Auteursrecht  

IEF 8488

Het begrip merchandising

Vzr Rechtbank Amsterdam, 24 december 2009, KG ZA 09-2644 Pee/CN, LJN: BK7660, Omroepvereniging VARA tegen RTL Nederland B.V. en Henkel Nederland B.V. (met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma).

Auteursrecht. Reclamerecht. Haviltexen over het begrip 'merchandising'. Eerst even voor jezelf lezen. VARA verleent RTL licentie voor nieuwe serie van ‘Zeg ‘ns AAA” en stelt dat overeenkomst tussen RTL en Henkel m.b.t. reclamecampagne waarin de naam en het karakter Mien Dobbelsteen worden gebruikt, niet valt onder de licentie. Voorzieningenrechter oordeelt dat licentie weliswaar niet aan Henkel had  mogen worden verstrekt, maar dat nu het eenmaal is gebeurd, de licentie niet hoeft te worden ingetrokken.

RTL mag geen nadere of nieuwe licenties verlenen aan zeepfabrikant met betrekking tot het gebruik en de naam van het character Mien Dobbelsteen voor reclamecampagne. Ook mag RTL niet opnieuw muziek cd’s uitbrengen onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen indien en voor zover de muziek op dergelijke cd’s geen enkele relatie met de nieuwe serie heeft. 4.4.  (…) Deze bevoegdheid valt niet binnen de Overeenkomst en RTL had hiervoor, alvorens met Henkel een overeenkomst te sluiten, toestemming dienen te vragen aan de VARA. Nu zij dit niet heeft gedaan, is aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat RTL wanprestatie heeft gepleegd in de uitvoering van de Overeenkomst.

4.5.  De sublicentie is echter door RTL reeds aan Henkel verstrekt, zodat het onder 1 van het petitum van de dagvaarding gevorderde in die zin niet kan worden toegewezen. De vraag is dan of hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen met zich moet brengen dat RTL de aan Henkel verstrekte licentie, zoals de VARA onder 2 van haar petitum heeft gevorderd, dient in te trekken, nu voorshands aannemelijk is dat zij deze in eerste instantie niet had mogen verstrekken. In kort geding is onvoldoende bekend of de contractuele relatie tussen Henkel en RTL dit intrekken mogelijk maakt en wat de gevolgen hiervan zijn. 

Daarbij komt dat Henkel, die overigens in deze procedure niet door de VARA is gedagvaard - zoals voorshands moet worden aangenomen - de overeenkomst met RTL te goeder trouw heeft gesloten en een aanzienlijke schade zal lijden indien de campagne niet doorgaat. Henkel heeft reeds contracten met derden gesloten, waarbij aan haar, naar zij stelt, in ruim 600 supermarkten schap- en winkelruimte is toegezegd om de door haar voorbereide reclamecampagne uit te voeren. 

Dit alles overziend en in aanmerking nemend dat ook de VARA zelf enig verwijt kan worden gemaakt omdat zij niet heeft voorkomen dat er over het begrip merchandising in de Overeenkomst onduidelijkheid is ontstaan door niet een definitie van dat begrip in de Overeenkomst te verlangen, gaat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver om RTL nu te veroordelen de sublicentie aan Henkel voor de op handen zijnde reclamecampagne in te trekken. De wanprestatie van RTL zal zich eventueel moeten vertalen in een schadevergoeding van RTL aan de VARA en eventueel ook een schadevergoeding van Henkel aan de VARA wegens auteurs- en merkinbreuk. Uiteraard heeft de VARA wel belang bij (het zoveel als nog mogelijk) handhaven van haar intellectuele rechten, zodat aan RTL wel na te melden beperking voor de toekomst zal worden opgelegd. De toewijzing hiervan moet worden gezien als het ‘mindere’ van het onder 1 en 2 van het petitum van de dagvaarding gevorderde.

4.6.  De VARA heeft onder 3 van het petitum van de dagvaarding gevorderd RTL te bevelen de Overeenkomst in die zin na te komen dat het haar wordt verboden om in de toekomst opnieuw muziek cd’s uit te brengen onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen, indien en voor zover de muziek op dergelijke cd’s geen enkele relatie met de Nieuwe Serie heeft. Volgens de VARA kan zo’n relatie in het geval van aan de serie gerelateerde cd’s bijvoorbeeld worden aangenomen, wanneer de muziek op de cd’s in de serie te horen is geweest. Uit een overgelegde e-mail van 2 juni 2009 van RTL aan de VARA, waarin staat “Er is niet direct een verband tussen Zeg ‘ns Aaa en een CD, maar doordat er in de serie af en toe door “Mien” wordt gezongen en de crew zo veel in de kroeg is, leek het ons leuk een CD uit te brengen onder de naam Zeg ‘ns Aaa (de hits uit Amsterdam) (…)” , blijkt dat daarvan geen sprake is geweest.
Indien RTL in het door haar in die e-mail neergelegde standpunt zou worden gevolgd, zou dat betekenen dat allerhande muziek door haar onder het merk Zeg ‘ns Aaa zou kunnen worden uitgebracht, in weerwil van de beperkte licentie. Overigens heeft RTL te kennen gegeven niet voornemens te zijn nogmaals een dergelijke cd uit te brengen.

4.7.  Nu, zoals hiervoor al is overwogen vooralsnog moet worden aangenomen dat het mede gelet op de tekst van de overeenkomst niet de bedoeling is geweest van de VARA om een ongelimiteerd merchandisingrecht aan RTL te verstrekken en dat RTL niet redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat dit wel de bedoeling van de VARA was, wordt het redelijk geacht dat er voor het uitbrengen van cd’s onder het merk Zeg ’ns AAA en/of Mien Dobbelsteen, zoals de VARA heeft betoogd, een relatie moet bestaan met de Nieuwe Serie. Deze vordering van de VARA zal derhalve worden toegewezen.

Lees het vonnis hier of inmiddels ook hier op rechtspraak.nl.

IEF 8486

De indruk van een intern zwevend glas

Bodum (links) - Ten BergVzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 december 2009, KG ZA 09-1712, Ten Berg’s Handelsmaatschappij tegen Bodum AG & PI-Design

Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenrecht. Dubbelwandige glazen. Opheffingskortgeding na ex parte. Vordering toegewezen. Strakke, minimalistische vormgeving is stijlkenmerk en de ruimten tussen wanden en bodem zijn technisch bepaald. “De ruimten tussen de wanden en bodem en de daaruit resulterende indruk van een intern zwevend glas hangen namelijk samen met het feit dat het glas een dubbele wand heeft.” Verschil tussen glazen is daarnaast duidelijk zichtbaar."

Geen terugwerkende kracht herziening: “Naar voorlopig oordeel heeft een herziening van een beschikking krachtens artikel 1019e lid 3 Rv geen terugwerkende kracht maar treedt de werking ervan pas in met het doen van de uitspraak (of, in het zich hier niet voordoende geval dat de uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, bij het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak). De wetgever heeft de herzieningsprocedure namelijk willen modelleren naar het opheffingskortgeding als bedoeld in artikel 705 Rv.” Nietigheidsactie tegen Gemeenschapsmodellen niet meegenomen bij 1019h proceskosten.

Lees het vonnis hier.

IEF 8482

Vanwege de humoristische bedoeling

Rechtbank Amsterdam, 22 december 2009, LJN: BK7383, Mercis B.V. & Hendrik Magdalenus Bruna tegen Punt.nl B.V.

Auteursrecht. Parodie-exceptie auteursrecht en Parodie-exceptie merkrecht Nijntje. Aansprakelijkheid hosting provider. Dick Bruna vordert in kort geding tegen hostingprovider het verwijderen van zeven afbeeldingen die op het internet staan, omdat die afbeeldingen volgens hem inbreuk maken op de auteursrechten en merkenrechten die rusten op Nijntje. Ten aanzien van vijf van de zeven afbeeldingen wordt geoordeeld dat geen sprake is van inbreuk. Het betreft toelaatbare parodieën. Met de overige twee afbeeldingen wordt merkinbreuk gepleegd en ten aanzien van die twee afbeeldingen worden de vorderingen toegewezen. (Vonnis op rechtspraak.nl inclusief plaatjes)

Auteursrecht: 4.3. De auteursrechtelijk beschermde trekken van Nijntje, zoals hiervoor omschreven, zijn overgenomen in de gewraakte afbeeldingen. De elementaire kleuren, de dikke lijnen, de verhouding tussen hoofd en lichaam, de vorm van het hoofd van Nijntje, de oren, de (stand van de) ogen en het zogenaamde “andreaskruis” als neusje zijn nagenoeg identiek aan de originele Nijntje. Bij afbeelding 1 tot en met 5 bevindt zich naast de beeltenis van Nijntje ook een tekst, geschreven in een stijl die doet denken aan die van Dick Bruna. Afbeelding 7 (nijn-eleven) is, afgezien van het flatgebouw, een letterlijke kopie van de voorkant van het boek “Nijntje vliegt”. De totaalindrukken van het originele werk van Dick Bruna en van de gewraakte afbeeldingen zijn daardoor nagenoeg identiek. Of in dit geval sprake is van auteursrechtinbreuk, hangt af van de vraag of Punt.nl zich terecht heeft beroepen op de zogenaamde parodie-exceptie van artikel 18b Aw. In artikel 18b Aw is – kort gezegd – bepaald dat een parodie geen inbreuk op een auteursrecht kan vormen. Een parodie kan worden omschreven (zie Auteursrecht van Spoor, Verkade, Visser, derde druk, blz. 293) als een nabootsing van een ander werk in gewijzigde vorm waardoor dit tot voorwerp van de lachlust wordt gemaakt of waardoor althans de teneur ervan ingrijpend wordt gewijzigd.

Hiervan is in ieder geval sprake voor zover het de afbeeldingen 2 tot en met 6, in combinatie met de bijbehorende teksten, betreft. De bedoeling van die afbeeldingen is het opwekken van de lachlust. Dat niet iedereen de gewraakte afbeeldingen even grappig of gepast zal vinden (smaken verschillen nu eenmaal), doet aan die bedoeling niet af. Er is in dit geval bovendien sprake van een ingrijpende wijziging van de teneur, met name in de begeleidende teksten. Waar de teksten van Dick Bruna bij uitstek kindvriendelijk en geweldloos zijn, zijn de teksten bij de gewraakte afbeeldingen veelal grof en agressief. Juist dit contrast lijkt bedoeld om de lachlust op te wekken. Bovendien geldt dat de teneur is gewijzigd in die zin dat bij de afbeeldingen beeldelementen zijn toegevoegd die niet bij Nijntje horen, zoals de draaitafel op een “hardcore” feest of om “trance” te draaien, de rode ogen van Zwijntje omdat Zwijntje “zo stoned is als een garnaal”, Lijntje die met “pep” voor zich zit, of Nijntje die met grote ogen gaat “hakkûh”.

Vanwege de humoristische bedoeling, het ontbreken van concurrentiebedoelingen en het ontbreken van verwarringsgevaar, wordt geoordeeld dat het gebruik van de afbeeldingen 2 tot en met 6 als parodie in dit geval in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is, zoals artikel 18b Aw vereist. Mercis en Bruna worden derhalve wat betreft afbeeldingen 2 tot en met 6 niet gevolgd in hun stelling dat het publiek in verwarring zal worden gebracht. Niet voor de hand liggend is dat kleine kinderen, voor wie Nijntje bedoeld is, de desbetreffende websites zullen bezoeken. Volwassenen zullen de “grote mensen humor”, zoals door Punt.nl aangeduid, begrijpen omdat de teneur van de begeleidende teksten ingrijpend is gewijzigd en omdat er beeldelementen die niet bij Nijntje horen zijn toegevoegd. Volwassenen zullen de afbeeldingen 2 tot en met 6 daarom niet in verband brengen met Dick Bruna in die zin dat men denkt dat die afbeeldingen, direct of indirect, afkomstig zijn van Dick Bruna.

4.4. De zaak ligt gecompliceerder bij afbeelding 1 (Nijntje staat strak) en bij afbeelding 7 (nijn-eleven). Hier is de afbeelding van Nijntje letterlijk gekopieerd. Bij afbeelding 1 is de gewijzigde vorm alleen te vinden in een nauwelijks zichtbaar plaatje op het jack van Nijntje en in de aard van de tekst. Bij afbeelding 7 bestaat de wijziging ten opzichte van het origineel alleen uit de toevoeging van het woord “nijn-eleven” en uit de toevoeging van het flatgebouw, dat overigens in de stijl van Dick Bruna is getekend. Beantwoording van de vraag of deze twee afbeeldingen onder de parodie-exceptie van artikel 18b Aw vallen, kan echter in het midden blijven gezien hetgeen hierna wordt overwogen over de door Mercis en Bruna gestelde merkinbreuk.

Merkenrecht: 4.7. (…) Vooropgesteld wordt dat het merkenrecht niet, zoals het auteursrecht, een algemene parodie-exceptie kent. Of en in hoeverre een merk mag worden geparodieerd, hangt af van de vraag of het parodiëren als een geldige reden in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE kan worden aangemerkt. De mogelijkheid een merkenrechtelijk beschermd figuur te parodiëren is daarmee beperkter dan in het auteursrecht. Gegeven de aard en strekking van het merkenrecht mogen in een parodie op een merk elementen van het merk worden overgenomen, maar dient er wel afstand van dat merk te worden genomen. Het moet voldoende duidelijk zijn dat de parodie niet afkomstig is van de merkgerechtigde.

4.9. Dit ligt anders bij de afbeeldingen 1 en 7. Hier wordt onvoldoende afstand genomen van de woord- en beeldmerken van Mercis. De afbeeldingen zijn nagenoeg letterlijke kopieën van het werk van Dick Bruna en vertonen zeer grote gelijkenis met de geregistreerde beeldmerken. Behalve het flatgebouw in afbeelding 7 zijn er geen beeldelementen toegevoegd. Het flatgebouw is bovendien getekend in de stijl van Dick Bruna. Hier is geen sprake van toelaatbare parodieën, zodat evenmin sprake is van een geldige reden als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Afbeeldingen 1 en 7 doen bovendien afbreuk aan de reputatie van de merken omdat Nijntje in verband wordt gebracht met drugsgebruik en terrorisme.

4.10. Ook de vrijheid van meningsuiting – waarop Punt.nl zich nog heeft beroepen – kan in geval van afbeelding 1 en 7 geen geldige reden (als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE) vormen. Hiervoor zou vereist zijn dat er ook daadwerkelijk – in het kader van een maatschappelijk debat – een mening wordt geuit en dat dit niet gebeurt in een nodeloos grievende context. De twee afbeeldingen voldoen niet aan deze vereisten.

Aansprakelijkheid host: 4.12. (…) De vrijstelling van aansprakelijkheid geldt voor gevallen waarin de activiteit van de host beperkt is tot het technische proces van het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk. Punt.nl doet terecht een beroep op artikel 6:196c BW. Haar activiteit heeft een louter technisch, automatisch en passief karakter; zij heeft kennis noch controle over de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen. Van Punt.nl kan dan ook niet worden gezegd dat zij zelf inbreuk pleegt op de merkenrechten van Mercis. Van haar kan en hoeft niet te worden verwacht dat zij steeds alle weblogs en websites die zij host controleert op inbreukmakende content. Indien zij echter gewezen wordt op een inbreuk, en in dit geval is merkinbreuk ten aanzien van een tweetal afbeeldingen vastgesteld, dan is zij verplicht die afbeeldingen op grond van artikel 6:162 BW van het internet te (doen) verwijderen. Ten aanzien van die twee afbeeldingen is vordering (1), zoals weergegeven onder 3.1, dan ook, op straffe van een dwangsom, toewijsbaar. Het primaire gedeelte van vordering (2) – Punt.nl te verbieden inbreuk te maken op de rechten van intellectuele eigendom van Mercis – is te ruim geformuleerd om te kunnen worden toegewezen. Het subsidiaire gedeelte van die vordering is echter wel (op straffe van een dwangsom) toewijsbaar. Punt.nl zal worden veroordeeld om zodra zij een melding krijgt van een inbreuk op de merkenrechten van Mercis, binnen 48 uur (weekenden uitgezonderd) die inbreukmakende content van de betreffende website te verwijderen. Indien tussen partijen discussie ontstaat of een (toekomstige) afbeelding inbreuk maakt op de merkenrechten van Mercis, dan zal die vraag en de vraag of Punt.nl om die reden dwangsommen verbeurt (opnieuw) aan de rechter moeten worden voorgelegd. Dwangsommen worden dan alleen verbeurd, indien de rechter oordeelt dat sprake is van merkinbreuk. Nu voorshands is geoordeeld dat Punt.nl geen inbreuk maakt op de persoonlijkheidsrechten van Dick Bruna is vordering (3) niet toewijsbaar.

Lees het vonnis hier

IEF 8481

Korte fragmenten duren maximaal 90 seconden

Staatsblad 2009, Nr. 552, vrijdag 18 december 2009: Wet van 10 december 2009 tot wijziging van de Mediawet 2008 en de Tabakswet ter implementatie van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten.

Implementatiewetgeving Richtlijn Audiovisuele diensten: “(…) dat het noodzakelijk is bij wet regels te stellen ter uitvoering van richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PbEG L298), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (PbEG L332); dat deze regels onder meer betrekking hebben op verlichting van het reclameregime, het recht van toegang tot korte fragmenten van evenementen van groot belang en de introductie van mediadiensten op aanvraag.”  Met onder andere het nieuwe artikel 5.4.1:

Artikel 5.4 1. 

Aanbieders van omroepdiensten die exclusieve rechten hebben verworven ten aanzien van evenementen van groot belang, stellen korte fragmenten daarvan tegen vergoeding ter beschikking van andere aanbieders van omroepdiensten in de Europese Gemeenschap die daarom verzoeken. De verzoekende aanbieder van een omroepdienst is vrij in de keuze van fragmenten van evenementen van groot belang.

2. Korte fragmenten duren maximaal 90 seconden per evenement en mogen onbeperkt worden herhaald binnen één etmaal. Als de wedstrijdbepalende sportmomenten van het evenement samen langer duren dan 90 seconden en de weergave zich beperkt tot die sportmomenten, mogen korte fragmenten bij uitzondering maximaal 180 seconden duren.

3. Voor verspreiding van de korte fragmenten gelden de volgende voorwaarden:

a. korte fragmenten worden uitsluitend opgenomen in dagelijks geprogrammeerde algemene nieuwsprogramma’s;

b. korte fragmenten worden, indien het wedstrijdbepalende sportmomenten betreft, niet eerder verspreid dan nadat de exclusieve rechten van het evenement, voor volledig rechtstreekse en gedeeltelijk uitgestelde verslaggeving, voor de eerste maal zijn gebruikt; en

c. tijdens de verspreiding van een kort fragment wordt de bron vermeld, tenzij dat om praktische redenen niet mogelijk is.
4. Alleen de media-instelling die korte fragmenten overeenkomstig het derde lid verspreidt, kan het desbetreffende programma in identieke vorm als media-aanbod van haar mediadienst op aanvraag aanbieden.

5. Een speeldag van een sportcompetitie of sportevenement wordt als één evenement beschouwd.

6. De vergoeding voor een kort fragment bedraagt niet meer dan de extra kosten die rechtstreeks voortkomen uit het verschaffen van toegang tot het signaal.

7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het ter beschikking stellen van korte fragmenten en het gebruik daarvan.

Lees het staatsblad hier. Zie ook persbericht EU van vandaag : Lidstaten te laat met afstemming televisievoorschriften op digitaal tijdperk. 

IEF 8480

Een lading verdachte scheerapparaten

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, 4 november 2009, Koninklijke Philips Electronics N.V. tegen Lucheng Meijing Industrial Company Ltd (met dank aan Frank Eijsvogels, Howrey).

Per abuis even blijven liggen: Douanebeslag. Vervaardigingsfictie. Modellenrecht. Auteursrecht. Rechtbank Antwerpen stelt prejudiciële vraag m.b.t. douanebeslag transitgoederen in zaak over in beslag genomen scheerapparaten.

“Vormt artikel 6.2 b) van de verordening (EG) nr. 3295/94 van 22 december 1994 (de oude douaneverordening) een regel van geuniformiseerd gemeenschapsrecht, die zich opdringt aan de rechtbank van de lidstaat die overeenkomstig artikel 7 van de verordening gevat werd door de houder van het recht, en houdt deze regel in dat de rechtbank bij haar beoordeling geen rekening mag houden niet het statuut van tijdelijke opslag / het transit statuut en de fictie moet toepassen dat de goederen vervaardigd werden in diezelfde lidstaat, en vervolgens met toepassing van het recht van diezelfde lidstaat, moet oordelen of zodanige goederen inbreuk plegen op het intellectuele recht in kwestie?

Lees het vonnis hier.

Zie ook: That Nokia case: catching hold of counterfeits. “JIPLP has received the draft of an article by two respected Dutch lawyers on the decision of the High Court for England and Wales earlier this year in the controversial case of Nokia v Her Majesty's Revenue and Customs. In this decision the judge declined to take a broad view of the scope of the European Union's Regulation on the suspension from circulation of goods suspected of being counterfeit when he held, following a close analysis of the European Court of Justice's case law as well as the relevant legal provisions, that a consignment of undeniably counterfeit Nokia phones and accessories could not be seized at Heathrow Airport, London, since -- despite their physical presence in the European Economic Area -- they had not been put on the market there.

(...) The full text of the draft article can be accessed as a Word document here and its authors, Frank Eijsvogels and Willem Hoyng, can be contacted via the website of Howrey LLP's Amsterdam office." [Court of appeal heeft inmiddels ook besloten prejudiciële vragen te stellen, nog niet gepubliceerd].

Lees hier meer (JIPL).

IEF 8476

Dat dit resterende deel geen oorspronkelijk karakter heeft

Vzr. Rechtbank Dordrecht, 10 december 2009, LJN: BK6561, Digital Innovations B.V. tegen B.A.M. Pro Electronics B.V.
 
Auteursrecht. Blijft gedaagde software van eiseres gebruiken? Ja, gedaagde erkent dit. Maar gedaagde betwist dat de software een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het eigen stempel van de maker draagt. In kortgeding kan (daarom) niet worden geoordeeld dat eiseres auteursrechtelijke bescherming toekomt. Bewijslevering nodig.

4.3.  Volgens B.A.M. Pro Electronics was de door Digital Innovations geleverde software ondeugdelijk en heeft zij die software door anderen moeten laten aanpassen om de goede werking daarvan te bewerkstelligen. B.A.M. Pro Electronics erkent weliswaar dat zij nog gebruik maakt van de software van Digital Innovations, maar zij voert aan dat dit slechts in zeer geringe mate is en voorts dat dit resterende deel geen oorspronkelijk karakter heeft. Door deze erkenning staat het gebruik van software van Digital Innovations door B.A.M. Pro Electronics vast. Aan software kan auteursrechtelijke bescherming toekomen (art. 10 Auteurswet onder 12). Digital Innovations kan echter slechts auteursrechtelijke bescherming inroepen indien haar werk voldoet aan de eis dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Of aan die eis voldaan wordt kan in deze procedure niet worden vastgesteld. Daarvoor is, nu B.A.M. Pro Electronics betwist dat aan die eis voldaan wordt, bewijslevering nodig. Daarvoor leent een kort gedingprocedure zich niet. Een bodemprocedure is daartoe meer geschikt.

Lees het vonnis hier

IEF 8475

De bedrijfsfilosofie is geld verdienen zonder te hoeven werken

Vzr.Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 oktober 2009, LJN: BK6373, Wemgola Bonaire N.V. tegen Four G Coaching Academy International B.V.

Auteursrecht. Geen inbreuk op bedrijfsconcept. Stukgelopen samenwerking in de training- en coaching branche. Wemgola’s  activiteiten zijn “gericht op het ontwikkelen van activiteiten teneinde balans in het leven te verkrijgen op de gebieden die worden aangeduid als “de 3 G’s”: gezondheid, gezin en geld. . Four G houdt zich bezig met training en coaching op het gebied van wat zij aanduidt als de 4 G’s van het leven: gezondheid, gezin, geld en geloof. De vorderingen worden. afgewezen. Een concept of idee als zodanig komt geen auteursrechtelijke bescherming toe. Strijd met geheimhoudingsplicht niet aannemelijk.

4.7. Ten aanzien van de derde vordering van eiseressen is aangevoerd dat gedaagden inbreuk maken op het bedrijfsconcept van eiseressen waarop auteursrecht berust. Ter zitting heeft [eiseres sub 1] desgevraagd aan de voorzieningenrechter uitgelegd dat het bedrijfsconcept door haar is bedacht en is gebaseerd op haar persoonlijke succesvolle overlevingsstrategie. WTCI heeft een uniek verdiensysteem ontwikkeld dat gericht is op de mogelijkheid om passieve inkomsten te genereren. Na het betalen van een entreesom wordt men deelnemer. Vervolgens kan een deelnemer, met een minimale belegging, in korte tijd duidenden euro’s genereren met het Wemgola verdiensysteem. Dit is mogelijk door nieuwe deelnemers aan te melden waardoor de aanmelder geld verdient. Tevens kan men bij het WTCI diverse cursussen via het internet of persoonlijk, workshops en seminars volgen waar geleerd kan worden een financieel onafhankelijk leven voor jezelf te creëren. De bedrijfsfilosofie van WTCI is geld verdienen zonder te hoeven werken, aldus [eiseres sub 1]. Gedaagden hebben gemotiveerd betwist zij een inbreuk op het bedrijfsconcept van eiseressen hebben gemaakt. Voorop staat dat aan een concept of idee als zodanig geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Zelfs als daar anders over gedacht zou worden heeft [eiseres sub 1] overigens onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat haar bedrijfsconcept over een eigen oorspronkelijk karakter beschikt.

 Een ondernemingsconcept waarbij deelnemers worden geworven die geld kunnen verdienen door op hun beurt nieuwe deelnemers aan te brengen is niet oorspronkelijk, ook niet als die verdiensten bedoeld zijn om, in samenhang met het verstrekken van informatie en cursusmateriaal – waarvan overigens geen documentatie is overgelegd – het persoonlijk leven van betrokkenen in balans te brengen. Niet valt naar voorlopig oordeel in te zien op grond waarvan het een ander niet zou zijn toegestaan een bedrijf te exploiteren dat op soortgelijke overtuigingen berust. Ook de derde vordering van eiseressen kan dan ook niet worden toegewezen.

Lees het vonnis hier

IEF 8469

Volgrecht

HvJ EG, 17 december 2009, Conclusie A-G Sharpston in zaak C-518/08, Fundació Gala-Salvador Dalí Visual Entidad de Gestión de Artistas Plásticos tegen Société des auteurs dans les arts graphiques et plastiques. (Prejudiciële vragen tribunal de grande instance, Parijs).

Auteursrecht. Volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk. Rechthebbenden na het overlijden van de auteur.

Naar de huidige stand van het Franse recht is na het overlijden van de auteur van het werk de kring van rechthebbenden van het volgrecht beperkt tot de erfgenamen bij versterf van de auteur, met uitsluiting van alle testamentaire legatarissen. Salvador Dalí liet in 1989 al zijn intellectuele eigendomsrechten bij testament na aan de Spaanse staat. Indien hij intestaat was overleden, zouden die rechten echter zijn overgegaan op een aantal erfgenamen in de zijlijn. Vragen i.c..betreffen geschil tussen de Spaanse maatschappij die de rechten int namens de Spaanse staat en de Franse collectieve beheermaatschappij die rechten aan zijn erfgenamen in de zijlijn heeft uitgekeerd. Is de Franse beperking van de kring van rechthebbenden van het volgrecht tot de erfgenamen bij versterf verenigbaar met het gemeenschapsrecht?

71. Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de door het tribunal de grande instance te Parijs gestelde vragen te beantwoorden als volgt:

„Richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk verzet zich niet tegen een nationale bepaling volgens welke na het overlijden van de auteur het volgrecht enkel overgaat op de erfgenamen bij versterf, met uitsluiting van legatarissen en rechtsopvolgers.”

Lees de conclusie hier.

IEF 8467

De bevindingen en aanbevelingen van het CvtA

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010 - 2009-12-04; Brief regering - minister van Justitie, Hirsch Ballin E.M.H. () - Onderzoek onverdeelde gelden collectieve beheersorganisaties en jaarverslag College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten 2008.

"Bijgaand stuur ik u het onderzoek van het College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten (CvtA) van 9 november 2009, genaamd “Financieel rapport collectief beheer”, toe.

(…) Gelet op de bevindingen en aanbevelingen van het CvtA zie ik op dit moment geen aanleiding voor aanvullende maatregelen. In de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot versterking en verbreding van het toezicht op collectieve beheersorganisaties3 is ten aanzien van de verdeling van gelden voorgesteld om de repartitietermijn te maximeren op drie jaar en te voorzien in een verplichting om in het jaarverslag de wijze van beheer en de verdeling van gelden toe te lichten. Daarbij moet ten minste worden vermeld in welk jaar de verdeelde gelden waren geïnd en voor welk deel van de gelden geen rechthebbenden zijn gevonden in de drie kalenderjaren volgend op het kalenderjaar van inning."

Lees de brief hier. Lees het rapport hier. Lees het jaarverslag hier.

IEF 8466

Deze voorgenomen strafbaarstelling

Handelingen 2009-2010, nr. 21, pag. 1755-1785, 2e Kamer. Voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010 (32123 VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. Het kabinet heeft aangegeven downloaden strafbaar te willen stellen. Dat is voor mijn fractie reden tot zorg. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de Kamer binnenkort komt te spreken over het Nederlandse auteursrecht; overwegende dat het kabinet aangeeft, alle vormen vanillegaal downloaden strafbaar te willen stellen; overwegende dat deze voorgenomen strafbaarstelling niet handhaafbaar is;

verzoekt de regering om af te zien van strafbaarstelling en daaruit voortvloeiende vervolgingen van individuele consumenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Zij krijgt nr. 58 (32123-VI).

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. Mag ik nog één motie indienen?

De voorzitter: Het is uw eigen tijd en daar bent u al ruim overheen.

Lees het kamerstuk hier.