Auteursrecht  

IEF 11226

Controle van een verwijderingsopdracht

Hof 's-Hertogenbosch 24 april 2012, LJN BW4126, zaaknr. HD 200.081.274 (Dirrix tegen Eestairs)

Uitspraken ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE Advocatuur B.V..

Tenuitvoerlegging. Auteursrecht op linttrap. In navolging van Rechtbank Breda 22 december 2010 waarin de voorzieningenrechter Dirrix had verboden om het vonnis van 20 oktober 2010 [IEF 9169] ten uitvoer te leggen totdat een rechter anders beslist.

Volgens Dirrix zijn er dwangsommen verbeurd van € 107.000. Eestairs heeft aangevoerd dat het vonnis van 20 oktober 2010 is vervallen (ex 1019i Rv) en dat dit met terugwerkende kracht is (ex 50(6) Trips en 9(5) Europese handhavingsrichtlijn). Dit laatste wordt door het Hof verworpen.

Het hof is van oordeel dat met het doen van een verzoek om afbeeldingen van sites van derden te verwijderen, kan worden voldaan aan het vonnis. Dit is niet anders waar het websites betreft waarvan is gesteld dat deze aan Eestairs gelieerd zijn.

Wat betreft de eigen website heeft Eestairs (gelet op het emailbericht aan haar webbeheerder) opdracht gegeven alle verwijzingen te laten verwijderen en heeft zich daartoe voldoende ingespannen. Het hof acht dit niet aannemelijk dat Eestairs redelijkerwijs voldoende inspanning en zorgvuldigheid heeft betracht het Engelstalige gedeelte in overeenstemming met het vonnis te brengen. Van Eestairs mocht worden verlangd dat zij haar eigen website op juiste uitvoering van de verwijderingsopdracht zou controleren.

Het hof gaat voorbij aan de stelling dat screenprints gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden en komt tot een eenmalige verbeurte van een dwangsom van €25.000. Het Hof vernietigt het vonnis van 22 december 2011 en beveelt de executie van dwangsommen te schorsen voor de Nederlandstalige website en veroordeelt Eestairs tot betaling van een dwangsom betreft voornoemde overtreding aangaande de Engelstalige website van Eestairs. De proceskosten worden gecompenseerd.

4.7.1 Het hof verwerpt het betoog van Eestairs dat zij ten tijde van de gestelde overtredingen niet op straffe van verbeurte van dwangsommen tot naleving van dde onderhavige voorlopige voorziening gehouden was, nu deze op grond van art. 1019iRv met terugwerkende kracht is vervallen. Naar het voorlopig oordeel van het hof kan de gestelde terugwerkende kracht niet uit de tekst van art. 1019iRv worden afgeleid, noch uit art. 50(6) TRIPs of art. 9(5) van de Europese handhavingsrichtlijn. Nu evenmin andere gronden aanwezig zijn om de gestelde terugwerkende kracht van het verval van de voorziening aan te nemen, moet ervan worden uitgegaan dat het gevorderde verbod op deze grond niet toewijsbaar is.

4.7.7 Het hof verwerpt voorshands de stelling van Eestairs die erop neerkomt dat de door Dirrix overlegde screenprints de stellingen van Dirrix niet, althans onvoldoende ondersteunen, omdat daarop - als gevolg van cache-werking - louter historische gegevens te zien zouden zijn.

(...) Thomassen noemt als voorbeeld van websites die daarmee wel een probleem hebben 'nieuws-websites en andere prioriteitsinformatie-websites', met welke sites de website van Eestairs naar het voorlopig oordeel van het hof niet kan worden vergeleken. Het cache-probleem zou volgens de stellingen van Eestairs in het onderhavige geval immers niet betreffen dat niet á la minute over up-to-date informatie kan worden beschikt, maar dat informatie op haar website niet is ververst gedurende een periode van twaalf dagen.

Het lag aldus naar het voorlopig oordeel van het hof op de weg van Eestairs om concreet aan te geven op welke grond kan worden aangenomen dat de vele overlegde screenprints zijn gemaakt van op dat moment reeds verouderde gegevens, een en ander in weerwil van de door Dirrix concreet benoemde omstandigheden die voorshans het tegengestelde standpunt ondersteunen.

4.7.8 Het hof gaat voorbij aan de stelling van Eestairs dat screenprints gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden, nu deze stelling onvoldoende concreet is om de conclusie te dragen dat manipulatie door Dirrix of zijn advocaat van de overlegde stukken daadwerkelijk sprake is geweest.

Voor nadere bewijslevering is in de onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure geen plaats, zodat daaraan niet wordt toegekomen. Aan de bewijsaanbiedingen gaat het hof aldus voorbij.

Lees het vonnis hier (LJN BW4126, grosse HD 200.081.274).

IEF 11224

Er is iets merkwaardigs aan het “Norma/NL Kabel”-arrest

Met commentaar in't kort van Erik de Vos, Kracht advocatuur.

Op 10 april 2012 [IEF voer er een schok door rechtenbeherend Nederland: het Haagse hofoordeelde dat de omroepen niet meer zelfstandig uitzenden, maar dat het de kabel-exploitanten zijn die de ‘primaire openbaarmaking’ (in opdracht van de omroepen) verrichten. De kabelaars zijn derhalve ook geen vergoeding meer verschuldigd voor ‘her-uitzenden’, hetgeen de (voorheen) rechthebbenden miljoenen scheelt.

De kwestie was als volgt. Norma is een collectieve beheersorganisatie (CBO) die op grond van art. 14a Wet Naburige Rechten (“WNR”) voor uitvoerende kunstenaars vergoedingen claimt van partijen die ‘heruitzenden’. Vroeger zonden de omroepen zelf (via de zendmasten van destijds Nozema) hun signalen via de ether uit, waarna die signalen door de kabelaars met antennes werden opgepikt en aan hun abonnees werden doorgegeven. In die situatie was er sprake van een duidelijke ‘primaire’ openbaarmaking door de omroepen en een ‘secundaire’ openbaarmaking door de kabelaars.

Na de zogenaamde ‘switch-off’ op 11 december 2006 zijn de omroepen er toe overgegaan om hun programma’s via de ‘Media Gateway’ aan de kabelaars ter uitzending beschikbaar te stellen. Kort samengevat, oordeelt het hof nu dat voor een openbaarmaking noodzakelijk is dat er sprake is van ‘een mededeling aan het publiek’. Het via de ‘Media Gateway’ aan de kabelaars beschikbaar stellen van de programma’s ter uitzending geldt niet als zo’n mededeling, aangezien de Media Gateway alleen voor de kabelaars toegankelijk is en niet voor het publiek. Daarmee valt het doek voor de aanspraken van Norma op grond van de WNR, en in haar kielzog voor alle CBO’s die een vergoeding van de kabelaars vragen voor ‘secundaire’ openbaarmaking.

Maar er is iets merkwaardigs aan het “Norma/NL Kabel”-arrest. Dat ligt niet aan de conclusie van het hof (‘als de omroepen niet meer uitzenden, kunnen de kabelaars niet meer her-uitzenden’), maar aan de wijze waarop het hof aan twee mijns inziens cruciale factoren voorbijgaat. Het eerste pijnpunt is het openbaar maken door de omroepen zelf, het tweede is de doorgifte door de kabelaars aan hun abonnees.

De manier waarop Norma haar stellingen en argumenten heeft onderbouwd, is niet zonder meer terug te vinden in het arrest. Het is mogelijk dat Norma alles wat ik hieronder ga zeggen zelf ook al had bedacht, maar dat het hof daar niet expliciet op in is gegaan. Bovendien ben ik er vanuit gegaan dat de kabelaars in Nederland allemaal aangesloten zijn op die Media Gateway. Dat leek me het geval aangezien naast de kabel-exploitanten Ziggo, Delta Comfort en UPC, ook de belangenvereniging NL Kabel voor de rechter stond. Ook stellen de kabelaars zelf dat er geen sprake meer van is dat een kabelaar signalen oppikt via antennes en dan heruitzendt.

En nu de problematische kanten van het arrest. Eerst die andere openbaarmaking door de omroepen zelf. Het hof (r.o. 4.2) oordeelt dat openbaarmakingshandelingen door de omroepen bij de distributie van programma’s waarbij de kabel geen rol speelt niet relevant zijn “aangezien het er in dit verband om gaat of aanlevering aan de kabel een openbaarmaking oplevert.” Het hof gaat er daarbij kennelijk vanuit dat de uitzending via de kabel c.q. via de kabelaars de eerste openbaarmaking is, tenzij er in die keten een eerdere openbaarmaking was. Alle andere openbaarmakingen (via de satelliet (CanalDigitaal), de digitale ether (Digitenne) en internet etc.) zijn – zo interpreteer ik het hof – per definitie latere openbaarmakingen, die in deze procedure niet aan de orde waren.

De vraag is of het hof daarbij voorbij is gegaan aan de algemene, ongecodeerde, vrije beschikbaarheid van (in ieder geval) de Nederlandse zenders 1, 2 en 3; te ontvangen door iedereen met een eenvoudige antenne. Die zogenaamde ‘free to air’-uitzending vindt eveneens plaats onder verantwoordelijkheid van de omroepen. De omroepen leveren het signaal aan bij KPN, die het doorvoert naar haar zendmasten en in opdracht van de omroepen uitzendt als digitaal signaal via de ether. KPN maakt hierbij niet zelfstandig openbaar, maar is gewoon het doorgeefluik.

Het spreekt vanzelf dat de omroepen niet twee keer, gelijktijdig maar via verschillende wegen, een eerste openbaarmaking kunnen verzorgen. Als de openbaarmaking via de kabel nu (zoals het hof oordeelt) de eerste uitzending is, dan moet de ‘free to air’-uitzending de heruitzending zijn. Wellicht zijn het in dat geval de omroepen zèlf die een vergoeding verschuldigd zijn aan Norma en aan alle overige heruitzending-claimanten. Maar het is ook mogelijk dat die ‘free to air’-uitzending wel degelijk als de primaire uitzending moet worden gezien, waarna de kabelaars (ongeacht hoe ze aan hun signaal komen) nog steeds ‘heruitzenden’.

De andere kwestie betreft de vreemde situatie dat de kabelaars niet alleen doorgeven namens de omroepen aan een ongedifferentieerd publiek, maar dat zij ook televisie aanbieden aan hun abonnees. De website van (bijvoorbeeld) UPC leert dat om via de kabel televisie te kunnen ontvangen er (ten minste) een abonnement nodig is à raison van € 17,50. Als dit de eerste openbaarmaking van de drie Nederlandse zenders is, hoe verhoudt dit zich dan tot de verplichting voor Nederlandse omroepen ex art. 2.1 lid 3 Mediawet 2008 om hun programma-aanbod slechts beschikbaar te stellen tegen de kosten van “aanschaf en gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst mogelijk maken”? Dat onder dat laatste ook een abonnement bij een kabelaar valt, is moeilijk verdedigbaar.

Als de Nederlandse zenders wèl ook vrijelijk via de kabel voor iedereen beschikbaar zijn, dringt de vergelijking zich op met het vonnis van de Amsterdamse voorzieningenrechter in de zaak tussen een aantal CBO’s en Digitenne (Vrz. Rb. Amsterdam, 25 november 2010, “Cedar/Digitenne”, [IEF 9244, red.]). In die zaak werd Digitenne gedaagd omdat zij een nieuwe openbaarmaking zou verrichten. Digitenne verdedigde zich met de stelling dat de Nederlandse zenders 1, 2 en 3 te ontvangen waren voor wie het maar beliefde, ook zonder de ‘smartcard’ van Digitenne. De rechtbank stelde (r.o. 5.11) dat die vrije openbaarmaking er niet toe doet, maar dat de relevante vraag is of er een doorgifte plaatsvindt op een wijze die aan Digitenne valt toe te rekenen. Van belang daarbij was onder meer dat Digitenne abonnees wierf met een pakket via haar te ontvangen kanalen waar ook Nederland 1, 2 en 3 in was opgenomen. Dit oordeel van de voorzieningenrechter lijkt mij juist, zeker ook met in gedachten het arrest van het HvJ EU inzake “Rafael Hoteles” (Hvj EU 7 december 2006, C-306/05, “SGAE/Rafael Hoteles” [IEF 3022, red.). Waarom zou voor de kabelaars nu iets anders gelden dan voor Digitenne of hotel-eigenaren?

Samengevat, lijkt mij dat het hof twee belangrijke kwesties over het hoofd heeft gezien. Echter, zoals gezegd, kan ik in het arrest niet teruglezen of Norma deze stellingen heeft betrokken. Het is mogelijk dat in het partijdebat Norma de vergoeding die zij verlangde van de de kabelaars geheel afhankelijk heeft gemaakt van de band met de omroepen, met als gevolg dat zij nu rechteloos achter is gebleven.

Erik E. de Vos
Afbeelding: gelinkt van advocatie.nl

IEF 11223

Leenrecht in het digitale domein

Verslag schriftelijk over herstructurering openbaar bibliotheekwerk, Kamerstukken II 28 330, Nr. 53.

In't kort: de discussie gaat over het leenrecht voor e-books en hoe dit past in het huidig wettelijk kader. D66 dringt aan op een snelle juridische regeling voor het uitlenen door bibliotheken. Echter een leenvergoeding zoals voor fysieke boeken is in strijd met Europees recht.

Indien bij ebooks gebruik gemaakt zou kunnen worden van de wettelijke uitzondering voor uitlening door publieke instellingen, zijn geen afspraken met individuele rechthebbenden nodig over titels en voorwaarden, maar hoeven er alleen afspraken gemaakt te worden over een billijke vergoeding.

Leenrecht
De leden van de SP-fractie vragen wanneer de Kamer de verkenning naar leenrecht in het digitale domein kan verwachten.

De leden van de fractie van D66 dringen aan op een snelle juridische regeling voor het uitlenen van e-books door bibliotheken. Is de staatssecretaris bereid hiertoe de Auteurswet aan te passen zodat daarin een leenrecht voor e-books wordt opgenomen?

De leden van GroenLinks zijn met de staatssecretaris van mening dat het vanuit het oogpunt van innovatie en efficiëntie van belang is dat er meer wordt samengewerkt door de verschillende spelers rond de digitale bibliotheek. Deze leden zien de ontwikkelingen met interesse tegemoet, maar hebben ook zorgen. De zorgen betreffen met name de positie van de auteurs van boeken. Voor fysieke boeken hebben auteurs een wettelijk recht op een leenvergoeding. Voor e-books ontbreekt dat recht. Auteurs maken zich dan ook zorgen dat een belangrijke inkomstenbron verloren gaat. Graag horen de leden hoe de staatssecretaris aankijkt tegen deze zorgen en welke rol zij daarbij voor zichzelf weggelegd ziet.

In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Peters2 geeft het kabinet aan dat een leenvergoeding zoals voor fysieke boeken geldt in strijd is met Europese wetgeving en dat de markt aan zet is in het ontwikkelen van innovatieve bedrijfsmodellen. De aanschaf van digitale media en de afkoop van rechten of licenties zullen echter landelijk worden uitgevoerd en daarmee rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vallen. De leden horen graag hoe de staatssecretaris vanuit die verantwoordelijkheid van plan is om te gaan met de positie van auteurs en hun zorgen daarover. Zij hebben begrepen dat gedurende de pilot auteurs een vaste ‘leenvergoeding’ krijgen. Is dat ook een mogelijkheid bij de verdere ontwikkeling, zo vragen de leden.

Reactie van de Staatssecretaris, pagina. 18 e.v.

De leden van de fracties van de SP, D66 en GroenLinks hebben verschillende vragen gesteld over het e-book en het leenrecht. Zij wijzen er op dat de uitlening van fysieke boeken door de openbare bibliotheek geregeld is via het
leenrecht en stellen voor hetzelfde regime op het e-book van toepassing te verklaren. De Auteurswet regelt dat een auteur het exclusieve recht heeft zijn werk openbaar te maken of te verveelvoudigen. Hieronder valt ook het recht om uitlening van het werk te verbieden of toe te staan. Op dit recht maakt de wet een uitzondering voor uitleningen door publieke instellingen.11 Op grond hiervan mogen openbare bibliotheken werken tijdelijk en zonder commercieel of economisch voordeel ter beschikking stellen, mits hiervoor een billijke vergoeding wordt betaald. De hoogte van die vergoeding wordt
overeengekomen in onderhandelingen tussen rechthebbenden en bibliotheken in de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (StOL).

Op dit moment vormen e-books nog maar een bescheiden onderdeel van de collecties van de openbare bibliotheken. Voor zover bibliotheken e-books aanbieden, vindt dit plaats op basis van licenties en overeenkomsten die worden afgesloten tussen de bibliotheken en de uitgevers en niet op basis van de wettelijke mogelijkheid tot het uitlenen van werken door publieke instellingen. De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) heeft onlangs overeenstemming bereikt met de Groep Algemene Uitgevers (GAU) over de wijze waarop e-books via openbare bibliotheken kunnen worden uitgeleend.
Ik vind het positief dat langs deze weg dit jaar e-books beschikbaar kunnen komen voor de leden van de openbare bibliotheek. Nadeel van deze overeengekomen benadering is dat elke individuele uitgever zijn toestemming moet verlenen en met elke uitgever individuele afspraken moeten worden gemaakt over titels, condities en vergoedingen. Indien bij ebooks gebruik gemaakt zou kunnen worden van de wettelijke uitzondering voor uitlening door publieke instellingen, zijn geen afspraken met individuele rechthebbenden nodig over titels en voorwaarden, maar hoeven er alleen afspraken gemaakt te worden over een billijke vergoeding.

De openbare bibliotheek vervult de taak van publieke toegang tot informatie, educatie en cultuur. In het licht van de technologische ontwikkelingen geldt dit, zoals omschreven in paragraaf 3.2. van de hoofdlijnenbrief, ongeacht de verschijningsvorm (fysiek of digitaal). Tegen deze achtergronden vind ik het nuttig de wettelijke mogelijkheden in het digitale domein nader te verkennen. De verkenning is er op gericht te onderzoeken of uitlening van e-books op grond van nationale en internationale auteursrechtelijke regelgeving mogelijk is. De exacte onderzoeksopzet moet nog worden vastgesteld. Het onderzoek zal in ieder geval ingaan op de ervaringen die in andere landen, zoals Denemarken en Noorwegen, al zijn opgedaan met uitlening van e-books via de openbare bibliotheek. Deze verkenning zal voor de indiening van het wetsvoorstel beschikbaar zijn.
De fractie van GroenLinks heeft in samenhang hiermee een vraag gesteld over de vergoedingen voor auteurs. Zowel in de situatie van artikel 15c Auteurswet als in de situatie van licenties is sprake van een vergoeding voor de auteur. In het eerste geval geldt de vastgestelde billijke vergoeding. In het geval van uitlening op basis van licenties wordt de hoogte van de vergoeding in de licentieovereenkomst geregeld.

IEF 11221

Gebruikte software (conclusie)

Conclusie AG HvJ EU 24 april 2012, zaak C-128/11 (UsedSoft) - persbericht

Prejudiciële vragen gesteld door het Bundesgerichtshof, Duitsland.

Herpublicatie van IT 763. Gebruikte software, tweedehands softwarelicenties, begrip "rechtmatige verkrijger".

In steekwoorden: Uitleg van artikel 4, lid 2, eerste alinea, en van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (PB L 111, blz. 16). Downloaden van internet, op basis van een softwarelicentie en met toestemming van de rechthebbende, kopieëren van gedownloade computerprogramma’s op een gegevensdrager. De vraag of een beroep op uitputting kan worden gedaan terzake van het recht van de rechthebbende om controle uit te oefenen op de verdere distributie van kopieën van het computerprogramma. Handel in „tweedehandse” softwarelicenties van programma’s die de eerste verkrijger heeft gedownload. Begrip „rechtmatige verkrijger”.

Conclusie AG:

„1) Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s moet aldus worden uitgelegd dat het recht op distributie van de kopie van een computerprogramma is uitgeput, wanneer de rechthebbende, die toestemming heeft verleend voor het downloaden van internet van deze kopie op een digitale gegevensdrager, tevens tegen betaling en voor onbeperkte tijd een gebruiksrecht op deze kopie heeft overgedragen.

Ingevolge deze bepaling moet namelijk als verkoop worden aangemerkt, elke beschikbaarstelling in de Unie – ongeacht op welke wijze en in welke vorm – van een kopie van een computerprogramma voor het gebruik ervan voor een onbeperkte tijd en tegen betaling van een vaste prijs.

2) De artikelen 4, lid 1, en 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 moeten aldus worden uitgelegd dat in geval van wederverkoop van het gebruiksrecht van de kopie van een computerprogramma de tweede verkrijger dit programma niet met een beroep op de uitputting van het recht op distributie van deze kopie mag reproduceren door een nieuwe kopie te maken, ook al heeft de eerste verkrijger zijn kopie gewist of gebruikt hij deze niet meer.”

Op andere blogs:
IPKat (UsedSoft: "Would they have wiped their own? " Bot advises CJEU)

IEF 11219

Broncodes en documentatie

Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage 19 april 2012, KG ZA 12-161 (Ebenefits B.V. tegen VG beheer en Benefits-Plaza)

Executiegeschil ná IT 437. Software. Auteursrecht. Overdracht eigendom en broncode bij niet voldoen aan betalingsverplichting door eBenefits. Er wordt aangenomen dat eBenefits aan het vonnis voldoet voor wat betreft het verveelvoudigen en openbaarmaken van het computerprogramma. Zij voldoet met de accountantsverklaring aan de opgelegde opgave-verplichting. Er moet worden geconcludeerd dat de gevorderde verzending van een rectificatie moet worden afgewezen en dat de gevorderde staking van de executie moet worden toegewezen.

Een deskundige van de SGOA merkt op dat de USB-stick niet de "documentatie" bevat die hij nodig meende te hebben voor zijn onderzoek. Op grond van het vonnis was eBenefits niet verplicht om de broncodes van de Software aan VGB te leveren, dat wordt niet onder "documentatie" begrepen.

4.6. Wel blijkt uit de verklaring van Stuurman dat het om verschillende redenen ingewikkeld is om de software “aan de praat te krijgen”. Zo zou het volgens Stuurman software betreffen die niet meer is bewerkt sinds 2008 en die gebruik maakt van verschillende typen databases en verschillende ontwikkelomgevingen. Ook zou de documentatie gebrekkig zijn. Wat daar ook van zij, het impliceert niet dat eBenefits niet heeft voldaan aan het bevel. eBenefits is immers niet bevolen om software te leveren die makkelijk aan de praat is te krijgen, maar om de software te leveren die was gecreëerd tot aan de dag van de overeenkomst van overdracht (29 november 2009). Dat het voor VGB mogelijk lastig is om die software te implementeren brengt naar voorlopig oordeel niet mee dat er sprake is van een overtreding van het bevel.

4.7. Het feit dat een deskundige van de SGOA, die VGB heeft ingeschakeld in verband met het onder 5.5 van het vonnis bedoelde onderzoek, heeft opgemerkt dat de USB-stick niet de “documentatie” bevatte die de deskundige nodig meende te hebben voor zijn onderzoek, kan niet leiden tot een ander oordeel. Voor zover de deskundige met de term “documentatie” doelt op de broncodes van de Software, is die opmerking niet verenigbaar met de hiervoor genoemde constatering van Stuurman. Voor zover de deskundige op iets anders doelt, heeft VGB onvoldoende duidelijk gemaakt dat eBenefits op grond van het vonnis verplicht was die “documentatie” aan VGB te leveren.

IEF 11215

Overzichtsartikel verslagen TPB zitting

Vanwege de grote interesse, hieronder enkele verslagen van de zitting van afgelopen donderdag van de Stichting BREIN tegen UPC e.a. over de blokkering van de website van The Pirate Bay.

Stichting BREIN: verslag zitting to block or not to block, verslag zitting BREIN / UPC, KPN, Tele2 en T-Mobile mbt blokkering toegang tot The Pirate Bay
De zitting betrof dan ook een herhaling van zetten, extra langdurig doordat de ISP's vertegenwoordigd door drie advocatenkantoren met elk meerdere advocaten tenminste drie keer min of meer hetzelfde verhaal hielden. Zij zijn allen fel gekant tegen de van hen verlangde blokkering van toegang tot The Pirate Bay. De door hen verwoordde angst is dat van hen verlangd zal worden dat zij ook allerlei andere onrechtmatige en strafbare sites blokkeren, hetgeen in menig andere EU lidstaat al gemeengoed is. Overigens blokkeren ook Nederlandse access providers al volop zoals met name spam.

Webwereld: verslag: BREIN vs. KPN, UPC, Tele2, T-Mobile
Zo bleek dat de rechtbank had geblunderd met statistieken van filesharende Ziggo- en XS4ALL-abonnees. Ook is het causale verband tussen het delen van bestanden met een torrentclient en bezoek aan de Pirate Bay onduidelijk. Vooraanstaande juristen kwamen met meer fundamentele juridische kritiek op de proppen.

PCM Web: Brein overweegt zwaardere maatregelen tegen providers
Uit een onderzoek van de UVA zou ook blijken dat blokkade van de populaire site weinig effect sorteert. Joris van Manen, advocaat van Brein, zegt als de blokkade van The Pirate Bay niet werkt, er zwaardere maatregelen zullen worden overwogen. Van Manen vermeldt niet wat de maatregelen zouden kunnen zijn. De providers waren unaniem van mening dat ze niet de aangewezen partij zijn om auteursrechtinbreuk te voorkomen.

Tweakers: Providers: blokkade The Pirate Bay is zinloos
Hij noemt The Pirate Bay de 'grootste auteursrechtinbreuk in de geschiedenis van de mensheid'. Volgens UPC staat echter allerminst vast dat de blokkade auteursrechtinbreuk heeft helpen te voorkomen.

IEF 11213

Niet het internet, maar het auteursrecht is het probleem

Een bijdrage van de Piratenpartij in reactie op SOS Internet  [IEF 11206].

Het internet is een netwerk gebaseerd op het principe dat men van ieder willekeurig punt naar een ander willekeurig punt verbonden, en ook doorverbonden, kan worden. Dat het destructief voor het netwerk is om in een dergelijk netwerk de route naar een eindbestemming te verbieden is evident, zoals Steunfonds Open en Stabiel internet (SoS) recentelijk ook aangaf in een artikel in de Volkskrant van donderdag j.l. [ook ingezonden IEF 11206].

Het jagen op een eindbestemming in dit netwerk is eveneens onbegonnen werk, maar het staat stichting BREIN natuurlijk wel vrij om te doen. Wel dient hierbij de notitie gemaakt te worden, dat deze eindpunten zich dan dus verplaatsen naar het buitenland, naar gebieden waar BREIN en haar internationale zusterorganisaties geen jurisdictie hebben. Deze landen krijgen vervolgens de innovatie die deze platformen met zich meebrengen. De westerse wereld schiet zichzelf hiermee gerechtelijk in de voet.

Dit is een breder probleem wat zich onder het gehele zogenaamde ‘intellectueel eigendom’ voordoet. De wetgever geeft met deze wetten een monopoliepositie uit handen die bij de rechter afgedwongen kan worden. Evenwel voorziet deze wet er niet in dat deze monopoliepositie misbruikt kan worden. Of we kijken naar BREIN, die met deze wet in de hand de digitale markt neerschutterd, of de patentoorlogen van telefoonproducenten. Deze rechten zijn geworden tot een wapen om de dominante marktpositie via de rechter af te dwingen.

Het beeld van massale verliezen door ‘piraterij’, dat door BREIN wordt geschetst, is dan ook apert onjuist. Vele onderzoeken hebben al uitgewezen dat piraterij geen schade toebrengt aan de culturele markt als geheel. Mensen hebben een bepaald budget voor culturele uitgaven, en de vraag is slechts waar dit geld aan uitgegeven wordt. Een tussenpersonen-industrie die haar plaats in de waardeketen slechts bij de rechter kan opeisen heeft geen bestaansrecht. Eens te meer omdat ze daarmee een deel van dat culturele budget op eist, wat nu dus niet naar artiesten zelf gaat. De gemiddelde artiest is er sinds het begin van al dat downloaden dan ook immens, en aantoonbaar, op vooruit gegaan.

Het idee van de ‘digitale flitspaal’, zoals geopperd door SoS internet, brengt verder ernstige risico’s met zich mee. Dit is een zeer verregaande vorm van controle. Deze controle schendt de privacy van de gebruikers, daar het geen openbare snelweg controleert maar de in beginsel private communicatie tussen mensen. Ook criminaliseert het de gebruiker, er ontstaat een omgekeerde bewijslast. Omdat u mogelijk wat upload wat onder het huidig auteursrecht niet mag, wordt alles op voorhand gecontroleerd. Dit is natuurlijk ontoelaatbaar, dit is big brother ten voeten uit!

Uit de woorden van stichting BREIN van in het proces tegen de overige providers valt op te maken dat zij ook dit soort ingrepen niet zal schuwen, zo ze ermee weg komt. Ook betekend dit dat ze de individuele gebruikers op deze wijze zouden willen aanpakken. Hiermee komen ze terug op een eerdere belofte dat het niet ging om de individuele gebruiker, maar om de grote aanbieders. Een individuele aanpak met draconische boetes als gevolg kan dus binnenkort ook in Nederland werkelijkheid worden. Het ‘sluitstuk’ van BREIN’s aanpak was providers TPB af te laten sluiten, en is nu volgens BREIN nog slechts het begin.

De oplossing van SoS negeert daarmee dat het afdwingen van auteursrechten in de digitale omgeving niet slechts snijdt met iedere notie van netwerkneutraliteit, maar nog veel belangrijker, met een grote greep uit de fundamentele mensenrechten. Dit opdat een overbodige industrie de wetten van de vrije markt kan overleven met een corporatistische repressie die zijn weerga niet kent. Het echte probleem ligt niet bij het downloaden, of onze burgerrechten, maar bij het huidige auteursrecht. Het huidige auteursrecht is een opgelapt relikwie uit 1912 en niet meer van deze tijd. De enige oplossing voor de huidige situatie is een radicale hervorming van het auteursrecht, waarin het delen en creëren van kennis en cultuur wordt gestimuleerd en niet wordt belemmerd.

MVG,

Piratenpartij Nederland

IEF 11212

Overzicht ontwerpverdragen, voortgangsoverzicht EU dossier

Overzicht van ontwerp-verdragen (verdragen in voorbereiding)
Peildatum 31 maart 2012

- Besluit van de Raad van de EU houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de EG van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het gemeenschapsoctrooi EU (Europese Unie) REF: 010891 (hier)
- Gemeenschappelijke rechtsgang; protocol EOO (Europese Octrooi Organisatie) REF: 010191
- Harmonisatie van materieel octrooirecht WIPO (Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom) REF: 010282
- Overeenkomst tegen handel in namaakproducten; Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) REF: 012520
- Rechten van omroeporganisaties WIPO (Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom) REF: 010606
- Verdrag inzake bescherming audiovisuele voorstellingen WIPO (Wereldorganisatie voor Intellectuele Eigendom), Partijen bij verdrag REF: 012749
- Protocol inzake illegale handel in tabaksproducten WHO (Wereld Gezondheidsorganisatie) REF: 012149
Overzicht van ontwerp-verdragen , Bijlage bij kamerstukken II 23 530, nr. 93.
Voortgangsoverzicht EU dossiers
Auteursrecht, intellectueel eigendom, interne markt en digitale agenda

- Richtlijn Collectief rechtenbeheer: Muziekrechten - onlinemuziek (auteursrecht) Verwacht in 2012 Algemene regels en transparantie die gelden voor alle auteursrechtenorganisaties en specifieke regels voor licentiëring van onlinemuziek, om de digitale markt te stimuleren en meer grensoverschrijdende diensten aan te bieden aan klanten in de hele EU.

- Billijke compensatie voor reproductie van beschermde werken door natuurlijke personen voor privégebruik (thuiskopieheffing, auteursrecht) Verwacht in 2013
Bepalen dat regelingen voor billijke compensatie in het kader van de richtlijn zodanig functioneren dat rechthebbenden de verschuldigde inkomsten ontvangen zonder dat het functioneren van de interne markt voor elektronische media en uitrusting daardoor wordt belemmerd.

- Herziening van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk en van de richtlijn betreffende de aanpasssing van het nationale merkenrecht Verwacht in 2012
Het doel is de EU-verordening en de EU-richtlijn, waar passend, te verbeteren, te stroomlijnen en te moderniseren en nauwere samenwerking tot stand te brengen tussen het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt (BHIM) en de merkenbureaus in de lidstaten, zodat het handelsmerkenstelsel in Europa als geheel effectiever, efficineter en samenhangender wordt.

- Handhaving van intellectuele eigendomsrechten Verwacht in 2012
De hoofddoelstelling zou zijn Richtlijn (2004/48/EG) aan te passen aan de uitdagingen van vandaag om ervoor te zorgen dat de intellectuele-eigendomsrechten in de EU daadwerkelijk en eenvormig kunnen worden beschermd, met name in een digitale omgeving.

- Online-gokken in de interne markt Verwacht in 2012
Mededeling als follow-up van het groenboek "Online-gokken in de interne markt" over het naast elkaar bestaan van nationale toezichtsmodellen en initiatieven op nationaal en EU-niveau.

- e-Justitie Verwacht in 2012
Dit initiatief zal e-Justitie-project versterken als instrument om groei en rechtszekerheid op de interne markt te bevorderen.

- Voorstel voor een richtlijn inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (auteursrecht)  COM (2011) 289 
Behandeling in Raadswerkgroep, EP Het voorstel beoogt harmonisatie van de omgang met verweesde werken bij digitalisering en online beschikbaarstelling van auteursrechtelijk beschermde werken (tekst, beeld en audiovisueel) door bibliotheken, educatieve instellingen, archieven, musea en publieke omroepen. Verweesde werken zijn werken waarvan de rechthebbende niet bekend of niet te traceren is.

Voortgangsoverzicht EU dossiers Veiligheid, Justitie, Asiel en Migratie , bijlage kamerstukken II 32 317, nr. 116.

IEF 11206

Geen IP-blokkades maar digitale flitspalen (opinie)

Een bijdrage van SOS Internet.

SOS Internet vindt dat de rechter geen blokkade van The Pirate Bay moet opleggen aan KPN, Tele2, UPC en T-Mobile. Een blokkade helpt niet. Een "digitale flitspaal" voor auteursrechtenschenders wel.

Een digitale flitspaal is een veel betere oplossing tegen het uploaden van films dan het blokkeren van The Pirate Bay. De initiatiefnemers van Steunfonds Open en Stabiel Internet roepen op de blokkade donderdag in de rechtszaal niet uit te breiden naar alle grote ISPs.

Ad-hoc blokkades
Sinds 1 februari moeten de Internetproviders Ziggo en XS4ALL van de rechter The Pirate Bay blokkeren en heeft de stichting BREIN een carte-blanche om de blokkadelijst aan te vullen in een, naar het zich inmiddels laat aanzien, eindeloos kat-en-muis spel [red. IEF 10763].

Zulke ad-hoc blokkades bij de providers zijn erg riskant voor het stabiel functioneren van Internet. In Denemarken bestaat al enige tijd zo'n blokkadesysteem. Eind februari werd op de verkeerde knop gedrukt en gingen er 8000 sites uit de lucht, waaronder zoekmachines, sociale netwerken en belangrijke publieke informatiebronnen. Straks zitten wij; de gebruikers, bedrijven en de BV Nederland met de brokken.

Een blokkade helpt niet tegen auteursrechtinbreuk met filesharing-programma's. BREIN stelde van wel en de rechter gaf BREIN het voordeel van de twijfel. De effectiviteit was in Nederland niet aantoonbaar voordat deze blokkade in werking trad. Met een nu herhaalde meting wel. Afgelopen vrijdag is door de Universiteit van Amsterdam bekend gemaakt dat er geen significante daling is gevonden door de blokkades bij Ziggo en XS4ALL. Blokkeren blijkt inderdaad nutteloos.

Aanpakken bij de bron
BREIN wil deze blokkade uitbreiden naar alle grote ISPs en voert op 19 april een Kort Geding. Een belangrijk argument van BREIN is dat een blokkade bij de Internetproviders het laatste redmiddel is voor auteursrechthebbenden en daarmee proportioneel.

Dit verrast. Werkelijk iedereen is het erover eens dat blokkeren (of beter nog, verwijderen) bij de bron de beste maatregel is. Maar met het blokkeren van The Pirate Bay wordt auteursrechtinbreuk niet verminderd, want de verwijsindex die ze tonen is zelf niet de bron van de inbreuk. En er bestaan wel degelijk andere doelgerichte alternatieven.

Bij het gebruik van fileshare-software wordt de daadwerkelijk inbreuk gepleegd door de eindgebruikers zelf: zij zijn het zelf die via hun upload het materiaal aanbieden. Stoppen van auteursrechtinbreuk is alleen mogelijk als eindgebruikers meewerken. Óf vrijwillig, door alleen gebruik te maken van legale diensten, òf onvrijwillig, door bestraft te worden voor gebruik van niet-legale alternatieven. We snappen natuurlijk best dat tot nu toe zowel politici als auteursrechthebbenden er niet happig op zijn hun kiezers en klanten aan te pakken. Maar dat is echt het enige dat werkelijk effect heeft. Ons collectieve struisvogelgedrag moet stoppen in het belang van een open en stabiel internet!

Het aanpakken bij de bron kan: we schetsen een aantal mogelijkheden uit vele. Door te combineren wordt het nog doelgerichter.

De digitale flitspaal
UvA onderzoekers hebben meet-software vrij beschikbaar gesteld die met grote regelmaat "foto's" kan maken van de situatie rond uitwisselingsverkeer op het Nederlandse internet. De software kijkt alleen naar degenen die daadwerkelijk betrokken zijn bij uploaden en vermijdt daarmee overige internetters onder constante bewaking te zetten. Dit kan goed gebruikt worden om "veelplegers" op te sporen, zonder ongewenste neveneffecten op privacy en communicatievrijheid.

Daarmee is in feite een "Digitale Flitspaal" ontstaan. Zoals boetes voor snelheidsovertredingen op de deurmat belanden via de Kentekenregistratie zouden ook boetes voor uploaders uitgedeeld kunnen worden. Iedere internetverbinding heeft namelijk zijn eigen "kenteken", het Internetadres. Internetproviders zijn wettelijk verplicht die te registreren bij het CIOT, een centrale overheidsdatabank die de Internetadressen koppelt aan naam, adres en woonplaatsgegevens. Daarmee is in analogie met de "wet Mulder" voor snelheidsovertredingen een transparant en controleerbaar boete-incassosysteem op te zetten voor auteursrechtinbreuk.

Downloadheffing
Daarnaast kan een systeem opgezet worden, waarbij een gebruiker die veelvuldig auteursrechtinbreuk pleegt eerst een waarschuwing krijgt per e-mail, voordat daadwerkelijk tot individuele (boete)heffing overgegaan wordt. Vergelijk het met de waarschuwingen voor flitspalen op een TomTom. De internetprovider vervult hierbij zijn normale rol van doorgeefluik, waarbij hij als extra voorziening de identiteit van zijn klanten afschermt.

Tot slot kan de invoering van een downloadheffing overwogen worden. Oftewel: legalisatie van digitaal kopiëren op beperkte schaal in huiselijke kring, als uitbreiding van de thuis-kopieerheffing. Een bedrag, afhankelijk van de aard en capaciteit van de internetverbinding, zoals wegenbelasting. Het totaalbedrag wordt vervolgens op de gebruikelijke wijze via auteursrechtenorganisaties verdeeld onder de rechthebbenden.

Riskante neveneffecten
De nu opgeëiste blokkades als "last resort" bestempelen gaat veel te ver: het blijkt niet effectief, er zijn riskante neveneffecten en er zijn betere alternatieven. Maar ook het downloadverbod van Staatssecretaris Teeven sneuvelde in de Tweede Kamer. Stagnatie en onnodige juridische clashes domineren. Steunfonds Open en Stabiel Internet zal daarom een publiek debat organiseren waarin alle betrokkenen, internetproviders, auteursrechthebbenden, maar nu ook de gebruikers, bedrijven, politiek en overheid samen tot een afgewogen en beheersbaar systeem kunnen komen, dat maximaal recht doet aan alle belangen.

Marleen Stikker, Jasper Koolhaas, Simon Hania en Hendrik Rood zijn initiatiefnemers van het SOS Internet.

IEF 11204

Luisterboeken (arrest)

HvJ EU 19 april 2012, zaak C-461/10 (Bonnier Audio e.a) - dossier

illustratie link bibliotheekoosterwolde

Prejudiciële vragen Högsta domstol, Zweden.

Zie eerdere conclusie AG, IEF 10510. Verkorte vraag: Wanneer moet ISP NAW-gegevens verschaffen van inbreukmaker?

HvJ EU verklaart voor recht:

Richtlijn 2006/24/EG [gegevensbewaring] moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan de toepassing van een op artikel 8 van [handhavings]richtlijn 2004/48/EG gebaseerde nationale wettelijke regeling volgens welke een internetprovider met het oog op de identificatie van een internetabonnee of -gebruiker kan worden gelast aan een auteursrechthouder of diens vertegenwoordiger informatie te verstrekken over de abonnee aan wie de internetprovider het IP-adres (Internet Protocol) heeft toegewezen dat is gebruikt om inbreuk te maken op dit auteursrecht, aangezien een dergelijke wettelijke regeling buiten de werkingssfeer ratione materiae van richtlijn 2006/24 valt.

De omstandigheid dat de betrokken lidstaat richtlijn 2006/24 nog niet in nationaal recht heeft omgezet ofschoon de termijn daarvoor is verstreken, is in het hoofdgeding irrelevant.

Richtlijn 2002/58/EG [privacy en elektronische communicatie] en richtlijn 2004/48 moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling als die in het hoofdgeding, voor zover deze regeling de nationale rechterlijke instantie waarbij door een persoon met procesbevoegdheid een verzoek om een bevel tot mededeling van persoonsgegevens is ingediend, in staat stelt om de in het geding zijnde tegengestelde belangen af te wegen op basis van de concrete omstandigheden van de zaak en daarbij terdege rekening te houden met de uit het evenredigheidsbeginsel voortvloeiende vereisten.

Vraag: Staat richtlijn 2006/24/EG [... gegevensbewaring] van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van richtlijn 2002/58/EG (richtlijn bewaring van gegevens), inzonderheid de artikelen 3, 4, 5 en 11 daarvan, in de weg aan de toepassing van een op artikel 8 van [handhavings]richtlijn 2004/48/EG gebaseerde nationale bepaling volgens welke in een civielrechtelijke procedure een internetprovider met het oog op de identificatie van een abonnee kan worden gelast aan een auteursrechthouder of diens vertegenwoordiger informatie te verstrekken over de abonnee aan wie de internetprovider het IP-adres heeft toegewezen dat is gebruikt om inbreuk te maken op het auteursrecht, wanneer de verzoeker een duidelijk bewijs van de inbreuk op een bepaald auteursrecht heeft overgelegd en die maatregel in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel?

Heeft de omstandigheid dat de lidstaat de richtlijn bewaring van gegevens nog niet in nationaal recht heeft omgezet ofschoon de termijn daarvoor is verstreken, invloed op het antwoord op vraag 1?

Op andere blogs:
Bits of Freedom (Beperkt gebruik gegevens bewaarplicht blijkt loze belofte)
DomJur
Future of copyright (ECJ clarifies the law on access to retained data for IP enforcement purposes)
SOLV (Bewaarplicht ISP's en handhaving IE-rechten)