Auteursrecht  

IEF 10134

Stichting Boek9 vs. DeLex

Vrz. Rechtbank Amsterdam 1 september 2011, LJN BR6490 (Delex B.V. tegen PdW en Stichting boek9 tegen Delex B.V.)

Met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, SOLV Advocaten.

In navolging van eerder persbericht IEF 9622. Auteursrecht op website en berichten. Werkgeversauteursrecht. Databankenrecht. Misleiding. Procesrecht ontvankelijkheid Stichting Boek9, figuur van de informele vereniging.

Er is geen sprake van een informele vereniging ex 2:26 BW. Van werkgeversauteursrecht artikel 7 Auteurswet is geen sprake. Databankenrecht komt toe aan DeLex, omdat zij als enige het risico droeg van de voor de databank te maken investeringen, welke substantieel waren. Vordering misleiding afgewezen. Auteursrecht op citaten en selecties van rechtsoverwegingen uit rechtspraak (art. 11 Aw) is voor eenieder vrij, geen nieuwsexceptie (art. 15 Aw). Verboden worden over en weer uitgesproken. Proceskosten worden gecompenseerd.

Het auteursrecht op de berichten
6.5. Behalve de vraag wie als rechthebbende op de website is te beschouwen, zijn partijen verdeeld over de vraag wie het auteursrecht heeft op de berichten die tijdens de samenwerking op de website zijn geplaatst. Verder is in geschil of DeLex op grond van de Databankenwet rechten heeft op het archief van Boek9.nl, zoals dat tijdens de samenwerking is opgebouwd. Tot slot zijn partijen het er niet over eens wie als rechthebbende op de sponsorgelden is te beschouwen en of er over en weer onrechtmatig is gehandeld bij en na de beëindiging van de samenwerking.

6.6. Voorhands is de voorzieningenrechter van oordeel dat het auteursrecht op (elk van) de berichten, voor zover het om auteursrechtelijk beschermde werken of geschriften gaat (zie hierna onder 6.13 ), berust bij de individuele maker daarvan. Gelet op de omstandigheid dat DeLex het auteursrecht van De Weerd betwist, maar niet dat van Maas, Rijsijk en Roerdink, wordt hierna alleen ingegaan op het auteursrecht van De Weerd, niet op grond van artikel 7 Aw als maker van de berichten is te beschouwen. Vanwege de bijzondere aard van de samenwerking, waarbij De Weerd als het ware door KMVS werd uitgeleend aan DeLex voor zijn hoofdredactionele werkzaamheden ten behoeve van Boek9.nl, moet het ervoor worden gehouden dat De Weerd deze werkzaamheden niet als ondergeschikte van KMVS verrichtte, zodat een gezagsverhouding tussen KMVS en De Weerd ontbrak. Ook artikel 8 Aw acht de voorzieningenrechter niet van toepassing. Volgens DeLex komt het auteursrecht op de berichten openbaar heeft gemaakt als van haar afkomstig, zonder dat de naam van De Weerd werd vermeld. Dit betoog faalt omdat de berichten niet openbaar zijn gemaakt als afkomstig van DeLex, maar als afkomstig van Boek9.nl. Voor zover Stichting Boek9 en De Weerd zich op het standpunt stellen dat de informele vereniging Boek9 op grond artikel 8 Aw als de maker van de door De Weerd gemaakte en geplaatste berichten moet worden beschouwd, wordt dit verworpen omdat het bestaan van deze vereniging niet aannemelijk is geworden (zie hiervoor onder 6.2.). Voor De Weerd, Maas, Rijsdijk en Roerdink geldt dat zij hun vorderingen uit hoofde van hun auteursrecht hebben overgedragen aan Stichting Boek 9.

De concrete geschilpunten
6.7. Alvorens de overigens rechten van partijen te bespreken wordt geconstateerd dat partijen sinds het einde van de samenwerking thans ieder hun eigen website in de lucht houden. Zij zijn hiertoe gerechtigd: DeLex mocht haar website onder een andere naam voortzetten en De Weerd mocht onder de naam Boek9.nl een nieuwe website landeren. Zij zijn elkaars concurrenten geworden, hetgeen geen probleem is, mits de concurrentie op eerlijke (niet onrechtmatige wijze) plaatsvindt. Het uiteengaan van partijen heeft desalniettemin geleid tot een aantal geschillen. Zij hebben gepoofd (ook met een mediator) om tot een oplossing te komen. Dit heeft niet tot overeenstemming geleid. De juridische implicaties hiervan zullen aan de hand van een viertal onderwerpen, zoals door partijen in dit kort geding naar voren gebracht, worden besproken, te weten (1) het archief van Boek9, (2) de sponsorgelden, (3) onrechtmatig handelen (misleiding/verwarring) ten tijde van het uiteengaan van partijen en (4) het overnemen van berichten van elkaars website.

(1) Het archief
6.8. Het archief van Boek9 bestaat uit een verzameling van berichten die (ooit) zijn gepubliceerd op de website van Boek9.nl. Die verzameling kan als een databank in de zin van artikel 1 van de Databankenwet worden gekwalificeerd. Het betreft immers een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch zijn geordend (eerst met een B9-nummer, thans met een IEF-nummer) en die met elektronische middelen toegankelijk zijn. De berichten kunnen worden gezocht aan de hand van verschillende criteria (nummer, titel, trefwoord, datum etc.). DeLex kan als producent van de databank worden aangemerkt omdat De Weerd en KMVS dat in de brief van 14 september 2009 (zie 2.9) hebben erkend, maar ook omdat DeLex het risico droeg van de voor de databank te maken investeringen (zie hiervoor onder 6.4). Eveneens kan er voorhands vanuit worden gegaan dat die investering substantieel was, als bedoeld in de Databankenwet. In dit verband kunnen overigens niet alle investeringen die DeLex aannemelijk heeft gemaakt, worden meegerekend. Het begrip investeringen die DeLex aannemelijk heeft gemaakt, worden meegerekend. Het begrip investering in de zin van de Databankenwet moet aldus worden opgevat dat het ziet op de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in de databank te verzamelen. Het omvat niet de middelen die worden aangewend voor het creëren van de elementen die de inhoud van de databank vormen. Het totaal aan investeringen bedroeg volgens de raadsman van DeLex (zie punt 54 van zijn pleitnota) € 327.635,-. Ook indien die investeringen die zien op het (enkel) schrijven van de dagelijkse berichten niet worden meegerekend, zal voorhands nog steeds sprake zijn van een 'substantiële investering' voor het verzamelen en categoriseren van de berichten in de databank en voor de controle en presentatie van die berichten. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat de wezenlijke functie van Boek9.nl niet alleen bestond uit het verzorgen van de dagelijkse berichtgeving over het intellectuele eigendomsrecht, maar ook uit de databank die zij aan haar bezoekers ter beschikking stelde. De databank is derhalve meer dan een spinn off van de dagelijkse berichtgeving die geen databankinvesteringen vergde.

6.9. De Weerd heeft erkend dat hij kort voor zijn vertrek bij KMVS een kopie heeft gemaakt van de databank van DeLex. Hij heeft deze kopie op de website Boek9.nl geplaatst zoals hij, althans Stichting Boek9, die thans exploiteert. Alle berichten uit de databank worden op deze wijze aan het publiek ter beschikking gesteld. Hierdoor is sprake van "opvragen" en "hergebruiken" als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub c en d van de Databankenwet. Uit artikel 2 van de Databankenwet volgt derhalve dat De Weerd en Stichting Boek9 inbreuk maken op de databankrechten van DeLex.

6.10. Complicatie in dit geval is dat De Weerd het auteursrecht had op de door hem gemaakte en geplaatste berichten die zich in de databank van DeLex bevinden en dit auteursrecht aan Stichting Boek9 heeft overgedragen. In de brief van 14 september 2009 (zie onder 2.9) heeft De Weerd echter erkend dat DeLex databankrechthebbende was ten aanzien van het archief van Boek9.nl en aan DeLex een exclusieve licentie ten aanzien daarvan verleend. Dit betekend dat DeLex de berichten, ten tijde van de samenwerking door De Weerd zijn geplaatst, rechtmatig heeft verzameld en dat zij deze in haar databank mag gebruiken. Zij maakt dus geen inbreuk op het auteursrecht. Stichting Boek9 heeft in dit verband dan ook geen vorderingsrechten jegens DeLex. Voor de overgedragen auteursrechten van Maas, Rijsdijk en Roerdink geldt dat DeLex deze hoe dan ook niet heeft geschonden omdat zij de berichten van hen sinds april 2011 niet meer openbaar maakt via de databank van IE-forum.nl (zie 2.12). De conclusie is dat DeLex eigenaar is van de databank en dat De Weerd, althans Stichting Boek9, de databank van DeLex voor zover zij die hebben gekopieerd moeten vernietigen. De berichten waarop Stichting Boek9 het auteursrecht heeft, mogen wel door haar worden gebruikt op de nieuwe website van Boek9.nl. daarmee kan een eigen archief met eigen zoekfunctie op de website Boek9.nl worden opgebouwd. Overigens heeft DeLex ter zitting verklaard dat het De Weerd en Stichting Boek9 vrijstaat op hun websites te linken naar de databank van IE-forum.nl. Bezoekers van Boek9.nl mogen en kunnen de databank van IE-forum.nl, zolang De Weerd en Stichting Boek9 maar niet de gehele databank van DeLex kopiëren en exploiteren.

(2) Sponsorgelden
6.11 Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voorhands voort dat ook de sponsorgelden aan DeLex – rechthebbende op de website en als ondernemer die het risico droeg – toekomen. Een aanwijzing wordt tevens gevormd door het feit dat DeLex die sponsorgelden (kennelijk) onder zich heeft en beschikt over de bijbehorende administratie. De vorderingen van Stichting Boek9 die zien op afdracht van de sponsorgelden (althans een voorschot hierop van € 30.000,-) en op inzage in de sponsorovereenkomsten (vorderingen D en E) zullen dan ook worden afgewezen. Uit het oordeel dat de sponsoren bij DeLex horen en dat de sponsorgelden haar toekomen volgt dat de vordering van DeLex om Stichting Boek9 te verbieden de vermeldingen van de sponsoren te verwijderen voor die sponsoren geen overeenkomst hebben met Stichting Boek9 (vorderingen III in reconventie in zaak 2) zal worden toegewezen.

(3) Misleiding/verwarring bij het uiteengaan van partijen
6.12 Vooropgesteld wordt dat het inherent is aan het feit dat partijen niet tot afspraken konden komen over de gevolgen van de beëindiging van hun samenwerking, dat er een periode van verwarring is geweest. Zowel DeLex als de Weerd/Stichting Boek9 mochten een website gaan exploiteren zoals DeLex en De Weerd dat daarvoor in samenwerking hadden gedaan. Partijen betichten elkaar ervan dat zij de bezoekers van het internet op onrechtmatige wijze hebben geïnformeerd over de situatie ten tijde van het uiteengaan van partijen. Met name betichten beide partijen elkaar ervan ten onrechte te hebben gesuggereerd dat zij de “voortzetting’ zijn van Boek9.nl. Ten bewijze hiervan zijn tal van producties in het geding gebracht. Dat DeLex deze suggesties heeft gewekt is – gezien hetgeen hiervoor overwogen – niet ten onrechte. Dat Stichting Boek9 deze suggestie heeft gewekt is voorhands evenmin ten onrechte. Zij beschikt immers over de oude domeinnaam die zij kon blijven gebruiken en in die zin kan ook zij als ‘voortzetting’ van het oude Boek9.nl worden aangemerkt. De berichten die beide partijen in het geding hebben gebracht kunnen voorhands niet als onrechtmatige concurrentie worden aangemerkt. Logischerwijs proberen beide partijen zoveel mogelijk bezoekers naar hun website te leiden en zij hebben zich daarbij niet negatief of denigrerend over elkaar uitgelaten. Evenmin hebben zij uitlatingen gedaan die zij niet konden waarmaken. DeLex heeft in dit verband nog aangevoerd dat Stichting boe( thans vanwege de investeringen van DeLex op onrechtmatige wijze profiteert van de naamsbekendheid van boek9, maar dit is het onvermijdelijke gevolg van het feit dat DeLex heeft geïnvesteerd in een product, terwijl zij niet de rechthebbende was op de (merk- en domein)naam van dit product. De vorderingen van DeLex die zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen zullen dan ook worden afgewezen. Hetzelfde lot treft de vorderingen A en B van Stichting Boek9 in zaak 2.

(4) Het overnemen van elkaars berichten
6.13. Partijen betichten elkaar er eveneens van dat zij na het uiteengaan elkaars berichten overnemen. Stichting Boek9 heeft in dit verband productie 32 in het geding gebracht, waarin 27 berichten zijn opgenomen die volgens Boek9 klakkeloos (met typ- en taalfouten) door DeLex zijn overgenomen. DeLex heeft productie 69 in het geding gebracht, een groot aantal berichten dat volgens DeLex klakkeloos door Stichting Boek9 is overgenomen. DeLex heeft bestreden dat op de berichten auteursrecht rust- mede met een beroep op artikelen 11 en 15 Aw – en alleen in voorwaardelijke reconventie een verbod gevorderd. De voorzieningenrechter is hierover het volgende van oordeel. Uitgangspunt is dat op rechtelijke uitspraken geen auteursrecht rust (artikel 11 Aw) Voorhands wordt aangenomen dat op citaten uit een rechtelijke uitspraak of op een selectie van rechtsoverwegingen evenmin auteursrecht rust. Het staat derhalve eenieder vrij dergelijk citaten of selecties over te nemen. Indien de uitspraak wordt samengevat en/of wordt toegelicht in een inleidend bericht kan worden aangenomen dat een dergelijk bericht wel voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. In dit geding kan echter niet in alle gevallen worden vastgesteld wie dat bericht heeft gemaakt. De “met dank aan” vermelding kan immers ook betekenen dat de advocaat die uitspraak heeft toegezonden het bericht heeft gemaakt. Wat hiervan zij, de voorzieningenrechter acht het voorhands onrechtmatig om samenvattingen van en commentaar op uitspraken die de concurrent heeft gemaakt letterlijk over te nemen. Het beroep van DeLex op de nieuwsexceptie (artikel 15 Aw) leidt niet tot een ander oordeel, omdat voorhands wordt geoordeeld dat de berichten waar het hier om gaat, niet als nieuwsberichten zoals bedoeld in art 15 AW zijn te beschouwen. Er zullen dan ook over en weer verboden worden uitgesproken, met dien verstande dat het door DeLex gevorderde verbod alleen jegens Stichting Boek9 en niet jegens De Weerd zal worden uitgesproken. Dat ook jegens de Weerd een verbod zou moeten worden uitgesproken is door DeLex onvoldoende onderbouwd en toegelicht. Beide partijen kunnen geacht worden bij de uit te spreken verboden een spoedeisend belang te hebben. De verboden gelden niet voor “met dank aan” vermeldingen en “kenmerkende zinsneden” (bijvoorbeeld “eerst even voor jezelf lezen”), zoals Stichting Boek9 heeft gevorderd. Dergelijke zinsneden zijn voorshands niet te monopoliseren

Overige vorderingen
6.14. In zaak 1 heeft DeLex € 25.000,- schadevergoeding van De Weerd gevorderd. In zaak 2 heeft DeLex in reconventie € 25.000,- schadevergoeding van Stichting Boek9 gevorderd. Een geldvordering in kort geding kan slechts worden toegewezen, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Met name ten aanzien van de hoogte van de schade heeft DeLex te weinig heeft gesteld door geen enkele toelichting te geven op het gevorderde bedrag. Beoordeling van de vordering tot schadevergoeding dient dan ook aan de bodemrechter te worden overgelaten.

6.15. Ook de vordering van DeLex in zaak 1 tot betaling van € 3.750,- aan buitengerechtelijke incassokosten zal woren afgewezen. Weliswaar hebben partijen uitgebreid gepoofd om in onderling overleg tot een oplossing te komen, maar onvoldoende is gebruik van betrokkenheid van de raadslieden van DeLex hierbij die een vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden zou rechtvaardigen.

Lees het vonnis hier (LJN / pdf / gezuiverde pdf)

IEF 10130

Gebruik van kleurencodering

Rechtbank 's-Gravenhage 31 augustus 201,A ZA 09-4413 (Deltex B.V. tegen Jade B.V.)

Met dank aan Joost Becker, Dirkzwager advocaten en notarissen.

In't kort. Merkenrecht. Vormmerk. Auteursrecht. Beeldmerk. Slaafse nabootsing. Verpakkingen

In gelijke mate IEF 9124. Het vormmerk wordt nietigverklaard. Het Orthoflex kussen ontwerp 1.0. maakt geen inbreuk op auteursrecht. Geen inbreuk op beeldmerk ook niet door het af te beelden op de verpakking. Geen slaafse nabootsing. Geen monopolie op het gebruik van kleurencodering en het staat Deltex vrij Jade hierin te volgen, onrechtmatig is dat niet.

Auteursrecht 4.13. Voor de vraag of inbreuk wordt gemaakt op het werk is van belang vast te stellen of het Orthoflex kussenontwerp 1.0 in zodanige mate de auteursrechtelijke beschermde trekken van het kussen (dan wel alleen de afbeelding) van Jade vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. Dit is niet het geval. Het kussen van Jade ontleent zijn oorspronkelijke karakter in het bijzonder aan de afbeelding van de gezichten. Het idee van de afbeelding is door Deltex mogelijk van Jade overgenomen, maar op geheel andere wijze vormgegeven. Het Orthoflex kussen vertoont daarnaast een opvallende uitsparing aan de bovenzijde. De totaalindrukken van het Support kussen en het Orthoflex kussen verschillen daardoor teveel om ontlening aan te nemen.

Beeldmerk 4.18. De - vrijwel uitsluitend - begripsmatige overeenstemming tussen tekens en merk is onvoldoende om aan te nemen dat verwarring zal ontstaan bij het relevante publiek, ook indien in aanmerking wordt genomen dat de tekens worden gebruikte voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven. De rechtbank neemt voort in aanmerking dat Deltex, evenals Jade, de hardheid van haar kussen aangeeft met een kleurcode (zie hierna), maar ook dat leidt niet tot een ander oordeel met betrekking tot het verwarringsgevaar.

Verpakkingen 4.22. Volgens Jade heeft Deltex het gebruik van de kleurencodes op de verpakking ter aanduiding van de hardheid van het kussen van haar overgenomen terwijl bovendien, naar zij stelt, van de gebruikte kleuren minstens de helft gelijk is aan de door haar gebruikte kleuren. Deltex haakt aldus, naar Jade stelt, onnodig - en daarmee onrechtmatig - aan bij haar producten.

4.23. Ook hiervoor geldt echter dat Jade geen monopolie heeft op het gebruik van de kleurencodering en dat het Deltex in beginsel vrij staat Jade hierin te volgen. Onrechtmatig is dat niet.

IEF 10127

Vergaande concessies

Vrz. Rechtbank Amsterdam 26 juli 2011, KG ZA 11-784 WT/PV (BUMA/STEMRA tegen Target Media B.V. en AIM4Music B.V.)

Met dank aan Quirijn Meijnen, Meijnen Advocatenkantoor

Auteursrecht. Streaming en beltonen. Target Media en Aim4Music zijn aanbieders van beltonen en downloads en streams waarmee zij (onder meer) muziekwerken behorende tot het Buma/Stemra-repertoire openbaar maken en verveelvoudigen in de zin van de Auteurswet. Weigering aangaan van licentieovereenkomst met Buma/Stemra, hoewel er vergaande concessies zijn gedaan.

Het kan van Buma/Stemra niet gevergd worden om de periode waarin Target Media en Aim4Music formeel geen verplichtingen jegens de bij Buma/Stemra aangeslotenen hebben nog langer te laten voortduren. Het door Buma/Stemra gevorderde verbod voldoet is toewijsbaar. Dwangsom wordt gematigd, gemaximeerd en pas verbeurd ná 1 september 2011. De vraag of Target Media ook in het verleden aan informatieplicht heeft voldaan vraagt nader onderzoek (afgewezen). Proceskostenveroordeling ex 1019h Rv voor Target Media c.s..

De vraag of de "embedded link" wel een zelfstandige openbaarmaking is, dient in een bodemprocedure aan de orde te komen.

4.4. Anders dan door Target Media c.s. betoogd, is niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zij thans over toestemming van de door Buma/stemra vertegenwoordigde auteursrechthebbenden beschikt om de werken daarvan openbaar te maken of te verveelvoudigen. Weliswaar zijn partijen, zoals door Target Media c.s. gesteld, in artikel 1, onder f, van de schikkingsovereenkomst overeengekomen dat zij zouden onderhandelen over verlenging van de overeenkomst beltonen online voor de periode na 1 januari 2007, maar neit is aangetoond dat die onderhandelingen op enige moment daadwerkelijk tot een verlenging van die overeenkomst na 1 januari 2007 heeft geleid. (...)

4.5. Op grond van het voorgaande is op dit moment voldoende aannemelijk dat voor zover door Target Media c.s. bij de door haar aangeboden beltonen, downloads en streaming gebruik wordt gemaakt van het Buma/Stemra-repertoire,daarbij een inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten van de bij Buma/Stemra aangesloten auteursrechthebbenden.

4.6. Voor zover Target Media c.s. heeft betoogd dat de door Buma/Stemra per 1 januari 2010 aangeboden "Overeenkomst inzake digitale muziekdistributie" niet werkbaar is en dat daarom in redelijkheid niet van haar kan gevraagd om die te tekenen, wordt zij daarin niet gevolgd. Allereerst is door Target Media c.s. niet betwist, zoals door Buma/Stemra gesteld, dat andere aanbieders van beltonen, downloads en streams soortgelijke overeenkomsten wel hebben ondertekend en ook conform het bij die overeenkomst als bijlage gevoegde rapportageformulier aan Buma/Stemra rapporteren. Verder is ter terechtzitting gebleken dat op de bespreking van 16 juni 2011 nog vergaande concessies zijn gedaan zodat partijen er toen dachten uit te zijn. Daarnaast is van de zijde van Buma/Stemra ter terechtzitting aangeboden dat Target Media c.s. de overeenkomst onder voorbehoud van rechten ondertekent en de resterende geschilpunten voorlegt aan de bodemrechter. De door Target Media c.s. genoemde formele bezwaren, waaronder de vraag of een embedded link überhaupt wel als een openbaarmaking gekwalificeerd dient te worden, kunnen dan in die procedure aan de orde worden gesteld. Voor het onderhavige kort geding zijn die bezwaren onvoldoende toegelicht, dan wel vergen deze een nader onderzoek naar de feiten waar zich een kort geding niet voor leent. Op dit moment is echter onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Buma/Stemra zich bij de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst onredelijk opstelt dan wel misbruik maakt van haar positie, althans, wordt in de door Target Media c.s. gezien om zonder de toestemming van de auteursrechthebbenden een inbreuk te (blijven) maken op het Buma/Stemra-repertoire.

4.7. Gelet op het hiervoor overwogene is op dit moment voldoende aannemelijk dat de vordering van Buma/Stemra om Target Media c.s. te verbieden een inbreuk te maken op werken van de bij Buma/Stemra aangesloten auteursrechthebbenden in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarnaast is voldoende aannemelijk dat Buma/Stemra een spoedeisend belang heeft bij die vordering om zodoende een verdere inbreuk tegen te kunnen gaan. Het kan van Buma/Stemra niet gevergd worden om de periode waarin Target Media en Aim4Music formeel geen verplichtingen jegens de bij Buma/Stemra aangeslotenen hebben nog langer te laten voortduren. het door Buma/Stemra gevorderde verbod voldoet daarmee aan het hiervoor onder 4.2. geformuleerde criterium en is daarmee ook in dit kort geding toewijsbaar. De tevens gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. In het kader van het bedrijfsbelang van Target Media c.s. en om het partijen mogelijk te maken alsnog een regeling zoals besproken in 4.6. van dit vonnis te bereiken, zal evenwel worden bepaald dat de dwangsommen na de betekening van dit vonnis pas met ingang van 1 september 2011 dor Target Media c.s. zullen worden verbeurd.

 

IEF 10124

Na verkleining

Vzr. Rechtbank Arnhem 26 augustus 2011, LJN BT2760 (Heijboer c.s. tegen Fanahave Ltd.)

Architect. Auteursrecht.  Licentiecontract. Fanartikelen voor Nederlandse en Europese markt. Miniatuur voetbalstadion Rat Verlegh-stadion. "Evenmin kan worden gezegd dat door de verkleining de auteursrechtelijk beschermde trekken van het stadion verloren zijn gegaan. Deze trekken zijn ook na de verkleining in het miniatuurmodel goed waarneembaar."

Vorderingen worden toegewezen: Afnemers en derden verzoeken exemplaren te retourneren en vernietigen, reclamematerialen vernietigen, opgave door registeraccount, dwangsommen, en kostenveroordeling Fanahave.

4.1. Voorop wordt gesteld dat voor zover het stadion een auteursrechtelijk beschermd werk is, waarover hierna meer, ook het vervaardigen van een miniatuurmodel van dat stadion een recht is dat uitsluitend toekomt aan de maker/ontwerper van dat stadion, de architect, en dat wanneer anderen een miniatuurmodel van het stadion vervaardigen zij inbreuk (kunnen) maken op het auteursrecht van de architect. Dit betekent dus dat indien ere auteursrecht rust op (het ontwerp van) het stadion, dit auteursrecht mede omvat het recht om - bij uitsluiting van anderen - verveelvoudigingen daarvan te maken in de vorm van schaalmodellen en/of miniatuurmodellen. Voor een andersluidende opvatting biedt de Auteurswet geen aanknopingspunten.

4.9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het stadion wat deze trekken betreft een auteursrechtelijk beschermd werk is in de zin van artikel 1 juncto 10 Aw.

4.13. Dat in het miniatuurmodel van Fanahave de wezenlijke kenmerken van het stadion zijn overgenomen ligt overigens ook voor de hand, omdat Fanahave juist een product op de markt heeft willen brengen dat een min of meer natuurgetrouwe weergave vormt van het oorspronkelijke voetbalstadion. Immers, de voornaamste doelgroep van het miniatuurmodel zijn de NAC-supporters. Voor de hand ligt dat zij geen miniatuurmodel willen van een willekeurig voetbalstadion, maar van het Rat Verlegh-stadion (het NAC-stadion), dat dus ook als zodanig herkenbaar moet zijn.

Lees het vonnis hier (opgeschoonde pdf / LJN / grosse)

IEF 10121

Dat de kalender niet is gedrukt

Gerechtshof Amsterdam 23 augustus 2011, 200.013.645 (Sapph Intimates B.V. c.s. tegen De Deugd h.o.d.n. Revelations)

Met gelijktijdige dank aan Diederik Stols, Boekx advocaten en Nico Beltman, Beltman Van Marle Zoutberg Advocaten.

In navolging van IEF 6597, IEF 9340 (bodem), IEF 9495 (eindvonnis).

Auteursrecht. Licentieovereenkomst. Persoonlijkheidsrechten van fotograaf.

De rechtbank oordeelde dat (her)gebruik van de foto’s (b.v. voor nieuwe campagnes) niet inhield kopieën van hergebruik: er is echter wel sprake van eenmalig hergebruik ook al wordt eenzelfde foto op verschillende wijze (formaat en plaats op de website) ingezet. Het kan niet aan Sapph worden toegerekend dat derden dezelfde afbeelding gebruiken.

Hof vernietigt het vonnis van 23 juli 2008 voor zover daarbij Saphh op vordering van De Deugd is veroordeeld tot betaling aan De Deugd van een schadeloosstelling. Slechts grief 1 slaagt.

3.2 In het onderhavige kort geding heeft De Deugd een bedrag van €31.894,- gevorderd als vergoeding voor de inkomsten die hij heeft gederfd doordat zijn jaarkalender in 2007 niet heeft kunnen verschijnen. Overwegende dat aannemelijk is dat de omstandigheid dat de kalender niet is gedrukt het gevolg is van een tekortkoming van Saphh, heeft de voorzieningenrechter een bedrag van € 5.000,- toegewezen. In de bodemprocedure heeft De Deugd vervolgens het restantbedrag (ad €26.894,-) gevorderd. De rechtbank was echter (in rechtsoverweging 4.31 van het tusenvonnis) van oordeel dat De Deugd, gelet ook op de betwisting zijdens Sapph, onvoldoende concreet heeft gesteld dat sprake is van causaal verband tussen hetgeen bij Sapph verwijt en de door hem geleden schade en zij heeft de vordering in het eindvonnis afgewezen. Dit oodeel van de bodemrechter brengt mee dat het bedrag van € 5.000,- met daarover (subsidiair) gevorderde wettelijke rent, in eerste aanleg ten onrechte is toegewezen, zodat grief 1 slaagt.

3.4 Van het door De Deugd gevorderde voorschot van € 10.000,- op de hem toekomende vergoeding wegens meerwerk heeft de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis een bedrag van € 9.000,- toegewezen. Daartoe overwoog de voorzieningenrechter het in hoge mate aannemelijk te achten dat de bodemrechter (in elk geval) dit bedrag zou toewijzen, nu De Deugd in opdracht van Sapph negen extra achtergrondonderwerpen/locaties heeft vervaardigd, waarvoor een meerprijs geldt van € 1.000,- voor iedere locatie. In rechtsoverweging 4.28 van het tussenvonnis heeft de rechtbank dit bedrag inderdaad toewijsbaar geoordeeld, met dien verstande dat het niet tot een veroordeling is gekomen omdat Sapph het bedrag (uit hoofde van het bestreden kort geding vonnis) reeds had voldaan en De Deugd het niet in zijn vordering had betrokken. Dit betekent dat grief 3 faalt.

3.5 Grief 4 ziet op het in eerste aanleg aan Sapph opgelegde verbod om (verder) gebruik te maken van het fotomateriaal van De Deugd zonder diens toestemming, aan welk verbod een dwangsom was verbonden van € 2.000,- per overtreding en van € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, een en ander met een maximum van € 100.000,-. Dit verbod is inmiddels (op 16 maart 2010) vervallen met het uitbrengen van de onder 1.2 genoemde verklaring ex artikel 1019i Rv door de advocaat van Sapph c.s. Voor zover nog van belang overweegt het hof dat het verbod terecht is uitgesproken, gelet op de door Sapph gepleegde inbreuken op auteursrechten van De Deugd, zoals vastgesteld in het bestreden vonnis en in de bodemprocedure. Dit betekent dat ook deze grief vergeefs is voorgesteld.

3.6 Sapph c.s. zijn, ook bij het slagen van grief 1 en de daaruit voortvloeiende afwijzing van de vordering inzake de gederfde inkomsten uit de kalenderverkoop, te beschouwen als de in eerst aanleg overwegend in het ongelijk gestelde partij. Grief 5 leidt dan ook niet tot een wijziging van de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling.

3.7 Het door Sapph c.s. gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd, reeds omdat dit kort geding zich, anders dan de bodemprocedure, niet leent voor bewijslevering.

IEF 10117

Niet dezelfde status als bloggers

Kantonrechter Rechtbank Zwolle 16 maart 2011, LJN BR6104 (eisende partij tegen gedaagde partij) vandaag publiek gemaakt

Een overzicht van schadevergoeding in auteursrechtkwesties, zie IEF 10036. Auteursrecht op website: overname krantenartikelen Volkskrant zonder toestemming.

Inbreuk op auteursrechten van Volkskrant op artikelen die op bedrijfswebsite van gedaagde zijn geplaatst zonder voorafgaande toestemming van de krant. Kantonrechter oordeelt dat gedaagde (bedrijfs)partij niet dezelfde status toekomt als door haar gesteld aan bloggers wordt toegekend. Ook vrije nieuwsgaring via internet geeft geen ander oordeel mogelijk. De schade van de krant wordt vastgesteld op de hoogte van de economische waarde, die gedaagde verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd. Daarnaast is enige verhoging van die economische waarde tot €285,- (incl. BTW) gerechtvaardigd ter compensatie van de uitgeholde exclusiviteit van het werk en om tegen te gaan dat derden zonder voorafgaande toestemming artikelen worden geplaatst.

Eisende partij heeft de werkelijke proceskosten ex artikel 1019 h Rv gevorderd. Gelet echter op de omvang en de complexiteit van de zaak verzet de redelijkheid zich naar het oordeel van de kantonrechter tegen volledige toewijzing van de gevorderde kostenveroordeling.

4. De kantonrechter zal aan het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] voorbijgaan. In de omstandigheden zoals door [GEDAAGDE PARTIJ] geschetst kan niet worden geoordeeld dat aan [GEDAAGDE PARTIJ] dezelfde status toekomt als door haar gesteld aan bloggers wordt toegekend, zo die stelling van [GEDAAGDE PARTIJ] al juist is. [GEDAAGDE PARTIJ] is, hoe klein haar organisatie ook is, een bedrijf. Het plaatsen van artikelen op haar website is een bedrijfsmatige bezigheid. Een uitzonderingspositie komt haar dan ook niet toe. Evenmin kan de kantonrechter het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] met betrekking tot de vrije nieuwsgaring via internet tot een ander oordeel aanleiding geven. Het is aan de wetgever daar regels voor in het leven te roepen. Dat er veelvuldig inbreuk op auteursrecht op internet wordt gemaakt, betekent niet dat die inbreuken zonder gevolg moeten blijven. Van [GEDAAGDE PARTIJ] kan dan ook, zoals dat voor iedereen geldt, worden verwacht dat zij kennis neemt van de wet. Van een verschoonbaarheid van de door haar gemaakte inbreuk kan in de omstandigheden zoals gebleken geen sprake zijn.

5. Ook de overige onderdelen van het verweer van [GEDAAGDE PARTIJ] kan niet tot een ander oordeel aanleiding geven.

6. [GEDAAGDE PARTIJ] heeft betwist dat door haar inbreuk door de Volkskrant schade is geleden. De kantonrechter kan [GEDAAGDE PARTIJ] in dit standpunt niet volgen. Het is in voldoende mate aannemelijk dat de Volkskrant door het inbreukmakende gebruik van haar artikelen schade lijdt. Dat is voor de geschreven pers niet anders dan voor beeld- of geluidsrechthebbenden. De schade van de Volkskrant wordt vastgesteld op de hoogte van de economische waarde, die [GEDAAGDE PARTIJ] verschuldigd zou zijn geweest indien zij voorafgaand aan de plaatsing toestemming had gevraagd. Volgens [eisende partij] is dit bedrag € 188,64 exclusief BTW. Daarnaast is enige verhoging van die economische waarde gerechtvaardigd ter compensatie van de uitgeholde exclusiviteit van het werk en om tegen te gaan dat derden zonder voorafgaande toestemming artikelen worden geplaatst. In hoofdsom is dan ook in redelijkheid € 285,- inclusief BTW als redelijke vergoeding toewijsbaar. In de verhoging van de economische waarde dient een voldoende vergoeding te worden geacht te zijn opgenomen voor de door [eisende partij] verrichte administratie.

Lees de uitspraak hier (link / pdf).

IEF 10115

Monopoliepositie geen volwaardige markt

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) op kamervragen inzake functioneren van BUMA/STEMRA , Aanhangsel Handelingen II, 2010-2011, nr. 3230.

Samengevat: artikel 30a Aw vereist toestemming van Minister van Justitie en die is nu enkel verleend aan BUMA, feitelijk iser dus geen volwaardige markt van elkaar beconcurrende collectieve beheersorganisaties, maar een monopolipositie. Het CvTA houdt zicht op bestuurlijke herziening. Ten overvloede: verbreden toezicht is wetsvoorstel (IEF 9970)

2 Klopt het dat Buma via haar wettelijke taak rond openbaarmaking een monopoliepositie heeft waardoor muzikanten die rechten willen innen geen keuze hebben dan gebruik te maken van de diensten van Buma/Stemra?

Op basis van artikel 30a van de Auteurswet heeft een bedrijf dat wil bemiddelen inzake het muziekauteursrecht, toestemming nodig van de Minister van Justitie. Tot op heden is die toestemming enkel verleend aan de vereniging Buma. Buma beschikt hierdoor in Nederland feitelijk over een monopoliepositie. Muziekauteurs zijn overigens niet verplicht om de licentieverlening inzake de uitvoering van een werk in een radio- of televisieprogramma of uitvoering in het openbaar onder te brengen bij Buma. Het staat een auteur vrij om die taak zelf ter hand te nemen.

3 Wat vindt u van het functioneren van Buma/Stemra? 
4 Wat is uw mening over de bestuursstructuur van Buma/Stemra? Wat vindt u van de signalen dat de directeur op te grote afstand staat van de bestuursleden en dat de bestuursleden en de raad van toezicht over weinig controle instrumenten beschikken? 
5 Bent u van mening dat de belangen van componisten en tekstschrijvers op dit moment door Buma/Stemra op een goede manier behartigd worden? 
6 Zo nee, bent u bereid actie te ondernemen gezien het feit dat hier een wettelijke taak vervuld wordt? Kunt u op korte termijn de governance van Buma/Stemra doorlichten en de Kamer over de uitkomsten van deze doorlichting voor het einde van 2011 informeren? 
7 Wat vindt u van een tijdelijke ondercuratelestelling totdat er orde op zake is gesteld zoals bijvoorbeeld bij het CBR gebeurd is?

Buma verstrekt namens muziekauteurs privaatrechtelijke licenties aan derden voor de uitzending van muziekwerken in radio- en televisieprogramma’s en de uitvoering van muziekwerken in het openbaar. De vereniging Buma is een privaatrechtelijke rechtspersoon die, anders dan het CBR, geen besluiten in de zin van de Awb neemt. Het bestuur van een vereniging is verantwoording verschuldigd aan de leden. Het is aan de leden van de vereniging – en niet in de eerste plaats aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie - om zich een oordeel te vormen over het functioneren van het bestuur van de vereniging. In de algemene ledenvergadering van 23 mei jl. is een motie aangenomen waarin wordt aangedrongen op fundamentele herstructurering van het bestuur. Voorafgaand aan de ledenvergadering is door het bestuur een bestuurscommissie Governance ingesteld voor een fundamentele herbezinning op de bestuurlijke structuur. De uitkomsten van de herbezinning worden door Buma in 2011 verwacht. De noodzakelijke statutenwijzigingen die uit de herbezinning voortvloeien zullen worden voorgelegd aan de leden. De statuten bepalen dat statutenwijzigingen de instemming van de Minister van Justitie behoeven. 

Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 beschikt Buma feitelijk over een monopoliepositie. Omdat er geen volwaardige markt van elkaar beconcurrerende collectieve beheersorganisaties bestaat, heeft de wetgever toezicht noodzakelijk geacht om rechthebbenden en betalingsplichtigen waarborgen te bieden voor een transparant en efficiënt functioneren van deze organisaties. De toezichtstaak is ondergebracht bij het College van Toezicht Auteursrechten. Het College van Toezicht heeft in mei 2010 een notitie Goed en integer bestuur collectieve beheersorganisaties opgesteld. In de notitie wordt aangedrongen op het opstellen van een deugdelijke regeling voor integer bestuur. Dit heeft geleid tot het opstellen van de Richtlijnen Goed Bestuur en Integriteit CBO’s door Voice, de brancheorganisatie voor collectieve beheersorganisaties, waaronder Buma. Deze richtlijnen maken onderdeel uit van het CBO keurmerk dat eerder door VOICE is opgesteld en thans wordt geïmplementeerd. De eerste audits zullen komend najaar worden uitgevoerd door het Keurmerkinstituut, een onafhankelijke certificerende instelling.

Het College van Toezicht heeft aangegeven de ontwikkelingen inzake de bestuurlijke herzieningen bij Buma nauwgezet te volgen. Volledigheidshalve wijs ik u erop dat in uw Kamer een voorstel voorligt inzake het versterken en verbreden van het toezicht op collectieve beheersorganisaties (TK 2008-2009, 31 766, nr. 2). Onderdeel van het wetsvoorstel is de bepaling dat de voorafgaande instemming van de minister van Veiligheid en Justitie met een statutenwijziging zal worden ondergebracht bij het College van Toezicht Auteursrechten.

1) Kafka voor gevorderden Hoe een liedjesmachine vastliep in een moeras rond zijn auteursrechten, VK, 7 juli 2011 
2) Leden wippen mister Buma, VK, 24 mei 2011 
3) ‘Auteurs publieke omroep afgeknepen’, VK, 14 mei 2011 
4) Buma/Stemra-directie zit fors boven balkenendenorm, VK, 10 mei 2011 
5) 'Hoe Buma/Stemra werkt, grenst aan bestuurlijke krankzinnigheid'; interview Henk Westbroek en Hans Kosterman, bestuursleden Buma/Stemra, VK, 4 mei 2011 
6) 'Buma/Stemra kent in feite twee besturen' Westbroek kritiseert 'bestuurlijke krankzinnigheid', VK, 4 mei 2011 
7) Componist spekt eigen kas met hulp van Buma/Stemra, VK, 16 februari 2011 
8) Schrille wanklanken in de muziekindustrie; Buma/Stemra 'Financiële blackbox' in de auteursrechtenwereld, VK, 16 februari 2011

IEF 10113

Belang van het demogebruik

Rechtbank 's-Gravenhage 25 augustus 2011, KG ZA 11-847 (Qoncepts B.V. en X tegen Mercurius International B.V.)

Auteursrecht. Modelrecht werk-/woonschip (klik afbeelding voor vergroting). Stukgelopen Samenwerking.

Qoncepts en haar bestuurder X hebben auteursrechten en Gemeenschapsmodelrecht. Aan Mercurius hebben zij een licentie verstrekt voor de bouw en verkoop van Qrooz03. Een Demoschip QRooz04 dient ter promotie van bouw en verkoop.

Na problemen met een beoogde koper (schip voldeed niet aan specificaties) staakt Mercurius de betaling van verschuldigde licentieprijs. Het belang van het demogebruik van de Qrooz04 is daarmee misschien verminderd, maar niet vervallen.

Er valt uit de feiten af te leiden dat voornemen bestaat om meer schepen te bouwen, vordering toegewezen op basis van auteursrecht en gemeenschapsmodelrecht. Dwangsom van €250.000 voor ieder schip waarmee Mercurius dit verbod overtreedt. Tevens een rectificatie op de openingspagina van de website.

Qoncepts heeft nog belang bij gebruik van demoschip Qrooz04, met name voor promotionele doeleinden. Mercurius heeft echter de feitelijke zeggenschap en macht, daarom wordt steeds een verzoek minimaal één week te voren gedaan, op straffe van een dwangsom voor promotioneel gebruik.

Afgewezen wordt het gevorderde verbod tot reclame en gebruik van de naam Sharq of Qrooz, omdat geen afspraken zijn gemaakt en onrechtmatigheid niet nader gemotiveerd. Partijen dragen eigen proceskosten.

De beslissing 
(...) 5.2. gebiedt Mercurius Qoncepts B.V. met onmiddellijke ingang steeds op eerste verzoek, mits dat verzoek minimaal één week te voren wordt gedaan, gelegenheid te geven de Qrooz04 te gebruiken voor promotionele doeleinden, op straffe van een aan Qoncepts B.V. te betalen dwangsom van € 10.000 voor iedere keer of iedere dag, zulks ter keuze van Qoncepts B.V., dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000; op de vorderingen van [X] tegen Mercurius:

Voornemen tot bouw 4.5. Uit de door Qoncepts overgelegde publicaties, in het bijzonder die op de website van Mercurius, moet worden afgeleid dat bij Mercurius inderdaad, zoals Qoncepts stelt, het voornemen bestaat of heeft bestaan om meer schepen te bouwen volgens het ontwerp van de reeds gebouwde. Dat volgt eveneens uit het krantenartikel waarvan, nu Mercurius niet anders heeft gesteld, moet worden aangenomen dat het de bestuurder van Mercurius juist heeft geciteerd. Met de door Mercurius gedane toezegging bij brief van 8 augustus 2011 hoeft Qoncepts geen genoegen te nemen. Deze toezegging is kennelijk pas gedaan onder druk van de reeds uitgebrachte dagvaarding. Bovendien stelt Mercurius zich op het – onjuiste – standpunt dat te bouwen schepen volgens het model van de Sharq Explorer en Sharq Traveller geen inbreuk zouden maken op de rechten van Qoncepts.

Auteursrecht & Gemeenschapsmodelrecht 4.7. Bij de beoordeling van de gestelde inbreuk op het auteursrecht en het Gemeenschapsmodelrecht gaat het echter om de totaalindrukken respectievelijk de algemene indruk. Wat betreft de gestelde inbreuk op het auteursrecht van [P] moet worden onderzocht of de Sharq Explorer en Sharq Traveller in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het ontwerp van [P] vertonen dat de totaalindrukken die de schepen maken te weinig verschillen voor het oordeel dat de Sharq Explorer en Sharq Traveller als een zelfstandig werk kunnen worden aangemerkt (vergelijk H.R. 29 november 2002, LJN AE8456, Una Voce Particulare). Wat betreft de gestelde inbreuk op Gemeenschapsmodelrecht moet volgens artikel 10 GModVo worden onderzocht of de Sharq Explorer en Sharq Traveller een andere algemene indruk wekken dan het model, rekening houdend met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model. Toetsend aan deze criteria moet voorshands met Qoncepts worden geoordeeld dat, ondanks de door Mercurius genoemde verschillen, sprake zou zijn van inbreuk indien Mercurius nieuwe schepen zou bouwen volgens het model van de Sharq Explorer en Sharq Traveller. Derhalve dreigt inbreuk.

Naam van schepen 4.10. De door Qoncepts gestelde afspraak over de naam waaronder de te bouwen schepen zouden worden verkocht zou moeten blijken uit de onder 2.3 en 2.4 genoemde overeenkomsten en uit de onder 2.9 weergegeven emailberichten. In de overeenkomsten is enige afspraak op dit punt niet te lezen. Qoncepts heeft ook geen specifieke passage aangewezen die de afspraak zou bevatten. Uit de emailberichten volgt evenmin enige overeenkomst. De gestelde onrechtmatigheid is niet nader gemotiveerd. De vorderingen onder C en D zijn niet toewijsbaar.

Belang Demogebruik 4.13. Niet is in te zien dat Qoncepts geen enkel belang meer zou hebben bij de gemaakte afspraak omdat zij nieuwe schepen bij een andere werf laat bouwen met gebruikmaking van een andere techniek voor het vervaardigen van de romp. Het belang van het demogebruik van de Qrooz04 is daarmee misschien verminderd, maar niet vervallen.

4.14. Voor verlenging van de termijn waarvoor de afspraak is gemaakt (tot eind 2011) bestaat geen rechtgrond. De vordering onder E dient in dat opzicht beperkt te worden toegewezen en voorts uitsluitend aan de contractspartij Qoncepts B.V.

De beslissing 
(...) 5.2. gebiedt Mercurius Qoncepts B.V. met onmiddellijke ingang steeds op eerste verzoek, mits dat verzoek minimaal één week te voren wordt gedaan, gelegenheid te geven de Qrooz04 te gebruiken voor promotionele doeleinden, op straffe van een aan Qoncepts B.V. te betalen dwangsom van € 10.000 voor iedere keer of iedere dag, zulks ter keuze van Qoncepts B.V., dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000; op de vorderingen van [X] tegen Mercurius:

(...) 5.4. gebiedt Mercurius om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis en voor een periode van dertig dagen op de openingspagina van de website www.mercurius-group.nl en www.sharq-explorer.com een rectificatie te plaatsen, zodanig dat deze duidelijk leesbaar is bij het openen van de pagina, met daarin de volgende tekst:

‘Op bevel van de rechter delen wij het volgende mee. In verschillende uitingen hebben wij reclame gemaakt voor schepen van het type Sharq Traveller en Sharq Explorer. Deze schepen zijn gebouwd onder licentie van Qoncepts B.V. Wij hebben geen toestemming om meer schepen met dit ontwerp te bouwen dan de genoemde Sharq Traveller en Sharq Explorer. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de website www.Qrooz.com.’

zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag dat Mercurius dit gebod niet nakomt, met een maximum van € 250.000;

IEF 10111

Normal sales activities

Rechtbank Breda 25 augustus 2011, KG ZA 11-397 (Bradford & Hamilton en Australian Gold tegen ThoBa)

Met dank aan Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Domeinnaamrecht.

Eiseressen vorderen staken van gebruik van AUSTRALIAN GOLD en AG USA, dat wordt gebruikt voor zonnebrandpreparaten en huid/haarverzoring. Verweerder meent dat er toestemming is gekregen van haar toeleverancier, de officiële Duitse distributeur en exclusieve Europese distributeur van eiseressen (Regarding our phone conversation you can use the Australian Gold name and trademark for your normal sales activities). Echter dit betekent niet, zo ook de rechter,

dat ook toestemming is gegeven voor het gebruik van het merk in domeinnamen. De toestemming in de brief is immers uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van het merk voor "normal sales activities" en derhalve uitsluitend voor normale verkoopactiviteiten.

Doorlinken van australiangold.com en australiangold-shop.com naar site van Thoba is niet voldoende duidelijk dat het om een niet-officiële website van merkhouder gaat. Bewerking van het logo is inbreuk op auteursrecht van AG USA. Geen bezwaar tegen gebruik door ThoBa in het kader van promotie en verkoop activiteiten.

Matiging veroordeling ThoBa in de proceskosten volgens indicatietarief voor eenvoudig kort geding in IE-zaken tot €6.000.

4.6 De stelling van ThoBa dat zij van Rottmann & Borm toestemming heeft gekregen om de domeinnamen www.australiangold-shop.nl en www.australiangold.com te gebruiken om de producten van Australian Gold te verkopen is door eiseressen betwist en door ThoBa niet aannemelijk gemaakt. Uit de door ThoBa overgelegde brief van Rottmann & Borm blijkt weliswaar dat ThoBa toestemming heeft gekregen voor het gebruik van het merk voor de aanprijzing en verkoop van de Australian Gold producten, maar niet dat ook toestemming is gegeven voor het gebruik van het merk in domeinnamen. De toestemming in de brief is immers uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van het merk voor “normal sales activities” en derhalve uitsluitend voor normale verkoopactiviteiten.

Voldoende aannemelijk is dat door het gebruik van het merk AUSTRALIAN GOLD met de toevoeging “-shop” in de domeinnamen van ThoBa bij het publiek de indruk zal ontstaan dat ThoBa onderdeel uitmaakt van het officiële netwerk van distributeurs van Australian Gold in Europa, althans dat er tussen AG USA en ThoBa een commerciële band zou bestaan. Een dergelijk gebruik komt er immers feitelijk op neer dat je de eigen webwinkel presenteert als een officiële winkel van Australian Gold. Dat na het doorlinken op de site van ThoBa duidelijk zou worden gemaakt dat het geen officiële website van Australian Gold betreft, zoals ThoBa stelt, is niet relevant, omdat op dat moment de potentiele consument al naar de website van ThoBa is geleid.

4.7. Het gevaar van associatie met het merk AUSTRALIAN GOLD wordt nog versterkt doordat ThoBa ook het logo van AG USA (in bewerkte vorm) heeft overgenomen. Het logo van AG USA dat als eerste is afgebeeld op pagina 3 van de dagvaarding en bestaat uit de woorden Australian Gold voorzien van een afbeelding bestaande uit een door een cirkel omkaderd tafereel, kan worden aangemerkt als een werk dat een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt en is daarom auteursrechtelijk beschermd. Het door ThoBa gebruikte logo dat is afgebeeld op pagina 5 van de dagvaarding stemt in grote mate overeen met het logo dat AG USA gebruikt en heeft ontworpen.
Het logo van ThoBa bestaat uit de woorden Australian Gold in een schrijfwijze die overeenstemt met de wijze waarop deze woorden in het logo van AG USA zijn afgebeeld en is eveneens voorzien van een afbeelding bestaande uit een door een cirkel omkaderd tafereel. De totaalindrukken van het logo van ThoBa en het logo van AG USA, die bepalend zijn bij een onderlinge vergelijking in het kader van auteursrechtelijke bescherming, zijn in zodanige mate overeenstemmend dat sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van AG USA. Het logo van ThoBa moet immers worden aangemerkt als een bewerking van het logo van AG USA in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt.

4.8 Op grond van het voorgaande ligt de vordering sub 1 voor toewijzing gereed. Niet ieder gebruik van het merk AG USA zal echter worden verboden, omdat eiserressen geen bezwaar hebben tegen het gebruik door ThoBa in het kader van promotie en verkoop activiteiten. Het gevorderde verbod zal daarom worden toegewezen voor uitsluitend het gebruik van het merk in een domeinnaam, handelsnaam of logo. Ondanks dat ThoBa heeft toegezegd het gebruik van het merk in de domeinnamen, tevens inhoudende gebruik als handelsnamen te staken, hebben eiseressen bij toewijzing van de vordering sub l voldoende belang. ThoBa heeft geweigerd een onthoudingsverklaring te tekenen en als onbetwist staat vast dat de domeinnaam www.australiangold-shop.nl nog met status "actief op naam van ThoBa in het SIDN-register staat geregistreerd. Gelet op de status "actief" kan de domeinnaam www.australiangold-shop.nl, naar moet worden aangenomen, ieder moment weer door ThoBa in gebruik genomen worden.

IEF 10109

Betrokken is geweest bij

Rechtbank 's-Gravenhage 13 juli 2011, HA RK 11-169 (Real Networks tegen X)

Auteursrecht. Verzoek voorlopig getuigenverhoor inzake computerprogramma nav zitting 22 februari 2011 (waarin nog geen uitspraak is gedaan). Het programma Real Alternative kon worden gedownload vanaf de website www.freenet.de, terwijl dat na die datum niet meer mogelijk was en vóór die datum evenmin. Real Networks leidt hier uit af dat [X], anders dan hij in de hoofdprocedure heeft beweerd, betrokken is geweest bij het op de server van Freenet.de beschikbaar stellen van Real Alternative. Voorlopig getuigenverhoor is bevolen. X veroordeelt in de kosten.

2.4. Real Networks heeft hiertegen aangevoerd dat zij, indien haar vordering in de hoofdprocedure wordt afgewezen, hoger beroep overweegt en de getuigenverklaringen alsdan wil inbrengen. Zij wil de getuigen thans horen nu de gang van zaken nog vers in het geheugen ligt. Ook heeft zij er op gewezen dat uit de getuigenverklaringen kan volgen dat [X] een eerder aan hem ex parte opgelegd verbod om inbreuk te maken op de auteursrechten van Real Networks heeft overtreden.

2.5. In beginsel heeft Real Networks recht op het horen van getuigen. Hoewel het horen van getuigen in dit stadium van de procedure weinig efficiënt voorkomt, kan niet geoordeeld worden dat Real Networks daarbij geen enkel belang heeft. De verklaringen zouden van belang kunnen zijn voor de afweging om, in geval van een voor Real Networks ongunstig vonnis, hoger beroep in te stellen en tevens zou kunnen blijken dat [X] het hem opgelegde verbod heeft overtreden en alsdan mogelijk dwangsommen heeft verbeurd. Deze laatste kwestie is in de bodemprocedure niet aan de orde. Het voorlopig getuigenverhoor zou aanleiding kunnen zijn verbeurde dwangsommen van [X] op te eisen.