Auteursrecht  

IEF 8599

Concept-wetsvoorstel auteurscontractenrecht in consulatie

Kamervragen. Nr. 1450, 2e kamer. Antwoord op vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de minister van OCW over een redelijke en billijke vergoeding voor de onafhankelijke productiesector. (Ingezonden 17 december 2009).

3. Wij hebben vernomen dat serieuze gesprekken tussen de NPO en de rechthebbenden over een redelijke vergoeding nog niet goed op gang zijn gekomen. Door de NPO is in overleg met een aantal commerciële omroepen, distributeurs (kabel en KPN) en televisie- en speelfilmproducenten een nieuw model voor een transparanter en efficiënter rechtenbeheer ontwikkeld. In het najaar hebben het Netwerk Scenarioschrijvers en de Dutch Directors Guild (regisseurs) in een brief kritiek geuit op dit rechtenmodel. Die kritiek werd mede gebaseerd op een advies van prof. Hugenholtz. Daarom achten wij het van belang om de makers en uitvoerende kunstenaars te betrekken bij het overleg. Zie verder ons antwoord op vraag 5.
Voor de mogelijkheid van een buy-out in het kader van artikel 45d verwijzen wij naar de antwoorden op de eerder genoemde kamervragen van het lid Halsema.

4. Uit de wet volgt een dergelijk onderscheid niet. Het is aan partijen om in overleg de hoogte en de vorm van vergoedingen te bepalen. Makers hebben op grond van artikel 45d van de Auteurswet recht op een billijke vergoeding van de filmproducent voor het gebruik van hun werken.

5. Ja, wij hebben kennisgenomen van het document. De minister van Justitie heeft in reactie op het rapport van de parlementaire werkgroep Auteursrechten namens het kabinet uitgesproken dat collectieve beheersorganisaties hun transparantie moeten vergroten en de wens uitgesproken dat organisaties die op vergelijkbare gebieden actief zijn en dezelfde betalingsplichtigen aanspreken, zoveel mogelijk samenwerken. Het door het Portal Audiovisuele Makers (PAM) voorgestelde model is een stap in de goede richting. Hetzelfde geldt voor de voorstellen die van de zijde van omroepen, distributeurs en producenten uit de audiovisuele sector zijn gedaan.
Ambtenaren hebben met zowel PAM als de vertegenwoordigers uit de media industrie gesprekken gevoerd en hen dringend verzocht om met elkaar in overleg te treden. Het lijkt ons ook een goede zaak om beide initiatieven aan te grijpen en te komen tot een nieuwe, breed gesteunde structuur voor een efficiënte en transparante regeling van rechten binnen de audiovisuele sector. Wij vinden het van belang dat in deze structuur ook de makers kunnen profiteren van de te behalen efficiencywinst en eventuele opbrengsten van nieuwe exploitatievormen. Wij hebben aangeboden dit overleg zonodig te faciliteren, indien betrokken partijen ons dit vragen.

6. Zoals eerder aangegeven bij het antwoord op vraag 3 zijn de NPO en de rechthebbenden nog in gesprek. Het is aan de partijen zelf om daar uitspraken over te doen. De komende tijd houden wij het proces nauwlettend in de gaten. Zodra zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, zullen wij de Kamer hierover inlichten.

In de komende maanden zal een concept-wetsvoorstel auteurscontractenrecht in consultatie worden gebracht. Dit wetsvoorstel is er mede op gericht de contractuele positie van de maker ten opzichte van de producent te versterken.

Lees de vragen en antwoorden hier.

IEF 8597

Juridisch nieuwsbericht

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 10 februari 2010, HA ZA 09-507, De Nederlandse Dagbladpers & diverse uitgevers tegen Provincie Flevoland (met dank aan mr drs M.M.H. Brinke-Schulte, Provincie Flevoland).

Auteursrecht. (Papieren) knipselkranten. Auteursrechtvoorbehoud. Eiseressen, diverse dagbladuitgevers, maken bezwaar tegen papieren knipselkranten van de afdeling Communicatie & Bestuursondersteuning van de Provincie Flevoland. Vorderingen afgewezen. Het in de colofon van de dag- en weekbladen van eiser opgenomen auteursrechtvoorbehoud kan niet worden geëffectueerd ten aanzien van de berichten die zijn opgenomen in de papieren knipselkrant.

Een auteursrechtvoorbehoud kan niet worden gemaakt ten aanzien van ‘nieuws- en gemengde berichten’ (“Aangezien die berichten in het geheel geen voorwerp van auteursrechtelijke bescherming zijn”), ook niet als deze berichten wel een persoonlijk stempel van de maker bevatten. Geen strijd met artikel 5 Auteursrechtrichtlijn. “Artikel 5, eerste lid aanhef en sub c beperkt ingevolge sub o niet de vrijheid van de lidstaten om reeds bestaande beperkingen van het auteursrecht in de nationale wetgeving - zoals in Nederland ten aanzien van nieuws- en gemengde berichten in artikel 15 van de Auteurswet - te handhaven.” Drie-stappentoets is i.c. niet van toepassing. In citaten:

4.5. Het feit dat in het colofon van de dag- en weekbladen van eiseressen staat vermeld dat het auteursrecht uitdrukkelijk is voorbehouden, maakt dit niet anders, nu de onderhavige knipselkranten hoofdzakelijk berichten bevatten die zich volgens gebruik en verkeersopvattingen als 'nieuws- en gemengde berichten' aandienen, ten aanzien waarvan wettelijk is bepaald dat een auteursrecht voorbehoud niet kan worden gemaakt (artikel 15, tweede lid van de Auteurswet). Het was gedaagde dan ook toegestaan om de onderhavige berichten over te nemen in haar papieren knipselkranten, zonder dat een auteursrechtvoorbehoud daaraan in de weg kon staan en daarmee zonder een vergoeding aan eiseressen te betalen. Dat lijkt naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden te meer gerechtvaardigd in het voetspoor van het "do ut des" beginsel (Latijn voor: ik geef opdat gij geeft). De rechtbank merkt in dat verband op dat gedaagde inhoudelijk onweersproken heeft gesteld dat het merendeel van de artikelen uit de onderhavige knipselkranten betrekking heeft op nieuwsfeiten waarbij gedaagde is betrokken en die (deels) gebaseerd zijn op door gedaagde uitgegeven persberichten. Die artikelen zijn dus in de bron (mede) afkomstig van gedaagde zelf.

4.6. Er is voorts onvoldoende reden om met eiseressen te veronderstellen dat onder 'nieuws- en gemengde' berichten als bedoeld in artikel 15, tweede lid van de Auteurswet, uitsluitend berichten vallen 'zonder eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel van de maker'. Aangezien die berichten in het geheel geen voorwerp van auteursrechtelijke bescherming zijn, zou artikel 15, tweede lid van de Auteurswet bij zo'n beperkte uitleg van het begrip 'nieuws- en gemengde berichten', volledig zinledig zijn. Het dient er bijgevolg mede in het licht van de genoemde ratio van artikel 15, eerste lid van de Auteurswet, voor te worden gehouden dat onder 'nieuws - en gemengde' berichten niet alleen wordt verstaan mededelingen van louter feitelijke aard over gebeurtenissen die onlangs hebben plaatsgevonden, of die zullen plaatsvinden, maar tevens de berichten uit de dag- en weekbladen over nieuwsfeiten die mede een persoonlijk stempel van de maker bevatten.

4.7. Het standpunt van eiseressen dat het overnemen van de laatstgenoemde berichten uit haar dag- en weekbladen in de papieren knipselkranten van gedaagde strijd oplevert met artikel 5, eerste lid aanhef en sub c en/of artikel 5, derde lid van de Auteursrechtrichtlijn, kan haar evenmin baten. Artikel 5, eerste lid aanhef en sub c beperkt ingevolge sub o niet de vrijheid van de lidstaten om reeds bestaande beperkingen van het auteursrecht in de nationale wetgeving - zoals in Nederland ten aanzien van nieuws- en gemengde berichten in artikel 15 van de Auteurswet - te handhaven. En ten aanzien van de vraag of de onderhavige knipselkranten strijd opleveren met artikel 5, derde lid van de richtlijn, geldt dat cruciaal is of de knipselkranten 'afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de uitgevers van de voornoemde dag- en weekbladen al dan niet onredelijk wordt geschaad'.

4.8. Eiseressen stellen dat zij schade hebben geleden door het feit dat gedaagde een papieren knipselkrant vervaardigde, maar een genoegzame onderbouwing op dit punt ontbreekt. Concreet blijkt dan ook uit niets dat zich hier een situatie heeft voorgedaan die in strijd zou zijn met artikel 5, derde lid van de Auteursrechtrichtlijn. De rechtbank merkt daarbij overigens op dat uit het door partijen genoemde vonnis van 2 maart 2005 van de rechtbank Den Haag blijkt dat eiseressen in die procedure de analoge knipselkrantenpraktijk van de betrokken overheidsinstanties niet langer hebben bestreden (LJN: AS8778).

4.9 De vorderingen van eiseressen worden, gelet op het vorenstaande, afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 8590

De lesmethode

Rechtbank Groningen, 10 februari 2010, Wolters Noordhoff B.V. tegen B. (met dank aan Adonna Alkema & Marloes Bakker, Klos Morel Vos & Schaap)

Auteursrecht. Auteurscontract. Stukgelopen samenwerking na gesteld onvoldoende functioneren. Hoofdredacteur lesmethode stelt onvoldoende financieel gehonoreerd te zijn en beroept zich i.c. o.a. op het auteursrecht op de lesmethode. Rechtbank oordeelt dat auteursrecht middels de overeenkomst is overgedragen aan Wolters Noordhoff. Ook geen ‘blokkeringsrecht’ i.v.m. onvoldoende betaling. Partijen verschillen van mening over hoogte afkoopsom (een ‘verdere vruchtbare samenwerking’ is onmogelijk): gevorderd bedrag van €470.763,- wordt gematigd tot 53.007,92, na aftrek voorschot.

5.4. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het in artikel 6.1 van de overeenkomsten bepaalde het auteursrecht dat rust op hetgeen B. in opdracht van Wolters Noordhoff in het kader van het […]-project voor de jaargangen 5 en 7 heeft ontwikkeld, ontworpen of geschreven, met de ondertekening van de overeenkomsten door B. op Wolters Noordhoff is overgegaan.

5.5. Nu het auteursrecht op de werken van B. op Wolters Noordhoff is overgegaan, maakt Wolters Noordhoff bij de gebruikmaking van de werken geen inbreuk op een auteursrecht van B. zodat de vordering onder I zal worden afgewezen.

5.6. Met hetgeen B. onder II heeft gevorderd, te weten dat het gebruik door Wolters Noordhoff van de door hem geleverde werken moet worden verboden tot het moment dat Wolters Noordhoff de aan hem toekomende vergoeding volledig heeft betaald, heeft B. miskend dat een 'blokkeringsrecht’ hem niet toekomt. In artikel 6.1 van de overeenkomsten is immers ongeclausuleerd bepaald dat de volledige auteursrechten en eventuele andere rechten op alle onderdelen van het werk op het moment van ondertekening bij voorbaat aan Wolters Noordhoff worden overdragen. (…).

5.10. Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding is van belang hetgeen partijen daaromtrent onderling hebben afgesproken. In dit kader is het bepaalde in artikel 11.2 van de overeenkomsten van belang. In dit artikel is bepaald dat wanneer een auteur zijn medewerking aan het project tussentijds beëindigt Wolters Noordhoff in overleg met het auteursteam vaststelt welk deel van het honorarium het uitgetreden lid ontvangt. Als richtlijn is daarbij opgenomen dat het uitgetreden lid in principe een honorariumaandeel ontvangt naar rato van de bijdrage aan de uiteindelijke editie, tenzij de omstandigheden van de beëindiging aanleiding geven voor een andere verdeling.

5.16. In algemene zin overweegt de rechtbank vooraf het volgende aangaande dit onderdeel van het geschil. In een geval waarin een team van personen aan één product werkt, laat zich bezwaarlijk vaststellen wat exact ieders aandeel is geweest. Dat geldt in het bijzonder ia het geval dat de één voortbouwt op de inbreng van de ander, zoals het geval is in de onderhavige samenwerking tussen auteur en hoofdauteur. Hier heeft zich in dit verband ook de relevante omstandigheid voorgedaan dat B. voortijdig zijn, , werkzaamheden heeft beëindigd, waarbij zijn inbreng is 'verwaterd in het vervolgens door anderen opgestelde eindproduct. (…)

5.18. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangenomen dat B. als hoofdauteur niet op de door Wolters Noordhoff gewenste wijze heeft gefunctioneerd en hij in de jaren 2003, 2004 en 2005 vanwege ziekte meerdere malen en gedurende langere tijd zijn werkzaamheden niet heeft kunnen uitoefenen.

5 .22. Uit het voorgaande volgt dat B. ais conceptontwikkelaar en hoofdauteur een bijdrage aan […]  heeft geleverd, maar niet in de mate die hij heeft gesteld.

Lees het vonnis hier.

IEF 8588

Filteren

Hof van Beroep te Brussel, 28 januari 2010, Scarlet Extended tegen SABAM (met dank aan Kristof Neefs, Altius). 

Auteursrecht. Prejudiciële vragen  aan het HvJ inzake ISP content filtering (voor eerste aanleg, zie IEF 4301)/ Engelse vertaling van een gedeelte van het Franstalige arrest: 

1. Do Directives 2001/29 and 2004/48, read in conjunction with Directives 95/46, 2000/31 and 2002/58 and interpreted with regard to Articles 8 and 10 of the European Convention on Human Rights, allow Member States to authorize a national court, seized in a procedure on the merits and on solely on the basis of the legal provision which holds that “They [the national court] can equally impose a prohibitory injunction on intermediaries whose services are relied upon by a third party to infringe copyright or a neighbouring right”, to order an ISP to put into place, vis-a-vis all of its customers, in abstracto and as a preventive measure, at the expense of the ISP and without limitation in time, a system filtering all electronic communications, both incoming and outcoming, passing through its service, in particular by means of peer to peer software, with the aim to identify the circulation on its network of electronic files containing a musical, cinematographic or audiovisual work to which the claimant alleges to enjoy rights and to then block the transfer thereof, either at the request or at the time it is sent?
 
2. In case question 1 is answered in the positive, do these directives require that the national court, seized to rule over a request for injunctive relief against an intermediary on whose services a third party relies to infringe a copyright, applies the principle of proportionality when it is asked to rule over the efficacy and the dissuasive effect of the requested measure?

Lees het arrest hier.

IEF 8586

In het kader van auteursrechten

Kamerstuk 32016, nr. 17. Wijziging van de Wet op de architectentitel. Amendement van het lid Vietsch ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 121. Ontvangen 4 februari 2010.

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: In artikel I, onderdeel BB, wordt in artikel 27aa «, diens rechten» vervangen door «en diens rechten» en vervalt de zinsnede «, alsmede over diens rechten en plichten jegens een derde, ingeval die derde het werk heeft ontworpen waarop de offerte betrekking heeft of werkzaamheden heeft gestaakt die blijkens de offerte dienen te worden hervat».

Toelichting: De melding aan derden kan leiden tot een besmetverklaring van een project. Het is dus beroepsbescherming in plaats van titelbescherming. Het is een gedragsregel die volgens de Raad van State niet in deze wet thuis hoort. Bovendien kan deze melding in strijd zijn met de belangen en de wensen van de opdrachtgever. In het kader van auteursrechten kan de opdrachtgever de plicht hebben om aan de architect van een gebouw aan te geven dat het gebouw verbouwd gaat worden.

(Wetsvoorstel: Artikel 27aa: ‘Degene die is ingeschreven in het register informeert de persoon die hem een offerte vraagt over zijn deskundigheid en vakbekwaamheid, met inbegrip van zijn bij- en nascholingsactiviteiten, de dekking van de door hem te verrichten werkzaamheden door een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, diens rechten en plichten jegens hem als opdrachtgever en de borging daarvan, alsmede over diens rechten en plichten jegens een derde, ingeval die derde het werk heeft ontworpen waarop de offerte betrekking heeft of werkzaamheden heeft gestaakt die blijkens de offerte dienen te worden hervat.’)

Lees het kamerstuk hier.

IEF 8585

Zogenaamde 'sleepers'

Rechtbank Groningen, 16 december 2009, LJN: BL3206, Ad Hoc Data B.V. tegen [gedaagde], h.o.d.n. Digicom Media,

Auteursrecht. Databankenrecht. Bedrijfsgeheimen. ‘Eiseres stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrecht door data te publiceren op de eigen website. Eiseres stelt bewijs hiervan te kunnen leveren door opzettelijk onjuiste data (zgn. sleepers) aan te wijzen op de site van gedaagde, maar zij wil dat slechts vertrouwelijk ten overstaan van de rechter doen, buiten aanwezigheid van de wederpartij (alleen diens advocaat mag erbij zijn). De rechtbank oordeelt dat art. 27 en art. 29 Rv. een dergelijke gang van zaken niet toestaan. Ook art. 6 Evrm verzet zich hier tegen.

De rechtbank acht het in een civiele procedure de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen - partijen en rechter - dat het geding voortvarend en efficiënt verloopt. Wanneer aan de rechter wordt gevraagd een beslissing te nemen, past het de eisende partij niet om de totstandkoming van die beslissing te bemoeilijken door hem de vereiste gegevens te onthouden, zoals AHD doet. Hoezeer de rechtbank in dit geval ook twijfel heeft bij de wijze waarop gedaagde gebruik heeft gemaakt van de databestanden van AHD, het door AHD beoogde doel van het opleggen van sancties aan gedaagde bereikt zij door haar wijze van procederen thans niet.

Lees het vonnis hier. Zie ook: Ex Parte Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, IEF 5432.

IEF 8576

Over de factuur die de Stichting Bloemencorso Valkenswaard heeft gekregen

Kamervragen, nr. 2010Z01677, 2e Kamer. Vragen van de leden Atsma en Van Vroonhoven-Kok (beiden CDA) aan de ministers van OCW en van Justitie over de factuur die de Stichting Bloemencorso Valkenswaard heeft gekregen voor de rechten over de muziek die gedraaid wordt op de radio's die aanstaan gedurende de bouwperiode van de corsowagens. (Ingezonden 28 januari 2010). O.a:

2- Wat vindt u van het feit dat naar de Stichting Bloemencorso Valkenswaard, een vrijwilligersorganisatie zonder winstbejag, een factuur wordt gestuurd? Deelt u de mening dat het vreemd is dat de Stichting Bloemencorso Valkenswaard deze factuur door SENA toegestuurd krijgt?

4- Waarom moet een vrijwilligersorganisatie, die tijdens werkzaamheden de radio aan heeft staan, muziekrechten betalen?                                                

Lees alle vragen hier

IEF 8575

Inzake downloaden uit illegale bron

Kamerstuk 29838, nr. 24, 2e Kamer. Auteursrechtbeleid. Brief regering /minister van Justitie, Hirsch Ballin. Verhouding tussen het nieuwe EU regelgevingskader voor de elektronische communicatiesector en regelgeving inzake downloaden uit illegale bron.

"Uit de bepaling volgt dat áls lidstaten maatregelen treffen die de toegang of het gebruik voor eindgebruikers beperken, de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen zoals die door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden worden beschermd, moeten worden geëerbiedigd. (…) Met deze voorwaarden, die mede op aandringen van het Europees Parlement zijn opgenomen, wordt tot uitdrukking gebracht dat internet van wezenlijk belang is voor het onderwijs en de praktische uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en de toegang tot informatie (overweging 4 van richtlijn 2009/140/EG).

Als een lidstaat het downloaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal wil sanctioneren met afsluiting van internet, zal dus aan de in artikel 1 lid 3bis van richtlijn 2002/21/EG gestelde voorwaarden moeten worden voldaan. Dit speelt bijvoorbeeld in het kader van de recente wetgeving ten aanzien van downloaden in Frankrijk, zoals beschreven in het WODC-onderzoek “Auteursrechtinbreuk door P2P filesharing – Regelgeving in Duitsland, Engeland en Frankrijk nader onderzocht”.

Lees het gehele kamerstuk hier.

IEF 8573

Inbreukmakende prospectus

Vermelding eerder, ongepubliceerd auteursrechtvonnis in strafvonnis Rechtbank Amsterdam, 11 januari 2010, LJN: BL0547 (beleggingsfraude). Wie het vonnis heeft mag het vanzelfsprekend mailen.

“17. Op 1 juni 2007 is H&V in kort geding gedagvaard door TRE Investments II BV (hierna: TRE). TRE had in 2005 een project ontwikkeld voor de financiering van de bouw van onroerend goed in Turkije door middel van uitgifte van obligaties en zij had daarvoor een prospectus uitgebracht. TRE stelde in kort geding dat het door H&V uitgegeven prospectus nagenoeg gelijk was aan het hare en dat H&V daarmee inbreuk maakte op haar auteursrecht. De voorzieningenrechter heeft op 28 juni 2007 geoordeeld dat het prospectus van H&V een bijna woordelijke kopie is van dat van TRE en zij heeft H&V verboden het prospectus te gebruiken.”

 

IEF 8567

Groeten of andere boodschappen

Vzr Rechtbank Amsterdam, 28 januari 2010. KG ZA 09-2630 SR/MB, Stichting Pictoright tegen Art & Allposters International B.V. (met dank aan Lisette Varossieau,Pictoright)

Auteursrecht. Pictoright-zaak. Digitale ansichtkaarten. Het met toestemming verhandelen van posters impliceert niet de toestemming voor het aanbieden van e-cards. E-cards zijn geen passende wijze van reclame maken voor posters (Dior-Evora), maar een nieuw product, een nieuwe verschijningsvorm van het werk. Geen uitputting.

4.3. in dit specifieke geval zal er voorts van worden uitgegaan dat Allposters de op haar website te bestellen posters van werken van de Kunstenaars verhandelt met toestemming van de rechthebbenden. Pictorìght heeft haar aanvankelijke betwisting daarvan - doch uitdrukkelijk slechts voor zover het deze procedure betreft - niet langer gehandhaafd, Het gaat haar in dit geding enkel en alleen om de e-cards die van de desbetreffende werken worden aangeboden via de websites van Allposters. De vraag die voorligt, en die partijen verdeeld houdt, is dan ook of het met toestemming verhandelen van de desbetreffende posters de toestemming voor het aanbieden van e-cards impliceert.

4.6. Allposters heeft betwist dat het aanbieden van de e-card een vorm van openbaar maken e/of verveelvoudigen van de werken is, omdat de ontvanger enkel een hyperlink krijgt doorgestuurd, waarmee hij naar de website van Allposters wordt geleid, zodat geen sprake is van het verzenden van een afbeelding. Dit neemt echter niet weg dat de e-card op de voor het pubIiek toegankelijke website van Allpostas op verschillende manieren te zien is, uiteindelijk in de vorm van een digitale ansichtkaart. Ook zonder dat de afbeelding zelf rechtstreeks verzonden wordt, is dat al een vorm van het openbaar maken en verveelvoudigen van het werk.

4.7. Allposters heeft verder betoogd dat het aanbieden van de e-cards niets anders is, dan op in de branche gebruikelijke wijze reclame maken voor de posters. Volgens haar staat het op deze wijze digitaal tonen van de door haar op rechtmatige wijze te verhandelen posters binnen haar eigen website enkel in het teken van de wederverkoop en is geen sprake van een zelfstandig product. Zoals uitgemaakt in het Dior-Evora arrest is het de wederverkoper van met toestemming van de rechthebbende op de markt gebrachte producten in beginsel ook toegestaan om voor die producten op passende wijze reclame te maken. Ook met dit uitgangspunt voor ogen, deelt de voorzieningenrechter de zienswijze van Allposters echter niet.

Anders dan Allposters meent, kunnen e-cards immers wel degelijk als een nieuw product, als een nieuwe verschijningsvorm van het werk worden beschouwd. De e-card heeft een zelfstandige functie, dezelfde als die van een traditionele ansichtkaart, te weten het (doen) overbrengen van groeten of andere boodschappen, wat in de regel bij de ontvanger bepaalde emoties teweeg brengt, met als illustratie een door de verzender gekozen afbeelding. Dit karakter van de e-card wordt nog eens onderstreept doordat Allposters op de e-cards (fictieve, digitale) postzegels heeft aangebracht, Dat de ontvanger van een e-card tevens (in dit geval) terecht kan komen op de website van Allposters en mogelijk verleid wordt tot het aankopen van daar te bestellen posters, kan een bijeffect zijn, maar is niet de voornaamste functie van een e-card, Daar komt bij dat het product e-card wezenlijk verschilt van een pure reclameuiting, aangezien het initiatief tot de verzending ervan niet ligt bij het reclamemakende bedrijf, maar bij degene die de groet/boodschap wil overbrengen Verder kunnen met de e-mailbestanden van de verzenders en ontvangers van de e-cards, los van de verkoop van de desbetreffende posters, commerciële activiteiten worden verricht en/of inkomsten worden gegeneerd via telefonie bedrijven en/of internet providers, zoals Pictoright terecht heeft gesteld, Dat de e-cards gratis zijn en dat Allposters heeft verklaard de e-mailbestanden van de ontvangers in elk geval niet verder te (doen) gebruiken, doet daar niet aan af, Het zelfstandig karakter van de e-card komt ook tot uitdrukking in de door Pictoright in het geding gebrachte e-mails van de buitenlandse zustrorganisaties van Pictoright (aangehaald onder 2.10 tot en met 2.12), waaruit onder meer valt af te leiden dat voor e-cards aparte licenties worden warden verstrekt.

Lees het vonnis hier.