Databankenrecht  

IEF 7432

Flankerende (aan)duidingen

Gerechtshof Leeuwarden, 9 december 2008,  LJN: BG6638, Ingenieursbureau Ir. (persoonsnaam) B.V. tegen DVJ Infra en Milieu BV,

Geen auteursrecht op offertes. Geen geschriftenbescherming, geen databankbescherming en geen onrechtmatige daad. Appellant verwijt geïntimeerde dat deze, zonder haar toestemming, in haar rapportage van 30 augustus 2005 passages heeft overgenomen uit de offertes van appellant. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

Auteursrecht: “6. Het hof onderschrijft volledig hetgeen de rechtbank onder 5 van het bestreden vonnis heeft overwogen ter motivering van haar verwerping van deze grondslag. De kern daarvan is dat de passages in de offertes die DVJ in haar rapportage heeft overgenomen, overwegend objectieve historische en technische feiten bevatten, waarvan de beschrijving uitsluitend functioneel en zakelijk van aard is. Die passages missen derhalve het creatieve element dat is vereist om te kunnen spreken van een werk dat een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Noch in de toelichting op grief II, die zich richt tegen deze rechtsoverweging, noch in de overige inhoud van de stukken ziet het hof enig aanknopingspunt om hierover anders te oordelen. Dit geldt in het bijzonder voor het gestelde gebruik van korte zinnen en "flankerende (aan)duidingen". Ook het enkele feit dat de offertes het resultaat zijn van menselijk werk is ongenoegzaam voor het oordeel dat sprake is van een werk dat een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het gestelde omtrent evaluatie en interpretatie van historische gegevens is verder niet onderbouwd en te vaag om tot een ander oordeel te komen. Voor zover het bewijsaanbod van appellant hierop betrekking heeft, wordt het dan ook gepasseerd."

Geschriftenbescherming:  “7. Ook hier onderschrijft het hof volledig de motivering van de rechtbank, zoals deze blijkt uit rechtsoverwegingen 6 tot en met 10 van het bestreden vonnis. De kern daarvan is dat gesteld noch gebleken is dat de offertes zijn geopenbaard, terwijl voorts hun bestemming ook niet was om geopenbaard te worden maar om tussen twee partijen te worden gehanteerd. Noch in de toelichting op grief III, die zich (mede) richt tegen deze rechtsoverweging, noch in de overige inhoud van de stukken ziet het hof enig aanknopingspunt om hierover anders te oordelen. Dit geldt in de eerste plaats voor het gestelde omtrent openbaarmaking in besloten kring. Niet onderbouwd is immers dat daarvan sprake is geweest. Het enkele feit dat de offertes door garagebedrijf aan DVJ ter hand zijn gesteld, zoals appellant stelt, is onvoldoende om daartoe te kunnen concluderen. Ook de stelling van appellant dat het vooronderzoek door belanghebbenden krachtens de Wet openbaarheid van bestuur of het Verdrag van Aarhus in voorkomende gevallen zou kunnen worden opgevraagd, dan wel dat deze gegevens op grond van de Wet bodembescherming in voorkomende gevallen dienen te worden overgelegd, brengt het hof - wat er zij van de juistheid van deze stelling - niet op een andere opvatting. Ook al zou dit alles juist zijn en ook al zou dit in casu niet alleen gelden voor de rapportage van DVJ maar ook voor de niet aanvaarde offertes van appellant, dan wil dat immers nog niet zeggen dat die offertes zijn bestemd om openbaar te worden gemaakt. Hun bestemming was - hoe dan ook - om aan garagebedrijf een onderbouwd voorstel over te brengen tot uitvoering van een bodemonderzoek. Een op openbaarheid gerichte bedoeling valt daar niet in te ontwaren.

Databankenrecht: “9. Volgens de meer subsidiaire stellingname van appellant, zoals toegelicht in grief III, is haar rapportage (het hof: de offertes) een verzameling van gegevens ten aanzien van de bodemgesteldheid van het bedrijventerrein van garagebedrijf, die systematisch geordend en toegankelijk zijn en die een substantiële investering van appellant hebben gevergd. Voorts stelt zij dat DVJ zonder haar toestemming "het relevantste en substantieelste deel" van de verzameling van de databank heeft geëxploiteerd. DVJ heeft een en ander bestreden.

10. Het hof stelt vast dat de offertes een doorlopende tekst bevatten, waarin onder meer informatie is terug te vinden over de onderzoekslocatie, de historische activiteiten op die locatie en een eerder onderzoek in 1990. Deze tekst is summierlijk in kopjes onderverdeeld. Van een systematische ordening van gegevens over de bodemgesteldheid, zoals appellant stelt, is geen sprake, laat staan dat deze gegevens afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn gemaakt. De kosten voor het vergaren, controleren en presenteren van deze informatie heeft appellant zelf begroot op € 567,92. Hoewel uit de richtlijn en de wet niet duidelijk wordt wat precies substantieel is en wat niet, is het naar het oordeel van het hof evident dat een investering waarvoor een bedrag in deze orde van grootte in rekening wordt gebracht, niet als substantieel kan worden aangemerkt. De stelling van appellant dat niet alleen naar deze kosten moet worden gekeken maar ook naar het verdere gebruik van de databank, acht het hof onbegrijpelijk, nu niet tevens wordt gesteld dat en welke verdere investeringen daarmee gemoeid gaan. Op grond van dit alles concludeert het hof dat geen sprake is van een beschermde databank in de zin van de Databankenwet.”

Onrechtmatige daad: “11. Naar het oordeel van het hof heeft appellant de meest subsidiaire grondslag, zoals naar voren gebracht in de toelichting op grief III, niet of nauwelijks feitelijk onderbouwd. Dit lag wel op haar weg. Anders dan appellant ingang tracht te doen vinden, levert namelijk het enkele feit dat DVJ in haar rapportage passages heeft overgenomen uit de offertes van appellant, die blijkens het vorenstaande niet voldoen aan de materiële voorwaarden voor bescherming krachtens de Auteurswet of de Databankenwet, niet zonder meer een schending op van een volgens ongeschreven recht door DVJ jegens appellant in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm. Blijkens de rechtspraak (zie o.a HR 27 juni 1986, NJ 1987/191, HR 20 november 1987, NJ 1988/311, HR 23 oktober 1987, NJ 1988/310, HR 23 mei 2003, NJ 2003/494) moet hier terughoudendheid worden betracht. Onrechtmatigheid kan in beginsel slechts worden aangenomen indien wordt geprofiteerd van een prestatie die van dien aard is dat die op één lijn valt te stellen met prestaties die wel (door middel van een absoluut recht van intellectueel eigendom) zijn beschermd, of in geval van andere bijkomende omstandigheden. Gesteld noch gebleken is dat deze uitzonderingen zich hier voordoen.”

Lees het arrest hier.

IEF 7325

De dagbladuitgevers klagen

Kamerstukken II 2008/09, 31777, nr. 1. Persbeleid; Brief minister Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 

"De dagbladuitgevers klagen erover dat anderen op de loop gaan met hun content: dat geldt zowel voor knipselkranten als voor nieuwsaanbieders op het internet. Zodra journalistieke informatie op het internet verschijnt, lijkt het alsof deze informatie door een ieder vrij te gebruiken is. Het klassieke auteursrecht, ontworpen in de analoge wereld, lijkt hier tekort te schieten. Zij pleiten daarom voor een betere bescherming van het auteursrecht en databankenrecht op internet."

Lees de brief hier

IEF 7269

Feitelijk belang

Howards HomeRechtbank ’s-Gravenhage,  5 november 2008, HA ZA 08-2892, AD Nieuwsmedia B.V. tegen Uitgeversmaatschappij De Telegraaf B.V. c.s en tegen Knowledge Exchange B.V. .

Vonnis in voegingsincident. Knipseldienst HowardsHome heeft feitelijk belang bij voeging in geschil over gebruik nieuwsberichten. Bevel tot pleidooi tevens comparitie van partijen.

Het AD vordert in de hoofdzaak, kort gezegd, een verklaring voor recht dat De Telegraaf inbreuk maakt op haar auteurs- en databankrechten door het weergeven op haar website regioselect.nl en in haar elektronische nieuwsbrief van (een gedeelte van) regionale en lokale nieuwsberichten in de vorm van (rechtstreekse) deeplinks naar het betreffende nieuwsberichten op de website met domeinnaam ad.nl.

In dit incident vordert knipseldient HowardsHome voeging aan de zijde van de Telegraaf. Zij stelt belang te hebben bij afwijzing van de vorderingen van AD, omdat zij een bedrijf is dat in opdracht van derden, waaronder De Telegraaf, relevante nieuwsberichten die in online media zijn verschenen met een geavanceerde zoekmachine zoekt en opdrachtgevers verwijzingen naar deze berichten aanbiedt en omdat (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen grote consequenties kan hebben voor haar aansprakelijkheid en bedrijfsvoering. De vordering wordt toegewezen.

“4.1. Een derde kan voeging in de zin van artikel 217 Rv vorderen, indien hij feitelijk belang heeft bij de voeging in verband met de juridische of feitelijke gevolgen die hij mogelijk van het vonnis in de procedure tussen partijen zal ondervinden. Gelet op haar werkzaamheden heeft HowardsHome belang om zich te voegen aan de zijde van De Telegraaf. De rechtbank merkt op dat wet geen aanknopingspunten biedt om aan de toewijzing van de vordering tot voeging nadere voorwaarden te verbinden, zoals een hoofdelijke veroordeling in de proceskosten die samenhangen met de voeging van HowardsHome. Evenzo biedt de wet geen aanknopingspunten voor een gedeeltelijke voeging des dat deze wordt toegestaan wat betreft de hoofdzaak en wordt geweigerd wat betreft de tevens gevorderde voorlopige voorziening. De incidentele vordering tot voeging zal onverkort en zonder nadere voorwaarden worden toegewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7247

Boedelscheiding

Quote 500 2008Vzr Rechtbank ´s-Gravenhage, 7 november 2008, Hachette Filipacchi Media Netherlands B.V.  tegen Mediamaatjes B.V. 

Databankenrecht. Haagse ex parte in affaire tussen het tijdschrift Quote en voormalig hoofdredacteur Jort Kelder. Kelder plaatst de nieuwe Quote 500-lijst op eigen site en pleegt daarmee inbreuk op de databankrechten van Quote. Quote is databank. Kelder had ook andere vorm kunnen kiezen. Dwangsom van € 50.000 per dag

“De voorzieningenrechter van deze rechtbank is bevoegd omdat de gestelde inbreuk op het databankrecht mede in het arrondissement 's-Gravenhage plaats vindt. Het verzoek zal worden toegewezen op grondslag van het databankrecht op de wijze als hieronder verwoord.

De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat de zaak spoedeisend is omdat direct na beschikbaarstelling van de databank aan het publiek de belangrijkste mogelijkheden voor verdere exploitatie beschikbaar zijn. De Quote als zodanig is aan te merken als een databank. Gerekwestreerde kan ook een journalistieke prestatie neerzetten zonder de Quote 500 integraal of voor een belangrijk deel op zijn website te plaatsen.

De beslissing beveelt gerekwestreerde om onmiddellijk na betekening van deze beschikking, de in het lichaam van het verzoekschrift omschreven inbreuken op databankrechten van Hachette, met name door plaatsing van de Quote 500 op haar website, met name onder de domeinnaam 925.nl, te staken en gestaakt te houden; veroordeelt Gerekwestreerde betaling aan Hachette van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij in strijd handelt.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7246

Ex Parte Quote 500

Ex parte databankrecht in Quote 500 affairette: "Afgelopen donderdagmorgen publiceerde de mede door oud Quote-hoofdredacteur Jort Kelder opgerichte website 925 onze volledige lijst, editie 2008, ineens online. Om er vervolgens triomfantelijk bij te melden dat er niets meer van zou kloppen: kredietcrisis, u kent het wel. En daar kun je als 'oude media' niet snel op reageren. Het staat een ieder -uiteraard- vrij om veel te denken over onze rijkenlijst, maar eventjes alle namen en bedragen publiceren met een druk op het toetsensbord, gaat wel erg ver.

Vonden wij althans, maar vond gelukkig ook de Haagse voorzieningsrechter, die vanmiddag al in een beschikking recht sprak: '925 dient onmiddellijk deze inbreuk op het databankrecht van Quote te staken op straffe van een dwangsom van €50.000 per dag.' Veel geld, vindt ook 925's medefinancier Ronald van der Laar: 'Dat is veel geld. Wij wilden vandaag al wel wat aanpassen, maar dit is andere koek.'

Update: 925 heeft inmiddels grotendeels bakzeil gehaald. Van hun iets te stoer ingestoken stukje over de oude media is inmiddels weinig meer over. Ook zijn alle actuele Quote 500-cijfers offline gehaald. Wat resteert is hun flinterdunne berekening op basis van onze cijfers. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Lees de beschikking van de Rechtbank Den Haag hier. Bericht op website Quote hier.

IEF 7211

Postcodes

Arnoud Engelfried bericht over het 6pp-postcodproject: “ edereen heeft een postcode, maar als je ieders postcode wilt weten, zul je bij Postcode.nl een licentie moeten nemen. 6pp vroeg zich af, een vrije postcode database moet toch op te bouwen zijn?
 
(…) In een bezwaarprocedure over publicatie van het wegenbestand (NWB) erkende de Staat dat TNT Post een databankrecht heeft op het postcodebestand. Op die grond mochten postcodes niet zomaar in het NWB verwerkt worden. Nu is zo’n beslissing geen jurisprudentie, laat staan bindend recht, maar toch. De hele site Postcode.nl leegtrekken zou ik dus niet adviseren, want als er een databankrecht zit op dat bestand, dan is dat leegtrekken een inbreukmakende handeling.”

Lees hier meer.

IEF 7154

Het vocabulaire van de klassieker

1000 Gedichte, die jeder haben muss (Directmedia)HvJ EG, 9 oktober 2008, zaak C-304/07, Directmedia Publishing GmbH tegen Albert-Ludwigs-Universität Freiburg. Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof.

Databankenrecht. Ruime uitlegging begrip ‚opvraging’ van inhoud van databank. Niet enkel de mechanische reproductie van de inhoud van een databank of van een deel ervan via een klassiek ‘copy/paste’-procedé, zonder enige bewerking van deze inhoud, valt onder het begrip opvraging.

Professor U. Knoop heeft in het kader van het project 'Vocabulaire van de klassieker' een lijst van 1100 titels van gedichten tussen 1730 en 1900 opgesteld. Directmedia verhandelt een cd-rom '1000 Gedichte, die jeder haben muss'. Bij de selectie van de gedichten heeft Directmedia de lijst van Knoop als gids gebruikt. Volgens Knoop en de universiteit van Freiburg schendt Directmedia door de productie en de distributie van haar cd-rom het auteursrecht van Knoop als auteur van een compilatie en de naburige rechten van de universiteit van Freiburg als fabrikant van een databank. Volgens Directmedia is er eerder sprake van gebruik van de lijst als leidraad voor eigen, kritisch doordachte, selectie.

In de procedure ontstaat een meningsverschil over het begrip ‘opvraging’ in de databankrichtlijn. Het Bundesgerichtshof stelt vervolgens de volgende prejudiciële vraag:

„Kan de overname van gegevens uit een op grond van artikel 7, lid 1, van [richtlijn 96/9] beschermde databank in een andere databank ook een opvraging in de zin van artikel 7, lid 2, sub a, van de richtlijn zijn wanneer daarbij de databank eerst wordt geraadpleegd en de gegevens een voor een worden geëvalueerd, of is voor een opvraging in de zin van deze bepaling vereist dat een databestand (fysiek) wordt gekopieerd?”

Het Hof van Justitie concludeert dat het begrip ‘opvraging’ruim moet worden uitgelegd. Het verwijst naar iedere toe-eigening, niet alleen een fysieke kopie, van de gehele inhoud van een databank of een deel daarvan, zonder dat daarvoor toestemming is verleend.

De inhoud van het begrip hangt niet af van de aard en de vorm van de ingezette middelen. Het bepalende criterium  is of er al dan niet sprake is van het „overbrengen” van de gehele inhoud van de betrokken databank of een deel ervan op een andere drager van dezelfde of een andere aard dan de drager van deze databank. Een dergelijke overbrenging, de vorm waarvan van geen belang is, ook letterlijk overschrijven valt onder het begrip, veronderstelt dat de gehele inhoud van een databank of een deel ervan is terug te vinden op een andere drager dan die van de oorspronkelijke databank. Een andere rangschikking van de betrokken elementen of een nadere aanvulling doen daar niet aan af.

Het Hof verklaart concluderend voor recht dat:

“De overname van gegevens uit een beschermde databank in een andere databank na raadpleging van de eerste databank op scherm en individuele beoordeling van de hierin vervatte gegevens kan een „opvraging” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken vormen voor zover deze verrichting neerkomt op de overbrenging van een – vanuit kwalitatief of kwantitatief opzicht – substantieel deel van de inhoud van de beschermde databank of met overbrengingen van niet-substantiële delen die door hun repetitief en systematisch karakter hebben geleid tot de reconstructie van een substantieel deel van deze inhoud, wat door de verwijzende rechter dient te worden beoordeeld.”

Lees het arrest hier

IEF 6570

Klassikerwortschatz

sharpston.bmpConclusie AG Sharpston 10 juli 2008, zaak C-304/07. Directmedia Publishing tegen Albrechts-Ludwigs-Universität Freiburg

Rechtsbescherming databanken. Begrip 'opvraging' in artikel 7 lid 2 suba van Richtlijn 96/9/EG.

Knoop heeft in het kader van het project 'Vocabulaire van de klassieker' een lijst van 1100 titels van gedichten tussen 1730 en 1900 opgesteld. Directmedia verhandelt een cd-rom '1000 Gedichte, die jeder haben muss'. Bij de selectie van de gedichten heeft Directmedia de lijst van Knoop als gids gebruikt. Volgens Knoop en de universiteit van Freiburg schendt Directmedia door de productie en de distributie van haar cd-rom het auteursrecht van Knoop als auteur van een compilatie en de naburige rechten van de universiteit van Freiburg als fabrikant van een databank.

Het gevorderde verbod wordt door het Landgericht toegewezen, het hoger beroep wordt afgewezen. Het Bundesgerichtshof heeft bij een eerste arrest het beroep tegen de toewijzing van de vordering van Knoop afgewezen. Het heeft vervolgens het beroep tegen de toewijzing van de vordering van de universiteit van Freiburg beoordeeld en heeft de volgende prejudiciële vraag aan het Hof voorgelegd:

"Kan het overbrengen van gegevens uit een op grond van artikel 7 lid 1 van de richtlijn beschermde databank in een andere databank ook een opvraging in de zin van artikel 7 lid 2 sub a van de richtlijn zijn wanneer daarbij de databank eerst wordt geraadpleegd en de gegevens een voor een worden geëvalueerd, of is voor een opvraging in de zin van deze bepaling vereist dat een databestand (fysiek) wordt gekopieerd?"

Sharpston: "Mijns inziens beperkt de verwijzende rechter daarmee op twee manieren het begrip "opvraging". Ten eerste introduceert hij een kwalitatief criterium, namelijk de intellectuele inspanning die wordt geleverd door de persoon die de informatie uit de databank kopieert, en meent hij dat er geen sprake is van opvraging wanneer niet aan dat criterium is voldaan. Ten tweede koppelt hij het begrip "opvraging" aan een bijzondere (beperkte) definitie van wat wordt bedoeld met "kopiëren" van gegevens uit een databank. Geen van beide beperkingen overtuigt."

"Ik concludeer derhalve dat voor een "opvraging" in de zin van artikel 7 lid 2 sub a van de richtlijn niet is vereist dat gegevens (fysiek) worden gekopieerd. Om een "opvraging" in de zin van artikel 7 lid 2 sub a van de richtlijn te vormen, is het irrelevant of bij de overbrenging van gegevens uit een op grond van artikel 7 lid 1 van de richtlijn beschermde databank en de opneming ervan in een andere databank de gegevens, na raadpleging van de databank, een voor een worden geëvalueerd."

Lees de conclusie hier.

 

IEF 6426

Opvraging

shrp.bmpHvJ EG, 10 juli 2008, C-304/07, Conclusie A-G Shapston in de zaak Directmedia Publishing GmbH tegen Albrechts-Ludwigs-Universität Freiburg

Rechtsbescherming van databanken. Begrip „opvraging” in artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9/EG.

“60,Om de bovenstaande redenen geef ik het Hof in overweging, de door het Bundesgerichtshof gestelde prejudiciële vraag als volgt te beantwoorden:

 

– Voor een „opvraging” in de zin van artikel 7, lid 2, sub a, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken is niet vereist dat gegevens (fysiek) worden gekopieerd;

–  Om een „opvraging” in de zin van artikel 7, lid 2, sub a, van de richtlijn te vormen, is het irrelevant of bij de overbrenging van gegevens uit een op grond van artikel 7, lid 1, van de richtlijn beschermde databank en de opneming ervan in een andere databank de gegevens, na raadpleging van de databank, een voor een worden geëvalueerd.

Lees de conclusie hier.

IEF 6342

Vers uit Arnhem

vntnl.gifGerechtshof Arnhem, 24 juni 2008, zaaknr. 200.002.754, Openbareverkopen.nl B.V. tegen Internetnotarissen B.V. (met dank aan Mark Jansen, Dirkzwager).

Databankenrecht. Geschriftenbescherming. Auteursrecht. Hof vernietigt  kort- gedingvonnis Rechtbank Almelo in databankenzaak (zie IEF 5599). Objectbeschrijvingen op veilingsite en veilingvoorwaarden komen wel in aanmerking voor bescherming op grond van de Databankenwet.

“5.16 Internetnotarissen heeft onbetwist gesteld dat zij per maand 150 veilingadvertenties aan haar website toevoegt. Gelet op de omvang van de hiervoor in rechtsoverweging 5.15 vermelde overname door Openbareverkopen van de veilingadvertenties van Internetnotarissen, in verhouding tot de door Internetnotarissen per maand op haar website geplaatste veilingadvertenties en mede gelet op de eerder vermelde omvangrijke investeringen die Internetnotarissen zowel in technisch, financieel en menselijk opzicht met betrekking tot haar databank heeft gepleegd, is het hof van oordeel dat Openbareverkopen zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht een substantieel deel van de databank van Internetnotarissen heeft opgevraagd dan wel heeft hergebruikt. Daarbij is van belang dat, gelet op de door de Notarissen te betalen - geringe - bijdrage voor het gebruik van de website, de door Internetnotarissen gepleegde investeringen pas geruime tijd na de exploitatie van de databank kunnen worden terugverdiend. Openbareverkopen daarentegen heeft met haar handelwijze in korte tijd en op eenvoudige wijze geprofiteerd van de commerciële waarde van de databank van Internetnotarissen waardoor zij schade heeft toegebracht aan de door Internetnotarissen verrichte investeringen.

5.17 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen heeft Internetnotarissen zich dan ook terecht beroepen op de in artikel 2 lid 1 sub a Dw bedoelde bescherming. “

Lees het arrest hier.