van Eddie Bo, waarvan de rechten bij TufAmerica liggen. Het gaat om het enkele woord ‘Oh’, op een specifieke manier uitgeschreeuwd.

BLACK LETTER LAW
Begin september diende Jay-Z zijn verweer in bij de rechtbank. Hij piekert er niet over ook maar iets te betalen aan TufAmerica. Volgens de rapper is het ‘black letter law’ dat een dergelijk minimaal fragment niet beschermd wordt door het auteursrecht. Daarvoor is het te kort en te weinig oorspronkelijk, meent Jay-Z.

SAMPLING
In de VS wordt regelmatig over ‘sampling’ – het overnemen van tekst en muziek uit andere nummers – geprocedeerd. Een jaar geleden vocht hetzelfde TufAmerica nog een conflict uit met de Beastie Boys over een vermeende illegale sample. De platenmaatschappij verloor, terwijl het daar toch om een fragment ging dat wat meer om het lijf had dan het enkele woord ‘Oh’. Dikke kans dat TufAmerica met zijn claim op ‘Oh’ nu weer aan het kortste eind trekt.

Bas Kist

IEF 14261

CvTA - eerste ervaringen met toetsing nieuwe Wet Toezicht

Jaarrapport 2013 CvTA - Brief aan Staatssecretaris Teeven.
Uit het persbericht: Het College van Toezicht Collectieve Beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten (CvTA) brengt het toezichtrapport over het verslagjaar 2013 uit. Hierin zijn de resultaten opgenomen van het toezicht op het functioneren van 17 collectieve beheersorganisaties (CBO’s) die de rechten beheren van onder andere (muziek)auteurs, acteurs, film- en beeldmakers, uitgevers en producenten. In 2013 is een nieuwe toezichtwet in werking getreden, waardoor het aantal onder toezicht staande organisaties is toegenomen en het toezicht is verbreed en verdiept.

 

Het collectief beheer van auteursrechten en naburig recht stond in 2013, evenals eerdere jaren, onder druk van veranderende economische, technologische en maatschappelijke omstandigheden. Belangrijke ontwikkelingen zijn de toenemende online verspreiding van muziek, film en literatuur tegenover een dalende verkoop van traditionele ‘dragers’ (cd, dvd) en leenrechtvergoedingen (bibliotheken), het stopzetten van vergoedingen aan makers door de kabelexploitanten en een in 2013 van kracht geworden nieuwe regeling voor Thuiskopievergoedingen. Al met al hebben de CBO’s zich in 2013 goed staande weten te houden en is de incasso in Nederland en via ontvangsten vanuit het buitenland voor de sector als geheel op een vrijwel gelijk niveau gebleven als in 2012 (€ 320 mln.). Hierbij neemt Buma Stemra meer dan de helft (56%) voor zijn rekening.

De 17 CBO’s voldoen al in grote mate aan de vereisten van de nieuwe wet op het punt van de transparantie richting rechthebbenden en de bestuurlijke organisatie. Videma, gericht op het beheer van tv-rechten voor de zakelijke markt, voldoet nog niet aan de vereisten voor governance, waardoor het CvTA bij betrokken partijen heeft aangedrongen op wijziging van de bestuurlijke structuur. De sector als geheel blijft binnen de wettelijke normen voor kosten van het rechtenbeheer (maximaal 15% kosten ten opzichte van de incasso en de verdeling van gelden aan rechthebbenden), maar bij afzonderlijke CBO’s doen zich uitschieters voor die zijn te verklaren uit bijzondere omstandigheden rond incasso en verdeling van gelden of de keuze voor een relatief duur en complex proces van de verdeling door de aangeslotenen zelf. De omvang van de verdeling van gelden via ketens (incasso en verdeling van gelden door twee afzonderlijke CBO’s) blijft met 8% van de totale verdeling beperkt, maar hier is wel sprake van enigszins hogere beheerskosten.

Alle 17 CBO’s 2 voldoen aan de wettelijke vereisten voor bezoldiging van topfunctionarissen (Wet Normering Topinkomens). Op grond van het toezicht over het verslagjaar 2013 heeft het College de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geadviseerd de huidige wettelijke normen voor kosten van het rechtenbeheer vanuit een pragmatisch oogpunt voorlopig te handhaven, om bij de implementatie van de EU-Richtlijn voor collectief beheer in 2016 hierop terug te kunnen komen.

IEF 14259

Wapperen met IE-rechten op off-shore ankers

Vrz. Rechtbank Den Haag 3 oktober 2014, IEF 14259 (Mooreast Asia tegen Vrijhof Anchors)
Uitspraak ingezonden door Sven Klos en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Onrechtmatige mededeling. Wapperen. Partijen zijn beiden actief in productie, ontwerp en verkoop van off-shore ankers. Vrijhof heeft na het einde van de samenwerking brieven gestuurd aan klanten, waarin onrechtmatig wordt gewapperd met IE-rechten. Het gebruik van woorden als 'genuine designs, lookalike anchors, non-original equipment' zijn medebepalend voor de indruk van de brief. De voorzieningenrechter oordeelt dat Vrijhof onzorgvuldig en onrechtmatig jegens Mooreast heeft gehandeld. Er wordt een wapperverbod gegeven, de brief moet worden gerectificeerd en er wordt opgave bevolen.

4.10. (...) Hoewel, zoals Vryhof terecht heeft aangevoerd, in de brief niet letterlijk staat dat Vryhof beschikt over enig intellectueel eigendomsrecht ten aanzien van de Stevpris en Stevshark ankers, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de mededelingen in de brief wel deze strekking hebben. De ontvanger van de brief wordt immers geïnformeerd dat Mooreast ankers heeft aangeboden en verkocht die wellicht lijken op de authentieke ontwerpen, maar niet zijn gebouwd conform de tekeningen, regels, restricties en krachtberekeningen die Vryhof daarvoor heeft vastgesteld. Het gebruik van de woorden als 'genuine designs', 'lookalike anchors', 'IP-related disputes', 'non-original equipment' zijn medebepalend bij het wekken van die indruk.

4.13. De voorzieningenrechter verwerpt de stelling van Vryhof dat zij in de brief slechts duidelijk maakt dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Vryhof en Mooreast is geëindigd en dat Mooreast dan ook niet langer ankers afkomstig van Vryhof kan leveren en ook niet langer gerechtigd is ankers te produceren en te leveren op basis van ontwerptekeningen van Vryhof. Dit staat niet met zoveel woorden in de brief en is, zoals hiervoor overwogen, ook niet de strekking van de brief. Dat Mooreast op een andere grond niet gerechtigd zou zijn ankers met een uiterlijk dat overeenstemt met de Stevpris respectievelijk de Stevshark ankers op de markt te brengen, is door Vryhof niet gesteld. Mooreast heeft overigens betwist voor haar ankers gebruik te maken van ontwerptekeningen en specificaties van Vryhof.
IEF 14254

Kleurcombinatie en vormgevingslementen van een schommelattractie

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 oktober 2014, IEF 14254 (Kermis en Machinebouw Gaasendam tegen X)
Uitspraak ingezonden door Douglas Mensink en Henk Bethlehem, Micta. KMG ontwikkelt, ontwerpt en produceert kermisattracties, waaronder een schommelattractie genaamd 'Freak Out'. Het feit dat 'Freak Out' moet voldoen aan technische en functionele eisen betekent niet dat er geen sprake kan zijn van een beschermd werk. Het zogenaamde Umfeld toont diverse manieren waarop een vergelijkbare attractie kan worden ontworpen en er voldoende creatieve keuzes mogelijk zijn. De specifieke (kleur)combinatie en uitwerking van (vormgevings)elementen zijn voldoende voor auteursrechtelijke bescherming. Van een verveelvoudiging ex 13 Aw is sprake, een stakingsverbod wordt opgelegd.

4.17 In het onderhavige geval zijn de vormgeving van de diverse elementen en de (kleurencombinaties van) de versieringen van de 'Freak Out' auteursrechtelijk beschermd. Vergelijking van de totaalindrukken van de werken van partijen wijst uit dat zowel de vormgeving als de versiering van element die beeldbepalend zijn voor de totaalindruk van de 'Freak Out' één op één in het ontwerp van de 'Hang Over' lijken te zijn overgenomen. Dit geldt met name voor de plaatsing, vormgeving en kleurstelling van de meest in het oog springen elementen: de masten, de supports onderaan de masten, de draagarm en de klepel en het hekwerk. Het kleurengebruik van de primaire kleuren rood, geel en groen en blauw en de spiraalvormige roze band op de gele achtergrond van de draagarm en de klepel zijn bij het ontwerp van de 'Hang Over' nagenoeg gelijk aan het ontwerp van de 'Freak Out' van KMG.
(...)
IEF 14244

Striping op voertuig geen inbreuk op politiestriping

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 29 september 2014, IEF 14244 (Staat der Nederlanden tegen Darkness Reigns)
Auteursrecht. Merkenrecht. Striping (na aanpassing) op voertuig gedaagde niet in strijd met het auteursrecht of merkenrecht van de Staat en evenmin onrechtmatig jegens de Staat. Het meest kenmerkende verschil wordt echter gevormd door de opvallende dubbele gele strepen, een brede en een smalle, die over de gehele omtrek van de Auto loopt, hetgeen bij de politiestriping en secundaire striping niet het geval is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de totaalindrukken verschillen. De auto wordt enkel gebruikt voor festivalbezoek en vakantie, en niet voor commerciële doeleinden.

 

Auteursrecht
4.5. Van verveelvoudiging als door de Staat gesteld is sprake indien de striping, zoals gebruikt door [gedaagde sub 2] op de Auto, een reproductie dan wel een gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm is van de striping die de Staat hanteert. De striping die [gedaagde sub 2] gebruikt op de Auto bevat enkele elementen die zijn overgenomen uit het werk van de Staat. Bij zowel de striping op de Auto als de politiestriping loopt het lijnenspel op de voor- en achterzijde van de auto’s naar elkaar toe. De striping op de zijkanten van de Auto is, net als bij de politiestriping en secundaire striping, aangebracht in een hoek van, op het oog 40°. Verder is in alle gevallen sprake van rechte afsneden en een symmetrisch lijnenspel. Net als bij de secundaire striping is sprake van enkele lijnen. Ook geldt dat het kleurgebruik van de striping op de Auto overeenstemt met de striping van de auto’s van Dynamic Diplomatic Surveillance. Evenwel is er ook een aantal verschillen tussen de striping op de Auto en de striping die de Staat hanteert. Zo bevindt het lijnenspel op de achterkant van de Auto zich - anders dan bij de politiestriping en secundaire striping - onder het nummerbord, heeft de Auto op de achterkant en zijkanten meer lijnen en is het lijnenspel aan de voor- en achterzijde van de Auto hoger afgesneden. Het meest kenmerkende verschil wordt echter gevormd door de opvallende dubbele gele strepen, een brede en een smalle, die over de gehele omtrek van de Auto loopt, hetgeen bij de politiestriping en secundaire striping niet het geval is. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat geen sprake is van overeenstemmende totaalindrukken tussen de striping die [gedaagde sub 2] hanteert en de striping waarop de Staat het auteursrecht stelt te hebben. Hooguit is sprake van een globale gelijkenis en dat is niet voldoende voor het aannemen van een inbreuk op het auteursrecht (HR 13 oktober 1989, NJ 1990/337). De vorderingen van de Staat gegrond op het auteursrecht zullen dan ook worden afgewezen. Om die reden zal de voorzieningenrechter het beroep van Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] op artikel 16b Auteurswet onbesproken laten.

4.7. (...) Bij een beeldmerk gaat het om visuele gelijkenis. Visueel beschouwd bestaat het beeldmerk van de Staat uit lijnen in drie kleuren die, op het oog, lopen in een hoek van 40°. Op de voor- en achterzijde van de Auto gebruiken Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] lijnen die lopen in een V. Deze verschillen daarmee sterk van het lijnenspel van het merk. De lijnen op de zijkanten van de Auto lopen weliswaar in een hoek van, op het oog, 40 °, maar bestaan slechts uit twee kleuren. Bovendien wordt het lijnenpatroon op de Auto doorbroken door een opvallende dubbele gele streep.

4.8. De voorzieningenrechter is gelet op dit voorgaande van oordeel dat de totaalindrukken van het merk en teken zodanig verschillen dat geen sprake is van gebruik van een met het merk overeenstemmend teken. Daar komt nog bij dat als onbetwist is komen vast te staan dat [gedaagde sub 2] de Auto enkel gebruikt voor festivalbezoek en vakantie. Het moet er zodoende rechtens voor worden gehouden dat de Auto niet gebruikt is voor commerciële doeleinden. Derhalve kan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen van het merk. Afbreuk aan het onderscheidend vermogen kan evenmin worden vastgesteld, nu het teken zodanig van het merk verschilt dat geen verwarring is te duchten bij het relevante publiek. De vorderingen van de Staat gegrond op het merkenrecht zullen dan ook worden afgewezen.

Op andere blogs:
Dirkzwager IE & IT

IEF 14243

Kuifje-oeuvre in uitnodiging voor ledenvergadering

Vzr. Rechtbank Den Haag 29 september 2014, IEF 14243 (Moulinsart tegen Hergé Genootschap)
Uitspraak ingezonden door Katelijn van Voorst, Fox Waldmeister. Citaatrecht. Moulinsart beschermt, promoot en beheert het oeuvre Hergé, de geestelijk vader van Kuifje. De rechtbank oordeelde in de bodemprocedure IEF 13558 dat er sinds 2000 een overeenkomst bestond op grond waarvan voor dergelijk gebruik toestemming is gegeven tot 1 juli 2012. De rechten op de stripboeken liggen bij uitgeverij Casterman, die van overige werken bij Vlamynck. Moulinsart heeft niet gemotiveerd dat de door haar gestelde inbreuken door HG in de uitnodiging voor een ALV het oeuvre betreft waarop Vlamynck auteursrechten zou hebben. De vorderingen worden afgewezen.

4.5. In dit kort geding kan er dus, anders dan in de bodemprocedure, niet vanuit worden gegaan dat de auteursrechten op het gehele oeuvre Hergé door Moulinsart kunnen worden uitgeoefend. Moulinsart heeft echter niet gemotiveerd waarom aangenomen moet worden dat de door haar gestelde inbreuken door HG nu juist het deel van het oeuvre betreft waarop Vlamynck auteursrechten zou hebben. Het merendeel van de illustraties en teksten in de publicaties van HG waartegen Moulinsart zich keert, lijken integendeel juist te zijn overgenomen uit de stripboeken terwijl Moulinsart geen onderscheid heeft gemaakt tussen werken waarvan het auteursrecht zou berusten bij Vlamynck en werken waarvoor dat niet geldt. Aldus bestaat teveel onduidelijkheid over het recht van Moulinsart zich tegen de gestelde inbreuken te verzetten. Al hierop stuit het gevorderde inbreukverbod af, evenals de vordering tot opgave van publicaties van HG, voor zover deze laatste vordering al als spoedeisend kan worden aangemerkt.

4.6. HG heeft de voorzieningenrechter verzocht zich (...) niettemin ook uit te spreken over haar beroep op het citaatrecht. Een dergelijk oordeel is echter niet zinvol nu al niet duidelijk is welke afbeeldingen en citaten onderzocht zouden moeten worden.

Lees de uitspraak (IEF 14243 pdf/ ECLI:NL:RBDHA:2014:11809 link)