Auteursrecht  

IEF 11276

VvA Ledenvergadering: Filmauteursrecht

Vrijdag 25 mei 2012 vindt de Ledenvergadering van de Vereniging voor Auteursrecht plaats. Het wetenschappelijke deel van de vergadering van vrijdag 25 mei a.s. is gewijd aan het Filmauteursrecht ( Art. 45a e.v. Auteurswet). 

Bekende sprekers als Jan Kabel, Dirk Visser en Paolo Lanteri (WIPO) zullen die dag een voordracht houden. Een panel met deskundigen zal die dag discussiëren met de zaal. De middag staat onder leiding van Antoon Quaedvlieg en Martin Senftleben.

Het huishoudelijk gedeelte begint om 13.30 uur.
Het wetenschappelijk gedeelte begint om 14.00 uur.
De vergadering wordt gehouden in het  EYE Filminstituut, IJpromenade 1 te Amsterdam. Lees het (voorlopige) programma klik hier.

IEF 11257

De codevorm vertaald (arrest)

HvJ 2 mei 2012, zaak C-406/10 (SAS Institute / World Programming)- persbericht

Prejudiciële vragen van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division. Zie de Conclusie AG hier: IEF 10584.

Intellectuele eigendom. Auteursrecht. Computerprogrammarichtlijn 91/250/EEG. InfoSoc-Richtlijn 2001/29/EG. Inzake de rechtsbescherming van computerprogramma’s en de ontwikkeling van verschillende programma’s die de functies van een ander computerprogramma kopiëren, zonder toegang tot de broncode daarvan. Heel in't kort: Mag de licentiehouder de codevorm vertalen om interoperabiliteit tot stand te brengen, maar mag deze niet reproduceren?

Arrest (nog) niet in het Nederlands beschikbaar. Uit't persbericht:

The functionality of a computer program and the programming language cannot be protected by copyright. The purchaser of a licence for a program is entitled, as a rule, to observe, study or test its functioning so as to determine the ideas and principles which underlie that program.

Het HvJ EU verklaart voor recht:

Artikel 1, lid 2, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's, moet aldus worden uitgelegd dat noch de functionaliteit van een computerprogramma, noch de programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om bepaalde van de functies van dat programma te kunnen benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormen en uit dien hoofde worden beschermd door het auteursrecht op computerprogramma's in de zin van deze richtlijn.

Artikel 5, lid 3, van richtlijn 91/250 moet aldus worden uitgelegd dat degene die onder licentie een kopie van een computerprogramma heeft verkregen, zonder de toestemming van de auteursrechthebbende de functionaliteit van dit programma kan observeren, bestuderen of uittesten teneinde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van dat programma ten grondslag liggen, wanneer deze persoon door die licentie gedekte handelingen verricht, alsook handelingen waarbij het programma wordt geladen en uitgevoerd en die voor het gebruik van het computerprogramma noodzakelijk zijn, op voorwaarde dat hij geen afbreuk doet aan de exclusieve rechten van de rechthebbende van dit programma.

Artikel 2, sub a, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet aldus worden uitgelegd dat de reproductie in een computerprogramma of in een gebruikshandleiding voor dit programma van bepaalde elementen die in de handleiding van een ander, auteursrechtelijk beschermd computerprogramma zijn beschreven, een inbreuk kan vormen op het auteursrecht op laatstgenoemde handleiding indien deze reproductie de uitdrukking vormt van de eigen intellectuele schepping van de auteur van de auteursrechtelijk beschermde gebruikshandleiding van het computerprogramma, hetgeen de verwijzende rechter dient te verifiëren.

 Court of Justice of the European Union
PRESS RELEASE No 53/12
Luxembourg, 2 May 2012
Press and Information
Judgment in Case C-406/10
SAS Institute Inc. v World Programming Ltd
The functionality of a computer program and the programming language cannot be protected by copyright 
The purchaser of a licence for a program is entitled, as a rule, to observe, study or test its  functioning so as to determine the ideas and principles which underlie that program 

SAS Institute Inc. has developed the SAS System, an integrated set of programs which enables users to carry out data processing and analysis tasks, in particular statistical analysis. The core  component of the SAS System is called Base SAS. It  enables users to write and execute application programs (also known as ‘scripts’) written in the SAS programming language for data  processing. 

World Programming Ltd (WPL) perceived that there was a market demand for alternative software capable of executing application programs written in the SAS Language. WPL therefore produced  the World Programming System (WPS). The latter emulates functionalities of the SAS components to a large extent in that, with a few minor exceptions, WPL attempted to ensure that the same  inputs would produce the same outputs. This would enable users of the SAS System to run the scripts which they have developed for use with the SAS System on WPS.  

In order to produce the WPS program, WPL lawfully acquired copies of the Learning Edition of the SAS  System,  which were supplied under licences limiting the rights of the licensee to nonproduction purposes. WPL  used and studied those programs in order to  understand their functioning but there is nothing to suggest that WPL had access to or copied the source code of the SAS components. 

SAS Institute brought an action before the High Court in the UK, accusing WPL of having copied  the SAS System manuals and components, thus infringing its copyright and the terms of  the Learning Edition licence. In that context, the High Court has put questions to the Court of Justice  regarding the scope of the legal protection conferred by EU law on computer programs and,  in particular, whether that protection extends to programming functionality and language.

The Court recalls, first, that the Directive on the legal protection of computer programs 1 extends copyright protection to the expression in any form of an intellectual creation of the author of a  computer program 2. However, ideas and principles which underlie any element of a computer  program, including those which underlie its interfaces, are not protected by copyright under that directive.

Thus, only the expression of those ideas and principles is protected by copyright. The object of the protection conferred by Directive 91/250 is the expression in any form of a computer program, such as the source code and the object code,  which permits reproduction in different computer languages.

On the basis of those considerations, the Court holds that  neither the functionality of a computer program nor the programming language and the format of data files used  in a  computer program in order to exploit certain of its functions constitute a form of expression. Accordingly, they do not enjoy copyright protection. 

To accept that the functionality of a computer program can be protected by copyright would amount to making it possible to monopolise ideas, to the detriment of technological progress and industrial development.

In that context, the Court states that if a third party were to procure the part of the source code or object code relating to the programming language or to the format of data files used in a computer program, and if that party were to create, with the aid of that code, similar elements in its own computer program, that conduct would be liable to be prohibited by the author of the program. In the present case, it is apparent from the explanations of the national court that WPL did not have
access to the source code of SAS Institute’s program and did not carry out any decompilation of the object code of that program. It was only by means of observing, studying and testing the behaviour of SAS Institute’s program that WPL reproduced the functionality of that program by using the same programming language and the same format of data files.

Second, the Court observes that, according to the Directive, the purchaser of a software licence has the right to observe, study or test the functioning of that software in order to determine the ideas and principles which underlie any element of the  program. Any contractual provisions contrary to that right are null and void. Furthermore, the determination of those ideas and principles may be carried out within the framework of the acts permitted by the licence.

Consequently, the owner of the copyright in a computer program may not prevent, by relying on the licensing agreement, the purchaser of that licence from observing, studying or testing the functioning of that program so as to determine the ideas  and principles which underlie all the elements of the program in the case where the purchaser carries out acts covered by that licence  and the acts of loading and running necessary for the use of the program on condition that that purchaser does not infringe the exclusive rights of the owner of the copyright in that program. 

In addition, according to the Court, there is no copyright infringement where, as  in the present case, the lawful acquirer of the licence did not have access to the source code of the computer program but merely studied, observed and tested that  program in order to reproduce its functionality in a second program.

Lastly, the Court holds that the reproduction,  in a computer program  or a user manual for that program, of certain elements described in the user manual for another computer program protected by copyright  is capable  of constituting an infringement of the copyright in the latter manual if that reproduction constitutes the expression of the intellectual creation of the author of the manual. 

In this respect, the Court takes the view that, in the present case, the keywords, syntax, commands and combinations of  commands,  options, defaults and iterations consist of words, figures or mathematical concepts, considered in isolation, are not, as such, an  intellectual creation of the author of that program. It is only through the choice, sequence and combination of those words, figures or mathematical concepts that the author expresses his creativity in an original manner. 

It is for the national court to ascertain whether the reproduction alleged in the main proceedings constitutes the expression of the intellectual creation of the author of the user  manual for  the computer program protected by copyright. 

                                         
1 Council Directive 91/250/EEC of 14 May 1991 on the legal protection of computer programs (OJ 1991 L 122, p. 42). 
2   Case C-393/09 Bezpečnostní softwarová asociace. 
www.curia.europa.eu

Op andere blogs:
1709blog (Functionality of computer programs, language, unprotected by copyright, says CJEU)
BlogIT (Interessante ontwikkelingen in rechtspraak over software)
IPKat (Not much of an SOS for SAS)
IP-Watch (EU Court Of Justice Upholds Limits Of Copyright On Software)
IusMentis (Auteursrecht op programmeertalen kan niet (of je moet wel heel creatief zijn))
IViR (P.B. Hugenholtz, Annotatie NJ 2013-22, nr. 270).
KluwerCopyrightBlog (Decrypting the code: CJEU SAS vs. World Programming)
Mediareport (Hof van Justitie EU: softwareauteursrecht beschermt echt alleen de broncode)
SCL Blog (SAS v WPL: No Copyright says ECJ)
SOLV (Alleen broncode van software is auteursrechtelijk beschermd)
Webwereld (Hof: geen copyright op functies van programmeertaal)

IEF 11255

Nieuwsbrief is geen persbericht

Rechtbank Middelburg 18 januari 2012, LJN BW4452 (Uitgeverij Thuredrecht Promotions tegen Sales Support Groep B.V.)

Auteursrecht. Nieuwsbrief en de persexceptie.

Thuredrecht is uitgever van onder meer 'Wegwijs Magazine' en de digitale nieuwsbrief 'Wegwijs Actueel'. Hierin staat informatie over hypotheken, sparen, verzekeringen, etc.. Sales Support verstrekt financiële adviezen aan particulieren en stelt aan assurantiekantoren een applicatie voor een nieuwsbrief beschikbaar. Sales Support heeft sinds 2007 meer dan 100 artikelen overgenomen van Thuredrecht en middels nieuwsbrieven verspreid zonder toestemming noch bronvermelding.

Aan de tamelijk uniforme berichtgeving voegt Wegwijs een visie toe wat betreft de consequenties voor de Nederlandse huiseigenaren. Daarmee krijgt de berichtgeving een oorspronkelijk karakter en valt zij in beginsel onder de bescherming van de Auteurswet.

De uitgave van Wegwijs valt niet onder de uitzonderingen van art. 15 Auteurswet (persexceptie). Er is sprake van een getrapte situatie. Aan de hand van de actualiteit zoals die in de pers verschijnt, maakt Wegwijs een nieuwsbrief voor haar klanten. Die nieuwsbrief is daarmee geen persbericht zoals in art. 15 Auteurswet wordt bedoeld.

Sales Support geeft toe enkele malen van die berichten gebruik te hebben gemaakt, Thuredrecht heeft haar schade niet onderbouwd, behalve de advocaatkosten. Omdat er te veel tijd is verstreking tussen de geconstateerde overtreding en dit vonnis, acht de rechtbank de verspreiding van de mededeling dat Sales Support inbreuk heeft gepleegd niet  nodig.

4.3.  Thuredrecht heeft gesteld dat Sales Support meer dan honderd maal gebruik heeft gemaakt van berichten van Wegwijs. Sales Support heeft toegegeven enkele malen van die berichten gebruik te hebben gemaakt. Daarmee staat wel vast de er enkele malen van die berichten gebruik is gemaakt, maar niet in de omvang zoals door Thuredrecht gesteld.

Gesteld noch gebleken is dat Sales Support, nadat zij door Thuredrecht was aangeschreven het gebruik van berichten van Wegwijs heeft voortgezet. Sales Support heeft ook onbetwist gesteld dat zij zoveel als mogelijk berichten heeft verwijderd.

4.4.  Thuredrecht heeft gesteld schade te hebben geleden maar zij heeft deze stelling verder niet onderbouwd behalve voor zover het betreft de advocaatkosten. De rechtbank zal die kosten toewijzen. Hoewel Sales Support materieel heeft toegegeven aan de eis van Thuredrecht het gebruik van Wegwijs te stoppen, heeft zij niet willen erkennen dat Thuredrecht een auteursrecht had. Daar had Thuredrecht wel belang bij omdat zij daarmee, ook als Sales Support in de toekomst anders zou handelen, een middel in handen heeft daar snel een eind aan te maken.

4.5.  De rechtbank zal de eis tot verspreiding van de mededeling dat Sales Support een auteursrecht heeft geschonden afwijzen. Daarvoor is teveel tijd verstreken tussen de geconstateerde overtreding en het moment van het uitspreken van dit vonnis.

De vorderingen sub VIII en IX tot verschaffen van informatie over de maker van nieuwsbrieven, aantal gelieerde ondernemingen de door Sales Support gemaakte omzet met de verspreiding van nieuwsbrieven en de controle door en accountant, worden afgewezen. Onbetwist is dat Sales Support een geringe vergoeding vraagt voor haar activiteiten. De door Thuredrecht gevraagde informatie is buiten proportioneel, gezien de beperkte omvang van de overtreding zoals die door Thuredrecht aannemelijk is gemaakt.

IEF 11254

Drie IE-gerelateerde wetsvoorstellen

Wetsvoorstel auteurscontractenrecht (V&J)

- fase 1 - Advies door Raad van State.

Inhoud: Het wetsvoorstel beoogt de positie van auteurs en artiesten te verstreken door o.a. een herroepingsrecht. Op grond van het herroepingsrecht kunnen makers en uitvoerende kunstenaars een exploitatieovereenkomst ontbinden, wanneer de exploitant de aan hem overgedragen rechten niet (langer) uitbaat. Men kan de rechter verzoeken om aanpassing van de exploitatieovereenkomst in situaties waarin sprake is van een ernstige wanverhouding tussen de over en weer geleverde prestaties.

Wet implementatie richtlijn duurverlenging naburige rechten (V&J)

- fase 1 - Advies door Raad van State.

Inhoud: Overeenkomstig Richtlijn 2006/116/EG is de beschermingstermijn voor uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen (geluidsopnames) vastgesteld op 50 jaar na de eerste uitvoering of publicatie. De wijzigingsrichtlijn verlengt deze termijn naar 70 jaar. De wijzigingsrichtlijn geeft de uitvoerende kunstenaar het recht om het contract houdende overdracht of toekenning van zijn rechten aan een producent te beëindigen, indien de producent het fonogram niet voldoende voor het publiek beschikbaar stelt. Om dit mogelijk te maken, dient de wet te worden aangepast. Voorts moet in de Wet op de naburige rechten een verplichting voor producenten worden opgenomen om jaarlijks 20% van de met het fonogram verkregen inkomsten te reserveren voor een aanvullende uitkering aan de uitvoerende kunstenaar die ingaat 50 jaar na publicatie.

Wetsvoorstel versterking en verbreding van het toezicht op collectieve beheersorganisaties auteursrecht (V&J)

- fase 4 - Aanvaard door Tweede Kamer / naar Eerste Kamer.

Inhoud: Het toezicht door het College van Toezicht Auteursrechten wordt uitgestrekt tot de belangrijkste organisaties van vrijwillig collectief beheer, informatieplichten t.o.v. het College worden versterkt, het College krijgt de mogelijkheid om bestuurlijke boeten op te leggen en het preventieve toezicht door het College wordt geüniformeerd.

Op 18 augustus staat op de Ministerraadagenda: Richtlijn 2011/77/EU beschermingstermijn auteursrecht en bepaalde naburige rechten (zie hier op p.51).

Een wetsvoorstel doorloopt bij de behandeling deze zes fasen:
Fase 1. Ministerraad akkoord, wetsvoorstel voor advies naar Raad van State.
Fase 2. Wetsvoorstel ingediend bij Tweede Kamer, schriftelijke behandeling.
Fase 3. Aangemeld voor plenaire behandeling voor Tweede Kamer.
Fase 4. Tweede Kamer heeft wetsvoorstel aangenomen, ingediend bij de Eerste Kamer schriftelijke behandeling.
Fase 5. Aangemeld voor plenaire behandeling door Eerste Kamer.
Fase 6. Eerste Kamer heeft wetsvoorstel aangenomen, publicatie Staatsblad.

IEF 11253

Hergebruik digitaal erfgoed niet per sé gratis

Schriftelijk verslag overleg onderwijs, jeugd, cultuur en sport 10-11 mei, kamerstukken II 2011-2012, 21 501-34, nr. 183.

Hergebruik van digitaal erfgoed niet per sé gratis: Wanneer commerciële bedrijven met erfgoeddata verdienen, is er geen enkele reden om hen niet te laten meebetalen aan de kosten van digitalisering. Dwingende wetgeving niet proportioneel.

De staatssecretaris vindt hergebruik van digitaal erfgoed een zaak van nationaal beleid en van vrijwillige samenwerking rondom Europeana. Dwingende Europese wetgeving acht hij niet proportioneel. Ten eerste is er geen serieuze interne Europese markt voor commerciële exploitatie van digitaal erfgoed. Ten tweede zijn er veel uitdagingen te overwinnen – technische, organisatorische en auteursrechtelijke. Ten derde krijgen musea, archieven en bibliotheken door deze Europese richtlijn te maken met administratieve en juridische rompslomp. Vooral voor de talloze kleine instellingen is dit echt een probleem. Nederland staat niet alleen, ook andere lidstaten en het Europees Parlement hebben zorgen.

Wat betreft de auteursrechtelijke complicaties en de problematiek rondom verweesde werken, hebben de leden van de GroenLinks-fractie vragen gesteld over de collectieve licentieovereenkomsten.

De staatssecretaris geeft aan dat ten aanzien van de mogelijkheid van verruimde collectieve licenties vorig jaar een Memorandum of Understanding voor ‘out-of-commerce’ werken tot stand is gekomen. Thans wordt de MoU handen en voeten gegeven in de praktijk. In Nederland bestaan al enige ervaringen met verruimde collectieve licenties. Deze overeenkomsten zullen binnen een afzienbare termijn worden geëvalueerd. Aan de hand van die evaluatie zal nader worden bezien of en zo ja, welke vervolgstappen noodzakelijk zijn. Niet uitgesloten wordt daarbij dat het nodig is om wettelijke maatregelen te nemen. Gelet op het grensoverschrijdende karakter van de online beschikbaarstelling is het daarbij nodig dat ook de Uniewetgever betrokken wordt.

In reactie op het verzoek van de leden van GroenLinks om in de raadsconclusies te laten opnemen dat digitale erfgoed machineleesbaar moeten zijn en hergebruik gratis, als het om publiek gefinancierde collecties gaat, herhaalt de staatssecretaris dat het kabinet hergebruik van digitaal erfgoed zeker wil bevorderen. Hergebruik hoeft niet perse gratis te zijn. Wanneer commerciële bedrijven met erfgoeddata verdienen, is er geen enkele reden om hen niet te laten meebetalen aan de kosten van digitalisering. In de raadsconclusies is opgenomen dat metadata en digitale werken uit de erfgoedcollecties zo veel mogelijk “machineleesbaar” online komen.

Afbeelding gelinkt van Utoronto.ca.

IEF 11251

Toepasselijkheid regeling koop op standaardsoftware

HR 27 april 2012, LJN BV1301 (De Beeldbrigade/X) en LJN BV1299 (X/Bell Microproducts)

Als randvermelding vanwege het auteursrechtelijke element rondom software. Verschenen op ITenRecht onder IT 767. De Hoge Raad heeft bij arrest van 27 april 2012 geoordeeld over een sedert lang omstreden kwestie: de toepasselijkheid van titel 7.1 (inzake de koopovereenkomst) op standaardsoftware.

"Aldus volgt ook uit het stelsel van de wet dat de aanschaf van standaardcomputerprogrammatuur voor een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling van een bepaald bedrag binnen het bereik van de kooptitel valt, ongeacht of sprake is van aanschaf op een gegevensdrager of via een download." (r.o. 3.5).

De Cassatieblog voegt hieraan toe:

Komt het leveren van software neer op het leveren van een zaak of een vermogensrecht? Je zou kunnen redeneren dat de drager (dvd, usb-stick, etc.) inclusief de software in de vorm van elektromagnetische data die daarop is vastgelegd, een stoffelijk object is dat voor menselijke beheersing vatbaar is, en daarmee een zaak in de zin van art. 3:2 BW. Maar dat is bij software niet het hele verhaal. Een computerprogramma is ook een voortbrengsel van de menselijke geest en als zodanig beschermd door het auteursrecht. Dat betekent ook dat software zonder toestemming van de rechthebbende niet verveelvoudigd mag worden, maar verveelvoudiging is precies wat er gebeurt wanneer een programma bijvoorbeeld wordt geïnstalleerd, geladen of uitgevoerd (vergelijk art. 45i Auteurswet). Bij de aanschaf van software is daarom ook altijd sprake van het (impliciet of expliciet) verkrijgen van een gebruiksrecht, en dat recht is in elk geval geen zaak in de zin van art. 3:2 BW.

Verder van IT 767. De beslissing heeft alleen betrekking op standaardsoftware.

"3.5 In dit verband is in de eerste plaats van belang dat de toepasselijkheid van de kooptitel niet is beperkt tot de koop van zaken volgens de begripsomschrijving van art. 3:2 BW. Uit art. 7:47 BW, waarin is bepaald dat koop ook betrekking kan hebben op vermogensrechten, blijkt dat de wetgever de kooptitel van toepassing heeft geacht op alle goederen als bedoeld in art. 3:1 BW, en dus aan die titel een ruim bereik heeft willen geven wat betreft het voorwerp van de koopovereenkomst. Voorts is van belang dat een overeenkomst tot het aanschaffen van standaardcomputerprogrammatuur - op een gegevensdrager of via een download - voor een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling van een bepaald bedrag ertoe strekt de verkrijger iets te verschaffen dat geïndividualiseerd is en waarover hij feitelijke macht kan uitoefenen. Dit alles pleit voor toepasselijkheid van de kooptitel op een zodanige overeenkomst.

Deze toepasselijkheid is ook wenselijk omdat de kooptitel een uitgewerkte regeling geeft inzake conformiteit, klachtplicht en verjaring, en omdat met die toepasselijkheid de rechtspositie van de koper wordt versterkt (met name in het geval van consumentenkoop en koop op afstand). In al deze opzichten bestaat geen aanleiding de aanschaf van standaardsoftware te onderscheiden van de koop van zaken en vermogensrechten.

Van belang in dit verband is voorts de afdeling over koop op afstand. Uit art. 7:46d lid 4, aanhef en onder c, BW moet worden afgeleid dat deze afdeling mede van toepassing is op computerprogrammatuur, en wel zonder dat daartoe de omschrijving van het voorwerp van de koopovereenkomst specifiek voor deze afdeling is uitgebreid. Daarom zou het ongerijmd zijn indien niet ook de aanschaf van computerprogrammatuur die niet op afstand is verricht, als koop in de zin van titel 7.1 zou worden gekwalificeerd. Aldus volgt ook uit het stelsel van de wet dat de aanschaf van standaardcomputerprogrammatuur voor een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling van een bepaald bedrag binnen het bereik van de kooptitel valt, ongeacht of sprake is van aanschaf op een gegevensdrager of via een download. "

De beslissing in het arrest is overigens wel beperkt tot uitsluitend de vraag of de kooptitel (en in het bijzonder de toepasselijke verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW) van toepassing is.

"Niet aan de orde is derhalve de goederenrechtelijke aard van software, en evenmin de kwalificatie van (de titel van verkrijging van) de gebruiksrechten die bij de aanschaf van de software worden verkregen." (r.o. 3.4)

Zie voor het gelijkluidende oordeel in de vrijwaringszaak over koop ten behoeve van doorlevering HR 27 april 2012, LJN BV1299. Zie voor het arrest van het Hof (Hof Amsterdam 1 juni 2010, LJN BM6320) dat in deze zaak aan de orde was tevens IT 16.

IEF 11248

Nieuwe meldingsregeling vermoeden van een misstand voor CBO's

De meldingsregeling vermoeden van een misstand regelt de procedure voor het omgaan door medewerkers van een CBO met een vermoeden van een misstand.

Het bestuur van VOI©E vindt het belangrijk voor een interne open bedrijfscultuur dat vermoedens van een misstand laagdrempelig kunnen worden gemeld zonder (zorgen over) nadelige gevolgen voor de melder. Een goede procedure voor het intern melden van misstanden kan ‘klokkenluiden’ voorkomen. Er is voorzien in een onafhankelijke commissie die vermoedens kan onderzoeken.

Op grond van het CBO-Keurmerk moet iedere collectieve beheersorganisatie, lid van VOI©E, zich houden aan de Richtlijnen goed bestuur en integriteit, waarop het College van Toezicht Auteursrechten toeziet. Deze richtlijnen gaan onder andere over transparantie van het bestuursmodel, onafhankelijk toezicht op het bestuur en het uitsluiten van belangenverstrengeling.

De zogenoemde ‘klokkenluidersregeling’ maakt deel uit van de richtlijnen voor goed en integer bestuur. VOI©E heeft in samenwerking met het kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken CAOP de klokkenluidersregeling aangepast aan, mede door debat in de Tweede Kamer, ontwikkelde nieuwe inzichten en recente voorbeeldregelingen.

Verbeteringen

Nieuw zijn bepalingen over de rol van de vertrouwenspersoon, over het verloop van de interne procedure en er is een concreet uitgewerkte regeling gekomen voor de bescherming van de rechtspositie van een melder en van de vertrouwenspersoon. Bovendien is een extern meldpunt met een advies- en verwijs-, en tevens onderzoekfunctie ondergebracht bij het CAOP: de Commissie Integriteit CBO’s. Deze onafhankelijke commissie kan in een voorkomend geval een melding onderzoeken en de CBO ter zake adviseren.
Op www.voice-info.nl zijn op transparante wijze informatiepagina’s aangemaakt over het CBO-Keurmerk en Integer bestuur, waaronder alle informatie over de meldingsregeling vermoeden van een misstand.

IEF 11246

Vaststellingsovereenkomst was niet bedoeld om de kwestie te laten escaleren

Rechtbank Amsterdam 28 juli 2010, HA ZA 09-3600 (Stichting STEMRA tegen Putumayo Europe B.V.)

Nog niet eerder gepubliceerd, besproken in IEF 11187. Stemra behartigt belangen van auteursrechthebbenden en via overeenkomsten ook die van buitenlandse auteursrechthebbenden. Putumayo is een platenmaatschappij die in het bijzonder het genre 'wereldmuziek' produceert en verhandelt. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst. Echter, aldus Putumayo, deze zou, ook niet na ingebrekestelling, rechtens afdwingbaar zijn. In reconventie meent Putumayo dat er sprake is van een onrechtmatige daad door het rondsturen van een circulaire en het niet-verlenen van toestemming en de misbruik van monopoliepositie.

De Rechtbank Amsterdam oordeelt dat Putumayo het nog aan Stemra verschuldigde bedrag (ruim €566.000) voor de mechanische reproductierechten dient te betalen. Putumayo wordt verboden zonder toestemming van Stemra geen beeld- en/of geluiddragers te verhandelen met daarop werken uit het Stemra-repertoire.

De reconventionele vordering wordt afgewezen: "De stelling van Putumayo dat Stemra feitelijk monopolist is in Nederland voor het verlenen van deze toestemming zodat deze onontbeerlijk is voor (het voortbestaan van) de werkzaamheid van Putumayo als in Nederland gevestigd platenlabel, laat - wat daar verder van zij - in de gegeven omstandigheden dit oordeel onverlet."

 

Putumayo voert - slechts met ongespecificeerde totaalbedragen - aan dat er mogelijk sprake is van dubbeltelling en dat de vaststellingsovereenkomst niet bedoeld was om de kwestie meteen te laten escaleren. Het verweer dat deze overeenkomst niet (rechtens) afdwingbaar zou zijn, is niet houdbaar. De letterlijke uitleg van de bewoordingen van de vaststellingsovereenkomst dat Putumayo onverkort gehouden is te betalen aan Stemra strookt met de uitleg die partijen aan de overeenkomst konden geven. De toestemming van Stemra om beeld- en geluidsdragers te verhandelen, met daarop werken behorende tot het door Stemra beheerde repertoire, is vervallen. En de verbodsvordering wordt toegewezen omdat Putumayo nog steeds deze werken verhandeld.

In reconventie meent Putumayo dat de circulaire onrechtmatig is, omdat
(1) zij geen toestemming zou hebben per 1 januari 2009,
(2) ten onrechte een bedrag van 'almost half a million Euros' verschuldigd zou zijn,
(3) er niet wordt vermeld dat er sprake is van betalingsonmacht, maar van betalingsonwil, dat is niet het geval.
(4) Stemra had moeten en kunnen afzien van het middel van verzending van de circulaire met een diffamerend karakter om haar 'gelijk' te halen.
De rechter oordeelt anders.

Voorts is de toestemmingsweigering van Stemra ongeoorloofd, aldus Putumayo. De reconventionele vorderingen worden echter afgewezen.

4.22. Voorzover Putumayo hiertoe dezelfde feiten en omstandigheden aanvoert als hiervoor besproken, kan zulks haar gelet op het voor overwogene niet baten. Hieruit volgt immers dat niet gezegd kan worden dat deze weigering onrechtmatig is jegens haar. Op grond hiervan faalt ook haar - voorts niet nader onderbouwde - stelling dat Stemra door zonder objectieve rechtvaardiging haar toestemming te weigeren flagrant misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie en aldus de regels van het mededingingsrecht overtreedt. De stelling van Putumayo dat Stemra feitelijk monopolist is in Nederland voor het verlenen van deze toestemming zodat deze onontbeerlijk is voor (het voortbestaan van) de werkzaamheid van Putumayo als in Nederland gevestigd platenlabel, laat - wat daar verder van zij - in de gegeven omstandigheden dit oordeel onverlet.

4.23. Ook indien de licentieweigering wordt bezien in samenhang met het feit dat Stemra bovendien voormelde circulaire heeft verstuurd, de gerechtelijke procedure heeft heropend en derdenbeslagen heeft gelegd kan niet worden geoordeeld dat sprake is van onrechtmatigheid in het onderhavige geval. Vastgesteld is immers dat sprake was van niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst door Putumayo. Stemra was derhalve - ingevolge artikel 12 van de vaststellingsovereenkomst en na Putumayo in gebreke te hebben gesteld - jegens Putumayo gerechtigd deze stappen te zetten. Uit hetgeen Putumayo naar voren heeft gebracht, kan gelet op het vorenstaande niet worden afgeleid dat Stemra onzorgvuldig jegens Putumayo heeft gehandeld.

IEF 11245

Rechtenvrije achtergrondmuziek en de eigen auditieve waarneming

Vzr. Rechtbank Haarlem 6 juni 2008, KG ZA 08-244 (Stichting Stemra tegen Stichting Chinaworld)

Nog niet eerder gepubliceerd, besproken in IEF 11187.
Chinaworld heeft het initiatief genomen om "rechtenvrije" achtergrondmuziek aan te bieden aan exploitanten van Chinese en oriëntaalse restaurants. Op haar website adverteert ze dat met het gebruik van deze cd het niet-verschuldigde aan BUMA/SENA betaalde bedrag kan terugvorderen. Stemra legt aan haar vordering ten grondslag dat de aangeboden cd 'Orient & West Selective Collection' niet uitsluitend rechtenvrije muziek bevat.

Chinaworld stelt primair dat de benodigde rechter niet rechtsgeldig aan Stemra zijn overgedragen en daarom Stemra niet tegen openbaarmaking en verspreiding kan optreden. Subsidiair stelt zij dat de Chinese volksmelodieën tot het publieke domein behoren en dus niet auteursrechtelijk beschermde werken zijn. De voorzieningenrechter komt middels eigen auditieve waarneming tot de conclusie dat 5 van de 8 vergeleken paren werken een duidelijk gelijkenis vertonen.

Rechtsgeldige overdracht?
Partijen zijn het eens dat CRC rechthebbende is, maar zijn verdeeld over de vraag of CRC de bevoegdheid heeft gekregen om uitgaverechten aan derde partijen over te dragen. Tegenover de verklaring (mei 2008) die Chinaworld heeft overlegd, waaruit zou blijken dat de CEO van CRC geen andere instantie haar exclusieve rechten zou laten uitgeven en vertegenwoordigen, staat de overeenkomst van december 2005 waarin de rechten worden overgedragen voor Canada en belangrijke deel van de EU.

Het is, aldus de voorzieningenrechter, "ondenkbaar dat een dergelijke constructie twee en een half jaar in stand zou houden indien deze niet de instemming van de moedermaatschappij zou hebben."

Auteursrecht?
Stemra heeft niet weersproken dat de werken waarvan zij de rechten inroept het karakter hebben van composities gebaseerd op volksmuziek en dat de betrokken werken (melodie, de "deun") behoren tot het publieke domein. Middels eigen auditieve waarneming heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat bij 5 van de 8 vergeleken paren van werken van een duidelijke gelijkenis sprake is en Stemra handhavend kan optreden.

De voorzieningenrechter verbiedt Chinaworld zonder voorafgaande toestemming van Stemra dragers met Stemra repertoire in het verkeer te brengen en gebiedt haar opgave te doen van het aantal vervaardigde en in het verkeer gebrachte exemplaren van de prijs en onder meer ook een lijst van afnemers af te geven en een recall-brief uit te zenden. Onder last van een dwangsom ad €2.000 met een maximum van €100.000.

4.11. De voorzieningenrechter heeft door eigen auditieve waarneming geprobeerd vast te stellen in welke gevallen sprake is van een voldoende gelijkenis. Bij twijfel is geconcludeerd tot onvoldoende gelijkenis, voldoende gelijkenis is ook aanwezig geacht wanneer het begin van het door Chinaworld verhandelde werk gedurende meer dan een beperkt aantal seconden gelijkenis vertoont met het gelijknamige werk uit de Stemra catalogus en het door Chinaworld verhandelde werk na enige tijd een eigen weg in slaat, waarna er met het verstrijken van de tijd duidelijker hoorbare verschillen aan het oor treden.

Behorend bij IEF 11187.

IEF 11244

Ruime betekenis aan het begrip openbaarmaking

Rechtbank Roermond 3  november 2004, HA ZA 04-298 (Vereniging BUMA tegen Van Rijswick h.o.d.n. Technosis)

Nog niet eerder gepubliceerd, besproken in IEF 11187. Buma is belast met het verlenen van licenties voor openbaarmaking van (muziek)werken en de inning van de vergoeding daarvoor. In de regel verkrijgt de organisator van een evenement voorafgand toestemming door het evenement aan te melden en alsmede opgave te doen van de te verwachte recette, uitkoopsom of gages, op basis hiervan wordt een vergoeding bepaald. Van Rijswick is betrokken geweest bij evenementen in diverse Venlose horeca-gelegenheden.

Van Rijswick voert verweer dat hij niet de norm-adressant is van de (overigens niet-limitatieve) opsomming in artikel 12 bedoelde openbaarmaking. Echter de rechtbank kent een ruime betekenis aan het begrip openbaarmaking toe. Aangezien Van Rijswick een grote hand in de keuze van de muziekwerken had, feitelijk zelf heeft openbaargemaakt en heeft daarvoor een financiële vergoeding ontvangen, wordt het hem verboden om zonder voorafgaande toestemming van Buma evenementen te organiseren waarbij enig muziekwerk behorende tot het Buma repertoire ten gehore zal worden gebracht. Dit op straffe van een direct opeisbare dwangsom ad €10.000 met een maximum van €50.000.

Vonnis wordt o.a. besproken in IEF 11187.